Bijlagen bij COM(2012)191 - Beoordeling voortgangsrapportage van Italië aan de Commissie en de Raad aangaande de terugvordering van de extra, nog verschuldigde heffing van melkproducenten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij een brief van het AGEA van 31 oktober 2011 betreffende de termijnbetaling van 2010.

Betaling van de heffing in het kader van de termijnregeling

Van de in totaal nog 23 140 producenten die heffing verschuldigd zijn voor de zeven tijdvakken waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, maar die van een nationale rechtbank opschorting van betaling hebben gekregen in afwachting van een definitieve uitspraak, hebben er 15 433 gekozen voor betaling in het kader van de termijnregeling. Deze keuze houdt in dat alle hangende rechtszaken moesten worden ingetrokken. Voorts heeft het niet voldoen van een jaarlijkse termijn uitsluiting uit de regeling tot gevolg, zodat van de producent betaling van het hele verschuldigde bedrag inclusief rente kan worden geëist.

De 15 433 deelnemende producenten waren in totaal ca. 345 miljoen euro verschuldigd in 2004 vóór de eerste termijnbetaling werd verricht; dit komt neer op ongeveer een vierde van het totale openstaande bedrag aan extra heffing op producentenniveau. Blijkbaar heeft het merendeel van de producenten die slechts een kleine hoeveelheid melk te veel hadden geleverd, gekozen voor deelneming aan de regeling. Daarentegen hebben de producenten die hun individuele quotum in sterkere mate hadden overschreden (ca. 8000 producenten aan wie voor de zeven tijdvakken circa 1 miljard euro aan extra heffing in rekening is gebracht), er de voorkeur aan gegeven niet in de termijnregeling te stappen. Wel hebben de Italiaanse autoriteiten in 2010 een 69-tal nieuwe aanvragen ontvangen van producenten die alsnog in termijnen wensen te betalen; het betreft in totaal circa 1,2 miljoen euro.

De zevende termijn moest door 11 406 producenten uiterlijk op 31 december 2010 worden betaald en daarmee was in totaal 24 331 454,59 euro gemoeid. De door de Italiaanse autoriteiten verrichte verificaties wijzen uit dat 10 802 producenten zich aan die afspraak hebben gehouden en in 2010 in totaal 22 040 163,61 euro hebben betaald. Dit betekent dat van het totale heffingsbedrag dat in het kader van de zevende termijn verschuldigd was, 90,5 % tijdig is betaald door 95 % van de betrokken producenten. Eerder was voor de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde en de zesde termijn respectievelijk 99,6 %, 97,9 %, 99,5 %, 99,7 %, 96,4 % en 96,2 % van het in totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd. In het kader van de eerste zeven termijnen is daarmee in totaal ca. 175 miljoen euro aan heffingen geïnd (ongeveer 98 % van de verschuldigde termijnbetalingen).

Deze percentages duiden beslist op een bereidheid bij de deelnemende producenten om hun verplichtingen na te komen. Dit gezegd zijnde, is de Commissie van mening dat de vervolgactie die wordt ondernomen in de gevallen waarin de betaling niet binnen de gestelde termijn is geregistreerd, een uitstekende indicator is van de mate van inzet bij de autoriteiten om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de regeling correct worden nageleefd en dat de verschuldigde heffingen uiteindelijk volledig worden geïnd.

Voor de zevende termijn zijn voor de resterende 604 producenten geen betalingen geregistreerd; hiermee is een bedrag van 2 291 279,38 euro gemoeid.

Eind 2009 hadden 148 producenten hun zesde termijn nog niet voldaan en daarmee was in totaal 921 417,20 euro gemoeid. Volgens de van de Italiaanse autoriteiten ontvangen informatie hebben de centrale autoriteiten al die gevallen aan de bevoegde regionale autoriteiten gemeld met het oog op invordering van de totale openstaande schuld, met een rentevoet die niet onder de termijnregeling valt.

Van de 148 producenten waarvan oorspronkelijk werd gedacht dat ze niet hadden betaald, bleken later slecht 23 daadwerkelijk niet te hebben betaald. Voor deze producenten is de mogelijkheid tot termijnbetaling ingetrokken en zijn dwanginvorderingsprocedures ingeleid.

