Bijlagen bij COM(2013)264 - Gezondere dieren en planten en een veiligere voedselketen - Een gemoderniseerd rechtskader voor een meer concurrerende EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlagen bij de verordening. In de bijlagen zijn ook beginselen en maatregelen opgenomen voor het beheer van fytosanitaire risico 's.

De uitvoer van planten, plantaardige producten en ander materiaal naar derde landen valt eveneens onder de voorgestelde verordening. Voor de uitvoer gelden hetzij de relevante EU-voorschriften, hetzij – als de voorschriften van een derde land zulks toelaten of dat land ermee instemt – de voorschriften van dat derde land. Het voorstel voorziet ook in de invoering van een pre-exportcertificaat wanneer plantaardig materiaal wordt uitgevoerd uit een lidstaat die niet de lidstaat van oorsprong is. Het pre-exportcertificaat moet in de plaats komen van het informele document dat momenteel wordt gebruikt.

Betere preventie bij invoer en versterkte vroegtijdige maatregelen tegen uitbraken

De preventie wordt verbeterd door de Commissie in staat te stellen op basis van een voorafgaande risicobeoordeling voorzorgsmaatregelen te nemen met betrekking tot nieuw, risicovol en uit derde landen ingevoerd plantaardig materiaal gedurende een periode van vier jaar. Deze periode wordt nodig geacht om een volledige risicobeoordeling uit te voeren en over de adequaatheid van permanente maatregelen te beslissen. De voorgestelde verordening bepaalt dat passagiers die inspectieplichtige planten in hun bagage in de EU binnenbrengen, de relevante voorschriften en verboden nu volledig moeten naleven.

De voorgestelde verordening verplicht de lidstaten bovendien op hun grondgebied toezicht uit te oefenen op de aanwezigheid van plaagorganismen in gebieden waar ze tot dusver niet voorkwamen. Als plaagorganismen worden aangetroffen, worden de lidstaten verwacht uitroeiingsmaatregelen te nemen (onder meer de afbakening van een verboden zone bestaande uit een besmette zone omgeven door een bufferzone). Bovendien zijn bijzondere paraatheid en een verhoogd toezicht vereist voor quarantaineorganismen die als prioritaire quarantaineorganismen zijn geïdentificeerd. De verplichtingen inzake toezicht en uitroeiing gelden niet voor kwaliteitsorganismen.

De voorgestelde verordening geeft de Commissie de bevoegdheid uitvoeringshandelingen vast te stellen om quarantaineorganismen die niet op het EU-grondgebied kunnen worden uitgeroeid, in te dammen (te bestrijden).

Versterking en modernisering van de bepalingen inzake de interne markt

Wanneer plantaardig materiaal binnen de EU moet worden verplaatst, voorziet de voorgestelde verordening in het verplichte gebruik van een plantenpaspoort dat officieel bevestigt dat de wetgeving betreffende quarantaine- en kwaliteitsorganismen is nageleefd. Het paspoort, dat in het kader van het voorstel van de Commissie wordt vereenvoudigd en gestandaardiseerd, moet worden afgegeven door de exploitanten onder het toezicht van de bevoegde instanties. De exploitanten moeten de informatie die nodig is om geïnfecteerde zendingen te traceren, opslaan maar het paspoort kan gegevensdragers (streepjescodes, enz.) bevatten in plaats van het partijnummer. Wanneer uit hoofde van het EU-recht inzake teeltmateriaal zowel een plantenpaspoort als een certificeringslabel voor plantaardig materiaal vereist is, kunnen de twee labels nu worden gecombineerd tot één enkel document, waardoor de administratieve lasten voor de exploitanten verminderd worden. Plantenpaspoorten zijn vereist voor alle kweekgoed, maar niet voor de verkoop aan niet-professionele eindgebruikers.

