Bijlagen bij COM(2013)541 - Financieel eindoverzicht 8ste, 9de en 10de Europese ontwikkelingsfondsen - financieel jaar 2012

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE BIJ DEEL I – HOOFDSTUK 2 (VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN): SITUATIE PER LAND EN PER INSTRUMENT. 97

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN

De jaarrekeningen van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2012 zijn opgesteld volgens de bepalingen van titel VIII van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 125 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds.

Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Ontwikkelingsfondsen en de uitvoering van de begroting geven.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekeningen te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekeningen in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van de Europese Ontwikkelingsfondsen geven.


(w.g.)

Manfred Kraff

Rekenplichtige


UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN

1. ACHTERGROND

De Europese Unie heeft samenwerkings- en ontwikkelingbetrekkingen met een groot aantal ontwikkelingslanden. De belangrijkste doelstelling is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling, waarbij de aandacht specifiek wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de Unie samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de Unie voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:

– de begroting van de Europese Unie

– het Europees Ontwikkelingsfonds

– de Europese Investeringsbank.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de Unie in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO). Het Verdrag van Rome van 1957 voorzag al in de oprichting van dit fonds om technische en financiële bijstand te verlenen, oorspronkelijk aan de Afrikaanse landen die toen nog steeds gekoloniseerd waren en waarmee sommige lidstaten banden uit het verleden hadden.

Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de begroting van de Europese Unie. Het wordt door de lidstaten gefinancierd, is aan eigen financiële regels onderworpen en wordt door een eigen comité geleid. De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd en de Europese Investeringsbank (EIB) beheert de investeringsfaciliteit.

De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2008-2013 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt gewoonlijk voor een periode van ongeveer vijf jaar gesloten. Sinds de sluiting van de eerste partnerschapsovereenkomst in 1964 volgen de EOF-programmeringscycli in het algemeen die van de partnerschapsovereenkomsten. Op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Europese Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Europese Commissie verantwoordelijk is.

De investeringsfaciliteit is opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou. De investeringsfaciliteit wordt beheerd door de Europese Investeringsbank en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit zelfbedruipend en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Europese Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening – de financiële staten van het 8ste, 9de en 10de EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel 2) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF. Het 10e EOF heeft betrekking op de periode 2008-2013. De totale middelen waarover het 10de EOF beschikt, bedragen 22 682 miljoen EUR. Van dit bedrag is 21 966 miljoen EUR bestemd voor de ACS-staten, 286 miljoen EUR voor de LGO en 430 miljoen EUR voor de Commissie als ondersteuningsuitgaven voor de programmering en uitvoering van het EOF[1].

2. HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?

De Europese Raad van 15-16 december 2005 heeft de financiële perspectieven voor de periode 2007-2013 vastgesteld. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van Europese Unie zou worden opgenomen, maar voor de periode 2008-2013 verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.

De begroting van de Europese Unie wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de Europese Unie heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Elk EOF wordt opgericht door middel van een intern akkoord tussen de lidstaten en is gekoppeld aan een algemeen fonds voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.

De EOF-middelen zijn ad-hoc bijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid dat door de Commissie wordt voorgesteld en door de Raad wordt goedgekeurd. Naast het beleid dat op het niveau van de Unie wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de Unie coördineren. Tot 2010 zijn bedragen opgevraagd bij de 15 deelnemende lidstaten. In 2011 zijn de eerste bijdragen voor het 10e EOF waaraan de 27 lidstaten deelnemen, opgevraagd.

Sommige middelen van het 10e EOF zijn weliswaar gereserveerd voor onvoorziene behoeften, maar de meeste zijn geprogrammeerd in indicatieve meerjarige kaders, meestal geografisch maar ook thematisch van aard, die momenteel voor de periode 2008-2013 zijn vastgesteld. Zo heeft de Commissie landenstrategiedocumenten, regionale strategiedocumenten en intra-ACS-strategiedocumenten goedgekeurd. De uitvoering van die documenten wordt jaarlijks gecontroleerd en de strategieën worden tussentijds (afgerond) en op het einde van de looptijd (lopende) geëvalueerd. Naar aanleiding van deze tussentijdse of eindevaluaties kan de Commissie namens de Europese Unie de strategieën en de toewijzing van de middelen herzien in het licht van de huidige behoeften en de prestaties van de betrokken ACS-staten of regio’s.

Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of vrijwillige financiële bijdragen aan het EOF geven.

3. HOE WORDEN DE MIDDELEN VAN HET EOF BEHEERD EN BESTEED?

3.1      Beleidsuitgaven

De beleidsuitgaven van het EOF nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Overeenkomstig het Financieel Reglement maakt de Commissie voor de besteding van de EOF-middelen gebruik van de volgende methoden:

Gedecentraliseerd beheer: in dit geval delegeert de Commissie in mindere of meerdere mate, afhankelijk van de plaatselijke situatie van het desbetreffende begunstigde land, bepaalde taken van de uitvoering van de begroting aan derde landen.

Gecentraliseerd beheer: in dit geval wordt de begroting hetzij rechtstreeks door de diensten van de Commissie uitgevoerd, hetzij indirect wanneer de Commissie taken op het vlak van de uitvoering van de begroting toevertrouwt aan organen naar het recht van de Europese Unie of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen.

Gezamenlijk beheer met internationale organisaties: in het kader van deze methode vertrouwt de Commissie bepaalde taken tot uitvoering van de begroting toe aan een internationale organisatie.

3.2.     De verschillende financiële actoren

De verantwoordelijkheid van de gedelegeerd ordonnateur omvat het hele beheersproces, vanaf de bepaling wat er moet worden gedaan om de vastgestelde beleidsdoelstellingen te realiseren tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair oogpunt, met inbegrip van het ondertekenen van juridische verbintenissen en/of het bewaken van de resultaten, het verrichten van betalingen en, indien nodig, zelfs het terugvorderen van geld.

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie is de lokale verbindingsambtenaar tussen de Commissie en nationale of regionale ACS/LGO-autoriteiten op het terrein. Hij of zij werkt nauw samen met de nationale of regionale ordonnateurs bij het uitstippelen van de implementatiestrategie en het sectoraal beleid, het voorbereiden, bestuderen en evalueren van EOF-programma’s en projecten.

De nationale ordonnateur in het ontvangende land is een hogere ambtenaar die door de regering van elke ACS-staat/LGO is aangesteld. Hij of zij vertegenwoordigt de autoriteiten van zijn/haar land voor alle activiteiten die door het Fonds worden gefinancierd en door de Commissie en de EIB worden beheerd. In de meeste gevallen worden deze functies uitgeoefend door een regeringslid, doorgaans een minister van planning of financiën. De nationale ordonnateur is belast met het uitvoeren van administratieve, technische en financiële taken bij het beheer van de EOF-programma's en –projecten.

De rekenplichtige van de Commissie voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs van de Commissie en hij is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de overeenkomstige jaarrekening op. Bovendien moet de rekenplichtige de rekeningen ondertekenen en verklaren dat zij een getrouw beeld van de financiële positie geven.

3.3      Besteding van de EOF-middelen

Het grootste deel van de financiële middelen die via het EOF aan de ACS-staten en LGO worden toegekend, zijn subsidies. Bij de aanvang van elk EOF stelt de Europese Unie de ACS-staten en de LGO in kennis van de indicatieve toewijzingen die in de looptijd van het fonds aan hen ter beschikking kunnen worden gesteld. Middelen worden toegewezen op basis van de behoeften van het land en prestatiecriteria.

Op nationaal niveau is het landenstrategiedocument (LSD) een document dat door de desbetreffende ACS-staat en de Commissie wordt opgesteld. Het wordt opgesteld na voorafgaand overleg met een groot aantal actoren, waaronder niet-overheidsactoren, lokale overheden en in voorkomend geval ACS-parlementen. Met het landenstrategiedocument wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de samenwerkingsprogramma's versterkt.

Een nationaal indicatief programma (NIP) wordt vervolgens opgesteld op basis van en in overeenstemming met de ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten die in het landenstrategiedocument zijn opgenomen. Het NIP is toegespitst op de sectoren en gebieden die in aanmerking komen voor de steun. In het NIP wordt uiteengezet hoe de doelstellingen die met de steun worden beoogd, kunnen worden verwezenlijkt en is er een tijdschema opgenomen voor de uitvoering. Het LSD en het NIP worden jaarlijks, tussentijds en op het einde van de looptijd van het EOF geëvalueerd. Indien nodig worden tijdens de operationele periode verbeteringen en wijzigingen aangebracht.

3.4.     Verbintenis tot besteding van de EOF-middelen

Er kunnen dus geen EOF-middelen worden besteed tenzij en totdat de Commissie en de beoogde ontvanger van de EOF-middelen een schriftelijke juridische verbintenis hebben gesloten. Een schriftelijke juridische verbintenis kan een (subsidie-, diensten- of andere) overeenkomst zijn die is gesloten met entiteiten die aansprakelijk zijn krachtens het privaatrecht, zoals ngo’s of marktdeelnemers, of kan bestaan uit administratieve en/of financiële regelingen die zijn gesloten door de Commissie met entiteiten die aansprakelijk zijn krachtens het internationaal publiekrecht, zoals staten en hun overheidsorganen of internationale organisaties met rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid.

Voor men een juridische verbintenis met een derde kan aangaan, moet er een begrotingsonderdeel met toereikende middelen zijn waarin toestemming wordt verleend voor de desbetreffende activiteit. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting gereserveerd worden met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem. Doch dit heeft geen invloed op de algemene boekhouding (of het grootboek), aangezien er nog geen kosten zijn gemaakt. Het boekhoudsysteem van het EOF bestaat namelijk uit twee afzonderlijke, maar gekoppelde onderdelen:

(a) de begrotingsboekhouding, die het mogelijk maakt om de uitvoering van de begroting in detail te volgen; en,

(b) de algemene boekhouding, die gebruikt wordt om de balans en de economische resultatenrekening op te stellen.

De begrotingsboekhouding geeft een overzicht van de vastleggingen en betalingen. Zij is gebaseerd op het kasbeginsel, waarbij een post pas in de boekhouding wordt opgenomen op het ogenblik dat het geld is vastgelegd, uitbetaald of ontvangen. Deze boekhoudmethode is typisch voor de openbare sector, die een traditie heeft waarbij de klemtoon ligt op de begroting en de uitvoering daarvan.

In de algemene boekhouding (gebaseerd op het periodetoerekeningsbeginsel) worden alle uitgaven en ontvangsten van het begrotingsjaar (en dus het economische resultaat) weergegeven en wordt de financiële positie van het EOF vastgelegd in de vorm van een balans van de activa en passiva per 31 december van een bepaald jaar.

3.5      Het verrichten van een betaling

Er kan geen enkele betaling worden verricht tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur.

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal tranches gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. De contante middelen of het voorschot moeten worden gebruikt voor het doel waarvoor die middelen tijdens de in de overeenkomst vastgestelde periode zijn verstrekt, ofwel worden terugbetaald–. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering terugbetalen aan het EOF. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende contractuele voorwaarden is voldaan en worden daarom in de balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht. Het bedrag van dit actief wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd wanneer subsidiabele uitgaven worden goedgekeurd (deze uitgaven worden als uitgaven opgenomen in de economische resultatenrekening) of wanneer bedragen worden terugbetaald.

Aan het einde van het jaar dient een raming te worden gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet zijn gedeclareerd. Naar aanleiding van deze afsluitende berekeningen worden de geraamde subsidiabele bedragen als toegerekende lasten geboekt, terwijl de geraamde niet-subsidiabele bedragen overblijven op "subsidiabiliteit te controleren". Deze bedragen worden getoond onder de vlottende passiva, teneinde de activa en de passiva niet te overschatten.

3.6      Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

De subsidiabiliteit van uitgaven die ten laste komen van het EOF wordt gecontroleerd aan de hand van de bewijsstukken die in de toepasselijke regels of in de voorwaarden van de desbetreffende subsidie zijn opgelegd. Teneinde de verhouding tussen de kosten en de baten van controlesystemen te optimaliseren, zijn de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling doorgaans grondiger dan de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om tussentijdse betaling. Bij de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling kunnen dus fouten in de tussentijdse betalingen worden vastgesteld, die worden rechtgezet door de saldobetaling aan te passen. Voorts heeft de Commissie het recht de juistheid van de bewijsstukken te verifiëren door tijdens of na (ex post) de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregel ter plaatse bij de aanvrager controles te verrichten. Wanneer er tijdens de periode van tenuitvoerlegging fouten worden ontdekt, kunnen deze gecorrigeerd worden door een aanpassing van de latere declaraties. Voor achteraf vastgestelde fouten wordt een invorderingsopdracht afgegeven.

4. JAARRAPPORTAGE

4.1      Jaarrekeningen

De rekenplichtige heeft de verantwoordelijkheid om de jaarrekening op te stellen en ervoor te zorgen dat zij een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van de EDF.

De jaarrekening is als volgt opgebouwd:

            Deel I: De door de Europese Commissie beheerde middelen

– Financiële staten van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds

– Verslag over de financiële uitvoering van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds

            Deel II: Door de Europese Investeringsbank beheerde middelen

– Financiële staten van de investeringsfaciliteit

De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn als afzonderlijk deel bij de jaarrekening gevoegd om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF.

Na controle door de Rekenkamer wordt de jaarrekening uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar door de Commissie goedgekeurd en ter kwijting aan de Raad en het Parlement voorgelegd.

4.2      Jaarlijks verslag van de werkzaamheden

De ordonnateur dient een jaarlijks activiteitenverslag op te stellen over de activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. In dit jaarlijkse activiteitenverslag brengt de ordonnateur verslag uit over de beleidsresultaten en verschaft hij redelijke zekerheid dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven, voor het gestelde doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

5. CONTROLE EN KWIJTING

5.1      Controle

De jaarrekening en het beheer van de middelen van het EOF staan onder toezicht van de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor de Raad en het Europees Parlement. De belangrijkste taak van de Rekenkamer is een externe, onafhankelijke controle te verrichten van de jaarrekening van het EOF. In het kader van haar werkzaamheden stelt de Rekenkamer de volgende documenten op:

(1) een jaarverslag, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

(2) een advies, dat gebaseerd is op de door haar uitgevoerde controles en in het jaarverslag weergegeven wordt in de vorm van een verklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekeningen en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

(3) bijzondere verslagen over de resultaten van controles van specifieke punten van beheer.

De Rekenkamer heeft recht op toegang tot alle documenten die zij nodig heeft tijdens haar controle. De Rekenkamer controleert alle terreinen die door het EOF worden bestreken en gaat daarbij tot op het niveau van de wettigheid en de regelmatigheid van afzonderlijke verrichtingen en betalingen. Zij voert ook een controle uit van de jaarrekening zelf, inspecteert de afzonderlijke balans en de economische resultatenrekening, evenals de algemene presentatie van de financiële staten. Zo kan de Rekenkamer niet alleen een oordeel uitspreken over de voorgestelde cijfers, maar ook over het systeem en de ingestelde controles.

5.2      Kwijting

De eindcontrole is de kwijting van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit van het EOF. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor het vorige begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie, alsook op de antwoorden van de Commissie op aanvullende vragen en verzoeken om meer informatie.

De kwijting is het politieke facet van de externe controle van de financiële tenuitvoerlegging. Het is de beslissing waarmee het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad de Commissie "ontslaat" van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van de financiële tenuitvoerlegging van een bepaald begrotingsjaar. De uitkomst van de kwijtingsprocedure is tweeledig: ofwel wordt kwijting verleend, ofwel wordt deze uitgesteld. Wanneer het Parlement kwijting verleent, kan het opmerkingen maken over aangelegenheden die het belangrijk acht, waarbij het vaak maatregelen aanbeveelt en die de Commissie terzake dient te nemen. De Commissie beschrijft de genomen maatregelen in een follow-upverslag en een actieplan, dat zij zowel aan het Parlement als aan de Raad toezendt.

DEEL I – JAARREKENING VAN HET EOF: DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN[2]

1. FINANCIËLE STATEN VAN HET 8E, 9E EN 10E EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS

1.1         8E, 9E EN 10E EOF: GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING, KASSTROOMOVERZICHT EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF           

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.1 || 438 || 380

|| || || ||

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 1 334 || 1 175

|| Vorderingen || 2.3 || 70 || 111

|| Geldmiddelen en kasequivalenten || 2.5 || 690 || 1 224

||   || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 2 532 || 2 891

|| || || ||

|| NIET-VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.6 || (40) || -

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (1 057) || (1 033)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (1 097) || (1 033)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || 1 435 || 1 858

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 29 579 || 26 979

|| Overige reserves || 2.9 || 2 252 || 2 252

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (27 374) || (24 674)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (3 023) || (2 700)

|| NETTOACTIVA || || 1 435 || 1 858

GEAGGREGEERDE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 124 || 99

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || || ||

Beleidsuitgaven || 3.2 || (3 017) || (2 702)

Administratieve uitgaven || 3.3 || (107) || (75)

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || (3 001) || (2 679)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (22) || (20)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (22) || (21)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || (3 023) || (2 700)

GEAGGREGEERD KASSTROOMOVERZICHT VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF        

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (3 023) || (2 700)

|| || ||

BELEIDSACTIVITEITEN || 4.2 || ||

Gewone bijdragen van de lidstaten || || 2 606 || 3 238

Cofinancieringsbijdragen || || 19 || 7

(Terugboeking van) waardeverminderingen op vorderingen || || 4 || 6

|| || ||

(Toename)/afname voorfinancieringen op lange termijn || || (58) || (28)

(Toename)/afname voorfinancieringen op korte termijn || || (159) || (79)

(Toename)/afname vorderingen op korte termijn[3] || || 31 || 14

Toename/(afname) van langlopende verplichtingen || || 40 || -

Toename/(afname) van kortlopende verplichtingen[4] || || 6 || (42)

|| || ||

Nettokasstroom || || (534) || 417

|| || ||

NETTOTOENAME/(-AFNAME) VAN KASMIDDELEN EN DAARMEE GELIJK TE STELLEN MIDDELEN || || (534) || 417

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het begin van het jaar || 2.5 || 1 224 || 808

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het einde van het jaar || 2.5 || 690 || 1 224

GEAGGREGEERD MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF          

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 45 691 || 21 812 || 23 879 || (24 674) || 2 252 || 1 458

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (3 100) || 3 100 || - || - || 3 100

 Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (2 700) || - || (2 700)

 SALDO PER 31 DECEMBER 2011 || 45 691 || 18 712 || 26 979 || (27 374) || 2 252 || 1 858

 Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (2 600) || 2 600 || - || - || 2 600

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (3 023) || - || (3 023)

 SALDO PER 31 DECEMBER 2012 || 45 691 || 16 112 || 29 579 || (30 396) || 2 252 || 1 435

1.2         8e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 8E EOF   

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 38 || 70

|| Vorderingen || 2.3 || 1 || 4

|| Verbindingsrekeningen || 2.4 || 345 || 387

|| || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 384 || 461

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (22) || (29)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (22) || (29)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || 361 || 432

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 12 840 || 12 840

|| Overige reserves || 2.9 || (2 354) || (2 276)

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (10 132) || (10 042)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || 7 || (90)

|| NETTOACTIVA || || 361 || 432

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 8E EOF        

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 58 || 40

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || 3.2 || (49) || (128)

|| || ||

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || 9 || (88)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (2) || (1)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (2) || (2)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || 7 || (90)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 8E EOF

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 12 840 || - || 12 840 || (10 042) || (2 237) || 560

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || - || - || - || - || -

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || (38) || (38)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (90) || - || (90)

SALDO PER 31 DECEMBER 2011 || 12 840 || - || 12 840 || (10 132) || (2 276) || 432

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || - || - || - || - || -

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || (78) || (78)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || 7 || - || 7

SALDO PER 31 december 2012 || 12 840 || - || 12 840 || (10 125) || (2 354) || 361

1.3         9e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 9E EOF

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.1 || 119 || 191

|| || || ||

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 447 || 569

|| Vorderingen || 2.3 || 58 || 87

|| Verbindingsrekeningen || 2.4 || 1 919 || 2 557

|| Geldmiddelen en kasequivalenten || 2.5 || - || 6

||   || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 2 543 || 3 410

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (375) || (315)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (375) || (315)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || 2 168 || 3 096

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 11 699 || 11 699

|| Overige reserves || 2.9 || 4 126 || 4 227

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (12 830) || (11 932)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (827) || (898)

|| NETTOACTIVA || || 2 168 || 3 096

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 9E EOF

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 49 || 49

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || || ||

Beleidsuitgaven || 3.2 || (856) || (924)

Administratieve uitgaven || 3.3 || (1) || (3)

|| || ||

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || (809) || (879)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (18) || (19)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (18) || (19)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || (827) || (898)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 9E EOF

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 11 699 || 660 || 11 039 || (11 932) ||   4 157 || 3 263

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (660) || 660 || - || - || 660

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || 70 || 70

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (898) || - || (898)

SALDO PER 31 DECEMBER 2011 || 11 699 || - || 11 699 || (12 830) || 4 227 || 3 096

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || - || - || - || - || -

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || (100) || (100)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (827) || - || (827)

SALDO PER 31 DECEMBER 2012 || 11 699 || - || 11 699 || (13 657) || 4 126 || 2 168

1.4         10e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 10E EOF

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.1 || 319 || 189

|| || || ||

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 849 || 536

|| Vorderingen || 2.3 || 11 || 20

|| Geldmiddelen en kasequivalenten || 2.5 || 690 || 1 218

||   || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 1 869 || 1 963

|| || || ||

|| NIET-VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.6 || (40) || -

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (660) || (689)

|| Verbindingsrekeningen || 2.4 || (2 264) || (2 944)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (2 963) || (3 633)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || (1 095) || (1 670)

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 5 040 || 2 440

|| Overige reserves || 2.9 || 479 || 301

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (4 411) || (2 699)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (2 203) || (1 712)

|| NETTOACTIVA || || (1 095) || (1 670)

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 10E EOF

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 18 || 10

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || || ||

Beleidsuitgaven || 3.2 || (2 112) || (1 650)

Administratieve uitgaven || 3.3 || (106) || (72)

|| || ||

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || (2 201) || (1 712)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (2) || 0

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (2) || (1)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || (2 203) || (1 712)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 10E EOF

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 21 152 || 21 152 || - || (2 699) || 333 || (2 366)

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (2 440) || 2 440 || - || - || 2 440

Overdrachten van het 8e en 9e EOF || - || - || - || - || (32) || (32)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (1 712) || - || (1 712)

SALDO PER 31 december 2011 || 21 152 || 18 712 || 2 440 || (4 411) || 301 || (1 670)

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (2 600) || 2 600 || - || - || 2 600

Overdrachten van/naar het 8e en 9e EOF || - || - || - || - || 178 || 178

 Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (2 203) || - || (2 203)

SALDO PER 31 DECEMBER 2012 || 21 152 || 16 112 || 5 040 || (6 614) || 479 || (1 095)

1.5         TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET 8e, 9e EN 10e EOF

1. GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.     WETTELIJKE BEPALINGEN EN HET FINANCIEEL REGLEMENT

De financiële staten zijn opgesteld overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 121 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF worden de financiële staten volgens het beginsel van de periodetoerekening opgesteld.

Deze financiële staten werden opgemaakt overeenkomstig boekhoudregels en -methoden voor het EOF, die werden vastgesteld op basis van de internationaal aanvaarde normen voor de openbare sector (IPSAS - International Public Sector Accounting Standards) en waar deze ontbreken, de internationale normen voor de financiële verslaggeving (IFRS - International Financial Reporting Standards), die respectievelijk door de International Public Sector Accounting Standard Board (IPSASB) en de International Accounting Standard Board (IASB) zijn uitgevaardigd. De door de rekenplichtige van het EOF aangenomen boekhoudregels zijn toegepast voor het deel van de middelen van het EOF waarvoor de Europese Commissie belast is met het financieel beheer.

De rekenplichtige van het EOF moet de voorlopige rekening uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar bij de Rekenkamer indienen. Uiterlijk op 15 juni stelt de Rekenkamer de Commissie in kennis van haar opmerkingen over het ontwerp van de rekeningen (artikel 125). Op basis van deze opmerkingen keurt de Commissie de definitieve rekeningen uiterlijk op 31 juli goed en zendt deze aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer toe. De rekeningen worden tegen 15 november in het Publicatieblad bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt voor het deel van de middelen van het EOF waarvoor de Europese Commissie belast is met het financieel beheer.

1.2.     BOEKHOUDBEGINSELEN

Het doel van de financiële staten bestaat erin informatie te verschaffen over de financiële positie, financiële prestaties en kasstromen van een entiteit, die voor een groot aantal gebruikers nuttig is. Voor een organisatie in de openbare sector, zoals het EOF, moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd.

Om een getrouw beeld te geven, moeten de financiële staten niet alleen relevante informatie verschaffen over de aard en de omvang van de activiteiten van een organisatie, verklaren hoe die organisatie wordt gefinancierd en sluitende informatie over de verrichtingen ervan verstrekken, maar dit alles ook op een duidelijke en begrijpelijke manier doen die vergelijking met andere begrotingsjaren mogelijk maakt. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De boekhouding van het EOF bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Aan de hand van de begrotingsboekhouding kan de uitvoering van de begroting nauwkeurig worden gevolgd. De begrotingsboekhouding is gebaseerd op het kasbeginsel. Op basis van de algemene boekhouding kunnen de financiële staten worden opgemaakt, aangezien in de boekhouding alle uitgaven en ontvangsten voor het begrotingsjaar worden geboekt op basis van de boekhoudregels op transactiebasis, teneinde in de vorm van een balans per 31 december de financiële positie vast te stellen.

Artikel 120 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF vermeldt de boekhoudbeginselen aan de hand waarvan de financiële staten moeten worden opgemaakt:

– continuïteit van de activiteiten;

– voorzichtigheid;

– bestendigheid van de boekhoudmethoden;

– vergelijkbaarheid van de informatie;

– relatief belang;

– niet-compensatie;

– voorrang van werkelijkheid boven schijn;

– periodetoerekening per begrotingsjaar.

1.3.     OPSTELLINGSGRONDSLAG

1.3.1.  Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van het EOF is.

1.3.2.  Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro tegen de wisselkoersen die golden op de data van de onderliggende verrichting. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de economische resultatenrekening opgenomen.

De omzetting in euro van de in vreemde valuta luidende saldi van monetaire activa en passiva aan het einde van het boekjaar vindt plaats tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:   

Munteenheid || 31.12.2012 || 31.12.2011 || Munteenheid || 31.12.2012 || 31.12.2011

XOF || 655.957 || 655.957 || KES || 113.460 || 109.362

XAF || 655.957 || 655.957 || BIF || 2037.95 || 1780.23

NGN || 206.074 || 204.185 || SLL || 5709.56 || 5663.54

PGK || 2.76702 || 2.81057 || TZS || 2077.48 || 2058.31

HTG || 56.2987 || 53.2461 || UGX || 3508.51 || 3181.89

GNF || 9250.40 || 9155.86 || MGA || 2981.70 || 2870.88

MWK || 439.917 || 213.286 || SZL || 11.1727 || 10.4830

1.3.3.  Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend bedragen voor voorzieningen, waardeverminderingsverliezen op vorderingen en toegerekende lasten. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.

1.4.     BALANS

1.4.1   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan het EOF terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard of bedragen worden teruggestort.

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: terugbetaalde bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld en waardeverminderingen.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer zij verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt.

1.4.2   Vorderingen

Vorderingen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op vorderingen geboekt wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het volledige verschuldigde bedrag niet volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de vordering geïnd kan worden. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag, zijnde de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, verdisconteerd tegen de marktrente die aan vergelijkbare leningnemers in rekening wordt gebracht. Daarnaast wordt een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Deze algemene waardevermindering is gebaseerd op historische verliescijfers. De waardevermindering wordt opgenomen in de economische resultatenrekening.

1.4.3   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito’s, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.4.4   Schulden

Een aanzienlijk bedrag van de schulden van het EOF heeft geen betrekking op de aanschaf van goederen of diensten.– Het gaat daarentegen om onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere financiering. Zij worden als te betalen posten voor het gevraagde bedrag geregistreerd wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen en, na verificatie, door de bevoegde financiële functionarissen subsidiabel wordt bevonden. In dit stadium worden zij gewaardeerd tegen het subsidiabel bevonden bedrag.

Schulden die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en aanvaard.

1.4.5   Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer het EOF een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden; het is zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag kan op betrouwbare wijze worden geraamd. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen.

