Bijlagen bij COM(2013)438 - Assessment van de voortgangsrapportage van Italië over het innen van extra heffingen verschuldigt door producenten van melk betreft de periode 1995/96 tot 2001/02

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij een brief van het AGEA van 5 november 2012; het betreft de termijnbetaling van 2011.

Betaling van de heffing in het kader van de termijnregeling 2003

Van het meegedeelde totaal van 22 893 producenten die nog heffing verschuldigd zijn voor de zeven tijdvakken waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, maar die van een nationale rechtbank opschorting van betaling hebben gekregen in afwachting van een definitieve uitspraak, hebben er 15 431 gekozen voor betaling in het kader van de termijnregeling. Deze keuze houdt in dat alle hangende rechtszaken moesten worden ingetrokken. Voorts heeft het niet voldoen van een jaarlijkse termijn uitsluiting uit de regeling tot gevolg, zodat van de producent betaling van het hele verschuldigde bedrag inclusief rente kan worden geëist.

De 15 431 deelnemende producenten waren in totaal circa 345 miljoen euro verschuldigd in 2004 vóór de eerste termijnbetaling werd verricht; dit komt neer op ongeveer een vierde van het totale openstaande bedrag aan extra heffing op producentenniveau. Blijkbaar heeft het merendeel van de producenten die slechts een kleine hoeveelheid melk te veel hadden geleverd, gekozen voor deelname aan de regeling. Daarentegen hebben de producenten die hun individuele quotum in sterkere mate hadden overschreden (circa 8 000 producenten aan wie voor de zeven tijdvakken circa 1 miljard euro aan extra heffing in rekening is gebracht), er de voorkeur aan gegeven niet in de termijnregeling te stappen. Wel hebben de Italiaanse autoriteiten in 2011 een 53-tal nieuwe aanvragen ontvangen van producenten die alsnog in termijnen wensen te betalen; het betreft in totaal circa 1,2 miljoen euro.

De achtste termijn moest door 11 296 producenten uiterlijk op 31 december 2011 worden betaald en daarmee was in totaal 24 339 082,69 euro gemoeid. De door de Italiaanse autoriteiten verrichte verificaties wijzen uit dat 11 153 producenten zich aan die afspraak hebben gehouden en in 2011 in totaal 23 919 444,43 euro hebben betaald. Dit betekent dat van het totale heffingsbedrag dat in het kader van de achtste termijn verschuldigd was, 98,3 % tijdig is betaald door 98 % van de betrokken producenten. Eerder was voor de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde en de zevende termijn respectievelijk 99,6 %, 97,9 %, 99,5 %, 99,7 %, 96,4 %, 96,2 % en 90,5 % van het in totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd. In het kader van de eerste acht termijnen is daarmee in totaal circa 200 miljoen euro aan heffingen geïnd (ongeveer 98 % van de verschuldigde termijnbetalingen).

Deze percentages duiden beslist op een bereidheid bij de deelnemende producenten om hun verplichtingen na te komen. Dit gezegd zijnde, is de Commissie van mening dat de vervolgactie die wordt ondernomen in de gevallen waarin de betaling niet binnen de gestelde termijn is geregistreerd, een uitstekende indicator is van de mate van inzet bij de autoriteiten om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de regeling correct worden nageleefd en dat de verschuldigde heffingen uiteindelijk volledig worden geïnd.

Voor de achtste termijn zijn voor de overige 143 producenten geen betalingen geregistreerd; hiermee is een bedrag van 419 638,26 euro gemoeid.

Eind 2010 hadden 604 producenten hun zevende termijn nog niet voldaan en daarmee was in totaal 2 291 279,38 euro gemoeid. Volgens de van de Italiaanse autoriteiten ontvangen informatie hebben de centrale autoriteiten al die gevallen aan de bevoegde regionale autoriteiten gemeld met het oog op invordering van de totale openstaande schuld, met een rentevoet die niet onder de termijnregeling valt.

Van de 604 producenten waarvan oorspronkelijk werd gedacht dat ze niet hadden betaald, bleken later slecht 59 daadwerkelijk niet te hebben betaald. Voor deze producenten is de mogelijkheid tot termijnbetaling ingetrokken en zijn dwanginvorderingsprocedures ingeleid.