4.3.        De teeltmateriaalverordening

In 2007 hebben de lidstaten de Raad verzocht om de bestaande wetgeving betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal te vereenvoudigen. Na een externe evaluatie[3] in 2007-2008 werd in 2009 een actieplan[4] goedgekeurd. Het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het op de markt aanbieden van teeltmateriaal ("de teeltmateriaalverordening") is gebaseerd op uitgebreide raadplegingen van de lidstaten, de stakeholders en het Communautair Bureau voor plantenrassen (Community Plant Variety Office, CPVO).

4.3.1.     Voornaamste veranderingen

De herziening is vooral ingegeven door het streven naar vereenvoudiging, modernisering, kostenverlaging, meer efficiëntie en flexibiliteit voor de exploitanten, een adequate mate van harmonisering binnen de EU en horizontale coördinatie met andere beleidsdoelstellingen van de EU (vooral milieudoelstellingen).

Vereenvoudiging en modernisering

Om deze doelstellingen te verwezenlijken zijn de twaalf bestaande richtlijnen met betrekking tot specifieke soorten teeltmateriaal (bijvoorbeeld landbouwgewassen, fruitgewassen, siergewassen, groenten en bosbouwkundig teeltmateriaa) vervangen door één verordening. Deze verordening introduceert geharmoniseerde basisregels voor alle soorten teeltmateriaal (bijvoorbeeld om teeltmateriaal te beschermen tegen schadelijke organismen en gebreken) maar handhaaft strengere regels voor belangrijke planten die in heel de EU in de handel worden gebracht (bijvoorbeeld in de lijst opgenomen plantensoorten waarvan de rassen moeten worden onderworpen aan tests om de onderscheidbaarheid, de homogeniteit en de bestendigheid te controleren) en voor certificeringen en inspecties die met het oog op het in de handel brengen van teeltmateriaal worden uitgevoerd. Bovendien is de werkingssfeer van de verordening uitgebreid tot uitvoer en leveranties voor industriële processen.

Flexibiliteit, kostenverlaging en meer efficiëntie

De totale administratieve lasten en kosten zijn aanzienlijk verminderd door de exploitanten en de bevoegde instanties een grote mate van vrijheid te geven bij de registratie en certificering en door het beginsel van kostendekking in te voeren voor de registratie van rassen (en voor de certificering via de verordening betreffende officiële controles). Micro-ondernemingen worden echter vrijgesteld en de vergoedingen voor rassen met een officieel erkende beschrijving en voor de registratie van heterogeen materiaal zouden kunnen worden verlaagd in het belang van de instandhouding van genetische hulpbronnen en de biodiversiteit.

De nieuwe wetgeving zorgt voor meer flexibiliteit bij de registratie van rassen doordat de exploitanten op verzoek de meeste registratietaken voor nieuwe rassen zelf onder officieel toezicht kunnen afhandelen.

De huidige verplichting om de Commissie van rassen in kennis te stellen en deze rassen in de gemeenschappelijke rassenlijsten op te nemen voordat ze in de hele EU in de handel worden gebracht, zal worden afgeschaft om het innovatieproces, d.w.z. de markttoegang voor nieuwe plantenrassen, te versnellen. Het zal volstaan een plantenras in één lidstaat te registreren.

Het CPVO zal een grotere rol spelen bij de registratie van rassen. Het CPVO zal in plaats van de Commissie de EU-databank voor plantenrassen beheren en het zal mogelijk zijn een ras rechtstreeks bij het CPVO te registreren. Om de kwaliteit van het registratieproces te waarborgen zullen de nationale centra voor rassenonderzoek worden geaudit door het CPVO. Het CPVO zal ook de testprotocollen voor nieuwe rassen blijven harmoniseren. Bovendien kunnen nieuwe rassen dankzij het beginsel "één sleutel voor verscheidene deuren" via één enkele procedure voor het handelsverkeer worden geregistreerd en kwekersrechten krijgen.

