Bijlagen bij SEC(2006)1493 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem nrs. 9-10/2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de werkelijke begrotingsuitvoering in de periode van 16 oktober 2005 tot en met 31 augustus 2006 en worden die uitgaven vergeleken met het uitgavenprofiel (indicator) dat is bepaald op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline[1].

2. OPMERKINGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 2006

Hier volgt een beknopte toelichting bij de belangrijkste verschillen tussen het werkelijke en het door de indicator aangegeven uitvoeringsniveau voor onderdelen van de begroting 2006 (NB: tussen haakjes is het bedrag van de overbesteding (+) of onderbesteding (–) ten opzichte van de indicator vermeld).

2.1. Monetaire factoren

Koers van de euro ten opzichte van de dollar

De uitgaven in de genoemde periode zijn inclusief de gevolgen van schommelingen van de koers van de euro ten opzichte van de dollar. Bij een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, vooral die voor granen en suiker, en bij sommige vormen van interne steun zoals de steun voor katoen wordt de hoogte van de uitgaven mede bepaald door de koers van de euro ten opzichte van de dollar.

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 was de door de begrotingsautoriteit vastgestelde begroting opgesteld op basis van de gemiddelde koers in de periode juli–september 2005, die 1 EUR= 1,22 $ bedroeg. Op te merken valt dat de gemiddelde koers in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006 op ongeveer 1 EUR= 1,22 $ kwam en dus even hoog was als de voor de opstelling van de begroting 2006 gebruikte koers.

2.2. Subrubriek 1a – GLB-uitgaven (plattelandsontwikkeling uitgezonderd)

2.2.1. Interventies op de landbouwmarkten (– 399,1 miljoen EUR)

De Commissie wijst erop dat volgens de ramingen van de lidstaten deze voor de periode tot en met 31 augustus 2006 geconstateerde onderbesteding in de daaropvolgende periode zal afnemen tot ongeveer - 363,0 miljoen EUR aan het einde van het begrotingsjaar. Zelf verwacht zij op basis van haar geactualiseerde ramingen van de behoeften aan begrotingsmiddelen dat deze onderbesteding aan het einde van het begrotingsjaar slechts ongeveer – 250,0 miljoen EUR zal bedragen en dus kleiner zal zijn dan het door de lidstaten geraamde niveau.

2.2.2. Groenten en fruit (– 162,1 miljoen EUR)

De oorzaken van het bestedingspatroon voor deze sector blijven dezelfde als die welke zijn uiteengezet in alarmsysteemverslag nrs. 5–6/2006.

2.2.3. Restituties voor niet in bijlage I genoemde producten (– 123,7 miljoen EUR), vezelgewassen (– 33,1 miljoen EUR), varkensvlees, eieren, pluimvee, producten van de bijenteelt en andere dierlijke producten (– 54,9 miljoen EUR)

Wat deze artikelen betreft, blijven de oorzaken van het bestedingspatroon dezelfde als die welke zijn uiteengezet in alarmsysteemverslag nr. 7/2006

2.2.4. Suiker (+ 254,5 miljoen EUR), melk en zuivelproducten (– 161,5 miljoen EUR)

Het verwachte bestedingspatroon voor suiker is besproken in alarmsysteemverslag nr. 8/2006.

De Commissie constateert dat voor de zuivelsector momenteel sprake is van een onderbesteding van de kredieten. De Raad heeft echter ingestemd met het voorstel betreffende het tijdstip waarop de betrokken lidstaten de melkheffing zullen betalen. Daarom wordt voor deze sector een overbesteding aan het einde van het begrotingsjaar verwacht die momenteel op 160,0 miljoen EUR wordt geschat. (NB: in alarmsysteemverslag nr. 8/2006 is nadere uitleg over deze verwachte overbesteding aan het einde van het begrotingsjaar gegeven.)

2.2.5. De overige marktmaatregelen

Wat de overige marktmaatregelen betreft, verwacht de Commissie voor de volgende artikelen een onderbesteding: granen, rijst, voedselprogramma's, olijfolie, producten van de wijnbouwsector, afzetbevordering en rundvlees.

2.2.6. Rechtstreekse steun (– 932,1 miljoen EUR)

Volgens de aan de Commissie verstrekte gegevens zou de onderbesteding ten opzichte van de indicator voor dit hoofdstuk als geheel dalen van het voor de periode tot en met 31 augustus 2006 geconstateerde niveau tot – 785,0 miljoen EUR aan het einde van het begrotingsjaar. De Commissie zelf verwacht op basis van haar geactualiseerde ramingen van de behoeften aan begrotingsmiddelen dat de onderbesteding voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ongeveer– 660,0 miljoen EUR zal bedragen.

De onderbesteding is hoofdzakelijk in bepaalde lidstaten geconcentreerd. Deze lidstaten wijzen erop dat heel wat begunstigden administratief beroep hebben ingesteld, vooral tegen de aan hen toegewezen rechten. Ook voeren zij administratieve problemen bij de betaalbaarstelling en de betaling van de steun aan. Ten slotte hebben enkele lidstaten aangegeven dat van degenen die verwachten slechts een gering bedrag aan steun te zullen ontvangen, velen van het recht op die steun hebben afgezien, wat eveneens bijdraagt tot de onderbesteding van de begrotingskredieten.

2.2.7. Audit van de landbouwuitgaven (160,9 miljoen EUR)

De overbesteding als gevolg van de ontwikkelingen op dit gebied zal naar verwachting voortduren tot het einde van het begrotingsjaar. De oorzaken ervan blijven dezelfde als die welke zijn uiteengezet in alarmsysteemverslag nr. 8/2006.

3. CONCLUSIES

Wat subrubriek 1a betreft, hebben de lidstaten in de periode van 16 oktober 2005 tot en met 31 augustus 2006 in totaal 41 144,7 miljoen EUR besteed, wat 95,1% van de beschikbare kredieten is. Voor de genoemde periode betekent dit ten opzichte van de indicator een onderbesteding ten bedrage van ongeveer – 1 191,7 miljoen EUR, die hoofdzakelijk is toe te schrijven aan de rechtstreekse steun. De Commissie volgt de ontwikkeling van de situatie op de voet. De uiteindelijke onderbesteding voor het begrotingsjaar als geheel zal afhangen van de mate waarin de lidstaten erin zullen slagen om de uitvoeringsproblemen bij de rechtstreekse steun vóór het einde van het begrotingsjaar op te lossen.

Wat subrubriek 1b betreft, hebben de lidstaten in de periode van 16 oktober 2005 tot en met 31 augustus 2006 in totaal 4 736,9 miljoen EUR besteed, wat overeenkomt met 61,0% van de beschikbare kredieten. Op dit moment verwacht de Commissie dat de op de begroting 2006 uitgetrokken kredieten voor plattelandsontwikkeling volgens plan zullen worden besteed.

BIJLAGE

[pic]

[1] PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.