1.4.6   Overlopende posten

Een essentieel aspect in een transactieboekhouding is het waarborgen dat verrichtingen worden toegerekend aan de boekhoudkundige periode waarop zij betrekking hebben. Dit wordt de afsluiting van het boekjaar genoemd. In het bijzonder dient een raming te worden gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet bij het EOF zijn gedeclareerd (toegerekende lasten). Omgekeerd worden sommige uitgaven in de lopende periode geregistreerd hoewel zij betrekking hebben op latere periodes (uitgestelde lasten). Die uitgaven dienen geïdentificeerd te worden en opgenomen in de latere periode(s).

Overeenkomstig de boekhoudregels van het EOF worden verrichtingen en gebeurtenissen in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van de toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven.

Ook baten worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst is verstrekt, de goederen zijn geleverd door het EOF of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen.

Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

1.5.     ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

1.5.1   Ontvangsten

Voor het Europees Ontwikkelingsfonds zijn er geen ontvangsten in de begroting opgenomen. De gewone bijdragen van de lidstaten worden beschouwd als vermogen van het fonds. Ontvangsten omvatten teruggevorderde uitgaven en rentebaten.

Teruggevorderde uitgaven

Indien een eindbegunstigde of een derde land uitgaven moet terugbetalen die eerder door het EOF zijn betaald, worden invorderingsopdrachten en inhoudingen op latere betalingen opgesteld die als volgt wordt geboekt:

– Teruggevorderde uitgaven: de invorderingsopdracht resulteert in een vordering die in de economische resultatenrekening voor dat jaar als een ontvangst wordt geboekt; of,

– Teruggevorderde voorfinancieringen: in dit geval wordt het bedrag in de rubriek voorfinanciering op de balans opgenomen.

Rentebaten

Rentebaten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De rentebaten zijn ontvangen of te ontvangen rente op liquide middelen en opvraagbare deposito's bij commerciële banken en bij laattijdige betaling van schuldvorderingen aan het EOF. De rentebaten worden in aanmerking genomen naarmate zij worden gevormd.

1.5.2   Uitgaven

Handelsuitgaven die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.

Niet-handelsuitgaven maken het merendeel van de uitgaven van het EOF uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, of bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria, van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Verzoeken om betaling of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

Rentelasten

Rentelasten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De rentelasten omvatten betaalde of aangerekende rente en worden in aanmerking genomen naarmate zij worden gevormd.

1.6.     VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.6.1   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

Voorwaardelijke activa worden op elke balansdatum beoordeeld om te garanderen dat ontwikkelingen correct in de financiële staten tot uitdrukking worden gebracht. Indien het virtueel zeker is geworden dat er zich een instroom van economische baten of dienstenpotentieel zal voordoen en de waarde van het activum op betrouwbare wijze kan worden gemeten, worden het activum en de gerelateerde baten opgenomen in de financiële staten van de periode waarin de verandering zich voordoet.

Garanties zijn potentiële activa die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van het voorwerp van de garantie. Garanties kunnen bijgevolg als voorwaardelijke activa worden aangemerkt. Een garantie is afgewikkeld wanneer het voorwerp van de garantie niet langer bestaat. De garantie wordt reëel wanneer de voorwaarden zijn vervuld waaronder de garant om betaling kan worden gevraagd.

1.6.2   Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen onwaarschijnlijk is.

Voorwaardelijke verplichtingen worden op elke balansdatum beoordeeld om te bepalen of een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen, waarschijnlijk is geworden. Indien het waarschijnlijk wordt dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn voor een post die voorheen werd behandeld als een voorwaardelijke verplichting, wordt een voorziening opgenomen in de financiële staten van de verslagperiode waarin de wijziging in de waarschijnlijkheid zich voordoet.

2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

2.1      VOORFINANCIERINGEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EDF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Voorfinanciering || - || 119 || 319 || 438 || 380

TOTAAL || - || 119 || 319 || 438 || 380

Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden deze voorfinancieringen geboekt als activa op lange termijn.

De stijging van de voorfinanciering op lange termijn met 58 miljoen EUR ten opzichte van 31.12.2011 is voornamelijk toe te schrijven aan een stijging van de voorfinanciering op lange termijn met betrekking tot projecten op het vlak van regionale indicatieve programma's (RIP)[5] (97 miljoen EUR), de intra-ACS-projecten (42 miljoen EUR) en NIP[6] subsidies (10 miljoen EUR), gecompenseerd door een afname van de voorfinanciering voor intra-ACS-projecten (73 miljoen EUR) en administratieve uitgaven (29 miljoen EUR).


VLOTTENDE ACTIVA

2.2      VOORFINANCIERINGEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Voorfinanciering (bruto) || 70 || 1 207 || 2 316 || 3 593 || 3 415

Min geraamde verrekening van voorfinanciering || (32) || (760) || (1 468) || (2 259) || (2 240)

TOTAAL || 38 || 447 || 849 || 1 334 || 1 175

De toename van de nettovoorfinanciering op korte termijn met 159 miljoen EUR is grotendeels toe te schrijven aan een stijging van de voorfinanciering voor de steuninstrumenten die betrekking hebben op de subsidies voor de nationaal indicatieve programma's (NIP) (147 miljoen EUR), de projecten op het vlak van regionale indicatieve programma's (RIP) (68 miljoen EUR) en schuldverlichting tussen ACS-staten (39 miljoen EUR). Deze stijging is gedeeltelijk tenietgedaan door een daling van de nettovoorfinanciering met betrekking tot het sectoraal beleid (65 miljoen EUR) en projecten voor sociale sectoren tussen ACS-staten (32 miljoen EUR).

2.2.1 Waarborgen met betrekking tot voorfinanciering

Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Een waarborg heeft twee verschillende waarden die de "nominale" en de "lopende" waarde worden genoemd. Voor de "nominale" waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de "lopende" waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen.

Op 31 december 2012 bedroeg de "nominale waarde" van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering 566 miljoen EUR. De "lopende waarde" van deze waarborgen bedraagt 391 miljoen EUR. Op 31 december 2011 beliepen deze waarden respectievelijk 637 miljoen EUR en 394 miljoen EUR.

2.3      VORDERINGEN

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EDF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Vorderingen op afnemers || 2.3.1 || 1 || 6 || 2 || 10 || 13

Vorderingen op de lidstaten || 2.3.2 || - || - || 3 || 3 || 9

Overlopende posten || 2.3.3 || 0 || 51 || 6 || 57 || 89

TOTAAL || || 1 || 58 || 11 || 70 || 111

2.3.1 Vorderingen op afnemers

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Vorderingen op afnemers || 5 || 19 || 3 || 26 || 27

-Waardevermindering || (3) || (12) || (1) || (16) || (13)

TOTAAL || 1 || 6 || 2 || 10 || 13

Dit zijn invorderingsopdrachten die per 31 december 2012 als nog te innen vastgestelde rechten zijn geboekt en die nog niet in een andere balansrubriek zijn opgenomen. Het eindsaldo van de invorderingsopdrachten komt overeen met de waarde van de aan het einde van het jaar afgegeven, maar nog niet betaalde invorderingsopdrachten.

De mutaties in de openstaande invorderingsopdrachten tijdens de periode worden hierna vermeld.

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Openstaande invorderingsopdrachten bij de aanvang van het jaar || 6 || 19 || 1 || 25 || 18

Opgestelde invorderingsopdrachten || 12 || 64 || 63 || 139 || 130

Afgesloten invorderingsopdrachten || (13) || (64) || (61) || (138) || (123)

Geïnd || (12) || (43) || (43) || (97) || (108)

Afzien van invordering (art 73 FR) || - || (1) || - || (1) || (1)

Geschrapt || 0 || (3) || 0 || (4) || (2)

Saldering || (2) || (17) || (18) || (36) || (13)

Openstaande invorderingsopdrachten bij het einde van het jaar || 5 || 19 || 3 || 26 || 25

2.3.2. Vorderingen op de lidstaten

Het van lidstaten te ontvangen bedrag van 3 miljoen EUR in het 10e EOF omvat cofinancieringsbijdragen van België, Spanje en Zweden.

2.3.3 Overlopende posten

Overlopende posten omvatten voornamelijk opgelopen rente op voorfinancieringsbedragen. Voorts is opgelopen rente voor te late betaling van bijdragen in deze rubriek opgenomen.

De afname bij de overlopende posten is het gevolg van een geringere opgelopen rente op voorfinancieringsbedragen (zie toelichting 3.4).

2.4      VERBINDINGSREKENINGEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

naar/van 6e EOF || (2 065) || (214) || - || (2 279) || (2 279)

naar/van 7e EOF || - || 2 279 || - || 2 279 || 2 279

naar/van 8e EOF || - || (3 038) || 628 || (2 410) || (2 453)

naar/van 9e EOF || 3 038 || - || (2 892) || 146 || (491)

naar/van 10e EOF || (628) || 2 892 || - || 2 264 || 2 944

TOTAAL || 345 || 1 919 || (2 264) || 0 || 0

Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF ondergebracht bij het 10e EOF; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.

De belangrijkste mutaties die zich in 2012 in de verbindingsrekeningen voordeden, hebben betrekking op betalingen door het 10e EOF voor de uitvoering van het 8e en 9e EOF.


2.5      GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN [7]

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Banksaldi || 2.5.1 || - || - || 687 || 687 || 1 211

Stabex-garantierekeningen. || 2.5.2 || - || - || 2 || 2 || 5

Bankrekeningen cofinanciering || 2.5.3 || - || - || - || - || 8

Speciaal fonds voor de Democratische Republiek Congo[8] || - || - || - || 1 || 1 || 1

TOTAAL || || - || - || 690 || 690 || 1 224

2.5.1 Banksaldi

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Speciale rekeningen – financiële instellingen van lidstaten || - || - || 633 || 633 || 1 129

Lopende rekeningen – commerciële banken || || || 54 || 54 || 80

Plaatselijke betalingsgemachtigden || - || - || 0 || 0 || 2

TOTAAL || - || - || 687 || 687 || 1 211

De algemene daling van banksaldi is voornamelijk te verklaren door het niveau van de verrichte betalingen en een hoger uitvoeringspercentage van de begroting dan in de vorige verslagperiode het geval was.

De tegoeden van plaatselijke betalingsgemachtigden zijn de tegoeden op bankrekeningen in de ACS-staten en de LGO die worden gebruikt voor betalingen in de lokale munteenheid binnen de begunstigde staat. De rekeningen luiden in euro of in een munteenheid van een lidstaat van de Europese Unie. Om in 2012 een meer gecentraliseerd beheer van de betalingen tot stand te brengen, zijn van 3 van de 4 resterende rekeningen van de plaatselijke betalingsgemachtigden gesloten.

2.5.2 STABEX-garantierekeningen

|| in miljoen EUR

|| Saldo op 31.12.2012 || Saldo op 31.12.2011

Ivoorkust || 2 || 2

Malawi || - || 1

Overige landen || 0 || 2

TOTAAL || 2 || 5

STABEX is het acroniem voor het compensatoire financieringsmechanisme van de Europese Unie om de exportopbrengsten van de ACS-landen te stabiliseren. Het werd voor het eerst ingevoerd in de Overeenkomst van Lomé (1975) en had tot doel de nadelige gevolgen van de onstabiliteit van de exportopbrengsten uit landbouwproducten op te vangen. Het saldo van de Stabex-garantierekeningen komt overeen met de totale beschikbare Stabex-middelen die op een later tijdstip aan de desbetreffende begunstigde ACS-staten zullen worden overgemaakt. Dit saldo is bestemd voor het 10e EOF. In 2012 zijn acht Stabex-garantierekeningen gesloten als gevolg van de opheffing van het Stabex-steuninstrument.

Naast deze middelen zijn er andere Stabex-middelen waarover de begunstigde ACS-staten beschikken. Zodra de Commissie en de begunstigde ACS-staat een overeenkomst hebben bereikt over de aanwending van de Stabex-middelen, wordt door beide partijen een overdrachtsovereenkomst ondertekend. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 211 van de vierde Overeenkomst van Lomé[9] (zoals herzien) worden de bedragen op een op naam van de ACS-staat geopende rentedragende rekening gestort, waarvoor twee handtekeningen (Europese Commissie en begunstigde staat) vereist zijn. De middelen blijven op deze rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, tot een PWV (Protocol van Wederzijdse Verplichtingen) een overdracht voor een project rechtvaardigt.

De ordonnateur van de Commissie behoudt de ondertekeningsbevoegdheid over de rekening om erop toe te zien dat de middelen worden uitgekeerd zoals gepland. De middelen op de rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, zijn eigendom van de ACS-staat en worden dus niet als activa in de jaarrekening van het EOF opgenomen. De overdrachten naar deze rekeningen worden als Stabex-betalingen geboekt.

In 2012 is 49 miljoen EUR teruggestort aan het EOF vanop rekeningen met dubbele handtekening in ACS-landen volgens de bepalingen van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF[10]. Deze middelen werden hoofdzakelijk overgedragen van de Salomonseilanden Salomonseilanden (12 miljoen EUR), Ivoorkust (11 miljoen EUR), Burundi ( 5 miljoen EUR), Saint Vincent en de Grenadines (3 miljoen EUR), Senegal (3 miljoen EUR), Malawi (3 miljoen EUR), Uganda (3 miljoen EUR) en Burkina Faso (2 miljoen EUR). Deze ontvangsten worden geboekt als beleidsontvangsten (STABEX–steuninstrument) in de economische resultatenrekening van het 8e EOF.

2.5.3 Bankrekeningen cofinanciering

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Bankrekeningen cofinanciering || - || - || - || - || 8

TOTAAL || - || - || - || - || 8

De bankrekeningen-cofinanciering werden gesloten. Na instructies van de ordonnateur werden deze middelen - met uitzondering van de middelen voor administratieve aangelegenheden - aan de lidstaten teruggestort.    

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

2.6      SCHULDEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Cofinanciering — schulden || - || - || 40 || 40 || -

TOTAAL || - || - || 40 || 40 || -

De schulden op het vlak van cofinanciering hebben eind 2012 betrekking op het 10e EOF.

De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) aan de lidstaten teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.

Met het oog op een betere weergave van de in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen zijn de bedragen in 2012 opgesplitst tussen kortlopende en langlopende verplichtingen. Een verklaring voor de stijging van de totale in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen is in de toelichting 2.7.1.2 opgenomen.

VLOTTENDE PASSIVA

2.7      SCHULDEN

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Schulden op korte termijn || 2.7.1 || 4 || 67 || 138 || 209 || 399

Toegerekende lasten || 2.7.2 || 19 || 308 || 228 || 555 || 339

Uitgestelde bijdrage aan de middelen van het fonds || 2.7.3 || - || - || 293 || 293 || 295

TOTAAL || || 22 || 375 || 660 || 1 057 || 1 033

2.7.1 Schulden op korte termijn

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Leveranciers en overige || 2.7.1.1 || 4 || 67 || 81 || 152 || 308

Cofinanciering — schulden || 2.7.1.2 || - || - || 46 || 46 || 81

Diverse schulden || 2.7.1.3 || 0 || 0 || 12 || 12 || 10

TOTAAL || || 4 || 67 || 138 || 209 || 399

Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de economische resultatenrekening.

2.7.1.1 Leveranciers en overige

In deze rubriek zijn bedragen opgenomen die verschuldigd zijn aan leveranciers alsook bedragen die aan openbare organen en derde landen verschuldigd zijn.

De daling met 157 miljoen EUR in vergelijking met de vorige rapportageperiode heeft hoofdzakelijk betrekking op een daling ten belope van 75 miljoen EUR van de schulden aan derde staten en een daling ten belope van 37 miljoen EUR van de schulden bij niet-openbare leveranciers.

2.7.1.2 Cofinanciering — schulden

Met het oog op een betere weergave van de in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen zijn de bedragen in 2012 opgesplitst tussen kortlopende en langlopende verplichtingen.  De daling van de kortlopende cofinancieringsschulden is voornamelijk het gevolg van een herindeling van 40 miljoen EUR bij de schulden op lange termijn.

In totaal zijn de kortlopende en langlopende cofinancieringsschulden gestegen met 5 miljoen EUR. In 2012 zijn nieuwe cofinancieringsbijdragen ontvangen van Duitsland (2 miljoen EUR) en Canada (2 miljoen EUR). De stijging van de Zweedse cofinancieringsschulden (8 miljoen EUR) werd gedeeltelijk gecompenseerd door een daling van de Spaanse en Britse cofinancieringsschulden (2 miljoen EUR elk) en de verrekening van de Italiaanse cofinancieringsschulden binnen het negende EOF.

 De te betalen cofinancieringsbijdragen zijn verminderd met 8 miljoen EUR om rekening te houden met de uitgaven die zijn gemaakt in het kader van de cofinancieringsprojecten (zie 3.1.3 en 3.2.2).

2.7.1.3 Diverse schulden

Diverse schulden omvatten grotendeels niet-toegewezen kasmiddelen en teruggestorte bedragen.

2.7.2 Toegerekende lasten

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Toegerekende lasten || 19 || 308 || 228 || 555 || 339

TOTAAL || 19 || 308 || 228 || 555 || 339

Aan het einde van het jaar wordt een raming gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet zijn gedeclareerd. Naar aanleiding van deze afsluitberekeningen worden de geraamde subsidiabele bedragen als toegerekende lasten geboekt.

De geraamde benuttiging van de voorfinanciering wordt voorgesteld als een geraamde verrekening van voorfinanciering (zie 2.2).

2.7.3 Uitgestelde bijdrage aan middelen van het fonds

|| || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Verenigd Koninkrijk || - || - || 274 || 274 || 289

Ierland || - || - || 9 || 9 || 5

Litouwen || - || - || - || - || 1

Hongarije || - || - || 10 || 10 || -

TOTAAL || - || - || 293 || 293 || 295

Dit omvat de vooraf betaalde bijdragen van de lidstaten.

NETTOACTIVA

2.8      AFGEROEPEN MIDDELEN VAN HET FONDS

|| || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL

Middelen van het fonds || 12 840 || 11 699 || 21 152 || 45 691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds || - || - || (18 712) || (18 712)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2011 || 12 840 || 11 699 || 2 440 || 26 979

|| || || ||

Middelen van het fonds || 12 840 || 11 699 || 21 152 || 45 691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds || - || - || (16 112) || (16 112)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2012 || 12 840 || 11 699 || 5 040 || 29 579

Het vermogen van het fonds is het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd.

De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de aanvankelijke toewijzing die nog niet bij de lidstaten is opgevraagd.

De afgeroepen middelen van het fonds komen overeen met de door de lidstaten naar de rekeningen bij de schatkist over te maken tranches van de aanvankelijke toewijzingen die werden afgeroepen overeenkomstig de procedure van artikel 16 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds.

Het kapitaal van het 8e en 9e EOF is opgevraagd en volledig ontvangen.

Opgevraagd en niet-afgeroepen kapitaal van het Fonds over de lidstaten

|| || || || in miljoen EUR

Bijdragen || % || niet-afgeroepen 10e EDF 31.12.2011 || afgeroepen in 2012 || niet-afgeroepen 10e EDF 31.12.2012

Oostenrijk || 2.41 || (451) || 63 || (388)

België || 3.53 || (661) || 92 || (569)

Denemarken || 2.00 || (374) || 52 || (322)

Finland || 1.47 || (275) || 38 || (237)

Frankrijk || 19.55 || (3 658) || 508 || (3 150)

Duitsland || 20.50 || (3 836) || 533 || (3 303)

Griekenland || 1.47 || (275) || 38 || (237)

Ierland || 0.91 || (170) || 24 || (147)

Italië || 12.86 || (2 406) || 334 || (2 072)

Luxemburg || 0.27 || (51) || 7 || (44)

Nederland || 4.85 || (908) || 126 || (781)

Portugal || 1.15 || (215) || 30 || (185)

Spanje || 7.85 || (1 469) || 204 || (1 265)

Zweden || 2.74 || (513) || 71 || (441)

Verenigd Koninkrijk || 14.82 || (2 773) || 385 || (2 388)

Cyprus || 0.09 || (17) || 2 || (15)

Tsjechië || 0.51 || (95) || 13 || (82)

Estland || 0.05 || (9) || 1 || (8)

Hongarije || 0.55 || (103) || 14 || (89)

Litouwen || 0.12 || (22) || 3 || (19)

Letland || 0.07 || (13) || 2 || (11)

Malta || 0.03 || (6) || 1 || (5)

Polen || 1.3 || (243) || 34 || (209)

Slovenië || 0.18 || (34) || 5 || (29)

Slowakije || 0.21 || (39) || 5 || (34)

Bulgarije || 0.14 || (26) || 4 || (23)

Roemenië || 0.37 || (69) || 10 || (60)

TOTAAL || 100.00 || (18 712) || 2 600 || (16 112)

In 2012 zijn bijdragen in het kader van het 10e EOF afgeroepen. De eerste tranche van de bijdragen van de lidstaten voor 2013 is in november 2012 afgeroepen.

2.9      Overige reserves

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL

Saldo op 31.12.2010 || (2 237) || 4 157 || 333 || 2 252

Overdracht van vrijgemaakte bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF || (38) || (80) || 118 || 0

Overdracht van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen uit te trekken voor Zuid-Sudan naar aanleiding van Besluit 2010/406/EU van de Raad ||                       -   || 150 || (150) || 0

Saldo op 31.12.2011 || (2 276) || 4 227 || 301 || 2 252

Overdracht van vrijgemaakte bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF || (78) || (300) || 378 || 0

Overdracht van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen uit te trekken voor Zuid-Sudan naar aanleiding van Besluit 2011/315/EU van de Raad ||                        -   || 200 || (200) || 0

Saldo op 31.12.2012 || (2 354) || 4 126 || 479 || 2 252

Saldo op 31.12.2012 omvat: || || || ||

- Aan Zuid-Sudan toegekende middelen || -               || 350 || -                    || 350

Sinds de inwerkingtreding van het 10e EOF in 2008 zijn alle geannuleerde middelen van vorige EOF overgedragen naar de reserve van het 10e EOF. Deze reserve mag alleen worden vastgelegd volgens de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF.

In 2012 zijn 78 miljoen EUR en 300 miljoen EUR van geannuleerde middelen overgedragen van respectievelijk het 8e en 9e EOF naar de prestatiereserve van het 10e EOF en is 200 miljoen EUR overgedragen van de prestatiereserve van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen vrij te maken voor Zuid-Sudan.[11]

3. TOELICHTINGEN BIJ DE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

3.1      BELEIDSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Teruggevorderde uitgaven || 2 || 14 || 2 || 17 || 16

Teruggevorderde Stabex-middelen ||           49 || - || - || 49 || 26

Wisselkoersbaten || 7 || 35 || 8 || 51 || 54

Beleidsontvangsten cofinanciering || - || - || 8 || 8 || 2

TOTAAL || 58 || 49 || 18 || 124 || 99

3.1.1 Teruggevorderde uitgaven

Deze rubriek omvat de door het EOF opgestelde invorderingsopdrachten en verminderingen van volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van het EOF zijn opgenomen, waarmee uitgaven die vroeger zijn betaald, op basis van controles, afgesloten audits of subsidiabiliteitsanalyse worden teruggevorderd. Er wordt opgemerkt dat de terugvordering van voorfinancieringen niet als ontvangsten is opgenomen, maar in de rubriek voorfinanciering in de balans is gecrediteerd.

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

In 2012 zijn invorderingsopdrachten ten belope van 27 miljoen EUR (ten opzichte van 12 miljoen EUR in 2011) opgesteld voor onverschuldigd betaalde bedragen. Hiervan heeft 11 miljoen EUR betrekking op teruggevorderde uitgaven. Dit bedrag is als beleidsontvangsten geboekt. De terugvordering van voorfinanciering heeft 16 miljoen EUR opgeleverd en is op de balans bij de voorfinanciering geboekt.

Hierna volgt een overzicht van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen:

in miljoen EUR

|| Ontvangsten || Voorfinanciering || TOTAAL 2012 || Ontvangsten || Voorfinanciering || TOTAAL 2011

Fouten || 1 || 1 || 2 || 2 || 1 || 3

Onregelmatigheid || 9 || 15 || 25 || 6 || 3 || 8

Kennisgeving OLAF || 1 || - || 1 || 1 || - || 1

TOTAAL || 11 || 16 || 27 || 8 || 4 || 12

3.1.2 Teruggevorderde Stabex-middelen

In 2012 is 49 miljoen EUR teruggestort aan het EOF vanop rekeningen met dubbele handtekening in ACS-landen volgens de bepalingen van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF[12]. Deze middelen werden hoofdzakelijk overgedragen van de Salomonseilanden Salomonseilanden (12 miljoen EUR), Ivoorkust (11 miljoen EUR), Burundi ( 5 miljoen EUR), Saint Vincent en de Grenadines (3 miljoen EUR), Senegal (3 miljoen EUR), Malawi (3 miljoen EUR), Uganda (3 miljoen EUR) en Burkina Faso (2 miljoen EUR). Deze ontvangsten worden geboekt als beleidsontvangsten (STABEX–steuninstrument) in de economische resultatenrekening van het 8e EOF.

3.1.3 Beleidsontvangsten cofinanciering

De beleidsontvangsten met betrekking tot cofinanciering zijn de benutte bijdragen (zie 3.2.2). Aangezien deze bijdragen voldoen aan de criteria van inkomsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt de bijdrage geboekt op basis van de uitvoering van het cofinancieringsproject.

3.2      BELEIDSUITGAVEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Beleidsuitgaven – steuninstrumenten || 41 || 812 || 2 085 || 2 938 || 2 633

Beleidsontvangsten cofinanciering ||  -     ||  -     || 8 || 8 || 2

Wisselkoersverliezen || 8 || 39 || 20 || 66 || 61

Waardevermindering van vorderingen || 0 || 6 || - || 6 || 7

TOTAAL || 49 || 856 || 2 112     || 3 017 || 2 702

In 2012 heeft de Commissie haar methode voor de raming van de toegerekende lasten verfijnd. Was deze verfijning niet tot stand gekomen, dan bedroegen de beleidsuitgaven 2 849 miljoen EUR in plaats van 3 017 miljoen EUR. Het effect op de netto activa zou hetzelfde bedrag zijn (een daling van 168 miljoen EUR), hoofdzakelijk toe te schrijven aan een toename van de rekeningen toegerekende lasten (zie punt 2.7.2).

3.2.1 Beleidsuitgaven – steuninstrumenten

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Programmeerbare steun || 17 || 93 || 1 366 || 1 476 || 1 251

Macro-economische steun || - || 8 || - || 8 || 51

Sectoraal beleid || 0 || 322 || 3 || 326 || 371

Rentesubsidies || 5 || - || - || 5 || 0

Intra-ACS-projecten || - || 311 || 409 || 720 || 650

Spoedhulp || - || 60 || 274 || 333 || 212

Hulp aan vluchtelingen || 6 || - || - || 6 || 0

Risicokapitaal || 1 || - || - || 1 || 19

Stabex || 4 || - || - || 4 || 12

Sysmin || 0 || - || - || 0 || (8)

Overige steunprogramma's van eerdere EOF || - || 10 || - || 10 || 24

Institutionele steun || - || (1) || 33 || 32 || 8

Compensatie exportopbrengsten || 7 || 10 || - || 18 || 42

Totaal || 41 || 812 || 2 085 || 2 938 || 2 633

De beleidsuitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.

3.2.2 Beleidsontvangsten cofinanciering

Deze uitgaven worden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2012. Aangezien de ontvangen cofinancieringsbijdragen voldoen aan de criteria van inkomsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt een overeenkomstig bedrag aan bijdragen geboekt als beleidsontvangsten (zie 3.1.3 ).

3.2.3 Waardevermindering van vorderingen

Deze rubriek bevat hoofdzakelijk voorfinancieringscorrecties en bedragen die zijn afgeschreven/verloren bij realisering met betrekking tot vorderingen.

3.3      ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Administratieve uitgaven || - || 1 || 106 || 107 || 75

TOTAAL || - || 1 || 106 || 107 || 75

Deze rubriek omvat ondersteuningsuitgaven; d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.

3.4      FINANCIËLE ONTVANGSTEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Rentebaten – Europese banken || - || 6 || 4 || 9 || 1

Renteopbrengsten uit voorfinanciering || (2) || (24) || (6) || (32) || (21)

TOTAAL || (2) || (18) || (2) || (22) || (20)

Rente op voorfinancieringen wordt verwerkt overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van het Financieel Reglement van het 10e EOF. De terugboeking van rentevergoedingen 2011 op voorfinanciering resulteerde in 2012 in negatieve renteopbrengsten.

4. TOELICHTING BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT

4.1      DOEL EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van het EOF om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van de behoeften van het EOF om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat de nettowinst of het nettoverlies van het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van verrichtingen van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten.

Kasstromen die voortkomen uit verrichtingen in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van het EOF (de euro) door op het bedrag in vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

4.2      BELEIDSACTIVITEITEN

In het kasstroomoverzicht van het EOF zijn alleen kasstromen van de beleidsactiviteiten opgenomen, aangezien het EOF geen investerings- of financieringsactiviteiten heeft. Het doel van de beleidsactiviteiten is bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.