Bovendien heeft de Commissie een staatssteunprocedure tegen Italië ingeleid[1] met betrekking tot decreto‑legge nr. 225 van 29 december 2010, met wijzigingen goedgekeurd bij wet nr. 10 van 26 februari 2011, waarbij de termijn voor de betaling van de heffingen voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 (in beginsel 31 december 2010 overeenkomstig de in 2003 bij Beschikking 2003/530/EG van de Raad vastgestelde regeling) wordt verlengd tot en met 30 juni 2011 (zie artikel 2, lid 12 duodecies). Dit uitstel van betaling druist in tegen artikel 1, eerste streepje, van Beschikking 2003/530/EG van de Raad waarin is bepaald dat de terugbetaling in jaarlijkse termijnen moet geschieden, en dient derhalve te worden beschouwd als een nieuwe vorm van onrechtmatige staatssteun in de zin van artikel 108, lid 3, VWEU.

Voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigde heffingen die niet in de termijnbetalingsregeling zijn opgenomen

In het voorgaande is reeds gezegd dat, in verhouding tot het totale bedrag aan heffingen, betrekkelijk weinig gebruik is gemaakt van de termijnbetalingsregeling. Ongeveer drie vierde van het totale bedrag aan openstaande heffingen voor de betrokken periode is niet in de termijnregeling opgenomen. De heffing die niet in de regeling van 2003 is opgenomen, komt (volgens de meest recente beschikbare gegevens uit april 2010) overeen met 767 miljoen euro, en ongeveer 91 % van dit bedrag (ruwweg 701 miljoen euro) wordt momenteel aangevochten bij de Italiaanse rechtbanken.

De Commissie heeft in haar vorige beoordelingsverslagen aan de Raad gesteld dat in de jaarverslagen van Italië specifieke aandacht diende te worden besteed aan de rechtszaken die de betrokken zeven tijdvakken betreffen, en dat nadere gegevens dienden te worden verstrekt over de betaling door producenten die hun rechtszaak hebben verloren. Zonder dergelijke informatie is het voor de Commissie niet mogelijk om een correcte opvolging te verzekeren van de vooruitgang bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen.

Het verslag over de zevende termijnbetaling bevat echter geen informatie over deze rechtszaken.

Niettemin blijkt uit aanvullende gegevens die de Italiaanse autoriteiten in april 2010 op verzoek van de Commissie hebben verstrekt, dat de Italiaanse overheid succes heeft geboekt in rechtszaken die betrekking hadden op ca. 13 miljoen euro. Van dit bedrag is 6,8 miljoen euro daadwerkelijk geïnd; de betaling van een bedrag van ca. 580 miljoen euro wordt nog steeds wordt aangevochten bij de Italiaanse rechtbanken. De Italiaanse autoriteiten hebben in hun schrijven van 2 februari 2011 helaas geen bijgewerkte cijfers met betrekking tot deze rechtszaken opgenomen. In 2009 is, zoals bekend, een systeem ingevoerd op basis waarvan de verschuldigde heffingen worden terugbetaald met een rentevoet die gelijk is aan een referentierentevoet voor de Unie, vermeerderd met een aantal procentpunten: 332 debiteuren (met een gezamenlijke schuld van 90,5 miljoen euro) hebben voor dit systeem gekozen, terwijl 1774 debiteuren (met een gezamenlijke schuld van 535 miljoen euro) er de voorkeur aan gaven geen gebruik te maken van dit systeem.