Bedrijven waarvoor de mogelijkheid van betalingen in termijnen is ingetrokken

Acht jaar na het begin van de termijnbetalingsregeling van 2003 is het recht om in termijnen te betalen voor in totaal 457 bedrijven ingetrokken, voor een totale in termijnen opgedeelde schuld van 17 304 432,75 euro, waarvan 3 928 355,38 euro in termijnen is betaald vóór het recht werd ingetrokken.

Aangezien na de intrekking 1 936 037,85 is ingevorderd, bedraagt de totale uitstaande schuld van de overblijvende 307 bedrijven 11 460 765,30 euro.

Uit de cijfers blijkt dat de ijver die de Italiaanse overheid bij de inning van de heffing aan de dag legt veel te wensen overlaat. Bovendien moesten melkproducenten hun rechtsvorderingen voor de Italiaanse rechtbanken intrekken om aan de termijnbetalingsregeling te mogen deelnemen. De gebrekkige invordering lijkt dan ook geen gevolg te zijn van de eventuele lange duur van de gerechtelijke procedures, maar lijkt veeleer te wijten aan het onvermogen van de Italiaanse overheid om die bedragen doeltreffend in te vorderen.

Is er sprake van staatssteun?

Op 11 januari 2012 besloot de Commissie de formele onderzoeksprocedure in te leiden[1] overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag[2], met betrekking tot de Italiaanse decreto legge nr. 225 van 29 december 2010, met wijzigingen goedgekeurd bij wet nr. 10 van 26 februari 2011, waarbij de termijn voor de betaling van de heffingen voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 (in beginsel 31 december 2010 overeenkomstig de in 2003 bij Beschikking 2003/530/EG van de Raad vastgestelde regeling) wordt verlengd tot en met 30 juni 2011 (zie artikel 2, lid 12 duodecies). Dit uitstel van betaling zou misbruik vormen van de steun die door de Raad is goedgekeurd overeenkomstig artikel 1, eerste streepje, van Beschikking 2003/530/EG van de Raad, waarin is bepaald dat de terugbetaling in jaarlijkse termijnen moet geschieden, en dient derhalve te worden beschouwd als een nieuwe vorm van staatssteun die onrechtmatig is in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999.

Verschuldigde heffingen die niet in de regeling voor betaling in termijnen van 2003 of het systeem van terugbetaling van verschuldigde heffingen van 2009 zijn opgenomen

In het voorgaande is reeds gezegd dat, in verhouding tot het totale bedrag aan heffingen, betrekkelijk weinig gebruik is gemaakt van de termijnbetalingsregeling van 2003 en het systeem van terugbetaling van verschuldigde heffingen van 2009 (op basis waarvan de verschuldigde heffingen worden terugbetaald met een rentevoet die gelijk is aan een referentierentevoet voor de Unie, vermeerderd met een aantal procentpunten). Het totaalbedrag van de in de regelingen van 2003 en 2009 opgenomen heffingen bedraagt 432 miljoen euro, terwijl circa drie vierde van het totale bedrag aan openstaande heffingen voor de periode 1995/96-2008/09 (wat overeenkomt met 1,831 miljard euro) niet in de termijnregelingen is opgenomen. Het grootste deel van de niet in de regelingen van 2003 en 2009 opgenomen heffingen wordt momenteel aangevochten voor het Italiaanse gerecht. Het buiten de termijnregelingen aan heffingen geïnde bedrag bedraagt tot dusver in totaal 205 miljoen euro (van de in totaal verschuldigde 1,831 miljard euro aan heffingen).

De Commissie heeft in haar vorige beoordelingsverslagen aan de Raad gesteld dat in de jaarverslagen van Italië specifieke aandacht diende te worden besteed aan de beschrijving van de lopende rechtszaken die de betrokken zeven tijdvakken betreffen, en dat nadere gegevens dienden te worden verstrekt over de betaling door de producenten van wie de bezwaren tegen betaling zijn verworpen. Zonder dergelijke informatie is het voor de Commissie niet mogelijk om een correcte opvolging te verzekeren van de vooruitgang bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen.