5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN OVERIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.1      VOORWAARDELIJKE ACTIVA

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Uitvoeringsgaranties || 13 || 171 || 120 || 304 || 325

Inhoudingsgaranties || 6 || 107 || 74 || 188 || 197

Voorwaardelijke activa met betrekking tot rechtszaken || - || - || - || - || 1

TOTAAL || 19 || 279 || 194 || 492 || 523

5.1.1 Uitvoeringsgaranties

Soms worden uitvoeringsgaranties verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.

De vermindering met 21 miljoen EUR uitvoeringsgaranties is het verschil tussen de vrijgegeven garanties en de nieuwe ontvangen garanties. De meeste waarborgen werden vrijgegeven in het kader van het 9e EOF en de nieuwe waarborgen werden ook grotendeels ontvangen in het kader van het 9e EOF.

5.1.2 Inhoudingsgaranties

Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10% van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemer zijn verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.

De vermindering met 9 miljoen EUR inhoudingsgaranties is het verschil tussen de vrijgegeven garanties en de nieuwe ontvangen garanties. De meeste waarborgen werden vrijgegeven in het kader van het 9e EOF en de nieuwe waarborgen werden ook grotendeels ontvangen in het kader van het 9e EOF.

5.2      OVERIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.2.1 Nog niet verwerkte begrotingsvastleggingen

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen die nog niet betaald zijn || 103 || 938 || 4 601 || 5 642 || 5 594

Hiermee verband houdende bedragen die in de economische resultatenrekening zijn opgenomen || (22) || (382) || (310) || (714) || (646)

TOTAAL || 81 || 557 || 4 291 || 4 928 || 4 948

De niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen vertegenwoordigen de open vastleggingen waarvoor betalingen en/of vrijmakingen nog niet zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma's. Op 31 december 2012 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 5 642 miljoen EUR gemoeid. Het als een toekomstige te financieren verplichting gepresenteerde bedrag is deze niet-afgewikkelde begrotingsvastlegging, verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de economische resultatenrekening 2012 zijn opgenomen als uitgaven, hetgeen een totaalbedrag van 4 928 miljoen EUR geeft.

6. FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Europese Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.

6.1      BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van het EOF zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF, en in het Intern Akkoord.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

– De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.

– EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta, inclusief minder bekende, luiden.

– Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.

Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting overeenkomstig artikel 44 van Verordening nr. 215/2008 van de Raad (zie punt 6.4).

Alle commerciële banken waar andere rekeningen dan de hierboven vermelde "speciale rekeningen" voor het EOF zijn geopend, worden door de Commissie via openbare aanbestedingen geselecteerd.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

6.2      MARKTRISICO'S

6.2.1   Valutarisico

Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.

6.2.2   Het renterisico

Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.

Het EOF krijgt evenwel rente op de saldi die het op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.

Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de EONIA (Euro Over Night Index Average) en wordt zij aangepast aan de schommelingen van deze rentevoet. Voor enkele andere rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de marginale rentevoet die de ECB hanteert voor haar herfinancieringsverrichtingen. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat haar saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.

6.3      KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)

De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform Verordening (EG, Euratom) nr. 215/2008 aangehouden op de "speciale rekeningen" die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).

Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.

Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau geëist worden.

6.4      LIQUIDITEITSRISICO

Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van alle desbetreffende betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.

De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen in zekere mate seizoensgebonden zijn.

Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten om ervoor te zorgen dat de in een bepaalde periode uitgevoerde betalingen de beschikbare kasmiddelen niet overschrijden.

Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de dagelijkse kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.

7. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

In deze rubriek zijn er geen verrichtingen met verbonden partijen waarover specifieke informatie moet worden verschaft.

8. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van overdracht van de rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

9. AFSTEMMING TUSSEN ECONOMISCH RESULTAAT – BEGROTINGSRESULTAAT

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien beide resultaten het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of zij op elkaar afstembaar zijn. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.

|| || in miljoen EUR

|| 2012 || 2011

|| ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || (3 023) || (2 700)

|| ||

ONTVANGSTEN || ||

 Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden || (47) || (52)

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn || (8) || (3)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn || 14 || 10

Netto-effect van voorfinanciering || 62 || 46

Netto toegerekende ontvangsten || (40) || (13)

|| ||

UITGAVEN || ||

Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar || 38 || 98

Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar || (101) || (249)

Betalingsannuleringen || 7 || 17

Netto-effect van voorfinanciering || (316) || (346)

Netto toegerekende ontvangsten || 204 || 317

|| ||

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR || (3 209) || (2 874)

9.1 Afstemmingsposten – ontvangsten

De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.

De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.

De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de vereffening van de teruggevorderde voorfinancieringen. Dit is een kasontvangst die geen gevolgen heeft voor de economische resultaten.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

9.2 Afstemmingsposten – uitgaven

Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.

De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.       

2. VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN

INLEIDENDE OPMERKINGEN

Vorige EOF

· Bij Besluit nr. 1/2000 van de ACS-EG-Raad van 27 juli 2000 betreffende overgangsmaatregelen is bepaald dat een deel van de niet-toegewezen middelen van de eerdere EOF wordt aangewend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou, die op grond van de overgangsmaatregelen vervroegd van toepassing zijn.

· Bij Besluit nr. 410/2001 van de Commissie van 16 maart 2001, dat strekt tot vaststelling van de toewijzingen aan de indicatieve programma’s voor de ACS-landen uit hoofde van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, is bepaald dat de niet-toegewezen middelen van de eerdere EOF voor een maximumbedrag van 1,2 miljard EUR worden aangewend voor de tenuitvoerlegging overeenkomstig de regels en procedures van de respectieve EOF, dit tot de inwerkingtreding van het financieel protocol van toepassing op het 9e EOF.

· Bij Besluit nr. 1033/2001 van de Commissie van 15 juni 2001 werden de middelen voor de regionale programma’s en de intra-ACS-samenwerking in het kader van het financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst toegewezen.

· Bij Besluit nr. 1252/2002 van de Commissie van 11 juli 2002 werd enerzijds het budget voor de intra-ACS-samenwerking met 60 miljoen EUR verhoogd met middelen uit de algemene reserve van het 6e en het 7e EOF en anderzijds voorzien in de aanwending van deze extra middelen tot de inwerkingtreding van het financieel protocol van toepassing op het 9e EOF overeenkomstig de toepasselijke regels en procedures van het fonds van oorsprong.

· Tot slot werd bij Besluit nr. 3/2002 van de ACS-EG-Raad van 23 december 2002 een bedrag van 25 miljoen EUR, afkomstig van de niet-toegewezen middelen van het 8e EOF (algemene reserve), voor regionale samenwerking krachtens de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst bestemd.

· Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.

· Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen van het jaar 2012 werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou. In laatstgenoemd geval werden de rekeningen, wat de landen betreft, opgesteld en ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage IV bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. Dat artikel voorziet voor de ACS-landen in middelen voor macro-economische steunmaatregelen en steun aan programma's en projecten (A-enveloppe) en in middelen voor onvoorziene behoeften zoals noodhulp, initiatieven voor schuldverlichting en steun ter vermindering van de gevolgen van instabiliteit van de exportopbrengsten (B-enveloppe)[13]. Wat de regio's betreft, werd de presentatie gebaseerd op de regionale programmering overeenkomstig hoofdstuk 2 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (regionale indicatieve programma's en intra-ACS samenwerking).

· Overeenkomstig punt 4 van bijlage Iter (het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013) bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst werden de resterende saldi en de uit hoofde van die fondsen tussen 31 december 2007 en de inwerkingtreding van het 10e EOF vrijgemaakte bedragen overgedragen naar het 9e EOF om ervoor te zorgen dat de EU-administratie kon blijven werken en om de kosten te dekken van de lopende projecten tot de inwerkingtreding van het 10e EOF.

· Op grond van Besluit 2010/406/EU van de Raad is besloten ten voordele van Sudan een bedrag van 150 miljoen EUR uit de in het kader van het 9e en vorige EOF vrijgemaakte middelen te besteden ten behoeve van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Dit bedrag is in 2011 toegewezen.

· Op grond van Besluit 2011/315/EU van de Raad is besloten ten voordele van Zuid-Sudan een bedrag van 200 miljoen EUR uit de in het kader van het 9e en vorige EOF vrijgemaakte middelen te besteden om de tenuitvoerlegging van het driejarig ontwikkelingsplan voor Zuid-Sudan te steunen. Dit bedrag is in 2012 toegewezen.

10e EOF

De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De overeenkomst van Cotonou is gewijzigd door de overeenkomst die door dezelfde staten op 25 juni 2005 in Luxemburg is ondertekend.

Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.

Het Intern Akkoord inzake de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap op 17 juli 2006, is op 1 juli 2008 in werking getreden.

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de tweede periode (2008-2013) van steun van de Unie aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 10e EOF, dat over een bedrag van 22 682 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:

· 21 966 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig het meerjarig financieel kader in Bijlage Iter bij de herziene overeenkomst van Cotonou, waarvan 20 466 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

· 286 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig Bijlage IIAa van het herziene besluit van de Raad betreffende de associatie de LGO met de Europese Gemeenschap, waarvan 256 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

· 430 miljoen EUR voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 10e EOF, overeenkomstig artikel 6 van het Intern akkoord.

Op de datum van de inwerkingtreding van het 10e EOF werden deze bedragen aangevuld met vrijgemaakte bedragen uit vorige EOF, rentebaten en niet-bestede liquide middelen uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (Stabex) in het kader van fondsen voorafgaand aan het 9e EOF. Alle middelen worden beheerd in overeenstemming met hun specifieke voorschriften zoals bepaald in de herziene Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord.

Van de bovenvermelde toewijzingen van het 10e EOF wordt het bedrag van 21 152 miljoen EUR als volgt door de Europese Commissie beheerd:

– 15 300 miljoen EUR voor de nationale indicatieve programma's, waarvan:

· 13 500 miljoen EUR voor de A-enveloppe, waarvan 13 345 miljoen EUR euro is vrijgegeven. Daarnaast namen de middelen in de A-enveloppe toe met 341 miljoen EUR als gevolg van de overdracht van reserves en met 91 miljoen EUR als gevolg van de afsluiting van de Stabex-vrijmakingen en verminderden zij met 33 miljoen EUR als gevolg van de overdracht naar regionale toewijzingen (multiregionaal PALOP). Bijgevolg bedragen de totale beschikbare middelen bedragen EUR 13 744 miljoen EUR (vrijgegeven toewijzingen) en 155 miljoen EUR (vrij te geven toewijzingen).

· 1 800 miljoen EUR voor de B-enveloppes, volledig vrijgegeven. Daarnaast is de B-enveloppe verhoogd met vrijgegeven reserves ten belope van 148 miljoen EUR, waardoor de totale vrijgegeven middelen 1 948 miljoen EUR bedragen.

– 1 783 miljoen EUR voor de regionale indicatieve programma’s, samen met een overdracht van 33 miljoen EUR van de A-enveloppe en een overdracht naar de reserves van 19 miljoen EUR, hetgeen neerkomt op 1 797 miljoen EUR vrijgegeven toewijzingen;

– 2 700 miljoen EUR intra-ACS-toewijzingen, alle toewijzingen zijn vrijgegeven, en samen met een overdracht van 195 miljoen EUR uit de reserves, een totaal van 2 895 miljoen EUR vrijgegeven toewijzingen;

– 683 miljoen EUR als reserve, waarvan 664 miljoen EUR is overgedragen, hetgeen resulteert in een saldo van 19 miljoen EUR.

– 430 EUR voor de uitvoeringskosten, volledig vrijgegeven;

– 256 miljoen EUR LGO-toewijzingen waarvan hoofdzakelijk:

· A-enveloppe middelen ten belope van 195 miljoen EUR, waarvan 140 miljoen EUR is vrijgegeven;

· B-enveloppe middelen ten belope van 15 miljoen EUR, waarvan 7 miljoen EUR is vrijgegeven;

· middelen regionale toewijzingen ten belope van 40 miljoen EUR, volledig vrijgegeven;

· middelen voor onderzoek/technische bijstand ten belope van 6 miljoen EUR, volledig vrijgegeven.

- Niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF

Sedert de inwerkingtreding van het 10e EOF op 1 juli 2008 zijn de resterende saldi en de uit projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de prestatiereserve voor het 10e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen en middelen voor administratieve uitgaven van het 9e EOF. Deze reserve mag worden benut volgens de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF.

Hierna volgen gedetailleerde gegevens over deze reserve per 31.12.2012 (miljoen EUR):

Totaal middelen overgedragen naar niet-besteedbare reserve 10e EOF: || 815

verminderd met de middelen die op grond van Besluit 2010/406/EU van de Raad van 12.7.2010 aan het 9e EOF ten gunste van Sudan zijn toegewezen || -150

verminderd met de middelen die op grond van Besluit 2011/315/EU van de Raad van 23.5.2011 aan het 9e EOF ten gunste van Sudan zijn toegewezen || -200

Totaal beschikbaar in de reserve (ACP+OCT): || 465

- Stabex-reserve van het 10e EOF

Na de afsluiting van de Stabex-rekeningen zijn de niet-bestede/vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de reserve van de A-enveloppe van het 10e EOF (artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord 10e EOF) en vervolgens naar de nationale indicatieve programma's van de desbetreffende landen.

De situatie op 31.12.2012 van de reserve is als volgt (in miljoen EUR):

Land || Reserve A-enveloppe Stabex

Ivoorkust || 11.43

Kaapverdië || 0.01

Guinee-Bissau || 0.30

Sierra Leone || 0.22

Senegal || 0.90

Totaal || 12.86

- 10e EOF cofinanciering

In het kader van het 10e EOF werden overdrachtovereenkomsten voor cofinanciering van lidstaten ondertekend voor 116 miljoen EUR en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 99 miljoen EUR, terwijl betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van 93 miljoen EUR.

In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten per 31.12.2012 (miljoen EUR):

|| Vastleggingskredieten || Betalingskredieten

Cofinanciering – A-enveloppe || 84 || 78

Cofinanciering – Intra ACS || 12 || 12

Cofinanciering – Administratieve uitgaven || 3 || 3

|| 99 || 93

In de onderstaande tabel in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen.

De tabellen met een overzicht van de situatie per land en per instrument zijn in de bijlage opgenomen.

2.1         TOEWIJZINGEN

2.2     GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

2.3.       ANDERE BEHEERSINFORMATIE

Italiaanse cofinanciering (1985)

De Italiaanse cofinanciering, die sinds 1985 van kracht is en in 2011 nog altijd beschikbaar was als het nog lopende "Vierde rehabilitatieprogramma Somalië"– kon ten slotte in 2012 worden afgesloten. Beschikbare saldo bij de afsluiting zijn terugbetaald aan Italië.

DEEL II – JAARREKENING VAN HET EOF: FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT

EUROPESE INVESTERINGSBANK || CA/463/13

|| 14 maart 2013

|| Document 13/072

||

||

RAAD VAN BESTUUR

Investeringsfaciliteit

Financiële staten

geconsolideerd per 31 december 2012

|| ||

|| - Overzicht van de financiële positie - Overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten - Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten - Kasstroomoverzicht - Toelichtingen bij de financiële staten ||

ORG.: E ||

3. FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT

3.1         VERMOGENSOVERZICHT PER 31 december 2012

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| || ||

ACTIVA || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 5 || 466 568 || 452 279

Afgeleide financiële instrumenten || 6 || 115 || 434

Leningen en vorderingen || 7 || 1 146 280 || 1 033 160

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || 333 001 || 251 660

Door contribuanten te storten bedragen || 9/15 || 87 310 || 87 310

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 10 || 99 029 || -

Overige activa || 11 || 224 || 416

|| || ||

Totaal activa ||   || 2 132 527 || 1 825 259

|| || ||

|| || ||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN || || ||

|| || ||

PASSIVA || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || 6 || 7 035 || 12 702

Uitgestelde baten || 12 || 37 808 || 33 003

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 13 || 312 086 || 329 660

Overige passiva || 14 || 1 153 || 1 113

|| || ||

Totaal passiva || || 358 082 || 376 478

|| || ||

MIDDELEN CONTRIBUANTEN || || ||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten || 15 || 1 561 309 || 1 281 309

Reëlewaardereserve || || 68 434 || 41 750

Ingehouden winsten || || 144 702 || 125 722

|| || ||

Totaal middelen contribuanten || || 1 774 445 || 1 448 781

|| || ||

Totaal passiva en middelen contribuanten || || 2 132 527 || 1 825 259

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.2         OVERZICHT VAN GEREALISEERDE EN NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting || Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011 ||

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011 ||

|| || || ||

Rente en soortgelijke baten || 17 || 67 503 || 59 561 ||

Rente en soortgelijke uitgaven || 17 || -1 114 || -940 ||

|| || || ||

Nettorente en soortgelijke baten || || 66 389 || 58 621 ||

|| || || ||

Baten uit honoraria en provisies || 18 || 1 934 || 2 149 ||

Uitgaven aan honoraria en provisies || 18 || -292 || -144 ||

|| || || ||

Nettobaten van honoraria en provisies || || 1 642 || 2 005 ||

|| || || ||

Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten || || 5 348 || -7 534 ||

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa || 19 || 1 045 || 17 228 ||

Netto verlies/winst valuta || || -10 575 || 8 376 ||

|| || || ||

Nettoresultaten van financiële transacties || || -4 182 || 18 070 ||

|| || || ||

Wijziging bij waardevermindering op leningen en vorderingen, minus terugboekingen || 7 || 597 || 27 452 ||

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || -8 927 || -6 888 ||

Waardevermindering op andere activa || 20 || -337 || - ||

Algemene administratiekosten || 21 || -36 202 || -38 006 ||

|| || || ||

Winst over het boekjaar || || 18 980 || 61 254 ||

|| || || ||

Niet-gerealiseerde resultaten || || || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa – reëlewaardereserve  || || || ||

1. Nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || 18 551 || 20 574 ||

2. Nettobedrag overgedragen naar winst of verlies || 8 || 8 133 || -3 394 ||

Totaal voor verkoop beschikbare financiële activa || || 26 684 || 17 180 ||

|| || || ||

Totaal niet-gerealiseerde resultaten || || 26 684 || 17 180 ||

|| || || ||

Totaal niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar || || 45 664 || 78 434 ||

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.3         OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Afgeroepen bijdrage || Reëlewaarde-reserve || Ingehouden winsten || Totaal

Per 1 januari 2012                                                                                                     Toelichting || 1 281 309 || 41 750 || 125 722 || 1 448 781

|| || || ||

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar                     15 || 280 000 || - || - || 280 000

|| || || ||

Winst voor het jaar 2012 || - || - || 18 980 || 18 980

|| || || ||

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar || - || 26 684 || - || 26 684

|| || || ||

Wijzigingen middelen contribuanten || 280 000 || 26 684 || 18 980 || 325 664

|| || || ||

Per 31 december 2012 || 1 561 309 || 68 434 || 144 702 || 1 774 445

|| || || ||

|| Afgeroepen bijdrage || Reëlewaarde-reserve || Ingehouden winsten || Totaal

Per 1 januari 2011                                                                                                     Toelichting || 1 131 309 || 24 570 || 64 468 || 1 220 347

|| || || ||

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar                     15 || 150 000 || - || - || 150 000

|| || || ||

Winst voor het jaar 2011 || - || - || 61 254 || 61 254

|| || || ||

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar || - || 17 180 || - || 17 180

|| || || ||

Wijzigingen middelen contribuanten || 150 000 || 17 180 || 61 254 || 228 434

|| || || ||

Per 31 december 2011 || 1 281 309 || 41 750 || 125 722 || 1 448 781

|| || || ||

|| || || ||

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.4         OVERZICHT VAN DE KASSTROMEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting || Van 01.01.2010 tot 31.12.2012 || Van 01.01.2011 tot 31.12.2011

BELEIDSACTIVITEITEN || || ||

Winst voor het begrotingsjaar || || 18 980 || 61 254

Aanpassingen || || ||

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa  || || 8 927 || 3 172

Nettowijziging waardevermindering op leningen en vorderingen || || -597 || -27 452

Gekapitaliseerde rente op leningen en vorderingen || 7 || -9 622 || -10 512

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en vorderingen || || -1 407 || -2 801

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs tot einde looptijd aangehouden financiële activa || || -751 || -

Toename uitgestelde baten || || 4 805 || 3 424

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen || || 16 044 || -15 337

Effect wijzigingen wisselkoers op voor verkoop beschikbare financiële activa || || -1 204 || 34

Winst beleidsactiviteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva || || 35 175 || 11 782

|| || ||

Uitkeringen lening || 7 || -233 018 || -237 040

Terugbetalingen leningen || 7 || 115 480 || 104 410

Wijziging reële waarde derivaten || || -5 348 || 7 534

Stijging tot einde looptijd aangehouden financiële activa || || -98 278 || -

Stijging voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || -81 981 || -67 829

Verkoop voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || 19 601 || 24 971

Afname andere activa || || 192 || 2 756

Toename andere passiva || || 40 || 173

Stijging van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank || || 6 876 || 4 144

|| || ||

Netto kasstromen van beleidsactiviteiten || || -241 261 || -149 099

|| || ||

FINANCIERINGSACTIVITEITEN || || ||

Bijdrage van lidstaten || || 236 345 || 136 345

Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies || || 43 655 || 76 345

Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies || || -24 450 || -22 899

|| || ||

Netto kasstromen van financieringsactiviteiten || || 255 550 || 189 791

|| || ||

Netto toename van geldmiddelen en kasequivalenten || || 14 289 || 40 692

Geldmiddelen en kasequivalenten begin begrotingsjaar || || 452 279 || 411 587

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar || || 466 568 || 452 279

|| || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit: || || ||

Kasmiddelen || || 10 588 || 3 127

Termijndeposito's || || 455 980 || 449 152

|| || 466 568 || 452 279

|| || ||

Aanvullende informatieverschaffing van kasstromen uit bedrijfsactiviteiten || || 2012 || 2011

Ontvangen rente || || 64 490 || 57 391

Betaalde rente || || -1 137 || -1 162

Ontvangen dividenden || || 975 || 974

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.5         TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN PER 31 DECEMBER 2012

1 Algemene gegevens

De investeringsfaciliteit (de "faciliteit") werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de "Overeenkomst") betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("de ACS-staten") en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 23 juni 2010 werd herzien.

De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank ("EIB") beheert de bijdragen namens de lidstaten ("donoren") overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst.

De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten en wordt uitbetaald overeenkomstig financiële protocollen die voor opeenvolgende periodes van vijf tot zes jaar worden vastgelegd. Binnen het kader van de Overeenkomst en na de inwerkingtreding van een tweede financieel protocol op 1 juli 2008 (met betrekking op de periode 2008-2013), hierna het 10e Europees Ontwikkelingsfonds ("EOF") genoemd, is de Europese Investeringsbank, hierna de "EIB" of "de Bank" genoemd, belast met het beheer van:

- de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 185,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;

- subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van 400 miljoen EUR voor ACS-landen en 1,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 10% van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.

De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.


Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 14 maart 2013 opgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur op zijn bijeenkomst van 14 mei 2013.

2 Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging

2.1 Grondslag voor de voorbereiding – verklaring van overeenstemming

De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.

2.2 Belangrijke beoordelingen en ramingen

Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de Europese Investeringsbank ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.

Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:

§ Reële waarde van financiële instrumenten

Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. Onder meer de liquiditeit en - voor de modellen - inputgegevens als correlatie en volatiliteit van langdurige derivaten met een looptijd van meer dan drie maanden worden daarbij beoordeeld.

§ Waardevermindering op leningen en vorderingen

Op elke verslagleggingsdatum onderzoekt de faciliteit haar probleemleningen en -vorderingen teneinde te beoordelen of er in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten een voorziening voor waardevermindering moet worden opgevoerd. Om het niveau van de voorziening te bepalen, is een beoordeling van het management van de Europese Investeringsbank vereist voor de raming van het bedrag en het tijdschema van toekomstige kasstromen. Dergelijke ramingen zijn gebaseerd op veronderstellingen over een aantal factoren en de werkelijke resultaten kunnen afwijken, met toekomstige wijzigingen van de voorziening tot gevolg. Naast specifieke voorzieningen voor afzonderlijke belangrijke leningen en vorderingen voert de faciliteit ook een collectieve voorziening voor waardevermindering op voor risicoposities die afzonderlijk genomen weliswaar geen specifieke voorziening vereisen, doch waarvoor de kans op niet-nakoming veel groter is geworden dan op de datum van toekenning.

In beginsel wordt ervan uitgegaan dat een lening niet wordt nagekomen wanneer de betaling van de rente en hoofdsom een achterstand van 90 dagen of meer heeft opgelopen en tegelijkertijd het management van de Europese Investeringsbank van oordeel is dat er een objectieve aanwijzing van waardevermindering is.

§ Waardering van voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen

Bij de waardering van beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:

- recente zakelijke en objectieve markttransacties tussen onafhankelijke partijen;

- actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;

- de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken; of

- andere waarderingsmodellen.

De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.

§ Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

In het kader van de faciliteit is bepaald dat voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen als in waarde verminderd worden beschouwd wanneer hun reële waarde aanzienlijk of langdurig beneden kosten is gedaald of wanneer er andere aanwijzingen van waardevermindering voorhanden zijn. Om te bepalen of een daling "aanzienlijk" of "langdurig" is, is een beoordeling vereist. De faciliteit beschouwt aanzienlijk meestal als 30% of meer en "langdurig" als langer dan twaalf maanden. Voorts houdt de faciliteit rekening met andere factoren, onder meer de normale volatiliteit van aandelen voor beursgenoteerde aandelen, de toekomstige kasstromen en de discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen.

2.3 Wijziging in de boekingsmethode

De gebruikte boekhoudregels stemmen overeen met die van de vorige begrotingsjaren. In de loop van het jaar zijn door de faciliteit geen nieuwe of gewijzigde IFRS-normen ingevoerd.

Uitgevaardigde normen die nog niet in werking zijn getreden

Een aantal nieuwe toepasselijke normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn van kracht voor jaarperioden die aanvangen na 1 januari 2012 en zijn niet toegepast bij de opstelling van deze financiële staten.

IAS 1 Presentatie van posten van niet-gerealiseerde resultaten

De wijzigingen in IAS 1 hebben betrekking op de indeling van posten in de rubriek Niet-gerealiseerde resultaten. Posten die in de toekomst bij winst en verlies zouden worden ondergebracht, zouden afzonderlijk van de posten die nooit opnieuw zullen worden ingedeeld, worden vermeld. De norm is van kracht voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 juli 2012, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan.

IFRS 9 Financiële instrumenten

Deze norm is de eerste stap in een driedelig project van de IASB om de IAS 39 Financiële instrumenten te vervangen, waarbij de categorieën financiële activa en passiva en hun boekhoudkundige verwerking opnieuw gedefinieerd worden. Er wordt momenteel nog verder gewerkt aan de norm die uiteindelijk de IAS 39 volledig zal vervangen. De huidige daadwerkelijke datum voor de invoering van de norm is 1 januari 2015. IFRS 9 is nog niet is goedgekeurd door de Europese Unie. De faciliteit is niet voornemens deze norm vroegtijdig in te voeren en de omvang van het effect is nog niet bepaald.

De volgende norm is in 2011 uitgevaardigd, met inwerkingtreding op 1 januari 2013, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan. Het effect van de invoering van deze norm op de financiële staten van de faciliteit is nog niet bepaald.

IFRS 13 Waardering tegen reële waarde

De norm definieert de reële waarde en bevat een kader voor het bepalen van de reële waarde en vereist informatieverschaffing over waarderingen tegen reële waarde.

2.4 Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging

In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.

2.4.1 Omrekening vreemde valuta

Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.

Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de balans. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.

Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

De elementen van het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden maandelijks in euro omgerekend tegen de aan het einde van de maand geldende wisselkoers.

2.4.2 Geldmiddelen en kasequivalenten

In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito's of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd.

2.4.3 Andere financiële activa dan derivaten

Financiële activa worden geboekt op basis van de valutadatum.

§ Voor verkoop beschikbare financiële activa

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa bestaan uit beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden.

Deze obligaties worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieve-rentemethode over de resterende looptijd van de obligatie.

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa of een groep van financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een "tot verlies leidende gebeurtenis") en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Waardeverminderingsverlies wordt opgenomen in winst en verlies en het verlies wordt gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen die verdisconteerd zijn tegen de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het instrument.

§ Leningen

Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de lener zijn uitgekeerd. Door de faciliteit verstrekte leningen worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd, waarbij de methode van het effectieve rendement wordt gehanteerd, minus een voorziening voor waardevermindering of oninbaarheid.

§ Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn activa die als zodanig zijn aangewezen of die niet in een van de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld: tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening geboekte waarden, tot aan het einde van de looptijd gehouden waarden of leningen en vorderingen. Het gaat om beleggingen in aandelen en investeringen in risicokapitaalfondsen.

Na aanvankelijke waardering worden voor verkoop beschikbare financiële activa vervolgens tegen reële waarde geboekt. In verband met de waardering van de reële waarde van beleggingen in aandelen die niet uit actieve markten kan worden afgeleid, gelden de volgende regels:

a. Risicokapitaalfondsen

De reële waarde van elk risicokapitaalfonds is gebaseerd op de door het fonds gerapporteerde laatst beschikbare intrinsieke waarde, indien deze waarde is berekend op basis van een internationale waarderingsnorm die wordt beschouwd in overeenstemming te zijn met de IFRS (bv. de International Private Equity and Venture Capital Valuation richtsnoeren (IPEV-richtsnoeren), gepubliceerd door de European Venture Capital Association (Europese vereniging voor risicodragend kapitaal)). De faciliteit mag evenwel overgaan tot een aanpassing van de door het fonds gerapporteerde intrinsieke waarde indien er factoren zijn die de waardering kunnen beïnvloeden.

b. Directe aandeleninvesteringen

De reële waarde van de investering is gebaseerd op de laatste reeks beschikbare financiële staten, waarbij — indien van toepassing — opnieuw hetzelfde model wordt gebruikt als het model dat bij de verwerving van de participatie werd gebruikt.

Niet-gerealiseerde winsten of verliezen op risicokapitaalfondsen en directe beleggingen in aandelen worden in het vermogen van de contribuant verwerkt tot de verkoop, de inning of de afstoting van de belegging of totdat is vastgesteld dat de belegging een waardevermindering heeft ondergaan. Indien vastgesteld wordt dat een voor verkoop beschikbare belegging in waarde is verminderd, worden de gecumuleerde niet-gerealiseerde winsten of verliezen die voordien in de rubriek eigen vermogen waren verwerkt, in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen.

Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (bijvoorbeeld verdisconteerde kasstromen of meervoudige prognose). Deze beleggingen worden tegen kosten verwerkt wanneer de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Er wordt opgemerkt dat in de eerste twee jaren van de investeringen, deze tegen kostprijs worden opgevoerd.

De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IAS 27 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20% van de stemrechten bezit.

§ Zekerheidstellingen

Bij de eerste opname worden de financiële garanties tegen reële waarde in de balans opgenomen die overeenstemt met de intrinsieke waarde van de verwachte instroom van premies. Deze berekening wordt uitgevoerd op de begindatum van elke transactie en wordt opgenomen in de balans als "Financiële garanties" onder de rubriek "overige activa" en "overige passiva".

Na de eerste opname worden de passiva van de faciliteit uit hoofde van elke garantie geherwaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:

- de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien, die gebaseerd is op alle relevante factoren en informatie die op balansdatum beschikbaar is;

- het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met de geaccumuleerde afschrijving. De afschrijving van het oorspronkelijk opgenomen bedrag komt tot stand op basis van de actuariële methode.

Elke toe- of afname van het passief in verband met financiële garanties wordt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen onder de post "baten van honoraria en provisies".

Vervolgens worden de activa van de faciliteit die met een dergelijke zekerheidsstelling worden gewaarborgd, afgeschreven waarbij gebruik wordt gemaakt van de actuariële waarderingsmethode en worden zij op waardevermindering gecontroleerd.

Bij de ondertekening van een garantie-overeenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.

2.4.4 Waardevermindering van financiële activa

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een "tot verlies leidende gebeurtenis") en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Aanwijzingen van waardevermindering kunnen zijn dat de lener of een groep van leners aanzienlijke financiële moeilijkheden ondervindt, in gebreke blijft en rente of hoofdsommen niet betaalt, de waarschijnlijkheid dat zij failliet zullen worden verklaard of een andere financiële reorganisatie zullen ondergaan, of dat waarneembare gegevens erop wijzen dat er een meetbare daling is in de geraamde toekomstige kasstromen, zoals wijzigingen in betalingsachterstallen of in de economische omstandigheden die met niet-nakoming samengaan.

Voor de aan het einde van het begrotingsjaar uitstaande leningen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn geboekt, komen waardeverminderingen tot stand wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het risico bestaat dat de uitgeleende bedragen geheel of gedeeltelijk niet volgens de oorspronkelijke contractuele voorwaarden of de overeenstemmende waarde zullen kunnen worden geïnd. Indien er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat er zich een waardevermindering heeft voorgedaan, wordt het verlies gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde van het activum en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen. De boekwaarde van het activum wordt verminderd door middel van een voorziening en het bedrag van het verlies wordt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Rentebaten worden nog steeds toegerekend op de verminderde boekwaarde volgens de effectieve rentevoet van de lening. Leningen worden samen met de daarmee samenhangende voorziening afgeschreven indien er geen realistische vooruitzichten op toekomstige inning bestaan. Indien het bedrag van de geraamde waardevermindering in een volgend jaar toe- of afneemt als gevolg van een gebeurtenis die zich na de opname van de waardevermindering voordoet, wordt de eerder geboekte waardevermindering verhoogd of verlaagd door de voorziening aan te passen.

Aangezien de faciliteit voor elke lening een kredietrisicobeoordeling uitvoert, hoeft er geen voorziening voor collectieve waardevermindering te worden opgenomen.

Voor de voor verkoop beschikbare financiële activa beoordeelt de faciliteit op elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat een investering een waardevermindering heeft ondergaan. Objectieve aanwijzingen kunnen bestaan in een aanzienlijke of langdurige daling van de reële waarde van de investering beneden haar kostprijs. Zijn er aanwijzingen van een waardevermindering voorhanden, dan wordt het gecumuleerde verlies (gewaardeerd als het verschil tussen de kosten van verwerving en de actuele reële waarde, minus de waardevermindering op de betrokken investering die reeds eerder in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen) uit de middelen van de contribuant gehaald en in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Waardeverminderingen op voor verkoop financiële activa worden niet via het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten teruggenomen; toenames van hun reële waarde na waardevermindering worden direct in de middelen van de contribuanten opgenomen.

In het kader van haar risicobeheer gaat de EIB ten minste eenmaal per jaar na of haar financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. De hieruit voortvloeiende aanpassingen leiden onder meer tot het ontbinden van het disagio in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten tijdens de gehele levensduur van het activum en alle aanpassingen die zijn vereist met betrekking tot een herbeoordeling van de oorspronkelijke waardevermindering.

2.4.5 Afgeleide financiële instrumenten

Derivaten omvatten cross-currency swaps, cross-currency renteswaps en currency forwards.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.

De faciliteit doet geen beroep op een van de afdekkingsmogelijkheden op grond van IAS 39. Alle afgeleide financiële instrumenten zijn tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening opgenomen en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.

Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van derivaten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden, worden in "Nettoresultaat van financiële verrichtingen" opgenomen.

In eerste instantie worden derivaten opgenomen met gebruikmaking van de transactiedatum.

2.4.6 Bijdragen

Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.

De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:

- zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;

- zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

- alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld, hebben identieke kenmerken;

- het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt; en

- de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.

2.4.7 Rentebaten van leningen

Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en vorderingen") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.

2.4.8 Rentesubsidies en technische bijstand

Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.

Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als "aan derden verschuldigd bedrag". De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.

Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.

2.4.9 Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten

Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

2.4.10 Honoraria, provisies en dividenden

Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt worden als inkomsten beschouwd in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening.

Dividenden van voor verkoop beschikbare beleggingen in aandelen worden bij ontvangst opgenomen.

2.4.11 Fiscale bepalingen

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.

3 Risicobeheer

Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico's, beheer en controle van deze risico's door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico's die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Hierbij gaat het om de volgende risico's:

- kredietrisico – het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;

- liquiditeitsrisico – het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen;

- marktrisico – de blootstelling aan waarneembare marktvariabelen, zoals rentevoeten, wissel- en aandelenkoersen.

3.1 Organisatie van het risicobeheer

De Europese Investeringsbank past haar risicobeheer voortdurend aan.

Het risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de krediet- en aandelenkoersrisico's waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de front offices. De directeur-generaal risicobeheer rapporteert over de risico's aan de vicevoorzitter van de EIB die hiervoor verantwoordelijk is. Deze vicevoorzitter vergadert op gezette tijden met het auditcomité om te overleggen over risicokwesties. Hij is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de Europese Investeringsbank.

3.2 Kredietrisico

Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.

3.2.1. Beleid op het vlak kredietrisico

Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico met het oog op een getalsmatige weging en waardering. De faciliteit heeft een interne ratingmethodiek (IRM) ontwikkeld voor bedrijven of financiële instellingen om de interne ratings te bepalen van de belangrijkste begunstigde tegenpartijen die als lener/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten, enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt in eerste instantie een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van de lange-termijnrating in vreemde valuta van de tegenpartij (of de gelijkwaardige lokale munteenheid indien nodig) na een diepgaande analyse van het risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.

De kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending is niet onderworpen aan IRM. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating en een verwacht verlies berekend.

Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Voor het maximale nominale bedrag van elke transactie geldt een bovengrens die afhangt van het verwachte verlies van de transactie. Tegenpartijlimieten worden toegepast op geconsolideerde blootstellingen. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen alsook hun totale externe financiering op lange termijn.

Om het kredietrisico te beperken, maakt de faciliteit gebruik van verschillende kredietverbeteringen, waaronder:

- projectgerelateerde effecten (bv. de aandelen als onderpand, de activa als onderpand, overdracht van rechten, toezeggingen met betrekking tot de rekeningen), en/of

- waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. vervollediging van de waarborgen, afroepgaranties).

Daarnaast maakt de faciliteit zelden gebruik van kredietverbeteraars die geen rechtstreeks verband houden met het projectrisico, zoals onderpanden of bankgaranties.

De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.

3.2.2. Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen

In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.

Maximale blootstelling (x 1 000 EUR) || 31.12.2012 || 31.12.2011

ACTIVA || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 466 568 || 452 279

Afgeleide financiële instrumenten || 115 || 434

Leningen en vorderingen || 1 146 280 || 1 033 160

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || 87 310

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa || 99 029 || -

Overige activa || 224 || 416

Totaal activa || 1 799 526 || 1 573 599

|| ||

POSTEN BUITEN DE BALANS || ||

Voorwaardelijke verplichtingen || ||

- Niet-aangesproken garanties || 20 000 || 20 000

Vastleggingen || ||

- Niet-uitgekeerde leningen || 749 044 || 701 092

- Aangesproken garanties || 6 224 || 7 909

Totaal buitenbalansposten || 775 268 || 729 001

|| ||

Totaal kredietrisico || 2 574 794 || 2 302 600

3.2.3. Kredietrisico op leningen en vorderingen

3.2.3.1 Meting kredietrisico op leningen en vorderingen

Elke leningsactiviteit van de faciliteit gaat gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in de rangschikking van de lening. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de lener, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.

Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco's van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de "verwachte verliezen", waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. De rangschikking wordt gebruikt voor de volgende doelstellingen:

- als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitieve beoordeling van de leningrisico's;

- als hulpmiddel bij het toezicht;

- als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;

- als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.

De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:

i) de kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de leners en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne methodiek voor rangschikkingen opgesteld om de interne ratings van leners en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.

ii) De wanbetaling-correlatie: geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de lener als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de lener en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager de rangschikking.

iii) De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.

iv) Het contractuele kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rangschikking.

v) De looptijd van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.

Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:

A     Leningen van uitstekende kwaliteit: er zijn drie subcategorieën. A° omvat alle EU-landenrisico's, dit zijn leningen die zijn verleend aan of die volledig, uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk door de lidstaten zijn gegarandeerd, waarbij verwacht wordt dat er zich geen terugbetalingsmoeilijkheden zullen voordoen en met een percentage voor onverwachte verliezen van 0%. A+ omvat leningen die toegekend zijn aan (of gegarandeerd zijn door) andere entiteiten dan lidstaten, waarbij ervan uitgegaan wordt dat tijdens de looptijd geen verslechtering zal optreden. A- omvat leningen waarbij er enige twijfel is omtrent het behoud van hun huidige status (bijvoorbeeld wegens de lange looptijd of als gevolg van de hoge volatiliteit van de toekomstige prijs van een anders uitstekend onderpand), maar waarbij elke neerwaartse ontwikkeling naar verwachting vrij beperkt zal zijn.

B      Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.

C      Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven met een 7-jaar bullet of soortgelijke afschrijving, vervaldag bij uitbetaling.

D      Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van "aanvaardbare kwaliteit" en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.

E      Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.

F      F (wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico's. Leningen met een rangschikking F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.

Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening.

In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.

3.2.3.2 Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen

In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling weergegeven aan kredietrisico van ondertekende en uitbetaalde leningen per categorie lener, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:

Per 31.12.2012 (x 1 000 EUR) || Gegarandeerd || Andere kredietverbeteraars || Niet gegarandeerd || Totaal

Banken || 12 630 || 136 695 || 207 582 || 356 907

Bedrijven || 20 077 || 78 171 || 478 358 || 576 606

Openbare instellingen || 30 462 || - || 18 || 30 480

Staten || - || 5 819 || 176 468 || 182 287

Totaal uitgekeerd || 63 169 || 220 686 || 862 425 || 1 146 280

Ondertekend, niet uitgekeerd || 14 091 || 142 963 || 591 990 || 749 044

Per 31.12.2011 (x 1 000 EUR) || Gegarandeerd || Andere kredietverbeteraars || Niet gegarandeerd || Totaal

Banken || 13 026 || 97 994 || 197 245 || 308 265

Bedrijven || 15 699 || 55 601 || 475 012 || 546 312

Openbare instellingen || 37 670 || - || - || 37 670

Staten || - || 6 214 || 134 699 || 140 913

Totaal uitgekeerd || 66 395 || 159 809 || 806 956 || 1 033 160

Ondertekend, niet uitgekeerd || 10 434 || 173 484 || 517 174 || 701 092

De kredietgebeurtenissen van de faciliteit die van invloed zijn op de kredietnemers en de borgstellers worden continu opgevolgd door OPS B, het operationele directoraat van de EIB voor verrichtingen buiten de EU. Bij een verslechtering van de kredietbeoordeling en/of contractuele tekortkomingen worden met name contractuele rechten geval per geval beoordeeld. Wanneer dit noodzakelijk is, worden risicobeperkende maatregelen genomen overeenkomstig de richtsnoeren voor kredietrisico. Ook bij verlengingen van bankgaranties voor haar leningen, wordt ervoor gezorgd dat deze worden vervangen of dat tijdig wordt opgetreden.

Als onmiddellijke reactie op de ontwikkelingen op de financiële markten die sinds september 2008 hebben plaatsgevonden, heeft de faciliteit maatregelen genomen om het toezicht op en het beheer van risico's te versterken. Hiertoe heeft OPS B in april 2011 een autonome afdeling toezicht opgericht die rechtstreeks rapporteert aan de directeur-generaal en belast is met het financiële en contractuele toezicht op leningen. Het doel is het bevorderen van de uitwisseling van informatie tussen de departementen en procedures voor verslaglegging en operationeel beheer voor te stellen in tijden van financiële crisis met als doelstelling snel te kunnen optreden, mocht zulks noodzakelijk blijken.

3.2.3.3 Analyse kredietkwaliteit per categorie lener

In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2012 en 31 december 2011 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).

Per 31.12.2012 (x 1 000 EUR) || ||  Uitstekende rangschikking ||  Standaard rangschikking ||  Min. aanvaardbaar Risico ||  Hoog risico ||  Geen rangschikking ||  Totaal

|| || A tot B- || C || D+ || D- en lager || ||

Lener || Banken || 50 000 || 24 342 || 21 864 || 529 325 || 337 014 || 962 545

Bedrijven || 7 466 || 8 006 || - || 605 672 || - || 621 144

Openbare instellingen || - || - || - || 70 480 || - || 70 480

Staten || - || - || - || 241 155 || - || 241 155

Totaal || || 57 466 || 32 348 || 21 864 || 1 446 632 || 337 014 || 1 895 324

Per 31.12.2011 (x 1 000 EUR) || ||  Uitstekende rangschikking ||  Standaard rangschikking ||  Min. aanvaardbaar Risico ||  Hoog risico ||  Geen rangschikking ||  Totaal

|| || A tot B- || C || D+ ||  D- en lager || || ||

Lener || Banken || 50 002 || 9 674 || 39 966 || 356 629 || 351 476 || 807 747

Bedrijven || 3 917 || 5 279 || - || 635 825 || - || 645 021

Openbare instellingen || - || - || - || 38 761 || - || 38 761

Staten || - || - || - || 242 723 || - || 242 723

Totaal || || 53 919 || 14 953 || 39 966 || 1 273 938 || 351 476 || 1 734 252

3.2.3.4 Risicoconcentraties van leningen en vorderingen

3.2.3.4.1 Geografische analyse

Op basis van het land van de ontlener kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio's (x 1 000 EUR):

Land van de ontlener || 31.12.2012 || 31.12.2011

Regionaal – ACS || 84 051 || 99 543

Uganda || 140 833 || 117 035

Regionaal – West-Afrika || 33 856 || 14 161

Mozambique || 137 745 || 126 666

Mauritanië || 65 670 || 43 427

Ethiopië || 81 666 || 84 266

Dominicaanse Republiek || 67 991 || 66 118

Kenia || 131 566 || 65 611

Kameroen || 72 525 || 60 706

Zambia || 18 772 || 43 294

Congo (Democratische Republiek) || 28 415 || 8 980

Nigeria || 14 383 || 28 691

Regionaal – tille Oceaan || 17 767 || 20 603

Regionaal – Centraal Afrika || 10 431 || 12 109

Jamaica || 71 027 || 59 317

Madagaskar || - || 1 253

Mauritius || 11 302 || 12 732

Ghana || 5 642 || 7 812

Angola || 10 009 || 13 598

Trinidad en Tobago || 1 483 || 1 002

Burkina Faso || 10 727 || 12 588

Malawi || 4 950 || 5 833

Nieuw-Caledonië || 4 198 || 4 673

Rwanda || 9 641 || 11 197

Niger || 4 146 || 3 950

Frans-Polynesië || 2 631 || 3 131

Botswana || - || -

Senegal || 5 837 || 10 329

Lesotho || 3 827 || 3 902

Vanuatu || 3 639 || 3 917

Belize || 13 || 103

Grenada || 2 477 || 2 698

Gabon || 1 011 || 1 509

Togo || 52 644 || 53 224

Kaapverdië || 27 073 || 28 405

Djibouti || 762 || 777

Haïti || 4 654 || -

Saint Lucia || 2 916 || -

Totaal || 1 146 280 || 1 033 160

3.2.3.4.2 Analyse op grond van bedrijfstak

In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de ontlener. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder de globale leningen opgenomen (x 000 EUR):

Bedrijfstak van de ontlener || 31.12.2012 || 31.12.2011

Globale leningen en agentuurovereenkomsten || 252 662 || 218 912

Luchtvaartmaatschappijen en producenten van luchtvaartuigen || 13 || 103

Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling || 30 480 || 31 052

Grondstoffen en mijnbouw || 168 911 || 135 573

Chemicaliën, kunststoffen en farmaceutische producten || - || 20 400

Drinkwater, waterzuivering || 38 697 || 33 247

Elektriciteit, kolen en andere || 409 090 || 358 745

Voedselketen || - || 1 244

Investeringsgoederen/duurzame consumptiegoederen || 3 827 || 3 902

Vervoer over zee en andere || 5 819 || 6 214

Verwerking van materialen, bouwsector || 24 154 || 29 025

Papierketen || 4 747 || 4 840

Autosnelwegen en andere wegen || 73 921 || 62 856

Telecommunicatie || 18 427 || 24 963

Tertiaire sector en overige || 115 532 || 102 084

Totaal || 1 146 280 || 1 033 160

3.2.3.5 Achterstal op leningen

De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig een reeks procedures, de zogeheten "Richtsnoeren voor het toezicht op laattijdige betalingen".

Het toezicht en de rapportage over laattijdige betalingen wordt doorgaans beheerd door de eenheid Laattijdige betalingen van het directoraat Beheer en Herstructurering van Transacties van de EIB. Deze eenheid stelt een maandelijks verslag op over de onbetaalde leningtranches van de faciliteit, inclusief een tabel waarin de achterstallen van meer dan acht dagen van maand tot maand worden vergeleken. Dit maandelijks verslag geeft een gedetailleerd beeld van de maatregelen die reeds zijn genomen of die moeten worden genomen, per land, lening en tranche.

Daarnaast wordt een maandelijks rapport opgesteld over leningen met achterstallige betalingen van meer dan 90 dagen, dat vervolgens bij de Europese Commissie wordt ingediend. Tweemaal per jaar ontvangt het directiecomité van de EIB een overzichtstabel van de leningen met achterstallige betalingen van meer dan 30 dagen en 90 dagen alsook een verslag met vergelijkende gegevens over de jaarlijkse en halfjaarlijkse ontwikkeling van de achterstallen.

De achterstallen op de betalingen van de desbetreffende leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (x 1 000 EUR):

|| Toelichting || Leningen en vorderingen 31.12.2012 || Leningen en vorderingen 31.12.2011

Boekwaarde || || 1 146 280 || 1 033 160

|| || ||

Individueel in waarde verminderde activa || || ||

Brutobedrag || || 110 767 || 112 662

Voorziening voor waardevermindering || 7 || -45 144 || -48 816

Individueel in waarde verminderde boekwaarde || || 65 623 || 63 846

|| || ||

Collectief in waarde verminderde activa || || ||

Brutobedrag || || - || -

Voorziening voor waardevermindering || || - || -

Collectief in waarde verminderde boekwaarde || || - || -

|| || ||

Achterstallig maar niet in waarde verminderd || || ||

|| || ||

"Achterstallig" omvat || || ||

30-60 dagen || || 12 ||  8

60-90 dagen || || - ||  472

90-180 dagen || || - ||  13

meer dan 180 dagen || || - ||  33

Achterstallige maar niet in waarde verminderde boekwaarde || || 12 ||  526

|| || ||

Boekwaarde die niet vervallen is en evenmin in waarde is verminderd || || 1 080 645 || 968 788

|| || ||

Totale boekwaarde leningen en vorderingen || || 1 146 280 || 1 033 160

|| || || ||

3.2.4. Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten

De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Vanaf 31.12.2012 waren er alleen investeringen in de vorm van bankrekeningen en andere financiële instrumenten op korte termijn. Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.

De minimale kortetermijn rating voor goedgekeurde banken of emittenten is P-1/A-1/F1 (Moody’s, S&P, Fitch). Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank of emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR).

De deposito's worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de transactiedatum tot de limietdatum van de kredietblootstelling.

Per 31 december 2012 en 31 december 2011 hadden alle bankdeposito"s en schuldpapier op korte termijn dat door faciliteit werd aangehouden, een minimale rating van P-1 op de vereffening volgens Moody's. In de kredietbeoordeling van P-2 van 31 december 2011 zou de waarde van een tegenpartij op 21 december 2011 worden verminderd.

In de onderstaande tabel is het saldo van de bankrekeningen inclusief opgelopen rente opgenomen (x 1000 EUR):

Minimale korte-termijnrating (terminologie Moody's) ||      Minimale      lange-termijnrating      (terminologie Moody's) || 31.12.2012 || 31.12.2011

P-1 ||      Aa1 || 43 400 || 10 % || - || -

P-1 ||      Aa2 || - || - || 28 622 || 6 %

P-1 ||      Aa3 || 130 901 || 29 % || 105 547 || 24 %

P-1 ||      A1 || 83 500 || 18 % || 117 603 || 26 %

P-1 ||      A2 || 198 179 || 43 % || 179 938 || 40 %

P-2 ||      A3 || - || - || 17 441 || 4 %

Totaal ||      || 455 980 || 100 % || 449 151 || 100 %

3.2.5. Kredietrisico met betrekking tot derivaten

3.2.5.1 Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten

Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn zijn contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.

3.2.5.2 Meting van de kredietrisico's voor derivaten

Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.

Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.

In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de swapcontracten opgenomen (inclusief cross currency swaps, cross currency interest rate swaps, maar zonder short-term currency swaps), opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:

Swapcontracten per 31.12.2012 || korter dan || 1 jaar || 5 jaar || meer dan || TOTAAL 2012

(x 1 000 EUR) || 1 jaar || tot 5 jaar || tot 10 jaar || tot 10 jaar ||

Referentiebedrag || 1 480 || 9 833 || 15 253 || - || 26 566

Reële waarde (d.i. netto contante waarde) || 71 || -528 || -3 529 || - || -3 986

Swapcontracten per 31.12.2011 || korter dan || 1 jaar || 5 jaar || meer dan || TOTAAL 2011

(x 1 000 EUR) || 1 jaar || tot 5 jaar || tot 10 jaar || tot 10 jaar ||

Referentiebedrag || 7 042 || 43 593 || 16 899 || - || 67 534

Reële waarde (d.i. netto contante waarde) || -674 || -1 331 || -3 869 || - || -5 874

De faciliteit sluit currency swap contracten op korte termijn af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. Currency swaps op korte termijn hebben een looptijd van maximum drie maand en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van currency swap contracten op korte termijn bedroeg 652 miljoen EUR op 31 december 2012 ten opzichte van 585 miljoen EUR op 31 december 2011. De reële waarde van currency swap contracten op korte termijn bedroeg -2,9 miljoen EUR op 31 december 2012 ten opzichte van -6,4 miljoen EUR op 31 december 2011.

De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2012 is er een niet-afgewikkelde interest rate swap met een referentiebedrag van 19,6 miljoen EUR (2011: nihil) en een reële waarde van 0,03 miljoen EUR (2011: nihil).

3.2.6. Kredietrisico op tot einde looptijd aangehouden financiële activa

In de volgende tabel wordt de situatie toegelicht van de portefeuille van tot de vervaldatum aangehouden posities die volledig bestaan uit obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden.

Minimale korte-termijnrating (terminologie Moody's) ||      Minimale      lange-termijnrating      (terminologie Moody's) || 31.12.2012 || 31.12.2011

P-2 ||      Baa2 || 50 143 || 51 % || - || -

P-3 ||      Baa3 || 48 886 || 49 % || - || -

Totaal ||      || 99 029 || 100 % || - || -

3.3 Liquiditeitsrisico

3.3.1 Beheer van het liquiditeitsrisico:

Liquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen.

De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten (middelen 9e en 10e EOF) en in tweede instantie met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB betreffende het beheer en de verrichtingen van de faciliteit stelt de Commissie jaarlijks de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijkse bedrag van de afgeroepen bijdragen (met inbegrip van de rentesubsidies) voor het lopende en de volgende begrotingsjaren, en zij stelt de Raad hiervan vóór 15 oktober in kennis.

Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, wordt het uitkeringspatroon van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten. Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen (op gezette tijden bekendgemaakt door OPS B) te dekken.

Het schatkistpapier op de in naam van de faciliteit geopende rekeningen wordt beheerd door de afdeling thesaurie van de bank, overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office. Afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa, vallen onder de verantwoordelijkheid van de afdeling planning en afwikkeling van transacties.

Daarnaast vallen volgens het beginsel van scheiding van taken de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.

3.3.2 Meting van het liquiditeitsrisico:

In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).

De faciliteit heeft verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand ("TA"). Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. In het kader van de IF afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op tijdstippen en in bedragen die weergeven welke vooruitgang is geboekt bij de onderliggende investeringsprojecten en financieringsverrichtingen in een relatief volatiele context. Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten. Leninggaranties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garantie wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van elke gegarandeerde lening.

In het licht hiervan is de uitsplitsing van de hierna vermelde looptijden opgesteld, waarbij voor elk geval is rekening gehouden met de contractuele uitbetalingsperiode, waarbij gebruik is gemaakt van prognoses in overeenstemming met de gangbare methoden voor de liquiditeitsplanning van de faciliteit. Wat betreft de uitbetalingsverbintenissen in het kader van contracten voor technische bijstand, zijn deze doorgaans van korte duur (minder dan een jaar). In de volgende gevallen is gekozen voor "Looptijd niet bepaald": verbintenissen van opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties; vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen waarvoor de contractuele uitbetalingsperiode is verstreken en op verlenging wordt gewacht; rentesubsidies waarvoor middelen waren afgeroepen van de lidstaten voor de dekking van toekomstige vereisten op forfaitaire basis.

