Bijlagen bij COM(2012)459 - Derde verslag over de ontwikkeling van de spoorwegmarkt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)459 - Derde verslag over de ontwikkeling van de spoorwegmarkt.
document COM(2012)459 NLEN
datum 21 augustus 2012
bijlage 6). Aangezien het takenpakket van die ondernemingen van land tot land verschilt, blijft het moeilijk om een vergelijking te maken. Om dezelfde reden is het moeilijk om precies te berekenen hoeveel arbeidsplaatsen er het jongste decennium in de spoorwegsector verloren zijn gegaan.

28. Het aandeel van de 50+'ers in het totale aantal werknemers in het vervoer over land is in 2010 gestegen tot 31%, ten opzichte van 27% in alle sectoren samen. De sector valt eveneens op door de gemiddelde lage pensioenleeftijd (55 jaar) en het kleine aandeel vrouwen in het personeelsbestand (14%).

b) Producenten van spoorweguitrusting

29. Volgens een onderzoek van de UNIFE[15] (Union des industries ferroviaires européennes) vertegenwoordigde de wereldwijde spoorwegmarkt in 2007 een omzet van 120 miljard euro en zou dat bedrag tegen 2016 stijgen tot 154 miljard euro. De sterkste groei wordt verwacht in de regio Azië en de Stille Oceaan en in de landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten.

30. Voorts wijst de CER (Community of European Railways) op de grootschalige vernieuwing van het rolland materieel voor passagiers in Tsjechië, Slowakije en Slovenië.

c) Kwaliteit van de dienstverlening en tevredenheid van de passagiers

31. Omdat er meestal geen indicatoren beschikbaar zijn, blijft de kwaliteit van het goederenvervoer per spoor in de Europese Unie moeilijk meetbaar. De geleidelijke invoering van toezicht op de prestaties van het goederenvervoer op de verschillende goederencorridors moet evenwel een beeld geven van de stiptheid van deze diensten.

32. Op grond van Verordening (EG) nr. 1371/2007[16] dienen de spoorwegondernemingen die onder de verordening vallen jaarlijks een verslag te publiceren over de kwaliteit van de dienstverlening en met name de stiptheid van de reizigerstreinen.

33. Voorts blijkt uit een door de Commissie uitgevoerde studie (zie bijlage 15) dat de reizigers in het algemeen tevreden zijn over de veiligheid in de trein, de geplande reistijd en het comfort van de rijtuigen. De netheid en het onderhoud van de treinen, de stiptheid en de kwaliteit van de informatie bij vertragingen zijn daarentegen voor verbetering vatbaar. De stiptheid krijgt in een aanzienlijk aantal lidstaten een goede beoordeling maar krijgt een onvoldoende van meer dan 40% van de respondenten in Polen, Duitsland, Zweden, Roemenië en Frankrijk.

34. De passagiers vinden tevens dat bijzondere zorg moet worden besteed aan de netheid en het onderhoud van de installaties in de stations en op parkeerplaatsen. Over de aanschaf van tickets, de informatie en de veiligheid zijn de respondenten in het algemeen tevreden. De tevredenheid over de stations verschilt echter sterk van land tot land: de stations krijgen een zeer goede beoordeling in Spanje en Luxemburg, maar blijven slecht scoren in Polen en Hongarije.

d) Openbaredienstverplichtingen

35. 90% van de markt voor passagiersvervoer per spoor zou onder openbaredienstverplichtingen vallen[17]. In de EU15-landen worden de meeste openbaredienstcontracten gesloten voor een periode van minstens twee tot tien jaar. In de EU12 hadden de meeste contracten in 2005 een looptijd van slechts één jaar, maar neemt het aandeel van langetermijncontracten toe en verbetert het investeringsklimaat.