De certificering van partijen teeltmateriaal vóór ze in de handel worden gebracht, zal ook worden versoepeld. De mogelijkheid dat de exploitant onder het officieel toezicht van een bevoegde nationale instantie voor certificering zorgt, zal worden uitgebreid tot alle in de lijst opgenomen soorten en tot alle categorieën teeltmateriaal die in de handel worden gebracht.

Horizontale coördinatie met andere beleidsdoelstellingen van de EU

Ter bevordering van de biodiversiteit en de instandhouding van plantaardige genetische hulpbronnen op boerderijen zijn de voorschriften voor traditionele en instandhoudingsrassen en ander materiaal (bijvoorbeeld heterogeen en nichemarktmateriaal) aanzienlijk versoepeld. Een ras hoeft niet getest of gecertificeerd te worden. De markttoegang voor dergelijk materiaal zal zo aanzienlijk vergemakkelijkt worden. Traditionele en instandhoudingsrassen kunnen goedkoop op basis van historische gegevens worden geregistreerd met behulp van een door de bevoegde instantie erkende rassenbeschrijving. Bovendien zijn de voorschriften gewijzigd om micro-ondernemingen de mogelijkheid te geven kleine hoeveelheden heterogeen materiaal (bijvoorbeeld populaties) en nichemarktmateriaal in de handel te brengen.

De testprotocollen voor de agrarische duurzaamheidscriteria (bijvoorbeeld voor resistentie tegen ziekten en droogte) zullen bij de rassenregistratie voor het eerst worden geharmoniseerd om de plantenteelt duurzamer te maken. De lidstaten kunnen evenwel het testen van de waarde van nieuwe rassen voor cultivatie en gebruik blijven beheren op basis van hun agro-ecologische omstandigheden.

4.4.        De verordening betreffende officiële controles

Bij het voorstel tot wijziging van het in Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde algemene kader voor officiële controles is rekening gehouden met de resultaten van een aantal evaluaties van de verschillende aspecten van dat kader.

De herzieningsopties zijn uitgebreid besproken met de lidstaten in het kader van de werkgroep inzake de algemene toepassing van Verordening (EG) nr. 882/2004 en tijdens de voorbereidende fasen van twee studies (in 2009 en 2011) over de toepassing van de voorschriften inzake de financiering van officiële controles. De stakeholders werden geraadpleegd in het kader van de Raadgevende Groep voor de voedselketen en de gezondheid van dieren en planten.

4.4.1.     Voornaamste veranderingen

Consolidatie van de geïntegreerde aanpak met sectorspecifieke flexibiliteit

Een belangrijke nieuwigheid is de verruiming van de werkingssfeer van de voorschriften inzake officiële controles: de werkingssfeer wordt verruimd tot relevante fytosanitaire controles en controles van teeltmateriaal en dierlijke bijproducten, waarvoor tot dusver sectorale bepalingen golden die niet volledig consistent waren met Verordening (EG) nr. 882/2004. De huidige gedetailleerde reeks voorschriften die van toepassing is op officiële controles op residuen van diergeneesmiddelen, wordt ingetrokken met het oog op een meer op risico 's gebaseerde, maar nog steeds gezondheidsbeschermende regelgeving op basis van hetzelfde wetgevingskader.

De herziening zal een aanzienlijk effect hebben op het rechtskader inzake officiële controles op producten uit derde landen. Voorzien wordt in een reeks gemeenschappelijke voorschriften voor alle controles die aan de grenzen van de EU moeten worden uitgevoerd op dieren en producten uit derde landen die om gezondheidsredenen bijzondere aandacht vereisen. In dit verband zullen grenscontroleposten de huidige grensinspectieposten (voor dieren en afgeleide producten) vervangen. Bovendien voorziet de herziening in aangewezen punten van binnenkomst (voor diervoeders en levensmiddelen van plantaardige oorsprong) en punten van binnenkomst (voor planten en plantaardige producten). Voor controles bij de grenscontroleposten zal een uniforme reeks voorschriften gelden en er zal een gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (Common Health Entry Document,CHED) worden gebruikt voor de voorafgaande kennisgeving van de aankomst van zendingen en voor het registreren van officiële controles en beslissingen (ter vervanging van de standaarddocumenten die thans in elke sector worden gebruikt)[5]. Hoewel documentencontroles voor alle inspectieplichtige goederen en voor dieren systematisch zullen worden uitgevoerd, zullen dankzij gemeenschappelijke criteria de overeenstemmingscontroles en de fysieke controles niet verder gaan dan wat vereist is wegens het risico van verschillende categorieën producten.