De Commissie betreurt ten zeerste de trage vooruitgang bij de inning van het deel van het heffingsbedrag dat niet in de termijnbetalingsregeling was opgenomen, alsmede de ontoereikende informatieverstrekking door de Italiaanse autoriteiten. Dat zo traag vooruitgang is geboekt heeft te maken met, enerzijds, de aanslepende rechtsgang en, anderzijds, de lange termijn voor de invordering van de bedragen waarover de juridische betwistingen zijn afgerond (het Italiaanse verslag over de zevende termijn bevat geen gegevens over de invordering, maar uit eerder op verzoek van de Commissie verstrekte informatie blijkt dat tot 2010 slechts 6,8 miljoen euro is ingevorderd na met succes afgeronde rechtszaken). Bovendien wijzen de cijfers betreffende de inning van heffingen die in feite nooit zijn aangevochten en derhalve onmiddellijk invorderbaar zijn, op een tekortkoming in de daadwerkelijke inning (ongeveer 18 miljoen euro van de 66 miljoen euro aan heffingen die nooit zijn aangevochten, was in 2010 nog steeds niet geïnd).

De Commissie blijft het invorderingsproces in Italië van nabij volgen, met name de invordering van heffingen die niet onder de termijnregeling vallen. De diensten van de Commissie hebben hun opmerkingen (inclusief negatieve opmerkingen) meermaals onder de aandacht van de Italiaanse autoriteiten gebracht en hebben verzocht om gedetailleerde informatie over diverse aspecten van de invordering van de melkheffing en de houding van de Italiaanse autoriteiten voor de Italiaanse rechtbanken.

Conclusie

De vooruitgang die de Italiaanse autoriteiten hebben geboekt bij de invordering van de bedragen die waren verschuldigd door de producenten die hebben gekozen voor deelneming aan de in 2003 door de Raad goedgekeurde termijnregeling voor de betaling van de extra heffing voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002, toont volgens de Commissie aan dat die invordering op relatief adequate wijze wordt beheerd. Anderzijds is het de diensten van de Commissie opgevallen dat voor de zevende termijn 90,5 % van het totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald is geregistreerd: vergeleken met de andere termijnen is dit is het laagste percentage (voor de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde en de zesde termijn is respectievelijk 99,6 %, 97,9 %, 99,5 %, 99,7 %, 96,4 % en 96,2 % van het in totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd). Gezien het gebrek aan gegevens over de bedragen die daadwerkelijk zijn geïnd bij de deelnemende producenten die niet aan hun termijnverplichtingen hebben voldaan en daardoor van verdere deelneming zijn uitgesloten, kan de Commissie bovendien helaas niet beoordelen of men bij de inning van de betrokken heffingsbedragen voldoende voortvarend te werk is gegaan en in hoeverre daarbij daadwerkelijk vooruitgang is geboekt. Zoals in eerdere beoordelingsverslagen wijst de Commissie de Italiaanse autoriteiten nogmaals op de absolute noodzaak om in toekomstige verslagen voldoende gedetailleerde gegevens over deze inning te verstrekken.

Wat de heffingsbedragen betreft die niet in de termijnregeling zijn opgenomen en waarover in Italië rechtszaken lopen, heeft de Commissie in haar in 2010 en 2011 bij de Raad ingediende beoordelingsverslag reeds uiting gegeven aan haar ongenoegen over de uiterst trage vooruitgang bij de terugvordering van de melkquotaheffingen, en aan haar standpunt dat de terugvordering van die heffingen aanzienlijk dient te worden verbeterd.

Bij gebrek aan voldoende gedetailleerde informatie van de Italiaanse autoriteiten is het voor de Commissie niet mogelijk om een correcte opvolging te verzekeren van de vooruitgang bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen Uit de beperkte informatie die de Italiaanse autoriteiten in februari 2012 hebben verstrekt, blijkt evenwel dat – enige verbetering niet te na gesproken – geen grote nieuwe ontwikkelingen merkbaar zijn en dat de doeltreffendheid van het EU-recht in dit geval nog lang niet is bereikt, aangezien over een zo lange periode een zo groot bedrag aan heffingen nog steeds niet is betaald. De Commissie rekent erop dat, overeenkomstig haar verzoek in haar vorige beoordelingsverslagen, in de toekomstige jaarverslagen informatie wordt verstrekt over het verloop van de rechtszaken betreffende de perioden 1995/1996 tot en met 2001/2002 en 2003/2004 tot en met 2008/2009 en over de uitvoering van de definitieve uitspraken waarin wordt bevestigd dat de betrokken heffingen wel degelijk verschuldigd zijn.

[1]               SA. 33726.