De Commissie heeft met instemming kennisgenomen van de informatie over de huidige algemene situatie betreffende de heffingen in het verslag van de Italiaanse autoriteiten over de achtste termijn.

Uit de door de Italiaanse overheid verstrekte cijfers blijkt echter dat er weinig vooruitgang is geboekt met de inning van de invorderbare heffingen. De bedragen van de heffingen die zijn aangevochten maar door het gerecht zijn bevestigd, of waarvoor rechtszaken lopen maar geen opschortingsbevelen zijn uitgevaardigd, belopen circa 764 miljoen euro. Van deze invorderbare bedragen is circa 81 miljoen euro daadwerkelijk geïnd en het uitstaande bedrag bedraagt 683 miljoen euro. Voor de onder de beschikking van de Raad vallende periode is circa 11 % van de gevorderde en momenteel invorderbare bedragen daadwerkelijk geïnd. Dit percentage is hetzelfde voor de hele periode 1995/96-2008/09.

De Commissie betreurt ten zeerste de trage vooruitgang bij de inning van het deel van het heffingsbedrag dat niet in de termijnbetalingsregeling van 2003 en het systeem van terugbetaling van heffingen van 2009 was opgenomen. Dat zo traag vooruitgang is geboekt heeft te maken met, enerzijds, de aanslepende rechtsgang en, anderzijds, de lange termijn voor de invordering van de bedragen waarover de juridische betwistingen zijn afgerond (van de 372 miljoen euro die het voorwerp van met succes afgeronde rechtszaken uitmaakte, is slechts circa 34 miljoen euro geïnd). Bovendien wijzen de cijfers betreffende de inning van heffingen die in feite nooit zijn aangevochten en derhalve onmiddellijk invorderbaar zijn, op een tekortkoming in de daadwerkelijke inning (voor de melkquotaperiode 1995/96-2001/02 moet ongeveer 25 miljoen euro van de 76 miljoen euro aan heffingen die nooit zijn aangevochten nog worden geïnd; de niet-geïnde heffingen zijn dus al meer dan 10 jaar achterstallig). Aangezien er kennelijk geen schot in de zaak komt, rijst onvermijdelijk de vraag of er sprake is van plichtsverzaking.

De Commissie blijft het invorderingsproces in Italië van nabij volgen, met name de invordering van heffingen die niet onder de termijnregeling vallen. De diensten van de Commissie hebben hun opmerkingen (inclusief negatieve opmerkingen) meermaals onder de aandacht van de Italiaanse autoriteiten gebracht en hebben verzocht om gedetailleerde informatie over diverse aspecten van de invordering van de melkheffing en de houding van de Italiaanse overheid ten aanzien van de zaken die aanhangig zijn voor de Italiaanse rechtbanken.

Conclusie

De vooruitgang die de Italiaanse autoriteiten hebben geboekt bij de invordering van de bedragen die zijn verschuldigd door producenten die hebben gekozen voor deelname aan de in 2003 door de Raad goedgekeurde termijnregeling voor de betaling van de extra heffing over de tijdvakken 1995/96 tot en met 2001/02, toont volgens de Commissie aan dat die invordering op adequate wijze wordt beheerd.

Wat de heffingsbedragen betreft die niet in de termijnregelingen zijn opgenomen en waarover in Italië rechtszaken lopen, heeft de Commissie in haar in 2010, 2011 en 2012 bij de Raad ingediende beoordelingsverslag reeds uiting gegeven aan haar ongenoegen over de uiterst trage vooruitgang bij de terugvordering van de melkquotaheffingen, en aan haar standpunt dat de terugvordering van die heffingen aanzienlijk dient te worden verbeterd.

Uit de door de Italiaanse autoriteiten in hun verslag over de achtste termijn verstrekte informatie blijkt evenwel dat – enige verbetering niet te na gesproken – geen grote nieuwe ontwikkelingen merkbaar zijn bij de inning van de heffingen die niet in de termijnbetalingsregelingen zijn opgenomen, en dat de doeltreffendheid van het EU-recht in dit geval nog lang niet is bereikt, aangezien over een zo lange periode een zo groot bedrag aan heffingen nog steeds niet is betaald.

[1]               PB C 37 van 10.2.2012, blz. 30.

[2]               PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.