Er wordt voorzien in de mogelijkheid bijkomende voorschriften voor specifieke sectoren vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Meer doeltreffende handhavingsmechanismen

Dankzij een aantal wijzigingen kunnen nationale handhavingsinstanties de toolkit van Verordening (EG) nr. 882/2004 eenvoudiger en doeltreffender gebruiken:

– elke lidstaat wordt voor elke onder het pakket vallende sector verzocht één autoriteit aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de voorbereiding en de samenhang van een meerjarig controleplan en die als contactpunt voor de Commissie en andere lidstaten moet fungeren in verband met officiële controles;

– er wordt voorzien in de elektronische behandeling en verwerking van het CHED voor alle dieren en goederen die aan de grens gecontroleerd moeten worden;

– hoewel bevestigd wordt dat alle officiële laboratoria overeenkomstig ISO-norm 17025 geaccrediteerd moeten worden, wordt – zo nodig – voorzien in overgangsmaatregelen en tijdelijke of permanente afwijkingen.

Het voorstel beoogt ook de regels inzake "administratieve bijstand" bruikbaarder te maken, d.w.z. de mechanismen die nationale controle-instanties in staat stellen bij de grensoverschrijdende handhaving van voorschriften samen te werken wanneer schendingen van de EU-regels niet alleen moeten worden vervolgd in de lidstaat waar de inbreuk is geconstateerd, maar ook in de lidstaat waar de inbreuk is gepleegd. Dankzij een nieuw EU-wijd mechanisme voor de snelle uitwisseling van informatie over ernstige en wijdverspreide inbreuken zullen de lidstaten frauduleuze praktijken doeltreffender kunnen bestrijden.

Financiering van officiële controles

Het is van essentieel belang voldoende middelen voor officiële controles ter beschikking te stellen om te voorkomen dat het EU-systeem van officiële controles doorheen de voedselketen ernstig verstoord raakt en om ervoor te zorgen dat zo efficiënt mogelijk op gezondheidscrises geanticipeerd en gereageerd kan worden.

Het voorstel is gebaseerd op het bestaande systeem van verplichte vergoedingen (kosten die momenteel alleen worden aangerekend aan bepaalde exploitanten en/of voor bepaalde controles). Het voorstel versterkt het beginsel op basis waarvan de bevoegde instanties van bedrijven een vergoeding kunnen krijgen om de kosten te dekken van hun officiële controletaken doorheen de voedselketen en op een aantal aanverwante gebieden (bijvoorbeeld veterinaire en fytosanitaire controles en controles op teeltmateriaal).

Er worden een aantal verbeteringen van de huidige voorschriften voorgesteld om een consistente en gestage stroom van middelen aan de bevoegde instanties te waarborgen en de tekortkomingen van het huidige systeem te verhelpen:

– verplichte vergoedingen worden aangerekend aan alle geregistreerde levensmiddelen- en diervoederbedrijven en aan exploitanten die in de sectoren planten en teeltmateriaal actief zijn, om de kosten van de controles over de hele voedselketen te spreiden;

– dankzij de vergoedingen zullen de bevoegde instanties hun kosten volledig kunnen terugvorderen, zodat hun inkomsten minder afhankelijk van nationale begrotingsmaatregelen zijn en ze minder het risico lopen onvoldoende middelen te krijgen als gevolg van de toewijzing van middelen aan andere prioriteiten;

– door ervoor te zorgen dat de methoden voor de berekening van de vergoedingen en de lijst van kosten volledig transparant zijn en door van de lidstaten te eisen dat ze exploitanten die de voorschriften consistent naleven, belonen (bijvoorbeeld door lagere vergoedingen aan te rekenen), zal het systeem billijker en eerlijker functioneren;

– micro-ondernemingen worden in de regel vrijgesteld van het betalen van vergoedingen.