Het liquiditeitsprofiel van afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps (CCS), cross currency renteswaps (CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen ||  Ten hoogste 3 maanden || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || Meer dan 5 jaar || Looptijd niet bepaald || Bruto nominale uitstroom

X 1 000 EUR op 31.12.2012

Andere (verstrekte garanties, afgeroepen garanties) || - || - || - || - || 26 224 || 26 224

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen || 16 500 || 287 657 || 243 020 || - || 201 867 || 749 044

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen inschrijving op aandelen || - || 26 806 || 54 958 || 7 319 || 127 987 || 217 070

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies || 255 || 101 495 || 79 206 || - || 23 599 || 204 555

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand || 2 000 || 8 511 || 13 109 || - || - || 23 620

Totaal || 18 755 || 424 469 || 390 293 || 7 319 || 379 677 || 1 220 513

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen ||  Ten hoogste 3 maanden || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || Meer dan 5 jaar || Looptijd niet bepaald || Bruto nominale uitstroom

X 1 000 EUR op 31.12.2011

Andere (verstrekte garanties, afgeroepen garanties) || - || - || - || - || 27 909 || 27 909

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen || 2 295 || 257 127 || 274 573 || 54 000 || 113 097 || 701 092

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen inschrijving op aandelen || 2 035 || 38 424 || 38 010 || 7 666 || 178 432 || 264 567

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies || 1 445 || 31 100 || 139 211 || - || 16 211 || 187 967

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand || 4 564 || 16 693 || - || - || - || 21 257

Totaal || 10 339 || 343 344 || 451 794 || 61 666 || 335 649 || 1 202 792

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen X 1 000 EUR op 31.12.2012 ||  3 maanden of minder || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || meer dan 5 jaar || Bruto nominale instroom of uitstroom

CCS en CCIRS – instroom || 1 238 || 7 364 || 14 498 || 5 350 || 28 450

CCS en CCIRS – uitstroom || -1 286 || -8 428 || -17 218 || -5 894 || -32 826

Currency swaps op korte termijn – instroom || 649 000 || - || - || - || 649 000

Currency swaps op korte termijn – uitstroom || -652 451 || - || - || - || -652 451

Renteswaps – instroom || 65 || 511 || 3 274 || 2 117 || 5 967

Renteswaps - uitstroom || - || -753 || -3 537 || -1 577 || -5 867

Totaal || -3 434 || -1 306 || -2 983 || -4 || -7 727

|| || || || ||

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen X 1 000 EUR op 31.12.2011 ||  Ten hoogste 3 maanden || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || Meer dan 5 jaar || Bruto nominale instroom of uitstroom

CCS en CCIRS – instroom || 9 873 || 14 365 || 19 533 || 7 430 || 51 201

CCS en CCIRS – uitstroom || -10 091 || -17 527 || -24 420 || -9 015 || -61 053

Currency swaps op korte termijn – instroom || 585 000 || - || - || - || 585 000

Currency swaps op korte termijn – uitstroom || -591 909 || - || - || - || -591 909

Totaal || -7 127 || -3 162 || -4 887 || -1 585 || -16 761

3.4 Marktrisico

Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen en creditspreads (die geen verband houden met wijzigingen in de kredietwaardigheid van de emittent) de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.4.1. Het renterisico

Het renterisico is de volatiteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen in de marktrendementen of de rentetermijnstructuur. Blootstelling aan renterisico doet zich voor wanneer er verschillen optreden in de renteherzieningen en looptijdkenmerken van de verschillende activa en passiva.

De gevoeligheid van de kredietportefeuille en hiermee gerelateerde micro hedging swaps van de faciliteit voor renterisico wordt gemeten op basis van een "basis point value" (BPV) berekening.

In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01%) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval "money market – tot en met 1 jaar", "very short – 2 tot 3 jaar", "short – 4 tot 6 jaar", "long – 12 tot 20 jaar" of "extra long – meer dan 21 jaar".

Voor het verkrijgen van de netto contante waarde van de leningen gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve (EUR swapcurve + EIB financieringsspread) voor kasstromen in EUR en andere dan USD vreemde valuta en de USD-financieringscurve voor kasstromen in USD. Voor het verkrijgen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.

Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31.12.2012 dalen met 341 000 EUR (per 31.12.2011: daling met 239 000 EUR) als de rente tegelijkertijd stijgt met 1 basispunt.

Basispuntwaarde (x 1 000 EUR) || Geld Markt || Zeer kort || Kort || Gemiddeld || Lang || Extra lang || Totaal

Per 31.12.2012 || 1 jaar || 2 tot 3 jaar || 4 tot 6 jaar || 7 tot 11 jaar || 12 tot 20 jaar || 21 jaar ||

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps || -25 || -47 || -90 || -117 || -62 || - || -341

Basispuntwaarde (x 1 000 EUR) || Geld Markt || Zeer kort || Kort || Gemiddeld || Lang || Extra lang || Totaal

Per 31.12.2011 || 1 jaar || 2 tot 3 jaar || 4 tot 6 jaar || 7 tot 11 jaar || 12 tot 20 jaar || 21 jaar ||

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps || -20 || -28 || -60 || -78 || -53 || - || -239

3.4.2. Valutarisico

Het valutarisico is de volatiteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.

De faciliteit is blootgesteld aan een valutarisico wanneer er zich valutamismatches voordoen tussen de activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van onverwachte en ongunstige wijzigingen in de waarde van toekomstige kasstromen als gevolg van wisselkoersschommelingen.

3.4.2.1 Valutarisico en schatkistpapier

Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.

Het valutarisico wordt gedekt door valutaspot of termijntransacties, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico's met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.

3.4.2.2 Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.

De bijdragen van de lidstaat aan de faciliteit worden ontvangen in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.

Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.

3.4.2.2.1. Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD

- Leningen van de faciliteit die worden uitgekeerd in andere valuatie dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swap contracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.

- Voor uitkeringen in het kader van transacties van de faciliteit in een andere valuta dan EUR en USD waarbij niet is voorzien in een afdekking op lange termijn, voert de afdeling thesaurie twee werkdagen voorafgaand aan de uitkering een valutatransactie uit. De wisselkoers die geldt voor de transacties van de faciliteit stemt overeen met de wisselkoers op de markt waartegen de afdeling thesaurie de transactie heeft uitgevoerd. Dit geldt ook voor terugbetalingen in andere valuta dan de EUR en USD, waarbij de afdeling thesaurie in voorkomend geval een wisselkoerstransactie uitvoert om de ontvangen valuta om te wisselen.

- Voor niet-afgeroepen waarborgen is er geen valutadekking. Afgeroepen waarborgen in andere valuta dan EUR en USD worden afgedekt.

- Transacties in andere valuta dan EUR en USD die door de afdeling thesaurie niet kunnen worden afgedekt met een valutadekking, blijven ongedekt. Dit geldt ook voor (synthetische) transacties in een lokale valuta die in EUR of USD worden afgewikkeld. De faciliteit blijft blootgesteld aan het valutarisico die hierbij wordt gelopen.

3.4.2.2.2. Afdekking van verrichtingen in USD

- Het totale uitstaande bedrag van alle transacties van de faciliteit (met uitzondering van niet-afgeroepen waarborgen) in USD wordt afgeschermd door middel van USD/EUR valutaswaps, die periodiek worden verlengd. Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.

- In de boekhouding komt een periodieke berekening van de totale blootstelling aan USD tot stand om in voorkomend geval de afdekking op de volgende valutaswapverlenging aan te passen.

- Indien de dienst thesaurie dit uit operationeel oogpunt passend vindt, kunnen ook cross-currency swaps worden gebruikt om specifieke leningen in USD af te dekken.

- Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hocvalutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet.

- Te allen tijde mag het totale uitstaande niet-afgedekte bedrag van USD transacties (in nominale termen) nooit hoger zijn dan 5 000 000 USD (vijf miljoen USD). Deze limiet wordt jaarlijks aangepast. Bij overschrijding van deze limiet brengt de afdeling thesaurie de blootstelling terug binnen de limiet door middel van een valutatransactie.

3.4.2.3 Deviezenpositie

In de onderstaande tabellen wordt de deviezenpositie van de faciliteit toegelicht (x 1 000 EUR):

Per 31 december 2012 || EUR || USD || KES || ACS/LGO valuta || Totaal

|| || || || ||

ACTIVA || || || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 424 647 || 41 921 || - || - || 466 568

Afgeleide financiële instrumenten || 1 064 || -949 || - || - || 115

Leningen en vorderingen || 513 231 || 508 412 || 60 348 || 64 289 || 1 146 280

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 66 509 || 259 694 || - || 6 798 || 333 001

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || - || - || - || 87 310

Tot einde looptijd aangehouden activa || 99 029 || - || - || - || 99 029

Overige activa || - || - || - || 224 || 224

Totaal activa || 1 191 790 || 809 078 || 60 348 || 71 311 || 2 132 527

|| || || || ||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN || || || || ||

Passiva || || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || -675 814 || 682 849 || - || - || 7 035

Uitgestelde baten || 37 560 || 248 || - || - || 37 808

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 312 040 || 46 || - || - || 312 086

Overige passiva || 905 || 19 || 14 || 215 || 1 153

Totaal passiva || -325 309 || 683 162 || 14 || 215 || 358 082

Middelen contribuanten || || || || ||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten || 1 561 309 || - || - || - || 1 561 309

Reëlewaardereserve || 5 366 || 59 144 || - || 3 924 || 68 434

Ingehouden winsten || 144 702 || - || - || - || 144 702

Totaal middelen contribuanten || 1 711 377 || 59 144 || - || 3 924 || 1 774 445

Totaal passiva en middelen contribuanten || 1 386 068 || 742 306 || 14 || 4 139 || 2 132 527

Valutapositie per 31 december 2012 || -194 278 || 66 772 || 60 334 || 67 172 || -

|| || || || ||

Per 31 december 2012: || || || || ||

VASTLEGGINGEN || || || || ||

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa || 794 475 || 171 639 || - || - || 966 114

Aangesproken garanties || - || - || - || 6 224 || 6 224

Rentesubsidies en technische bijstand || 204 555 || - || - || - || 204 555

|| || || || ||

VOORWAARDELIJKE PASSIVA || || || || ||

Niet-aangesproken garanties || 20 000 || - || - || - || 20 000

Per 31 december 2011 || EUR || USD || CAD || ACS/LGO valuta || Totaal

|| || || || ||

ACTIVA || || || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 416 384 || 35 895 || - || - || 452 279

Afgeleide financiële instrumenten || 13 419 || -12 985 || - || - || 434

Leningen en vorderingen || 477 340 || 501 923 || - || 53 897 || 1 033 160

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 54 287 || 186 525 || 4 303 || 6 545 || 251 660

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || - || - || - || 87 310

Overige activa || 50 || - || - || 366 || 416

Totaal activa || 1 048 790 || 711 358 || 4 303 || 60 808 || 1 825 259

|| || || || ||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN || || || || ||

Passiva || || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || -641 758 || 654 460 || - || - || 12 702

Uitgestelde baten || 32 689 || 314 || - || - || 33 003

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 329 598 || 62 || - || - || 329 660

Overige passiva || 691 || 19 || - || 403 || 1 113

Totaal passiva || -278 780 || 654 855 || - || 403 || 376 478

Middelen contribuanten || || || || ||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten || 1 281 309 || - || - || - || 1 281 309

Reëlewaardereserve || 41 750 || - || - || - || 41 750

Ingehouden winsten || 125 722 || - || - || - || 125 722

Totaal middelen contribuanten || 1 448 781 || - || - || - || 1 448 781

Totaal passiva en middelen contribuanten || 1 170 001 || 654 855 || - || 403 || 1 825 259

Valutapositie per 31 december 2011 || -121 211 || 56 503 || 4 303 || 60 405 || -

|| || || || ||

Per 31 december 2011: || || || || ||

VASTLEGGINGEN || || || || ||

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa || 761 319 || 204 340 || - || - || 965 659

Aangesproken garanties || - || - || - || 7 909 || 7 909

Rentesubsidies en technische bijstand || 209 223 || || - || - || 209 223

VOORWAARDELIJKE PASSIVA || || || || ||

Niet-aangesproken garanties || 20 000 || - || - || - || 20 000

3.4.2.4 Deviezen gevoeligheidsanalyse (x 1 000 EUR)

Op de verslagleggingsdatum is de meest aanzienlijke nettoblootstelling in vreemde valuta de nettoblootstelling in USD. Per 31 december 2012 zou een wijziging van +/- 10 percent in de wisselkoers van de USD resulteren in een wijziging van de middelen van de contribuanten ten belope van 6 682 EUR, respectievelijk - 6 682 EUR (31 december 2011: 5 650 EUR, respectievelijk -5 650 EUR)

3.4.2.5 Omrekeningskoers

De volgende omrekeningsnormen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2012 en 31 december 2011:

|| 31 december 2012 || 31 december 2011

Andere dan EU-valuta || ||

Dominicaanse Republiek Pesos (DOP) || 53.1220 || 49.8498

Fiji dollars (FJD) || 2.3417 || 2.3630

Haïtiaanse gourde (HTG) || 55.7265 || 52.1645

Kenia shillings (KES) || 113.68 || 109.53

Mauritanië ouguiyas (MRO) || 393.99 || 372.52

Mauritius roepies (MUR) || 40.19 || 37.43

Rwanda frank (RWF) || 811.83 || 771.76

Oeganda shillings (UGX) || 3 549 || 3 205

Verenigde Staten dollar (USD) || 1.3194 || 1.2939

Franc CFA Francs (XAF/XOF) || 655.957 || 655.957

Zuid-Afrika rand (ZAR) || 11.1727 || 10.4830

3.4.3. Aandelenkoersrisico (x 1 000 EUR)

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van aandelen daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenindexen en de waarde van de individuele aandeleninvesteringen.

De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in risicokapitaal, d.i. directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.

Aan investeringen in aandelen worden scores toegekend. Elke investering wordt beoordeeld volgens verschillende criteria die ondergebracht zijn in drie hoofdcategorieën: beheer, bedrijfsplan en structuur. De afzonderlijkse scores worden vervolgens geconsolideerd in een totaalscore die aan de investering wordt toegekend en die de totale sterkte van de investering weerspiegelt.

Blootstelling aan aandelenrisico is ook aan beperkingen onderworpen, die zowel op het individuele als het gecumuleerde niveau zijn vastgesteld. De omvang van deze beperkingen hangt af van de kwaliteit van de aandeleninvesteringen.

De waarde van aandelen in particulier bezit is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.

De effecten op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de voor verkoop beschikbare aandelenportfolio) als gevolg van een 10 % -verlaging van aandelenindexen en de waarde van de individuele aandelenbeleggingen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komen neer op -33 300 EUR op 31 december 2012 en -25 166 EUR op 31 december 2011.

4 Reële waarde van activa en passiva

In de onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt per categorie van de boekwaarden en reële waarden van de activa en passiva van de faciliteit die in de jaarrekening (x 1 000 EUR) zijn opgenomen:

|| Boekwaarde 31.12.2012 || Reële waarde 31.12.2012 || Boekwaarde 31.12.2011 || Reële waarde 31.12.2011

Activa geboekt tegen reële waarde || || || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 333 001 || 333 001 || 251 660 || 251 660

Afgeleide financiële instrumenten || 115 || 115 || 434 || 434

Totaal || 333 116 || 333 116 || 252 094 || 252 094

|| || || ||

Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs || || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 466 568 || 466 568 || 452 279 || 452 279

Leningen en vorderingen || 1 146 280 || 1 226 409 || 1 033 160 || 1 022 679

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || 87 310 || 87 310 || 87 310

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa || 99 029 || 98 805 || - || -

Overige activa || 224 || 224 || 416 || 416

Totaal || 1 799 411 || 1 879 316 || 1 573 165 || 1 562 684

Totaal activa || 2 132 527 || 2 212 432 || 1 825 259 || 1 814 778

|| || || ||

Passiva geboekt tegen reële waarde || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || 7 035 || 7 035 || 12 702 || 12 702

Totaal || 7 053 || 7 053 || 12 702 || 12 702

|| || || ||

Passiva gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs || || || ||

Uitgestelde baten || 37 808 || 37 808 || 33 003 || 33 003

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 312 086 || 312 086 || 329 660 || 329 660

Overige passiva || 1 153 || 1 153 || 1 113 || 1 113

Totaal || 351 047 || 351 047 || 363 776 || 363 776

Totaal passiva || 358 082 || 358 082 || 376 478 || 376 478

Hierna worden de methodieken en veronderstellingen toegelicht die worden gebruikt voor het bepalen van de reële waarde van activa en passiva:

§ Activa waarvan de reële waarde de boekwaarde benadert

Voor liquide of kortlopende (looptijd minder dan drie maanden) activa en passiva wordt verondersteld dat de boekwaarde de reële waarde benadert.

§ Tegen hun reële waarde geboekte activa en passiva

Gepubliceerde prijsnoteringen op een actieve markt zijn de eerste bron om de reële waarde van een financieel instrument te bepalen. Wegens de reikwijdte van de investeringsportefeuille van de faciliteit zijn deze noteringen zelden beschikbaar. Voor instrumenten zonder beschikbare marktwaarde worden de reële waarden geraamd met behulp van waarderingstechnieken of modellen die zoveel mogelijk zijn gebaseerd op beschikbare waarneembare marktgegevens op de balansdatum.

In de onderstaande tabellen zijn financiële activa opgenomen waarvan de reële waarde met een waarderingsmethode is vastgesteld. De verschillende niveaus zijn als volgt vastgesteld:

- Niveau 1:    genoteerde prijzen (niet-aangepast) op actieve markten;

- Niveau 2:    andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte genoteerde prijzen die voor het actief te nemen zijn,          hetzij rechtstreeks (dus als              prijzen of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen);

- Niveau 3:    inputs voor de activa die niet gebaseerd zijn op waarneembare marktgegevens (niet-waarneembare inputs).

Per 31 december 2012 (x 1 000 EUR) || Niveau 1 || Niveau 2 || Niveau 3 || Totaal

Financiële activa || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 115 || - || 115

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 11 001 || - || 322 000 || 333 001

Totaal || 11 001 || 115 || 322 000 || 333 116

|| || || ||

Financiële verplichtingen || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 7 035 || - || 7 035

Totaal || - || 7 035 || - || 7 035

Per 31 december 2011 (x 1 000 EUR) || Niveau 1 || Niveau 2 || Niveau 3 || Totaal

Financiële activa || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 434 || - || 434

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 15 214 || - || 236 446 || 251 660

Totaal || 15 214 || 434 || 236 446 || 252 094

|| || || ||

Financiële verplichtingen || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 12 702 || - || 12 702

Totaal || - || 12 702 || - || 12 702

In 2012 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.

In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2012 en 31 december 2011 afgesloten jaren:

(x 1 000 EUR) || Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 2012 || 236 446

Totaal winsten of verliezen ||

- in winst of verlies || 8 133

- niet in winst of verlies opgenomen resultaten || 15 041

Uitgekeerde bedragen || 81 981

Terugbetalingen || -19 601

Saldo op 31 december 2012 || 322 000

(x 1 000 EUR) || Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 2011 || 171 638

Totaal winsten of verliezen ||

- in winst of verlies || -3 206

- niet in winst of verlies opgenomen resultaten || 21 759

Uitgekeerde bedragen || 67 829

Terugbetalingen || -21 574

Saldo op 31 december 2011 || 236 446

5 Geldmiddelen en kasequivalenten (x 1 000 EUR)

De geldmiddelen en kasequivalenten kunnen worden opgesplitst tussen middelen ontvangen van lidstaten die nog niet uitgekeerd zijn en middelen die zijn verkregen uit de bedrijfseconomische en financiële activiteiten van de faciliteit.

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Ontvangen maar nog niet uitgekeerde bijdragen van lidstaten || 117 622 || 195 205

Middelen uit de financiële en bedrijfseconomische activiteiten || 348 946 || 257 074

Totaal geldmiddelen en kasequivalenten || 466 568 || 452 279

6 Afgeleide financiële instrumenten (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de afgeleide financiële instrumenten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden:

Per 31 december 2012 || Reële waarde || Referentiebedrag

Activa || Passiva

Valutaswaps: || 87 || -102 || 7 062

Valutarenteswaps || - || -3 971 || 19 504

Renteswaps || 28 || - || 19 568

FX Forwards || - || -2 962 || 652 451

Totaal afgeleide financiële instrumenten || 115 || -7 035 || 698 585

|| || ||

Per 31 december 2011 || Reële waarde || Referentiebedrag

Activa || Passiva

Valutaswaps: ||  434 || -953 || 29 376

Valutarenteswaps || - || -5 355 || 38 158

FX Forwards || - || -6 394 || 585 000

Totaal afgeleide financiële instrumenten || 434 || -12 702 || 652 534

7 Leningen en vorderingen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van leningen en vorderingen:

|| Globale leningen  (*) || Niet-achtergestelde leningen || Achtergestelde leningen || Totaal

Nominaal per 1 januari 2012 || 225 365 || 716 350 || 128 679 || 1 070 394

Uitbetaling || 79 015 || 154 003 || - || 233 018

Afschrijvingen || -947 || -1 206 || - || -2 153

Terugbetalingen || -39 967 || -71 368 || -4 145 || -115 480

Gekapitaliseerde rente || - || -117 || 9 739 || 9 622

Verschillen wisselkoersen || -8 780 || -7 692 || -493 || -16 965

Nominaal per 31 december 2012 || 254 686 || 789 970 || 133 780 || 1 178 436

|| || || ||

Waardevermindering per 1 januari 2012 || -7 609 || -16 372 || -24 835 || -48 816

Waardevermindering geboekt in overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten || -835 || -292 || - || -1 127

Waardevermindering van afschrijvingen || 947 || 1 206 || - || 2 153

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen || 910 || 814 || - || 1 724

Verschillen wisselkoersen || 93 || 348 || 480 || 921

Waardevermindering per 31 december 2012 || -6 494 || -14 296 || -24 355 || -45 145

|| || || ||

Geamortiseerde kosten || -1 641 || -3 984 || -82 || -5 707

Lopende rente || 5 246 || 9 244 || 4 206 || 18 696

Leningen en vorderingen per 31 december 2012 || 251 797 || 780 934 || 113 549 || 1 146 280

|| || || || ||

(*) inclusief agentuurovereenkomsten

|| Globale leningen (*) || Niet-achtergestelde leningen || Achtergestelde leningen || Totaal

Nominaal per 1 januari 2011 || 246 500 || 542 322 || 123 910 || 912 732

Uitbetaalde bedragen || 25 689 || 211 351 || 0 || 237 040

Afschrijvingen ||  0 ||  0 || -2 000 || -2 000

Terugbetalingen || -48 554 || -51 712 || -4 144 || -104 410

Gekapitaliseerde rente || 0 || 459 || 10 053 || 10 512

Verschillen wisselkoersen || 1 730 || 13 930 ||  860 || 16 520

Nominaal per 31 december 2011 || 225 365 || 716 350 || 128 679 || 1 070 394

|| || || ||

Waardevermindering per 1 januari 2011 || -15 006 || -18 056 || -44 023 || -77 085

Waardevermindering geboekt in overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten || -1 746 || -1 514 || -773 || -4 033

Waardevermindering van afschrijvingen ||  0 ||  0 || 2 000 || 2 000

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen || 9499 || 3263 || 18 723 || 31 485

Verschillen wisselkoersen || - 356 || - 65 || - 762 || -1 183

Waardevermindering per 31 december 2011 || -7 609 || -16 372 || -24 835 || -48 816

|| || || ||

Geamortiseerde kosten || -1 700 || -3 428 || - 99 || -5 227

Lopende rente || 3 498 || 9 499 || 3 812 || 16 809

Leningen en vorderingen per 31 december 2011 || 219 554 || 706 049 || 107 557 || 1 033 160

(*) inclusief agentuurovereenkomsten || || || || ||

8 Voor verkoop beschikbare financiële activa (X 1000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de voor verkoop beschikbare activa:

|| Risicokapitaal-fonds || Directe aandelen-investeringen || Totaal

Kosten per 1 januari 2012 || 182 692 || 36 565 || 219 257

Uitgekeerde bedragen || 56 007 || 25 974 || 81 981

Terugbetalingen / verkoop || -19 570 || -31 || -19 601

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop || 1 581 || -678 || 903

Kosten per 31 december 2012 || 220 710 || 61 830 || 282 540

|| || ||

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2012 || 29 781 || 11 969 || 41 750

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen || 29 540 || -2 856 || 26 684

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2012 || 59 321 || 9 113 || 68 434

|| || ||

Waardevermindering per 1 januari 2012 || -6 887 || -2 460 || -9 347

Waardevermindering geboekt in overzicht van niet-gerealiseerde resultaten in de loop van het jaar || -7 976 || -951 || -8 927

Wisselkoersverschillen bij waardevermindering || 133 || 168 || 301

Waardevermindering per 31 december 2012 || -14 730 || -3 243 || -17 973

|| || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2012 || 265 301 || 67 700 || 333 001

|| Risicokapitaal-fonds || Directe aandelen-investeringen || Totaal

Kosten per 1 januari 2011 || 142 932 || 33 350 || 176 282

Uitgekeerde bedragen || 59 579 || 8 250 || 67 829

Terugbetalingen / verkoop || -20 236 || -4 735 || -24 971

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop || 417 || -300 || 117

Kosten per 31 december 2011 || 182 692 || 36 565 || 219 257

|| || ||

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2011 || 11 335 || 13 235 || 24 570

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen || 18 446 || -1 266 || 17 180

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2011 || 29 781 || 11 969 || 41 750

|| || ||

Waardevermindering per 1 januari 2011 || -2 || -6 022 || -6 024

Waardevermindering geboekt in overzicht van niet-gerealiseerde resultaten in de loop van het jaar || - 6 888 || - || -6 888

Gebruik van waardevermindering in het overzicht van niet-gerealiseerde resultaten tijdens vorige jaren || 2 || 3 714 || 3 716

Wisselkoersverschillen bij waardevermindering || 1 || -152 || -151

Waardevermindering per 31 december 2011 || -6 887 || -2 460 || -9 347

|| || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2011 || 205 586 || 46 074 || 251 660

9 Door contribuanten te storten bijdragen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de door contribuanten te storten bedragen:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Afgeroepen maar niet vrijgegeven bijdrage van de lidstaten || 87 310 || 87 310

Totaal van contribuanten te ontvangen bedragen || 87 310 || 87 310

10 Tot einde looptijd aangehouden financiële activa (X 1000 EUR)

De tot einde looptijd aangehouden portfolio bestaat uit beursgenoteerde obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden op de verslagleggingsdatum. In de onderstaande tabel worden de bewegingen weergegeven van de tot einde looptijd aangehouden portfolio:

Saldo per 1 januari 2012 || -

Verwervingen || 98 278

Afschrijvingen van agio/disagio || -210

Verandering in de opgelopen rente || 961

Saldo per 31 december 2012 || 99 029

11 Overige activa (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Door de EIB te betalen bedragen || 7 || 59

Financiële waarborgen || 217 || 357

Te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand || 337 || -

Waardevermindering op te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand (opmerking 20) || -337 || -

Totaal overige activa || 224 || 416

12 Uitgestelde baten (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van uitgestelde baten:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Uitgestelde rentesubsidies || 37 387 || 32 744

Uitgestelde commissies op leningen en vorderingen || 421 || 259

Totaal uitgestelde baten || 37 808 || 33 003

13 Aan derden verschuldigde bedragen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de aan derde partijen verschuldigde bedragen:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen || 36 202 || 38 011

Andere aan EIB te betalen bedragen || 8 904 || 219

Nog niet uitgekeerde rentesubsidies die aan lidstaten zijn verschuldigd || 266 980 || 291 430

Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen || 312 086 || 329 660

14 Overige verplichtingen (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van overige verplichtingen zijn:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Financiële waarborgen || 215 || 294

Overige || 938 || 819

Totaal overige verplichtingen || 1 153 || 1 113

|| ||

15 Afgeroepen faciliteitsbijdrage lidstaten (x 1 000 EUR)

Lidstaten || Bijdrage aan de faciliteit || Bijdrage rentesubsidies || Totaal bijgedragen || Afgeroepen en niet betaald (*)

Oostenrijk || 41 375 || 10 168 || 51 543 || 2 650

België || 61 203 || 15 041 || 76 244 || 3 920

Denemarken || 33 412 || 8 211 || 41 623 || 2 140

Finland || 23 107 || 5 679 || 28 786 || 1 480

Frankrijk || 379 399 || 93 237 || 472 636 || 24 300

Duitsland || 364 722 || 89 630 || 454 352 || 23 360

Griekenland || 19 516 || 4 796 || 24 312 || 1 250

Ierland || 9 680 || 2 379 || 12 059 || 620

Italië || 195 788 || 48 115 || 243 903 || 12 540

Luxemburg || 4 528 || 1 113 || 5 641 || 290

Nederland || 81 500 || 20 028 || 101 529 || 5 220

Portugal || 15 145 || 3 722 || 18 867 || 970

Spanje || 91 180 || 22 407 || 113 588 || 5 840

Zweden || 42 624 || 10 4757 || 53 099 || 2 730

Verenigd Koninkrijk || 198 130 || 48 690 || 246 820 || -

Totaal per 31 december 2012 || 1 561 309 || 383 691 || 1 945 000 || 87 310

Totaal per 31 december 2011 || 1 281 309 || 383 691 || 1 665 000 || 87 310

(*) Op 20 november 2012 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2013 dienen te worden betaald.