36. De omvang van de compensaties, uitgedrukt in percentage van het verschil tussen de uitgaven en de ontvangsten uit de verkoop van tickets, bedroeg in 2009 slechts 71% in de EU12, tegenover 94% in de EU15. Door de problemen met de overheidsfinanciën zijn deze cijfers met 4 procentpunten gedaald ten opzichte van 2007 (zie bijlage 11).

e) Veiligheid

37. Volgens een verslag van het Europees Spoorwegbureau (zie bijlage 16) kwamen in de periode 2008-2010, op een totaal van 4120 slachtoffers van spoorwegongevallen, 188 treinpassagiers om het leven. 60% van de dodelijke slachtoffers waren personen die zich op de sporen bevonden op plaatsen waar een toegangsverbod geldt.

38. Het algemene veiligheidsniveau in Europa, uitgedrukt in aantal dodelijke ongevallen per miljard treinkilometer, blijft er sinds 1990 op vooruit gaan, hoewel uit figuur 7 blijkt dat de vooruitgang sinds 2004 trager verloopt.

Figuur 7: Treinbotsingen en ontsporingen met dodelijke slachtoffers per miljard treinkm.

Bron: Veiligheidsrapport 2012 van het Europees Spoorwegbureau

VII.        Spoorweginfrastructuur

a) Lengte van de spoorwegnetten

39. De totale lengte van het spoorwegnet in de EU bedraagt ongeveer 212 000 km en blijft sinds enkele jaren grosso modo gelijk. In landen die met grote budgettaire problemen kampen, worden in eerste instantie overtollige sporen opgeheven in plaats van volledige lijnen te sluiten. Dat gebeurt vooral in Griekenland, Roemenië of Portugal.

40. Het Europese hogesnelheidsnet blijft daarentegen groeien en telde in 2010 6600 km spoorlijnen, een verdubbeling in acht jaar tijd. Spanje telt tegenwoordig het langste hogesnelheidsnet, gevolgd door Frankrijk (zie bijlage 8).

b) Investeringen in infrastructuur

41. Volgens cijfers van het International Transport Forum is het aandeel van de investeringen in infrastructuur voor vervoer over land het afgelopen decennium in West-Europa gelijk gebleven op 0,8% en in de in de landen van Midden-Europa toegenomen tot 2% in 2009. Het aandeel van het spoor in die investeringen verschilt echter sterk van land tot land: in 2009 was het spoor goed voor 65% in Oostenrijk, 55% in het Verenigd Koninkrijk, 52% in Luxemburg, 45% in Zweden en 41% in België. Het gemiddelde voor West-Europa bedroeg 32%. In de landen van Midden- en Oost-Europa is het aandeel van het spoor gedaald van 22% in het jaar 2000 tot 13% in 2009 (zie bijlage 9).

c) Gebruiksvergoedingen en meerjarencontracten

42. De door de infrastructuurbeheerders gevraagde heffingen voor het gebruik van de infrastructuur variëren zeer sterk: voor een goederentrein van 1000 ton varieert de heffing in euro per treinkm van 0,1 euro in Spanje en 0,5 euro in Zweden tot 10,2 euro in Slowakije en 9,8 euro in Ierland (zie bijlage 10). In het algemeen blijken de verschillen echter af te nemen aangezien verschillende EU12-landen, waar de heffingen traditioneel hoger liggen, een daling van de heffingen hebben aangekondigd of doorgevoerd. Voorts kunnen de heffingen op eenzelfde spoornet aanzienlijk verschillen naar gelang van de lijn of het tijdstip.

43. De Commissie is van oordeel dat de meerjarencontracten tussen de spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders garanties bieden op een goede dienstverlening en het vereiste financiële evenwicht. In een vijftiental lidstaten wordt met dergelijke meerjarencontracten gewerkt (zie bijlage 12).

d) De invoering van ERTMS

44. De invoering van ERTMS (European Railway Traffic Management System) is een belangrijke indicator om de vooruitgang op het gebied van interoperabiliteit te beoordelen. Eind 2011 waren in de Unie meer dan 4000 km spoorlijn uitgerust met ERTMS. Dat is een toename van meer dan 20% ten opzichte van 2010. Bovendien wordt het systeem op dit moment geïnstalleerd op meer dan 4000 km lijnen, die voor eind 2013 in dienst zouden moeten zijn.