4.5.        Uitgavenbeheer

De belangrijkste doelstelling van het voorstel van de Commissie inzake uitgavenbeheer bestaat erin de voorgestelde wijzigingen op de relevante beleidsterreinen te begeleiden, aansluiting bij het het meerjarig financieel kader van de EU te vinden en het gebruik van reserves in de landbouwsector onder bepaalde voorwaarden mogelijk te maken (bijvoorbeeld als reactie op crises).

Met betrekking tot de plantgezondheid zullen – ter bescherming tegen het binnenbrengen en de verspreiding van plaagorganismen – programma’s voor onderzoek naar de aanwezigheid van plaagorganismen worden gefinancierd, evenals fytosanitaire steunmaatregelen voor de ultraperifere regio 's van de lidstaten. Dankzij het nieuwe kader zullen ook initiatieven gefinancierd kunnen worden om de wetgeving bij te werken in het licht van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen en ter waarborging van een efficiënte en doeltreffende handhaving van de voorschriften. Vanaf de inwerkingtreding van de plantgezondheidsverordening kan in het kader van noodmaatregelen een beroep worden gedaan op medefinanciering door de Unie ter vergoeding van de verliezen die telers hebben geleden als gevolg van de vernietiging van plantaardig materiaal.

5. Conclusie

Het voorgestelde wetgevingspakket is het resultaat van een omvangrijke herziening van de meest relevante componenten van de EU-wetgeving inzake de productie en het op de markt brengen van levensmiddelen, de veiligheid van de voedsel- en voederketen en de gezondheid van planten en dieren.

Deskundigen uit de lidstaten en alle stakeholders werden bij het herzieningsproces betrokken (sinds 2004 voor de veterinaire wetgeving en gedurende meer dan drie jaar voor de overige beleidsgebieden). De herziening werd uitgevoerd om te beoordelen of de vele voorschriften die de EU in de loop der tijd heeft ontwikkeld om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken – namelijk een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mensen, dieren en planten te waarborgen tijdens de verschillende processen op de weg van boer tot bord (van de primaire productie tot het verbruik en de verwijdering van voedsel) – adequaat zijn. De productiemethoden en -technieken zijn veranderd; de globalisering en de toegenomen onderlinge contacten hebben een effect op de verspreiding van gevaren en risico’s; er zijn nieuwe gevaren en risico’s opgedoken; en de verwachtingen en de kennis van de consument hebben zich tegelijkertijd ontwikkeld.

Deze alomvattende herziening heeft geleid tot de voorgestelde wijzigingen van de wetgeving inzake diergezondheid, plantgezondheid en teeltmateriaal en van de voorschriften inzake officiële controles en andere officiële activiteiten doorheen de voedselketen. Deze wijzigingen beogen een doeltreffender en moderner rechtskader tot stand te brengen, de flexibiliteit en de evenredigheid van de soms meer dan 40 jaar oude voorschriften te verbeteren en – meer in het algemeen – beter tegemoet te komen aan de behoeften van burgers en bedrijven.

[1]               http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/strategy/index_en.htm.

[2]               COM(2008) 545 definitief, http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/strategy/documents_en.htm.

[3]               FCEC (2008), Evaluation of the Community acquis on the marketing of seed and plant propagating material (S&PM). Eindverslag.

[4]               SEC(2009) 1272 definitief.

[5]               D.w.z. het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst op het gebied van veterinaire controles, het gemeenschappelijk document van binnenkomst voor niet-veterinaire controles en het momenteel in de fytosanitaire sector gebruikte fytosanitair certificaat.