16 Voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen (x 1 000 EUR)

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

|| ||

Vastleggingen || ||

Niet-uitgekeerde leningen || 749 044 || 701 092

Niet-uitbetaalde verbintenis met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa || 217 070 || 264 567

Aangesproken garanties || 6 224 || 7 909

Subsidies en technische bijstand || 228 175 || 209 223

|| ||

Voorwaardelijke verplichtingen || ||

Niet-aangesproken garanties || 20 000 || 20 000

|| ||

Totaal || 1 220 513 || 1 202 792

17 Nettorentebaten en soortgelijke baten (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke baten zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Geldmiddelen en kasequivalenten || 1 678 || 5 518

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 36 || -

Leningen en vorderingen || 64 060 || 50 800

Rentesubsidies || 1 729 || 3 243

Totale rente en soortgelijke baten || 67 503 || 59 561

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgaven zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Afgeleide financiële instrumenten || -1 114 || -940

Totale rente en soortgelijke uitgaven || - 1 114 || -940

18 Nettobaten van honoraria en provisies (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van honoraria en provisies zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Honoraria en provisies op leningen en vorderingen || 1 710 || 1 894

Honoraria en provisies op financiële garanties || 191 || 255

Overige || 33 || -

Totaal baten uit honoraria en provisies || 1 934 || 2 149

De voornaamste onderdelen van honoraria en provisies zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Provisies betaald aan derde partijen met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa || -292 || -144

Totaal uitgaven uit honoraria en provisies || -292 || -144

19 Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Netto-opbrengsten van voor verkoop beschikbare financiële activa || 70 || 16 254

Baten uit dividenden || 975 || 974

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa || 1 045 || 17 228

20 Waardevermindering overige activa (× 1000 EUR)

Gedurende de verslagperiode heeft de faciliteit technische bijstand ten bedrage van 638 EUR verstrekt die door frauduleus gedrag van de tegenpartij de eindbegunstigde niet heeft bereikt. Er werden juridische stappen ondernomen, waarna de faciliteit een bedrag van 301 EUR kon recupereren. Het resterende uitstaande bedrag werd geboekt als vordering. Op de verslagleggingsdatum werd het weinig waarschijnlijk geacht dat het uitstaande bedrag door de faciliteit kan worden ingevorderd. Bijgevolg werd dit bedrag van 337 EUR als waardevermindering geboekt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

21 Algemene administratiekosten (x 1 000 EUR)

De algemene administratiekosten zijn de werkelijke kosten die door de EIB worden gemaakt bij het beheer van de faciliteit minus de baten uit standaard taxatievergoedingen die direct door de EIB aan de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht.

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt || -38 390 || -39 937

Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht || 2 188 || 1 931

Netto algemene administratiekosten || -36 202 || -38 006

Na de inwerkingtreding van de herziene partnerschapsovereenkomst van Cotonou op 1 juli 2008 worden de algemene administratiekosten niet meer door de lidstaten gedekt.

22 Latere gebeurtenissen

Er hebben zich na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen voorgedaan die aanleiding zouden geven tot bekendmaking of wijziging van de financiële staten per 31 december 2012.

BIJLAGE BIJ DEEL I – HOOFDSTUK 2 (VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN): SITUATIE PER LAND EN PER INSTRUMENT

Toelichting bij de tabellen:

· In de tabellen betekent het cijfer "0.00" dat het desbetreffende bedrag tussen – 4999 EUR en 4999 EUR ligt. Als geen cijfer is vermeld, is het desbetreffende bedrag gelijk aan nul.        Landen met een nulsaldo in alle kolommen zijn niet in de tabellen opgenomen.

· De rubriek "Alle ACS/LGO landen" verwijst naar projecten die verschillende landen bestrijken, doch niet uit hoofde van de regionale samenwerking worden gefinancierd.

· In alle tabellen omvat de rubriek "Adm.- en financieringskosten" met EOF-rente gefinancierde projecten of de toewijzing voor administratieve uitgaven.

|| || || || || || || || || || || || || || || ||

[1] PB L 247 van 9.9.2006.

[2]       Alle cijfers zijn afgerond tot miljoenen euro. Doordat de cijfers zijn afgerond, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens niet correct zijn opgeteld. "0" staat voor bedragen van minder dan 500 000 EUR. Bedragen die nul zijn, worden aangeduid met een liggend streepje (−).

[3] Kortlopende vorderingen met uitzondering van vorderingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

[4] Kortlopende verplichtingen met uitzondering van verplichtingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

[5] RIP — Regionaal indicatief programma

[6] NIP – Nationaal indicatief programma

[7]       Overeenkomstig artikel 153 van het Financieel Reglement van het 10e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 10e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 6, Financieel risicobeheer.

[8]       Dit saldo komt overeen met de voor de Democratische Republiek Congo beschikbare middelen overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/583/EG van de Raad[8]. Deze middelen zijn bestemd voor een specifiek doel en een welbepaalde begunstigde staat.

[9]       PB C 156 van 29.5.1998, blz. 3-106.

[10]      PB L 247 van 9.9.2006, blz. 1.

[11]      Besluit 2011/315/EU van de Raad van 23 mei 2011 inzake de toewijzing van geannuleerde middelen voor projecten van het negende en eerdere Europese ontwikkelingsfondsen aan ontwikkelingssamenwerking in zuidelijk Sudan

[12]      PB L 247 van 9.9.2006, blz. 1.

[13]          De niet-toegewezen middelen van de eerdere EOF omvatten tevens de resterende Sysmin-middelen die bij Besluit nr. 3/2000 van de ACS-EG-Raad van ministers op 410,926 miljoen EUR werden vastgesteld. Bij Besluit nr. PE/410/2001 van de Commissie werden deze middelen opgenomen in de programmering van de nationale indicatieve begrotingen (deel B) uit hoofde van het financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst.

INHOUDSOPGAVE

UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN.. 4

DEEL I – JAARREKENING VAN HET EOF: DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN.. 10

1.......... FINANCIËLE STATEN VAN HET 8E, 9E EN 10E EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS   11

1.1....... 8E, 9E EN 10E EOF: GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING, KASSTROOMOVERZICHT EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA.. 11

1.2....... 8e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA.. 15

1.3....... 9e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA.. 18

1.4....... 10e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA.. 21

1.5....... TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET 8e, 9e EN 10e EOF  24

2.......... VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN.. 46

2.1....... TOEWIJZINGEN.. 51

2.2....... GECONSOLIDEERDE REKENINGEN.. 52

2.3...... ANDERE BEHEERSINFORMATIE.. 57

DEEL II – JAARREKENING VAN HET EOF: FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT.. 58

3.1 ..... VERMOGENSOVERZICHT PER 31 DECEMBER 2012.. 60

3.2....... OVERZICHT VAN GEREALISEERDE EN NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR.. 61

3.3....... OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR.. 62

3.4....... OVERZICHT VAN DE KASSTROMEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR.. 63

3.5....... TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN PER 31 DECEMBER 2012   65

BIJLAGE BIJ DEEL I – HOOFDSTUK 2 (VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN): SITUATIE PER LAND EN PER INSTRUMENT.. 97

CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN

De jaarrekeningen van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2012 zijn opgesteld volgens de bepalingen van titel VIII van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 125 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds.

Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Ontwikkelingsfondsen en de uitvoering van de begroting geven.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekeningen te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekeningen in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van de Europese Ontwikkelingsfondsen geven.


(w.g.)

Manfred Kraff

Rekenplichtige


UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN

1. ACHTERGROND

De Europese Unie heeft samenwerkings- en ontwikkelingbetrekkingen met een groot aantal ontwikkelingslanden. De belangrijkste doelstelling is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling, waarbij de aandacht specifiek wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de Unie samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de Unie voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:

– de begroting van de Europese Unie

– het Europees Ontwikkelingsfonds

– de Europese Investeringsbank.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de Unie in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO). Het Verdrag van Rome van 1957 voorzag al in de oprichting van dit fonds om technische en financiële bijstand te verlenen, oorspronkelijk aan de Afrikaanse landen die toen nog steeds gekoloniseerd waren en waarmee sommige lidstaten banden uit het verleden hadden.

Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de begroting van de Europese Unie. Het wordt door de lidstaten gefinancierd, is aan eigen financiële regels onderworpen en wordt door een eigen comité geleid. De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd en de Europese Investeringsbank (EIB) beheert de investeringsfaciliteit.

De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2008-2013 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt gewoonlijk voor een periode van ongeveer vijf jaar gesloten. Sinds de sluiting van de eerste partnerschapsovereenkomst in 1964 volgen de EOF-programmeringscycli in het algemeen die van de partnerschapsovereenkomsten. Op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Europese Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Europese Commissie verantwoordelijk is.

De investeringsfaciliteit is opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou. De investeringsfaciliteit wordt beheerd door de Europese Investeringsbank en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit zelfbedruipend en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Europese Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening – de financiële staten van het 8ste, 9de en 10de EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel 2) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF. Het 10e EOF heeft betrekking op de periode 2008-2013. De totale middelen waarover het 10de EOF beschikt, bedragen 22 682 miljoen EUR. Van dit bedrag is 21 966 miljoen EUR bestemd voor de ACS-staten, 286 miljoen EUR voor de LGO en 430 miljoen EUR voor de Commissie als ondersteuningsuitgaven voor de programmering en uitvoering van het EOF[1].

2. HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?

De Europese Raad van 15-16 december 2005 heeft de financiële perspectieven voor de periode 2007-2013 vastgesteld. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van Europese Unie zou worden opgenomen, maar voor de periode 2008-2013 verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.

De begroting van de Europese Unie wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de Europese Unie heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Elk EOF wordt opgericht door middel van een intern akkoord tussen de lidstaten en is gekoppeld aan een algemeen fonds voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.

De EOF-middelen zijn ad-hoc bijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid dat door de Commissie wordt voorgesteld en door de Raad wordt goedgekeurd. Naast het beleid dat op het niveau van de Unie wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de Unie coördineren. Tot 2010 zijn bedragen opgevraagd bij de 15 deelnemende lidstaten. In 2011 zijn de eerste bijdragen voor het 10e EOF waaraan de 27 lidstaten deelnemen, opgevraagd.

Sommige middelen van het 10e EOF zijn weliswaar gereserveerd voor onvoorziene behoeften, maar de meeste zijn geprogrammeerd in indicatieve meerjarige kaders, meestal geografisch maar ook thematisch van aard, die momenteel voor de periode 2008-2013 zijn vastgesteld. Zo heeft de Commissie landenstrategiedocumenten, regionale strategiedocumenten en intra-ACS-strategiedocumenten goedgekeurd. De uitvoering van die documenten wordt jaarlijks gecontroleerd en de strategieën worden tussentijds (afgerond) en op het einde van de looptijd (lopende) geëvalueerd. Naar aanleiding van deze tussentijdse of eindevaluaties kan de Commissie namens de Europese Unie de strategieën en de toewijzing van de middelen herzien in het licht van de huidige behoeften en de prestaties van de betrokken ACS-staten of regio’s.

Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of vrijwillige financiële bijdragen aan het EOF geven.

3. HOE WORDEN DE MIDDELEN VAN HET EOF BEHEERD EN BESTEED?

3.1      Beleidsuitgaven

De beleidsuitgaven van het EOF nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Overeenkomstig het Financieel Reglement maakt de Commissie voor de besteding van de EOF-middelen gebruik van de volgende methoden:

Gedecentraliseerd beheer: in dit geval delegeert de Commissie in mindere of meerdere mate, afhankelijk van de plaatselijke situatie van het desbetreffende begunstigde land, bepaalde taken van de uitvoering van de begroting aan derde landen.

Gecentraliseerd beheer: in dit geval wordt de begroting hetzij rechtstreeks door de diensten van de Commissie uitgevoerd, hetzij indirect wanneer de Commissie taken op het vlak van de uitvoering van de begroting toevertrouwt aan organen naar het recht van de Europese Unie of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen.

Gezamenlijk beheer met internationale organisaties: in het kader van deze methode vertrouwt de Commissie bepaalde taken tot uitvoering van de begroting toe aan een internationale organisatie.

3.2.     De verschillende financiële actoren

De verantwoordelijkheid van de gedelegeerd ordonnateur omvat het hele beheersproces, vanaf de bepaling wat er moet worden gedaan om de vastgestelde beleidsdoelstellingen te realiseren tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair oogpunt, met inbegrip van het ondertekenen van juridische verbintenissen en/of het bewaken van de resultaten, het verrichten van betalingen en, indien nodig, zelfs het terugvorderen van geld.

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie is de lokale verbindingsambtenaar tussen de Commissie en nationale of regionale ACS/LGO-autoriteiten op het terrein. Hij of zij werkt nauw samen met de nationale of regionale ordonnateurs bij het uitstippelen van de implementatiestrategie en het sectoraal beleid, het voorbereiden, bestuderen en evalueren van EOF-programma’s en projecten.

De nationale ordonnateur in het ontvangende land is een hogere ambtenaar die door de regering van elke ACS-staat/LGO is aangesteld. Hij of zij vertegenwoordigt de autoriteiten van zijn/haar land voor alle activiteiten die door het Fonds worden gefinancierd en door de Commissie en de EIB worden beheerd. In de meeste gevallen worden deze functies uitgeoefend door een regeringslid, doorgaans een minister van planning of financiën. De nationale ordonnateur is belast met het uitvoeren van administratieve, technische en financiële taken bij het beheer van de EOF-programma's en –projecten.

De rekenplichtige van de Commissie voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs van de Commissie en hij is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de overeenkomstige jaarrekening op. Bovendien moet de rekenplichtige de rekeningen ondertekenen en verklaren dat zij een getrouw beeld van de financiële positie geven.

3.3      Besteding van de EOF-middelen

Het grootste deel van de financiële middelen die via het EOF aan de ACS-staten en LGO worden toegekend, zijn subsidies. Bij de aanvang van elk EOF stelt de Europese Unie de ACS-staten en de LGO in kennis van de indicatieve toewijzingen die in de looptijd van het fonds aan hen ter beschikking kunnen worden gesteld. Middelen worden toegewezen op basis van de behoeften van het land en prestatiecriteria.

Op nationaal niveau is het landenstrategiedocument (LSD) een document dat door de desbetreffende ACS-staat en de Commissie wordt opgesteld. Het wordt opgesteld na voorafgaand overleg met een groot aantal actoren, waaronder niet-overheidsactoren, lokale overheden en in voorkomend geval ACS-parlementen. Met het landenstrategiedocument wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de samenwerkingsprogramma's versterkt.

Een nationaal indicatief programma (NIP) wordt vervolgens opgesteld op basis van en in overeenstemming met de ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten die in het landenstrategiedocument zijn opgenomen. Het NIP is toegespitst op de sectoren en gebieden die in aanmerking komen voor de steun. In het NIP wordt uiteengezet hoe de doelstellingen die met de steun worden beoogd, kunnen worden verwezenlijkt en is er een tijdschema opgenomen voor de uitvoering. Het LSD en het NIP worden jaarlijks, tussentijds en op het einde van de looptijd van het EOF geëvalueerd. Indien nodig worden tijdens de operationele periode verbeteringen en wijzigingen aangebracht.

3.4.     Verbintenis tot besteding van de EOF-middelen

Er kunnen dus geen EOF-middelen worden besteed tenzij en totdat de Commissie en de beoogde ontvanger van de EOF-middelen een schriftelijke juridische verbintenis hebben gesloten. Een schriftelijke juridische verbintenis kan een (subsidie-, diensten- of andere) overeenkomst zijn die is gesloten met entiteiten die aansprakelijk zijn krachtens het privaatrecht, zoals ngo’s of marktdeelnemers, of kan bestaan uit administratieve en/of financiële regelingen die zijn gesloten door de Commissie met entiteiten die aansprakelijk zijn krachtens het internationaal publiekrecht, zoals staten en hun overheidsorganen of internationale organisaties met rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid.

Voor men een juridische verbintenis met een derde kan aangaan, moet er een begrotingsonderdeel met toereikende middelen zijn waarin toestemming wordt verleend voor de desbetreffende activiteit. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting gereserveerd worden met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem. Doch dit heeft geen invloed op de algemene boekhouding (of het grootboek), aangezien er nog geen kosten zijn gemaakt. Het boekhoudsysteem van het EOF bestaat namelijk uit twee afzonderlijke, maar gekoppelde onderdelen:

(a) de begrotingsboekhouding, die het mogelijk maakt om de uitvoering van de begroting in detail te volgen; en,

(b) de algemene boekhouding, die gebruikt wordt om de balans en de economische resultatenrekening op te stellen.

De begrotingsboekhouding geeft een overzicht van de vastleggingen en betalingen. Zij is gebaseerd op het kasbeginsel, waarbij een post pas in de boekhouding wordt opgenomen op het ogenblik dat het geld is vastgelegd, uitbetaald of ontvangen. Deze boekhoudmethode is typisch voor de openbare sector, die een traditie heeft waarbij de klemtoon ligt op de begroting en de uitvoering daarvan.

In de algemene boekhouding (gebaseerd op het periodetoerekeningsbeginsel) worden alle uitgaven en ontvangsten van het begrotingsjaar (en dus het economische resultaat) weergegeven en wordt de financiële positie van het EOF vastgelegd in de vorm van een balans van de activa en passiva per 31 december van een bepaald jaar.

3.5      Het verrichten van een betaling

Er kan geen enkele betaling worden verricht tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur.

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal tranches gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. De contante middelen of het voorschot moeten worden gebruikt voor het doel waarvoor die middelen tijdens de in de overeenkomst vastgestelde periode zijn verstrekt, ofwel worden terugbetaald–. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering terugbetalen aan het EOF. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende contractuele voorwaarden is voldaan en worden daarom in de balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht. Het bedrag van dit actief wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd wanneer subsidiabele uitgaven worden goedgekeurd (deze uitgaven worden als uitgaven opgenomen in de economische resultatenrekening) of wanneer bedragen worden terugbetaald.

Aan het einde van het jaar dient een raming te worden gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet zijn gedeclareerd. Naar aanleiding van deze afsluitende berekeningen worden de geraamde subsidiabele bedragen als toegerekende lasten geboekt, terwijl de geraamde niet-subsidiabele bedragen overblijven op "subsidiabiliteit te controleren". Deze bedragen worden getoond onder de vlottende passiva, teneinde de activa en de passiva niet te overschatten.

3.6      Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

De subsidiabiliteit van uitgaven die ten laste komen van het EOF wordt gecontroleerd aan de hand van de bewijsstukken die in de toepasselijke regels of in de voorwaarden van de desbetreffende subsidie zijn opgelegd. Teneinde de verhouding tussen de kosten en de baten van controlesystemen te optimaliseren, zijn de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling doorgaans grondiger dan de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om tussentijdse betaling. Bij de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling kunnen dus fouten in de tussentijdse betalingen worden vastgesteld, die worden rechtgezet door de saldobetaling aan te passen. Voorts heeft de Commissie het recht de juistheid van de bewijsstukken te verifiëren door tijdens of na (ex post) de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregel ter plaatse bij de aanvrager controles te verrichten. Wanneer er tijdens de periode van tenuitvoerlegging fouten worden ontdekt, kunnen deze gecorrigeerd worden door een aanpassing van de latere declaraties. Voor achteraf vastgestelde fouten wordt een invorderingsopdracht afgegeven.

4. JAARRAPPORTAGE

4.1      Jaarrekeningen

De rekenplichtige heeft de verantwoordelijkheid om de jaarrekening op te stellen en ervoor te zorgen dat zij een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van de EDF.

De jaarrekening is als volgt opgebouwd:

            Deel I: De door de Europese Commissie beheerde middelen

– Financiële staten van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds

– Verslag over de financiële uitvoering van het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds

            Deel II: Door de Europese Investeringsbank beheerde middelen

– Financiële staten van de investeringsfaciliteit

De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn als afzonderlijk deel bij de jaarrekening gevoegd om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF.

Na controle door de Rekenkamer wordt de jaarrekening uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar door de Commissie goedgekeurd en ter kwijting aan de Raad en het Parlement voorgelegd.

4.2      Jaarlijks verslag van de werkzaamheden

De ordonnateur dient een jaarlijks activiteitenverslag op te stellen over de activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. In dit jaarlijkse activiteitenverslag brengt de ordonnateur verslag uit over de beleidsresultaten en verschaft hij redelijke zekerheid dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven, voor het gestelde doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

5. CONTROLE EN KWIJTING

5.1      Controle

De jaarrekening en het beheer van de middelen van het EOF staan onder toezicht van de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor de Raad en het Europees Parlement. De belangrijkste taak van de Rekenkamer is een externe, onafhankelijke controle te verrichten van de jaarrekening van het EOF. In het kader van haar werkzaamheden stelt de Rekenkamer de volgende documenten op:

(1) een jaarverslag, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

(2) een advies, dat gebaseerd is op de door haar uitgevoerde controles en in het jaarverslag weergegeven wordt in de vorm van een verklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekeningen en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

(3) bijzondere verslagen over de resultaten van controles van specifieke punten van beheer.

De Rekenkamer heeft recht op toegang tot alle documenten die zij nodig heeft tijdens haar controle. De Rekenkamer controleert alle terreinen die door het EOF worden bestreken en gaat daarbij tot op het niveau van de wettigheid en de regelmatigheid van afzonderlijke verrichtingen en betalingen. Zij voert ook een controle uit van de jaarrekening zelf, inspecteert de afzonderlijke balans en de economische resultatenrekening, evenals de algemene presentatie van de financiële staten. Zo kan de Rekenkamer niet alleen een oordeel uitspreken over de voorgestelde cijfers, maar ook over het systeem en de ingestelde controles.

5.2      Kwijting

De eindcontrole is de kwijting van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit van het EOF. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor het vorige begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie, alsook op de antwoorden van de Commissie op aanvullende vragen en verzoeken om meer informatie.

De kwijting is het politieke facet van de externe controle van de financiële tenuitvoerlegging. Het is de beslissing waarmee het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad de Commissie "ontslaat" van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van de financiële tenuitvoerlegging van een bepaald begrotingsjaar. De uitkomst van de kwijtingsprocedure is tweeledig: ofwel wordt kwijting verleend, ofwel wordt deze uitgesteld. Wanneer het Parlement kwijting verleent, kan het opmerkingen maken over aangelegenheden die het belangrijk acht, waarbij het vaak maatregelen aanbeveelt en die de Commissie terzake dient te nemen. De Commissie beschrijft de genomen maatregelen in een follow-upverslag en een actieplan, dat zij zowel aan het Parlement als aan de Raad toezendt.

DEEL I – JAARREKENING VAN HET EOF: DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN[2]

1. FINANCIËLE STATEN VAN HET 8E, 9E EN 10E EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS

1.1         8E, 9E EN 10E EOF: GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING, KASSTROOMOVERZICHT EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

GEAGGREGEERD BALANSTOTAAL VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF           

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.1 || 438 || 380

|| || || ||

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 1 334 || 1 175

|| Vorderingen || 2.3 || 70 || 111

|| Geldmiddelen en kasequivalenten || 2.5 || 690 || 1 224

||   || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 2 532 || 2 891

|| || || ||

|| NIET-VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.6 || (40) || -

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (1 057) || (1 033)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (1 097) || (1 033)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || 1 435 || 1 858

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 29 579 || 26 979

|| Overige reserves || 2.9 || 2 252 || 2 252

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (27 374) || (24 674)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (3 023) || (2 700)

|| NETTOACTIVA || || 1 435 || 1 858

GEAGGREGEERDE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 124 || 99

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || || ||

Beleidsuitgaven || 3.2 || (3 017) || (2 702)

Administratieve uitgaven || 3.3 || (107) || (75)

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || (3 001) || (2 679)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (22) || (20)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (22) || (21)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || (3 023) || (2 700)

GEAGGREGEERD KASSTROOMOVERZICHT VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF        

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (3 023) || (2 700)

|| || ||

BELEIDSACTIVITEITEN || 4.2 || ||

Gewone bijdragen van de lidstaten || || 2 606 || 3 238

Cofinancieringsbijdragen || || 19 || 7

(Terugboeking van) waardeverminderingen op vorderingen || || 4 || 6

|| || ||

(Toename)/afname voorfinancieringen op lange termijn || || (58) || (28)

(Toename)/afname voorfinancieringen op korte termijn || || (159) || (79)

(Toename)/afname vorderingen op korte termijn[3] || || 31 || 14

Toename/(afname) van langlopende verplichtingen || || 40 || -

Toename/(afname) van kortlopende verplichtingen[4] || || 6 || (42)

|| || ||

Nettokasstroom || || (534) || 417

|| || ||

NETTOTOENAME/(-AFNAME) VAN KASMIDDELEN EN DAARMEE GELIJK TE STELLEN MIDDELEN || || (534) || 417

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het begin van het jaar || 2.5 || 1 224 || 808

Kasmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen bij het einde van het jaar || 2.5 || 690 || 1 224

GEAGGREGEERD MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 8E, 9E EN 10E EOF          

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 45 691 || 21 812 || 23 879 || (24 674) || 2 252 || 1 458

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (3 100) || 3 100 || - || - || 3 100

 Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (2 700) || - || (2 700)

 SALDO PER 31 DECEMBER 2011 || 45 691 || 18 712 || 26 979 || (27 374) || 2 252 || 1 858

 Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (2 600) || 2 600 || - || - || 2 600

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (3 023) || - || (3 023)

 SALDO PER 31 DECEMBER 2012 || 45 691 || 16 112 || 29 579 || (30 396) || 2 252 || 1 435

1.2         8e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 8E EOF   

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 38 || 70

|| Vorderingen || 2.3 || 1 || 4

|| Verbindingsrekeningen || 2.4 || 345 || 387

|| || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 384 || 461

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (22) || (29)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (22) || (29)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || 361 || 432

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 12 840 || 12 840

|| Overige reserves || 2.9 || (2 354) || (2 276)

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (10 132) || (10 042)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || 7 || (90)

|| NETTOACTIVA || || 361 || 432

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 8E EOF        

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 58 || 40

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || 3.2 || (49) || (128)

|| || ||

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || 9 || (88)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (2) || (1)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (2) || (2)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || 7 || (90)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 8E EOF

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 12 840 || - || 12 840 || (10 042) || (2 237) || 560

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || - || - || - || - || -

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || (38) || (38)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (90) || - || (90)

SALDO PER 31 DECEMBER 2011 || 12 840 || - || 12 840 || (10 132) || (2 276) || 432

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || - || - || - || - || -

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || (78) || (78)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || 7 || - || 7

SALDO PER 31 december 2012 || 12 840 || - || 12 840 || (10 125) || (2 354) || 361

1.3         9e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 9E EOF

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.1 || 119 || 191

|| || || ||

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 447 || 569

|| Vorderingen || 2.3 || 58 || 87

|| Verbindingsrekeningen || 2.4 || 1 919 || 2 557

|| Geldmiddelen en kasequivalenten || 2.5 || - || 6

||   || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 2 543 || 3 410

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (375) || (315)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (375) || (315)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || 2 168 || 3 096

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 11 699 || 11 699

|| Overige reserves || 2.9 || 4 126 || 4 227

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (12 830) || (11 932)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (827) || (898)

|| NETTOACTIVA || || 2 168 || 3 096

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 9E EOF

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 49 || 49

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || || ||

Beleidsuitgaven || 3.2 || (856) || (924)

Administratieve uitgaven || 3.3 || (1) || (3)

|| || ||

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || (809) || (879)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (18) || (19)

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (18) || (19)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || (827) || (898)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 9E EOF

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 11 699 || 660 || 11 039 || (11 932) ||   4 157 || 3 263

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (660) || 660 || - || - || 660

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || 70 || 70

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (898) || - || (898)

SALDO PER 31 DECEMBER 2011 || 11 699 || - || 11 699 || (12 830) || 4 227 || 3 096

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || - || - || - || - || -

Overdrachten naar en van het 10e EOF || - || - || - || - || (100) || (100)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (827) || - || (827)

SALDO PER 31 DECEMBER 2012 || 11 699 || - || 11 699 || (13 657) || 4 126 || 2 168

1.4         10e EOF: BALANS, ECONOMISCHE RESULTATENREKENING EN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

BALANS VAN HET 10E EOF

|| || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| NIET-VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.1 || 319 || 189

|| || || ||

|| VLOTTENDE ACTIVA || || ||

|| Voorfinanciering || 2.2 || 849 || 536

|| Vorderingen || 2.3 || 11 || 20

|| Geldmiddelen en kasequivalenten || 2.5 || 690 || 1 218

||   || || ||

|| TOTAAL ACTIVA || || 1 869 || 1 963

|| || || ||

|| NIET-VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.6 || (40) || -

|| || || ||

|| VLOTTENDE PASSIVA || || ||

|| Schulden || 2.7 || (660) || (689)

|| Verbindingsrekeningen || 2.4 || (2 264) || (2 944)

|| || || ||

|| TOTAAL PASSIVA || || (2 963) || (3 633)

|| || || ||

|| NETTOACTIVA || || (1 095) || (1 670)

|| || || ||

|| MIDDELEN EN RESERVES || || ||

|| Afgeroepen middelen van het fonds || 2.8 || 5 040 || 2 440

|| Overige reserves || 2.9 || 479 || 301

|| Van vorige jaren overgedragen economisch resultaten || || (4 411) || (2 699)

|| Economisch resultaat van het begrotingsjaar || || (2 203) || (1 712)

|| NETTOACTIVA || || (1 095) || (1 670)

ECONOMISCHE RESULTATENREKENING VAN HET 10E EOF

|| || in miljoen EUR

|| Toelichting || 2012 || 2011

|| || ||

BELEIDSONTVANGSTEN || 3.1 || 18 || 10

|| || ||

BELEIDSUITGAVEN || || ||

Beleidsuitgaven || 3.2 || (2 112) || (1 650)

Administratieve uitgaven || 3.3 || (106) || (72)

|| || ||

|| || ||

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN BELEIDSACTIVITEITEN || || (2 201) || (1 712)

|| || ||

Financiële ontvangsten || 3.4 || (2) || 0

OVERSCHOT/(TEKORT) VAN FINANCIËLE ACTIVITEITEN || || (2) || (1)

|| || ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || || (2 203) || (1 712)

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA VAN HET 10E EOF

|| || || || || || || in miljoen EUR

|| Vermogen van het fonds (a) || Niet-afgeroepen middelen (b) || Afgeroepen middelen van het Fonds (c)=(a)-(b) || Gecumuleerde reserves (d) || Overige reserves (e) || Totaal nettoactiva (c)+(d)+(e)

SALDO PER 31 DECEMBER 2010 || 21 152 || 21 152 || - || (2 699) || 333 || (2 366)

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (2 440) || 2 440 || - || - || 2 440

Overdrachten van het 8e en 9e EOF || - || - || - || - || (32) || (32)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (1 712) || - || (1 712)

SALDO PER 31 december 2011 || 21 152 || 18 712 || 2 440 || (4 411) || 301 || (1 670)

Kapitaalverhoging – gewone bijdragen || - || (2 600) || 2 600 || - || - || 2 600

Overdrachten van/naar het 8e en 9e EOF || - || - || - || - || 178 || 178

 Economisch resultaat van het begrotingsjaar || - || - || - || (2 203) || - || (2 203)

SALDO PER 31 DECEMBER 2012 || 21 152 || 16 112 || 5 040 || (6 614) || 479 || (1 095)

1.5         TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET 8e, 9e EN 10e EOF

1. GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.     WETTELIJKE BEPALINGEN EN HET FINANCIEEL REGLEMENT

De financiële staten zijn opgesteld overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 121 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF worden de financiële staten volgens het beginsel van de periodetoerekening opgesteld.