45. Volgens het op 22 juli 2009 vastgestelde implementatieplan moeten de hoofdassen uiterlijk in 2015 met ERTMS zijn uitgerust. De lidstaten dienen de Commissie tegen eind 2012 een gedetailleerde planning te bezorgen met de aanbestedingsdata en de belangrijkste uitvoeringstermijnen voor de uitrol van ERTMS tegen 2015. De Commissie zal nauwlettend toezien op de naleving van deze verplichting.

VIII.      Conclusies

46. De economische crisis van 2009 heeft een aanzienlijke impact gehad op het goederenvervoer per spoor. Ondanks een sterke heropleving bleven de cijfers voor 2010 in de meeste lidstaten 15% onder die van 2008. In Frankrijk en Italië hield de daling zelfs aan. Op EU-niveau is het marktaandeel van het spoor op dit moment echter vergelijkbaar met het aandeel van vóór de crisis.

47. De crisis had een veel kleinere impact op het passagiersvervoer per spoor. Daardoor bleef het passagiersverkeer in de meeste EU15-landen groeien. De EU12-landen noteren sinds de jaren 1990 een aanhoudende daling en dat was ook in 2010 het geval. In dit verband zien we een opvallend verband tussen de recente ontwikkeling van het verkeer in de verschillende lidstaten en de tevredenheid van de passagiers die bij een door de Commissie georganiseerde opiniepeiling werd genoteerd, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de goede resultaten in het Verenigd Koninkrijk en Litouwen.

48. Door de crisis verloopt de openstelling van de markt voor het goederenvervoer sneller, maar het tempo verschilt van lidstaat tot lidstaat. Anderzijds bezitten traditionele exploitanten via lokale dochterondernemingen tegenwoordig significante marktaandelen in andere Europese landen. In het algemeen heeft de crisis de opkomst van nieuwe spelers op de verschillende nationale markten niet afgeremd. In dit verband moet erop worden gewezen dat de toenemende aanwezigheid van concurrerende exploitanten geen negatieve invloed heeft gehad op het veiligheidsniveau van het spoor.

49. De openstelling van de passagiersmarkt verloopt geleidelijk maar het aantal lidstaten waar meerdere ondernemingen actief zijn, vormt tegenwoordig een meerderheid. In het kader van het markttoezicht werkt de Commissie aan een Eurobarometer over de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer, waarvan de resultaten binnenkort worden bekendgemaakt. De resultaten van die studie worden meegenomen bij de voorbereiding van het geplande wetgevingsvoorstel betreffende de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor.

[1]               Deel V bis van Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 75 van 15.3.2001).

[2]               Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 18 oktober 2007 betreffende het toezicht op de ontwikkeling van de spoorwegmarkt (COM(2007) 609).

[3]               Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 8 december 2010 betreffende het toezicht op de ontwikkeling van de spoorwegmarkt (COM(2009) 676).

[4]               Mededeling van de Commissie betreffende de ontwikkeling van een gemeenschappelijke spoorwegruimte, COM(2010) 474 definitief van 17 september 2010.

[5]               Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en van Richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.

[6]               Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap.

[7]               Richtlijn 2009/131/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 tot wijziging van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap.

[8]               Richtlijn 2011/18/EU van de Commissie van 1 maart 2011 tot wijziging van de bijlagen II, V en VI bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap.

[9]               Richtlijn 2007/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, en van Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur.

[10]             Witboek van 28 maart 2011 "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem" COM(2011) 144 definitief.

[11]             Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer.

[12]             Situation and perspectives of the rail market, maart 2010.

[13]             Er zijn geen spoorwegen op Cyprus en Malta. Bij verwijzingen naar de EU-12- en de EU-27-landen worden deze twee landen buiten beschouwing gelaten.

[14]             Onder "prestaties van het spoorvervoer" wordt verstaan het vervoer per spoor uitgedrukt in ton- of passagierskilometers.

[15]             Worldwide Rail Market Study – Status Quo & Outlook 2016.

[16]             Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer.

[17]             Public service rail transport in the European Union: an overview (november 2011).