Deze financiële staten werden opgemaakt overeenkomstig boekhoudregels en -methoden voor het EOF, die werden vastgesteld op basis van de internationaal aanvaarde normen voor de openbare sector (IPSAS - International Public Sector Accounting Standards) en waar deze ontbreken, de internationale normen voor de financiële verslaggeving (IFRS - International Financial Reporting Standards), die respectievelijk door de International Public Sector Accounting Standard Board (IPSASB) en de International Accounting Standard Board (IASB) zijn uitgevaardigd. De door de rekenplichtige van het EOF aangenomen boekhoudregels zijn toegepast voor het deel van de middelen van het EOF waarvoor de Europese Commissie belast is met het financieel beheer.

De rekenplichtige van het EOF moet de voorlopige rekening uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar bij de Rekenkamer indienen. Uiterlijk op 15 juni stelt de Rekenkamer de Commissie in kennis van haar opmerkingen over het ontwerp van de rekeningen (artikel 125). Op basis van deze opmerkingen keurt de Commissie de definitieve rekeningen uiterlijk op 31 juli goed en zendt deze aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer toe. De rekeningen worden tegen 15 november in het Publicatieblad bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt voor het deel van de middelen van het EOF waarvoor de Europese Commissie belast is met het financieel beheer.

1.2.     BOEKHOUDBEGINSELEN

Het doel van de financiële staten bestaat erin informatie te verschaffen over de financiële positie, financiële prestaties en kasstromen van een entiteit, die voor een groot aantal gebruikers nuttig is. Voor een organisatie in de openbare sector, zoals het EOF, moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd.

Om een getrouw beeld te geven, moeten de financiële staten niet alleen relevante informatie verschaffen over de aard en de omvang van de activiteiten van een organisatie, verklaren hoe die organisatie wordt gefinancierd en sluitende informatie over de verrichtingen ervan verstrekken, maar dit alles ook op een duidelijke en begrijpelijke manier doen die vergelijking met andere begrotingsjaren mogelijk maakt. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De boekhouding van het EOF bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Aan de hand van de begrotingsboekhouding kan de uitvoering van de begroting nauwkeurig worden gevolgd. De begrotingsboekhouding is gebaseerd op het kasbeginsel. Op basis van de algemene boekhouding kunnen de financiële staten worden opgemaakt, aangezien in de boekhouding alle uitgaven en ontvangsten voor het begrotingsjaar worden geboekt op basis van de boekhoudregels op transactiebasis, teneinde in de vorm van een balans per 31 december de financiële positie vast te stellen.

Artikel 120 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF vermeldt de boekhoudbeginselen aan de hand waarvan de financiële staten moeten worden opgemaakt:

– continuïteit van de activiteiten;

– voorzichtigheid;

– bestendigheid van de boekhoudmethoden;

– vergelijkbaarheid van de informatie;

– relatief belang;

– niet-compensatie;

– voorrang van werkelijkheid boven schijn;

– periodetoerekening per begrotingsjaar.

1.3.     OPSTELLINGSGRONDSLAG

1.3.1.  Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van het EOF is.

1.3.2.  Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro tegen de wisselkoersen die golden op de data van de onderliggende verrichting. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de economische resultatenrekening opgenomen.

De omzetting in euro van de in vreemde valuta luidende saldi van monetaire activa en passiva aan het einde van het boekjaar vindt plaats tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:   

Munteenheid || 31.12.2012 || 31.12.2011 || Munteenheid || 31.12.2012 || 31.12.2011

XOF || 655.957 || 655.957 || KES || 113.460 || 109.362

XAF || 655.957 || 655.957 || BIF || 2037.95 || 1780.23

NGN || 206.074 || 204.185 || SLL || 5709.56 || 5663.54

PGK || 2.76702 || 2.81057 || TZS || 2077.48 || 2058.31

HTG || 56.2987 || 53.2461 || UGX || 3508.51 || 3181.89

GNF || 9250.40 || 9155.86 || MGA || 2981.70 || 2870.88

MWK || 439.917 || 213.286 || SZL || 11.1727 || 10.4830

1.3.3.  Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend bedragen voor voorzieningen, waardeverminderingsverliezen op vorderingen en toegerekende lasten. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.

1.4.     BALANS

1.4.1   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan het EOF terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard of bedragen worden teruggestort.

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: terugbetaalde bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld en waardeverminderingen.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer zij verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt.

1.4.2   Vorderingen

Vorderingen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op vorderingen geboekt wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het volledige verschuldigde bedrag niet volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de vordering geïnd kan worden. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag, zijnde de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, verdisconteerd tegen de marktrente die aan vergelijkbare leningnemers in rekening wordt gebracht. Daarnaast wordt een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Deze algemene waardevermindering is gebaseerd op historische verliescijfers. De waardevermindering wordt opgenomen in de economische resultatenrekening.

1.4.3   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito’s, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.4.4   Schulden

Een aanzienlijk bedrag van de schulden van het EOF heeft geen betrekking op de aanschaf van goederen of diensten.– Het gaat daarentegen om onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere financiering. Zij worden als te betalen posten voor het gevraagde bedrag geregistreerd wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen en, na verificatie, door de bevoegde financiële functionarissen subsidiabel wordt bevonden. In dit stadium worden zij gewaardeerd tegen het subsidiabel bevonden bedrag.

Schulden die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en aanvaard.

1.4.5   Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer het EOF een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden; het is zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag kan op betrouwbare wijze worden geraamd. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen.

1.4.6   Overlopende posten

Een essentieel aspect in een transactieboekhouding is het waarborgen dat verrichtingen worden toegerekend aan de boekhoudkundige periode waarop zij betrekking hebben. Dit wordt de afsluiting van het boekjaar genoemd. In het bijzonder dient een raming te worden gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet bij het EOF zijn gedeclareerd (toegerekende lasten). Omgekeerd worden sommige uitgaven in de lopende periode geregistreerd hoewel zij betrekking hebben op latere periodes (uitgestelde lasten). Die uitgaven dienen geïdentificeerd te worden en opgenomen in de latere periode(s).

Overeenkomstig de boekhoudregels van het EOF worden verrichtingen en gebeurtenissen in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van de toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven.

Ook baten worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst is verstrekt, de goederen zijn geleverd door het EOF of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen.

Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

1.5.     ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

1.5.1   Ontvangsten

Voor het Europees Ontwikkelingsfonds zijn er geen ontvangsten in de begroting opgenomen. De gewone bijdragen van de lidstaten worden beschouwd als vermogen van het fonds. Ontvangsten omvatten teruggevorderde uitgaven en rentebaten.

Teruggevorderde uitgaven

Indien een eindbegunstigde of een derde land uitgaven moet terugbetalen die eerder door het EOF zijn betaald, worden invorderingsopdrachten en inhoudingen op latere betalingen opgesteld die als volgt wordt geboekt:

– Teruggevorderde uitgaven: de invorderingsopdracht resulteert in een vordering die in de economische resultatenrekening voor dat jaar als een ontvangst wordt geboekt; of,

– Teruggevorderde voorfinancieringen: in dit geval wordt het bedrag in de rubriek voorfinanciering op de balans opgenomen.

Rentebaten

Rentebaten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De rentebaten zijn ontvangen of te ontvangen rente op liquide middelen en opvraagbare deposito's bij commerciële banken en bij laattijdige betaling van schuldvorderingen aan het EOF. De rentebaten worden in aanmerking genomen naarmate zij worden gevormd.

1.5.2   Uitgaven

Handelsuitgaven die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.

Niet-handelsuitgaven maken het merendeel van de uitgaven van het EOF uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, of bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria, van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Verzoeken om betaling of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

Rentelasten

Rentelasten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De rentelasten omvatten betaalde of aangerekende rente en worden in aanmerking genomen naarmate zij worden gevormd.

1.6.     VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.6.1   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

Voorwaardelijke activa worden op elke balansdatum beoordeeld om te garanderen dat ontwikkelingen correct in de financiële staten tot uitdrukking worden gebracht. Indien het virtueel zeker is geworden dat er zich een instroom van economische baten of dienstenpotentieel zal voordoen en de waarde van het activum op betrouwbare wijze kan worden gemeten, worden het activum en de gerelateerde baten opgenomen in de financiële staten van de periode waarin de verandering zich voordoet.

Garanties zijn potentiële activa die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van het voorwerp van de garantie. Garanties kunnen bijgevolg als voorwaardelijke activa worden aangemerkt. Een garantie is afgewikkeld wanneer het voorwerp van de garantie niet langer bestaat. De garantie wordt reëel wanneer de voorwaarden zijn vervuld waaronder de garant om betaling kan worden gevraagd.

1.6.2   Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen onwaarschijnlijk is.

Voorwaardelijke verplichtingen worden op elke balansdatum beoordeeld om te bepalen of een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen, waarschijnlijk is geworden. Indien het waarschijnlijk wordt dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn voor een post die voorheen werd behandeld als een voorwaardelijke verplichting, wordt een voorziening opgenomen in de financiële staten van de verslagperiode waarin de wijziging in de waarschijnlijkheid zich voordoet.

2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

2.1      VOORFINANCIERINGEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EDF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Voorfinanciering || - || 119 || 319 || 438 || 380

TOTAAL || - || 119 || 319 || 438 || 380

Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden deze voorfinancieringen geboekt als activa op lange termijn.

De stijging van de voorfinanciering op lange termijn met 58 miljoen EUR ten opzichte van 31.12.2011 is voornamelijk toe te schrijven aan een stijging van de voorfinanciering op lange termijn met betrekking tot projecten op het vlak van regionale indicatieve programma's (RIP)[5] (97 miljoen EUR), de intra-ACS-projecten (42 miljoen EUR) en NIP[6] subsidies (10 miljoen EUR), gecompenseerd door een afname van de voorfinanciering voor intra-ACS-projecten (73 miljoen EUR) en administratieve uitgaven (29 miljoen EUR).


VLOTTENDE ACTIVA

2.2      VOORFINANCIERINGEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Voorfinanciering (bruto) || 70 || 1 207 || 2 316 || 3 593 || 3 415

Min geraamde verrekening van voorfinanciering || (32) || (760) || (1 468) || (2 259) || (2 240)

TOTAAL || 38 || 447 || 849 || 1 334 || 1 175

De toename van de nettovoorfinanciering op korte termijn met 159 miljoen EUR is grotendeels toe te schrijven aan een stijging van de voorfinanciering voor de steuninstrumenten die betrekking hebben op de subsidies voor de nationaal indicatieve programma's (NIP) (147 miljoen EUR), de projecten op het vlak van regionale indicatieve programma's (RIP) (68 miljoen EUR) en schuldverlichting tussen ACS-staten (39 miljoen EUR). Deze stijging is gedeeltelijk tenietgedaan door een daling van de nettovoorfinanciering met betrekking tot het sectoraal beleid (65 miljoen EUR) en projecten voor sociale sectoren tussen ACS-staten (32 miljoen EUR).

2.2.1 Waarborgen met betrekking tot voorfinanciering

Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Een waarborg heeft twee verschillende waarden die de "nominale" en de "lopende" waarde worden genoemd. Voor de "nominale" waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de "lopende" waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen.

Op 31 december 2012 bedroeg de "nominale waarde" van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering 566 miljoen EUR. De "lopende waarde" van deze waarborgen bedraagt 391 miljoen EUR. Op 31 december 2011 beliepen deze waarden respectievelijk 637 miljoen EUR en 394 miljoen EUR.

2.3      VORDERINGEN

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EDF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Vorderingen op afnemers || 2.3.1 || 1 || 6 || 2 || 10 || 13

Vorderingen op de lidstaten || 2.3.2 || - || - || 3 || 3 || 9

Overlopende posten || 2.3.3 || 0 || 51 || 6 || 57 || 89

TOTAAL || || 1 || 58 || 11 || 70 || 111

2.3.1 Vorderingen op afnemers

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Vorderingen op afnemers || 5 || 19 || 3 || 26 || 27

-Waardevermindering || (3) || (12) || (1) || (16) || (13)

TOTAAL || 1 || 6 || 2 || 10 || 13

Dit zijn invorderingsopdrachten die per 31 december 2012 als nog te innen vastgestelde rechten zijn geboekt en die nog niet in een andere balansrubriek zijn opgenomen. Het eindsaldo van de invorderingsopdrachten komt overeen met de waarde van de aan het einde van het jaar afgegeven, maar nog niet betaalde invorderingsopdrachten.

De mutaties in de openstaande invorderingsopdrachten tijdens de periode worden hierna vermeld.

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Openstaande invorderingsopdrachten bij de aanvang van het jaar || 6 || 19 || 1 || 25 || 18

Opgestelde invorderingsopdrachten || 12 || 64 || 63 || 139 || 130

Afgesloten invorderingsopdrachten || (13) || (64) || (61) || (138) || (123)

Geïnd || (12) || (43) || (43) || (97) || (108)

Afzien van invordering (art 73 FR) || - || (1) || - || (1) || (1)

Geschrapt || 0 || (3) || 0 || (4) || (2)

Saldering || (2) || (17) || (18) || (36) || (13)

Openstaande invorderingsopdrachten bij het einde van het jaar || 5 || 19 || 3 || 26 || 25

2.3.2. Vorderingen op de lidstaten

Het van lidstaten te ontvangen bedrag van 3 miljoen EUR in het 10e EOF omvat cofinancieringsbijdragen van België, Spanje en Zweden.

2.3.3 Overlopende posten

Overlopende posten omvatten voornamelijk opgelopen rente op voorfinancieringsbedragen. Voorts is opgelopen rente voor te late betaling van bijdragen in deze rubriek opgenomen.

De afname bij de overlopende posten is het gevolg van een geringere opgelopen rente op voorfinancieringsbedragen (zie toelichting 3.4).

2.4      VERBINDINGSREKENINGEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

naar/van 6e EOF || (2 065) || (214) || - || (2 279) || (2 279)

naar/van 7e EOF || - || 2 279 || - || 2 279 || 2 279

naar/van 8e EOF || - || (3 038) || 628 || (2 410) || (2 453)

naar/van 9e EOF || 3 038 || - || (2 892) || 146 || (491)

naar/van 10e EOF || (628) || 2 892 || - || 2 264 || 2 944

TOTAAL || 345 || 1 919 || (2 264) || 0 || 0

Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF ondergebracht bij het 10e EOF; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.

De belangrijkste mutaties die zich in 2012 in de verbindingsrekeningen voordeden, hebben betrekking op betalingen door het 10e EOF voor de uitvoering van het 8e en 9e EOF.


2.5      GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN [7]

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Banksaldi || 2.5.1 || - || - || 687 || 687 || 1 211

Stabex-garantierekeningen. || 2.5.2 || - || - || 2 || 2 || 5

Bankrekeningen cofinanciering || 2.5.3 || - || - || - || - || 8

Speciaal fonds voor de Democratische Republiek Congo[8] || - || - || - || 1 || 1 || 1

TOTAAL || || - || - || 690 || 690 || 1 224

2.5.1 Banksaldi

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Speciale rekeningen – financiële instellingen van lidstaten || - || - || 633 || 633 || 1 129

Lopende rekeningen – commerciële banken || || || 54 || 54 || 80

Plaatselijke betalingsgemachtigden || - || - || 0 || 0 || 2

TOTAAL || - || - || 687 || 687 || 1 211

De algemene daling van banksaldi is voornamelijk te verklaren door het niveau van de verrichte betalingen en een hoger uitvoeringspercentage van de begroting dan in de vorige verslagperiode het geval was.

De tegoeden van plaatselijke betalingsgemachtigden zijn de tegoeden op bankrekeningen in de ACS-staten en de LGO die worden gebruikt voor betalingen in de lokale munteenheid binnen de begunstigde staat. De rekeningen luiden in euro of in een munteenheid van een lidstaat van de Europese Unie. Om in 2012 een meer gecentraliseerd beheer van de betalingen tot stand te brengen, zijn van 3 van de 4 resterende rekeningen van de plaatselijke betalingsgemachtigden gesloten.

2.5.2 STABEX-garantierekeningen

|| in miljoen EUR

|| Saldo op 31.12.2012 || Saldo op 31.12.2011

Ivoorkust || 2 || 2

Malawi || - || 1

Overige landen || 0 || 2

TOTAAL || 2 || 5

STABEX is het acroniem voor het compensatoire financieringsmechanisme van de Europese Unie om de exportopbrengsten van de ACS-landen te stabiliseren. Het werd voor het eerst ingevoerd in de Overeenkomst van Lomé (1975) en had tot doel de nadelige gevolgen van de onstabiliteit van de exportopbrengsten uit landbouwproducten op te vangen. Het saldo van de Stabex-garantierekeningen komt overeen met de totale beschikbare Stabex-middelen die op een later tijdstip aan de desbetreffende begunstigde ACS-staten zullen worden overgemaakt. Dit saldo is bestemd voor het 10e EOF. In 2012 zijn acht Stabex-garantierekeningen gesloten als gevolg van de opheffing van het Stabex-steuninstrument.

Naast deze middelen zijn er andere Stabex-middelen waarover de begunstigde ACS-staten beschikken. Zodra de Commissie en de begunstigde ACS-staat een overeenkomst hebben bereikt over de aanwending van de Stabex-middelen, wordt door beide partijen een overdrachtsovereenkomst ondertekend. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 211 van de vierde Overeenkomst van Lomé[9] (zoals herzien) worden de bedragen op een op naam van de ACS-staat geopende rentedragende rekening gestort, waarvoor twee handtekeningen (Europese Commissie en begunstigde staat) vereist zijn. De middelen blijven op deze rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, tot een PWV (Protocol van Wederzijdse Verplichtingen) een overdracht voor een project rechtvaardigt.

De ordonnateur van de Commissie behoudt de ondertekeningsbevoegdheid over de rekening om erop toe te zien dat de middelen worden uitgekeerd zoals gepland. De middelen op de rekeningen waarvoor twee handtekeningen vereist zijn, zijn eigendom van de ACS-staat en worden dus niet als activa in de jaarrekening van het EOF opgenomen. De overdrachten naar deze rekeningen worden als Stabex-betalingen geboekt.

In 2012 is 49 miljoen EUR teruggestort aan het EOF vanop rekeningen met dubbele handtekening in ACS-landen volgens de bepalingen van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF[10]. Deze middelen werden hoofdzakelijk overgedragen van de Salomonseilanden Salomonseilanden (12 miljoen EUR), Ivoorkust (11 miljoen EUR), Burundi ( 5 miljoen EUR), Saint Vincent en de Grenadines (3 miljoen EUR), Senegal (3 miljoen EUR), Malawi (3 miljoen EUR), Uganda (3 miljoen EUR) en Burkina Faso (2 miljoen EUR). Deze ontvangsten worden geboekt als beleidsontvangsten (STABEX–steuninstrument) in de economische resultatenrekening van het 8e EOF.

2.5.3 Bankrekeningen cofinanciering

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Bankrekeningen cofinanciering || - || - || - || - || 8

TOTAAL || - || - || - || - || 8

De bankrekeningen-cofinanciering werden gesloten. Na instructies van de ordonnateur werden deze middelen - met uitzondering van de middelen voor administratieve aangelegenheden - aan de lidstaten teruggestort.    

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

2.6      SCHULDEN

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Cofinanciering — schulden || - || - || 40 || 40 || -

TOTAAL || - || - || 40 || 40 || -

De schulden op het vlak van cofinanciering hebben eind 2012 betrekking op het 10e EOF.

De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) aan de lidstaten teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.

Met het oog op een betere weergave van de in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen zijn de bedragen in 2012 opgesplitst tussen kortlopende en langlopende verplichtingen. Een verklaring voor de stijging van de totale in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen is in de toelichting 2.7.1.2 opgenomen.

VLOTTENDE PASSIVA

2.7      SCHULDEN

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Schulden op korte termijn || 2.7.1 || 4 || 67 || 138 || 209 || 399

Toegerekende lasten || 2.7.2 || 19 || 308 || 228 || 555 || 339

Uitgestelde bijdrage aan de middelen van het fonds || 2.7.3 || - || - || 293 || 293 || 295

TOTAAL || || 22 || 375 || 660 || 1 057 || 1 033

2.7.1 Schulden op korte termijn

|| || || || || in miljoen EUR

|| Toelichting || 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Leveranciers en overige || 2.7.1.1 || 4 || 67 || 81 || 152 || 308

Cofinanciering — schulden || 2.7.1.2 || - || - || 46 || 46 || 81

Diverse schulden || 2.7.1.3 || 0 || 0 || 12 || 12 || 10

TOTAAL || || 4 || 67 || 138 || 209 || 399

Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de economische resultatenrekening.

2.7.1.1 Leveranciers en overige

In deze rubriek zijn bedragen opgenomen die verschuldigd zijn aan leveranciers alsook bedragen die aan openbare organen en derde landen verschuldigd zijn.

De daling met 157 miljoen EUR in vergelijking met de vorige rapportageperiode heeft hoofdzakelijk betrekking op een daling ten belope van 75 miljoen EUR van de schulden aan derde staten en een daling ten belope van 37 miljoen EUR van de schulden bij niet-openbare leveranciers.

2.7.1.2 Cofinanciering — schulden

Met het oog op een betere weergave van de in het kader van de cofinanciering te betalen bedragen zijn de bedragen in 2012 opgesplitst tussen kortlopende en langlopende verplichtingen.  De daling van de kortlopende cofinancieringsschulden is voornamelijk het gevolg van een herindeling van 40 miljoen EUR bij de schulden op lange termijn.

In totaal zijn de kortlopende en langlopende cofinancieringsschulden gestegen met 5 miljoen EUR. In 2012 zijn nieuwe cofinancieringsbijdragen ontvangen van Duitsland (2 miljoen EUR) en Canada (2 miljoen EUR). De stijging van de Zweedse cofinancieringsschulden (8 miljoen EUR) werd gedeeltelijk gecompenseerd door een daling van de Spaanse en Britse cofinancieringsschulden (2 miljoen EUR elk) en de verrekening van de Italiaanse cofinancieringsschulden binnen het negende EOF.

 De te betalen cofinancieringsbijdragen zijn verminderd met 8 miljoen EUR om rekening te houden met de uitgaven die zijn gemaakt in het kader van de cofinancieringsprojecten (zie 3.1.3 en 3.2.2).

2.7.1.3 Diverse schulden

Diverse schulden omvatten grotendeels niet-toegewezen kasmiddelen en teruggestorte bedragen.

2.7.2 Toegerekende lasten

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Toegerekende lasten || 19 || 308 || 228 || 555 || 339

TOTAAL || 19 || 308 || 228 || 555 || 339

Aan het einde van het jaar wordt een raming gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van EOF-middelen zijn gedaan, maar nog niet zijn gedeclareerd. Naar aanleiding van deze afsluitberekeningen worden de geraamde subsidiabele bedragen als toegerekende lasten geboekt.

De geraamde benuttiging van de voorfinanciering wordt voorgesteld als een geraamde verrekening van voorfinanciering (zie 2.2).

2.7.3 Uitgestelde bijdrage aan middelen van het fonds

|| || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Verenigd Koninkrijk || - || - || 274 || 274 || 289

Ierland || - || - || 9 || 9 || 5

Litouwen || - || - || - || - || 1

Hongarije || - || - || 10 || 10 || -

TOTAAL || - || - || 293 || 293 || 295

Dit omvat de vooraf betaalde bijdragen van de lidstaten.

NETTOACTIVA

2.8      AFGEROEPEN MIDDELEN VAN HET FONDS

|| || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL

Middelen van het fonds || 12 840 || 11 699 || 21 152 || 45 691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds || - || - || (18 712) || (18 712)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2011 || 12 840 || 11 699 || 2 440 || 26 979

|| || || ||

Middelen van het fonds || 12 840 || 11 699 || 21 152 || 45 691

Niet-afgeroepen middelen van het fonds || - || - || (16 112) || (16 112)

Afgeroepen middelen van het fonds per 31.12.2012 || 12 840 || 11 699 || 5 040 || 29 579

Het vermogen van het fonds is het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd.

De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de aanvankelijke toewijzing die nog niet bij de lidstaten is opgevraagd.

De afgeroepen middelen van het fonds komen overeen met de door de lidstaten naar de rekeningen bij de schatkist over te maken tranches van de aanvankelijke toewijzingen die werden afgeroepen overeenkomstig de procedure van artikel 16 van het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds.

Het kapitaal van het 8e en 9e EOF is opgevraagd en volledig ontvangen.

Opgevraagd en niet-afgeroepen kapitaal van het Fonds over de lidstaten

|| || || || in miljoen EUR

Bijdragen || % || niet-afgeroepen 10e EDF 31.12.2011 || afgeroepen in 2012 || niet-afgeroepen 10e EDF 31.12.2012

Oostenrijk || 2.41 || (451) || 63 || (388)

België || 3.53 || (661) || 92 || (569)

Denemarken || 2.00 || (374) || 52 || (322)

Finland || 1.47 || (275) || 38 || (237)

Frankrijk || 19.55 || (3 658) || 508 || (3 150)

Duitsland || 20.50 || (3 836) || 533 || (3 303)

Griekenland || 1.47 || (275) || 38 || (237)

Ierland || 0.91 || (170) || 24 || (147)

Italië || 12.86 || (2 406) || 334 || (2 072)

Luxemburg || 0.27 || (51) || 7 || (44)

Nederland || 4.85 || (908) || 126 || (781)

Portugal || 1.15 || (215) || 30 || (185)

Spanje || 7.85 || (1 469) || 204 || (1 265)

Zweden || 2.74 || (513) || 71 || (441)

Verenigd Koninkrijk || 14.82 || (2 773) || 385 || (2 388)

Cyprus || 0.09 || (17) || 2 || (15)

Tsjechië || 0.51 || (95) || 13 || (82)

Estland || 0.05 || (9) || 1 || (8)

Hongarije || 0.55 || (103) || 14 || (89)

Litouwen || 0.12 || (22) || 3 || (19)

Letland || 0.07 || (13) || 2 || (11)

Malta || 0.03 || (6) || 1 || (5)

Polen || 1.3 || (243) || 34 || (209)

Slovenië || 0.18 || (34) || 5 || (29)

Slowakije || 0.21 || (39) || 5 || (34)

Bulgarije || 0.14 || (26) || 4 || (23)

Roemenië || 0.37 || (69) || 10 || (60)

TOTAAL || 100.00 || (18 712) || 2 600 || (16 112)

In 2012 zijn bijdragen in het kader van het 10e EOF afgeroepen. De eerste tranche van de bijdragen van de lidstaten voor 2013 is in november 2012 afgeroepen.

2.9      Overige reserves

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL

Saldo op 31.12.2010 || (2 237) || 4 157 || 333 || 2 252

Overdracht van vrijgemaakte bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF || (38) || (80) || 118 || 0

Overdracht van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen uit te trekken voor Zuid-Sudan naar aanleiding van Besluit 2010/406/EU van de Raad ||                       -   || 150 || (150) || 0

Saldo op 31.12.2011 || (2 276) || 4 227 || 301 || 2 252

Overdracht van vrijgemaakte bedragen van het 8e en 9e EOF naar het 10e EOF || (78) || (300) || 378 || 0

Overdracht van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen uit te trekken voor Zuid-Sudan naar aanleiding van Besluit 2011/315/EU van de Raad ||                        -   || 200 || (200) || 0

Saldo op 31.12.2012 || (2 354) || 4 126 || 479 || 2 252

Saldo op 31.12.2012 omvat: || || || ||

- Aan Zuid-Sudan toegekende middelen || -               || 350 || -                    || 350

Sinds de inwerkingtreding van het 10e EOF in 2008 zijn alle geannuleerde middelen van vorige EOF overgedragen naar de reserve van het 10e EOF. Deze reserve mag alleen worden vastgelegd volgens de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF.

In 2012 zijn 78 miljoen EUR en 300 miljoen EUR van geannuleerde middelen overgedragen van respectievelijk het 8e en 9e EOF naar de prestatiereserve van het 10e EOF en is 200 miljoen EUR overgedragen van de prestatiereserve van het 10e EOF naar het 9e EOF om middelen vrij te maken voor Zuid-Sudan.[11]

3. TOELICHTINGEN BIJ DE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

3.1      BELEIDSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Teruggevorderde uitgaven || 2 || 14 || 2 || 17 || 16

Teruggevorderde Stabex-middelen ||           49 || - || - || 49 || 26

Wisselkoersbaten || 7 || 35 || 8 || 51 || 54

Beleidsontvangsten cofinanciering || - || - || 8 || 8 || 2

TOTAAL || 58 || 49 || 18 || 124 || 99

3.1.1 Teruggevorderde uitgaven

Deze rubriek omvat de door het EOF opgestelde invorderingsopdrachten en verminderingen van volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van het EOF zijn opgenomen, waarmee uitgaven die vroeger zijn betaald, op basis van controles, afgesloten audits of subsidiabiliteitsanalyse worden teruggevorderd. Er wordt opgemerkt dat de terugvordering van voorfinancieringen niet als ontvangsten is opgenomen, maar in de rubriek voorfinanciering in de balans is gecrediteerd.

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

In 2012 zijn invorderingsopdrachten ten belope van 27 miljoen EUR (ten opzichte van 12 miljoen EUR in 2011) opgesteld voor onverschuldigd betaalde bedragen. Hiervan heeft 11 miljoen EUR betrekking op teruggevorderde uitgaven. Dit bedrag is als beleidsontvangsten geboekt. De terugvordering van voorfinanciering heeft 16 miljoen EUR opgeleverd en is op de balans bij de voorfinanciering geboekt.

Hierna volgt een overzicht van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen:

in miljoen EUR

|| Ontvangsten || Voorfinanciering || TOTAAL 2012 || Ontvangsten || Voorfinanciering || TOTAAL 2011

Fouten || 1 || 1 || 2 || 2 || 1 || 3

Onregelmatigheid || 9 || 15 || 25 || 6 || 3 || 8

Kennisgeving OLAF || 1 || - || 1 || 1 || - || 1

TOTAAL || 11 || 16 || 27 || 8 || 4 || 12

3.1.2 Teruggevorderde Stabex-middelen

In 2012 is 49 miljoen EUR teruggestort aan het EOF vanop rekeningen met dubbele handtekening in ACS-landen volgens de bepalingen van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF[12]. Deze middelen werden hoofdzakelijk overgedragen van de Salomonseilanden Salomonseilanden (12 miljoen EUR), Ivoorkust (11 miljoen EUR), Burundi ( 5 miljoen EUR), Saint Vincent en de Grenadines (3 miljoen EUR), Senegal (3 miljoen EUR), Malawi (3 miljoen EUR), Uganda (3 miljoen EUR) en Burkina Faso (2 miljoen EUR). Deze ontvangsten worden geboekt als beleidsontvangsten (STABEX–steuninstrument) in de economische resultatenrekening van het 8e EOF.

3.1.3 Beleidsontvangsten cofinanciering

De beleidsontvangsten met betrekking tot cofinanciering zijn de benutte bijdragen (zie 3.2.2). Aangezien deze bijdragen voldoen aan de criteria van inkomsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt de bijdrage geboekt op basis van de uitvoering van het cofinancieringsproject.

3.2      BELEIDSUITGAVEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Beleidsuitgaven – steuninstrumenten || 41 || 812 || 2 085 || 2 938 || 2 633

Beleidsontvangsten cofinanciering ||  -     ||  -     || 8 || 8 || 2

Wisselkoersverliezen || 8 || 39 || 20 || 66 || 61

Waardevermindering van vorderingen || 0 || 6 || - || 6 || 7

TOTAAL || 49 || 856 || 2 112     || 3 017 || 2 702

In 2012 heeft de Commissie haar methode voor de raming van de toegerekende lasten verfijnd. Was deze verfijning niet tot stand gekomen, dan bedroegen de beleidsuitgaven 2 849 miljoen EUR in plaats van 3 017 miljoen EUR. Het effect op de netto activa zou hetzelfde bedrag zijn (een daling van 168 miljoen EUR), hoofdzakelijk toe te schrijven aan een toename van de rekeningen toegerekende lasten (zie punt 2.7.2).

3.2.1 Beleidsuitgaven – steuninstrumenten

|| || || || in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Programmeerbare steun || 17 || 93 || 1 366 || 1 476 || 1 251

Macro-economische steun || - || 8 || - || 8 || 51

Sectoraal beleid || 0 || 322 || 3 || 326 || 371

Rentesubsidies || 5 || - || - || 5 || 0

Intra-ACS-projecten || - || 311 || 409 || 720 || 650

Spoedhulp || - || 60 || 274 || 333 || 212

Hulp aan vluchtelingen || 6 || - || - || 6 || 0

Risicokapitaal || 1 || - || - || 1 || 19

Stabex || 4 || - || - || 4 || 12

Sysmin || 0 || - || - || 0 || (8)

Overige steunprogramma's van eerdere EOF || - || 10 || - || 10 || 24

Institutionele steun || - || (1) || 33 || 32 || 8

Compensatie exportopbrengsten || 7 || 10 || - || 18 || 42

Totaal || 41 || 812 || 2 085 || 2 938 || 2 633

De beleidsuitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.

3.2.2 Beleidsontvangsten cofinanciering

Deze uitgaven worden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2012. Aangezien de ontvangen cofinancieringsbijdragen voldoen aan de criteria van inkomsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties, wordt een overeenkomstig bedrag aan bijdragen geboekt als beleidsontvangsten (zie 3.1.3 ).

3.2.3 Waardevermindering van vorderingen

Deze rubriek bevat hoofdzakelijk voorfinancieringscorrecties en bedragen die zijn afgeschreven/verloren bij realisering met betrekking tot vorderingen.

3.3      ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Administratieve uitgaven || - || 1 || 106 || 107 || 75

TOTAAL || - || 1 || 106 || 107 || 75

Deze rubriek omvat ondersteuningsuitgaven; d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.

3.4      FINANCIËLE ONTVANGSTEN

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 2012 || TOTAAL 2011

Rentebaten – Europese banken || - || 6 || 4 || 9 || 1

Renteopbrengsten uit voorfinanciering || (2) || (24) || (6) || (32) || (21)

TOTAAL || (2) || (18) || (2) || (22) || (20)

Rente op voorfinancieringen wordt verwerkt overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van het Financieel Reglement van het 10e EOF. De terugboeking van rentevergoedingen 2011 op voorfinanciering resulteerde in 2012 in negatieve renteopbrengsten.

4. TOELICHTING BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT

4.1      DOEL EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van het EOF om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van de behoeften van het EOF om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat de nettowinst of het nettoverlies van het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van verrichtingen van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten.

Kasstromen die voortkomen uit verrichtingen in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van het EOF (de euro) door op het bedrag in vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

4.2      BELEIDSACTIVITEITEN

In het kasstroomoverzicht van het EOF zijn alleen kasstromen van de beleidsactiviteiten opgenomen, aangezien het EOF geen investerings- of financieringsactiviteiten heeft. Het doel van de beleidsactiviteiten is bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.

5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN OVERIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.1      VOORWAARDELIJKE ACTIVA

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Uitvoeringsgaranties || 13 || 171 || 120 || 304 || 325

Inhoudingsgaranties || 6 || 107 || 74 || 188 || 197

Voorwaardelijke activa met betrekking tot rechtszaken || - || - || - || - || 1

TOTAAL || 19 || 279 || 194 || 492 || 523

5.1.1 Uitvoeringsgaranties

Soms worden uitvoeringsgaranties verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.

De vermindering met 21 miljoen EUR uitvoeringsgaranties is het verschil tussen de vrijgegeven garanties en de nieuwe ontvangen garanties. De meeste waarborgen werden vrijgegeven in het kader van het 9e EOF en de nieuwe waarborgen werden ook grotendeels ontvangen in het kader van het 9e EOF.

5.1.2 Inhoudingsgaranties

Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10% van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemer zijn verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.

De vermindering met 9 miljoen EUR inhoudingsgaranties is het verschil tussen de vrijgegeven garanties en de nieuwe ontvangen garanties. De meeste waarborgen werden vrijgegeven in het kader van het 9e EOF en de nieuwe waarborgen werden ook grotendeels ontvangen in het kader van het 9e EOF.

5.2      OVERIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.2.1 Nog niet verwerkte begrotingsvastleggingen

in miljoen EUR

|| 8e EOF || 9e EOF || 10e EOF || TOTAAL 31.12.2012 || TOTAAL 31.12.2011

Niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen die nog niet betaald zijn || 103 || 938 || 4 601 || 5 642 || 5 594

Hiermee verband houdende bedragen die in de economische resultatenrekening zijn opgenomen || (22) || (382) || (310) || (714) || (646)

TOTAAL || 81 || 557 || 4 291 || 4 928 || 4 948

De niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen vertegenwoordigen de open vastleggingen waarvoor betalingen en/of vrijmakingen nog niet zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma's. Op 31 december 2012 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 5 642 miljoen EUR gemoeid. Het als een toekomstige te financieren verplichting gepresenteerde bedrag is deze niet-afgewikkelde begrotingsvastlegging, verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de economische resultatenrekening 2012 zijn opgenomen als uitgaven, hetgeen een totaalbedrag van 4 928 miljoen EUR geeft.

6. FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Europese Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.

6.1      BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van het EOF zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e EOF, en in het Intern Akkoord.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

– De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.

– EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta, inclusief minder bekende, luiden.

– Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.

Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting overeenkomstig artikel 44 van Verordening nr. 215/2008 van de Raad (zie punt 6.4).

Alle commerciële banken waar andere rekeningen dan de hierboven vermelde "speciale rekeningen" voor het EOF zijn geopend, worden door de Commissie via openbare aanbestedingen geselecteerd.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

6.2      MARKTRISICO'S

6.2.1   Valutarisico

Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.

6.2.2   Het renterisico

Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.

Het EOF krijgt evenwel rente op de saldi die het op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.

Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de EONIA (Euro Over Night Index Average) en wordt zij aangepast aan de schommelingen van deze rentevoet. Voor enkele andere rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan de marginale rentevoet die de ECB hanteert voor haar herfinancieringsverrichtingen. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat haar saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.

6.3      KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)

De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform Verordening (EG, Euratom) nr. 215/2008 aangehouden op de "speciale rekeningen" die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).

Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.

Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau geëist worden.

6.4      LIQUIDITEITSRISICO

Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van alle desbetreffende betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.

De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen in zekere mate seizoensgebonden zijn.

Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten om ervoor te zorgen dat de in een bepaalde periode uitgevoerde betalingen de beschikbare kasmiddelen niet overschrijden.

Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de dagelijkse kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.

7. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

In deze rubriek zijn er geen verrichtingen met verbonden partijen waarover specifieke informatie moet worden verschaft.

8. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van overdracht van de rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

9. AFSTEMMING TUSSEN ECONOMISCH RESULTAAT – BEGROTINGSRESULTAAT

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien beide resultaten het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of zij op elkaar afstembaar zijn. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.

|| || in miljoen EUR

|| 2012 || 2011

|| ||

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR || (3 023) || (2 700)

|| ||

ONTVANGSTEN || ||

 Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden || (47) || (52)

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn || (8) || (3)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn || 14 || 10

Netto-effect van voorfinanciering || 62 || 46

Netto toegerekende ontvangsten || (40) || (13)

|| ||

UITGAVEN || ||

Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar || 38 || 98

Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar || (101) || (249)

Betalingsannuleringen || 7 || 17

Netto-effect van voorfinanciering || (316) || (346)

Netto toegerekende ontvangsten || 204 || 317

|| ||

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR || (3 209) || (2 874)

9.1 Afstemmingsposten – ontvangsten

De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.

De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.

De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de vereffening van de teruggevorderde voorfinancieringen. Dit is een kasontvangst die geen gevolgen heeft voor de economische resultaten.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

9.2 Afstemmingsposten – uitgaven

Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.

De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.       

2. VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN

INLEIDENDE OPMERKINGEN

Vorige EOF

· Bij Besluit nr. 1/2000 van de ACS-EG-Raad van 27 juli 2000 betreffende overgangsmaatregelen is bepaald dat een deel van de niet-toegewezen middelen van de eerdere EOF wordt aangewend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou, die op grond van de overgangsmaatregelen vervroegd van toepassing zijn.

· Bij Besluit nr. 410/2001 van de Commissie van 16 maart 2001, dat strekt tot vaststelling van de toewijzingen aan de indicatieve programma’s voor de ACS-landen uit hoofde van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, is bepaald dat de niet-toegewezen middelen van de eerdere EOF voor een maximumbedrag van 1,2 miljard EUR worden aangewend voor de tenuitvoerlegging overeenkomstig de regels en procedures van de respectieve EOF, dit tot de inwerkingtreding van het financieel protocol van toepassing op het 9e EOF.

· Bij Besluit nr. 1033/2001 van de Commissie van 15 juni 2001 werden de middelen voor de regionale programma’s en de intra-ACS-samenwerking in het kader van het financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst toegewezen.

· Bij Besluit nr. 1252/2002 van de Commissie van 11 juli 2002 werd enerzijds het budget voor de intra-ACS-samenwerking met 60 miljoen EUR verhoogd met middelen uit de algemene reserve van het 6e en het 7e EOF en anderzijds voorzien in de aanwending van deze extra middelen tot de inwerkingtreding van het financieel protocol van toepassing op het 9e EOF overeenkomstig de toepasselijke regels en procedures van het fonds van oorsprong.

· Tot slot werd bij Besluit nr. 3/2002 van de ACS-EG-Raad van 23 december 2002 een bedrag van 25 miljoen EUR, afkomstig van de niet-toegewezen middelen van het 8e EOF (algemene reserve), voor regionale samenwerking krachtens de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst bestemd.

· Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.

· Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen van het jaar 2012 werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou. In laatstgenoemd geval werden de rekeningen, wat de landen betreft, opgesteld en ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage IV bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. Dat artikel voorziet voor de ACS-landen in middelen voor macro-economische steunmaatregelen en steun aan programma's en projecten (A-enveloppe) en in middelen voor onvoorziene behoeften zoals noodhulp, initiatieven voor schuldverlichting en steun ter vermindering van de gevolgen van instabiliteit van de exportopbrengsten (B-enveloppe)[13]. Wat de regio's betreft, werd de presentatie gebaseerd op de regionale programmering overeenkomstig hoofdstuk 2 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (regionale indicatieve programma's en intra-ACS samenwerking).

· Overeenkomstig punt 4 van bijlage Iter (het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013) bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst werden de resterende saldi en de uit hoofde van die fondsen tussen 31 december 2007 en de inwerkingtreding van het 10e EOF vrijgemaakte bedragen overgedragen naar het 9e EOF om ervoor te zorgen dat de EU-administratie kon blijven werken en om de kosten te dekken van de lopende projecten tot de inwerkingtreding van het 10e EOF.

· Op grond van Besluit 2010/406/EU van de Raad is besloten ten voordele van Sudan een bedrag van 150 miljoen EUR uit de in het kader van het 9e en vorige EOF vrijgemaakte middelen te besteden ten behoeve van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Dit bedrag is in 2011 toegewezen.

· Op grond van Besluit 2011/315/EU van de Raad is besloten ten voordele van Zuid-Sudan een bedrag van 200 miljoen EUR uit de in het kader van het 9e en vorige EOF vrijgemaakte middelen te besteden om de tenuitvoerlegging van het driejarig ontwikkelingsplan voor Zuid-Sudan te steunen. Dit bedrag is in 2012 toegewezen.

10e EOF

De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De overeenkomst van Cotonou is gewijzigd door de overeenkomst die door dezelfde staten op 25 juni 2005 in Luxemburg is ondertekend.

Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.

Het Intern Akkoord inzake de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap op 17 juli 2006, is op 1 juli 2008 in werking getreden.

In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de tweede periode (2008-2013) van steun van de Unie aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 10e EOF, dat over een bedrag van 22 682 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:

· 21 966 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig het meerjarig financieel kader in Bijlage Iter bij de herziene overeenkomst van Cotonou, waarvan 20 466 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

· 286 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig Bijlage IIAa van het herziene besluit van de Raad betreffende de associatie de LGO met de Europese Gemeenschap, waarvan 256 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;

· 430 miljoen EUR voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 10e EOF, overeenkomstig artikel 6 van het Intern akkoord.

Op de datum van de inwerkingtreding van het 10e EOF werden deze bedragen aangevuld met vrijgemaakte bedragen uit vorige EOF, rentebaten en niet-bestede liquide middelen uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (Stabex) in het kader van fondsen voorafgaand aan het 9e EOF. Alle middelen worden beheerd in overeenstemming met hun specifieke voorschriften zoals bepaald in de herziene Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord.

Van de bovenvermelde toewijzingen van het 10e EOF wordt het bedrag van 21 152 miljoen EUR als volgt door de Europese Commissie beheerd:

– 15 300 miljoen EUR voor de nationale indicatieve programma's, waarvan:

· 13 500 miljoen EUR voor de A-enveloppe, waarvan 13 345 miljoen EUR euro is vrijgegeven. Daarnaast namen de middelen in de A-enveloppe toe met 341 miljoen EUR als gevolg van de overdracht van reserves en met 91 miljoen EUR als gevolg van de afsluiting van de Stabex-vrijmakingen en verminderden zij met 33 miljoen EUR als gevolg van de overdracht naar regionale toewijzingen (multiregionaal PALOP). Bijgevolg bedragen de totale beschikbare middelen bedragen EUR 13 744 miljoen EUR (vrijgegeven toewijzingen) en 155 miljoen EUR (vrij te geven toewijzingen).

· 1 800 miljoen EUR voor de B-enveloppes, volledig vrijgegeven. Daarnaast is de B-enveloppe verhoogd met vrijgegeven reserves ten belope van 148 miljoen EUR, waardoor de totale vrijgegeven middelen 1 948 miljoen EUR bedragen.

– 1 783 miljoen EUR voor de regionale indicatieve programma’s, samen met een overdracht van 33 miljoen EUR van de A-enveloppe en een overdracht naar de reserves van 19 miljoen EUR, hetgeen neerkomt op 1 797 miljoen EUR vrijgegeven toewijzingen;

– 2 700 miljoen EUR intra-ACS-toewijzingen, alle toewijzingen zijn vrijgegeven, en samen met een overdracht van 195 miljoen EUR uit de reserves, een totaal van 2 895 miljoen EUR vrijgegeven toewijzingen;

– 683 miljoen EUR als reserve, waarvan 664 miljoen EUR is overgedragen, hetgeen resulteert in een saldo van 19 miljoen EUR.

– 430 EUR voor de uitvoeringskosten, volledig vrijgegeven;

– 256 miljoen EUR LGO-toewijzingen waarvan hoofdzakelijk:

· A-enveloppe middelen ten belope van 195 miljoen EUR, waarvan 140 miljoen EUR is vrijgegeven;

· B-enveloppe middelen ten belope van 15 miljoen EUR, waarvan 7 miljoen EUR is vrijgegeven;

· middelen regionale toewijzingen ten belope van 40 miljoen EUR, volledig vrijgegeven;

· middelen voor onderzoek/technische bijstand ten belope van 6 miljoen EUR, volledig vrijgegeven.

- Niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF

Sedert de inwerkingtreding van het 10e EOF op 1 juli 2008 zijn de resterende saldi en de uit projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de prestatiereserve voor het 10e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen en middelen voor administratieve uitgaven van het 9e EOF. Deze reserve mag worden benut volgens de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord over het 10e EOF.

Hierna volgen gedetailleerde gegevens over deze reserve per 31.12.2012 (miljoen EUR):

Totaal middelen overgedragen naar niet-besteedbare reserve 10e EOF: || 815

verminderd met de middelen die op grond van Besluit 2010/406/EU van de Raad van 12.7.2010 aan het 9e EOF ten gunste van Sudan zijn toegewezen || -150

verminderd met de middelen die op grond van Besluit 2011/315/EU van de Raad van 23.5.2011 aan het 9e EOF ten gunste van Sudan zijn toegewezen || -200

Totaal beschikbaar in de reserve (ACP+OCT): || 465

- Stabex-reserve van het 10e EOF

Na de afsluiting van de Stabex-rekeningen zijn de niet-bestede/vrijgemaakte bedragen overgedragen naar de reserve van de A-enveloppe van het 10e EOF (artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord 10e EOF) en vervolgens naar de nationale indicatieve programma's van de desbetreffende landen.

De situatie op 31.12.2012 van de reserve is als volgt (in miljoen EUR):

Land || Reserve A-enveloppe Stabex

Ivoorkust || 11.43

Kaapverdië || 0.01

Guinee-Bissau || 0.30

Sierra Leone || 0.22

Senegal || 0.90

Totaal || 12.86

- 10e EOF cofinanciering

In het kader van het 10e EOF werden overdrachtovereenkomsten voor cofinanciering van lidstaten ondertekend voor 116 miljoen EUR en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 99 miljoen EUR, terwijl betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van 93 miljoen EUR.

In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten per 31.12.2012 (miljoen EUR):

|| Vastleggingskredieten || Betalingskredieten

Cofinanciering – A-enveloppe || 84 || 78

Cofinanciering – Intra ACS || 12 || 12

Cofinanciering – Administratieve uitgaven || 3 || 3

|| 99 || 93

In de onderstaande tabel in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen.

De tabellen met een overzicht van de situatie per land en per instrument zijn in de bijlage opgenomen.

2.1         TOEWIJZINGEN

2.2     GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

2.3.       ANDERE BEHEERSINFORMATIE

Italiaanse cofinanciering (1985)

De Italiaanse cofinanciering, die sinds 1985 van kracht is en in 2011 nog altijd beschikbaar was als het nog lopende "Vierde rehabilitatieprogramma Somalië"– kon ten slotte in 2012 worden afgesloten. Beschikbare saldo bij de afsluiting zijn terugbetaald aan Italië.

DEEL II – JAARREKENING VAN HET EOF: FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT

EUROPESE INVESTERINGSBANK || CA/463/13

|| 14 maart 2013

|| Document 13/072

||

||

RAAD VAN BESTUUR

Investeringsfaciliteit

Financiële staten

geconsolideerd per 31 december 2012

|| ||

|| - Overzicht van de financiële positie - Overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten - Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten - Kasstroomoverzicht - Toelichtingen bij de financiële staten ||

ORG.: E ||

3. FINANCIËLE STATEN VAN DE INVESTERINGSFACILITEIT

3.1         VERMOGENSOVERZICHT PER 31 december 2012

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting || 31.12.2012 || 31.12.2011

|| || ||

ACTIVA || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 5 || 466 568 || 452 279

Afgeleide financiële instrumenten || 6 || 115 || 434

Leningen en vorderingen || 7 || 1 146 280 || 1 033 160

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || 333 001 || 251 660

Door contribuanten te storten bedragen || 9/15 || 87 310 || 87 310

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 10 || 99 029 || -

Overige activa || 11 || 224 || 416

|| || ||

Totaal activa ||   || 2 132 527 || 1 825 259

|| || ||

|| || ||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN || || ||

|| || ||

PASSIVA || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || 6 || 7 035 || 12 702

Uitgestelde baten || 12 || 37 808 || 33 003

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 13 || 312 086 || 329 660

Overige passiva || 14 || 1 153 || 1 113

|| || ||

Totaal passiva || || 358 082 || 376 478

|| || ||

MIDDELEN CONTRIBUANTEN || || ||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten || 15 || 1 561 309 || 1 281 309

Reëlewaardereserve || || 68 434 || 41 750

Ingehouden winsten || || 144 702 || 125 722

|| || ||

Totaal middelen contribuanten || || 1 774 445 || 1 448 781

|| || ||

Totaal passiva en middelen contribuanten || || 2 132 527 || 1 825 259

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.2         OVERZICHT VAN GEREALISEERDE EN NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting || Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011 ||

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011 ||

|| || || ||

Rente en soortgelijke baten || 17 || 67 503 || 59 561 ||

Rente en soortgelijke uitgaven || 17 || -1 114 || -940 ||

|| || || ||

Nettorente en soortgelijke baten || || 66 389 || 58 621 ||

|| || || ||

Baten uit honoraria en provisies || 18 || 1 934 || 2 149 ||

Uitgaven aan honoraria en provisies || 18 || -292 || -144 ||

|| || || ||

Nettobaten van honoraria en provisies || || 1 642 || 2 005 ||

|| || || ||

Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten || || 5 348 || -7 534 ||

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa || 19 || 1 045 || 17 228 ||

Netto verlies/winst valuta || || -10 575 || 8 376 ||

|| || || ||

Nettoresultaten van financiële transacties || || -4 182 || 18 070 ||

|| || || ||

Wijziging bij waardevermindering op leningen en vorderingen, minus terugboekingen || 7 || 597 || 27 452 ||

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || -8 927 || -6 888 ||

Waardevermindering op andere activa || 20 || -337 || - ||

Algemene administratiekosten || 21 || -36 202 || -38 006 ||

|| || || ||

Winst over het boekjaar || || 18 980 || 61 254 ||

|| || || ||

Niet-gerealiseerde resultaten || || || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa – reëlewaardereserve  || || || ||

1. Nettowijziging in reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || 18 551 || 20 574 ||

2. Nettobedrag overgedragen naar winst of verlies || 8 || 8 133 || -3 394 ||

Totaal voor verkoop beschikbare financiële activa || || 26 684 || 17 180 ||

|| || || ||

Totaal niet-gerealiseerde resultaten || || 26 684 || 17 180 ||

|| || || ||

Totaal niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar || || 45 664 || 78 434 ||

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.3         OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Afgeroepen bijdrage || Reëlewaarde-reserve || Ingehouden winsten || Totaal

Per 1 januari 2012                                                                                                     Toelichting || 1 281 309 || 41 750 || 125 722 || 1 448 781

|| || || ||

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar                     15 || 280 000 || - || - || 280 000

|| || || ||

Winst voor het jaar 2012 || - || - || 18 980 || 18 980

|| || || ||

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar || - || 26 684 || - || 26 684

|| || || ||

Wijzigingen middelen contribuanten || 280 000 || 26 684 || 18 980 || 325 664

|| || || ||

Per 31 december 2012 || 1 561 309 || 68 434 || 144 702 || 1 774 445

|| || || ||

|| Afgeroepen bijdrage || Reëlewaarde-reserve || Ingehouden winsten || Totaal

Per 1 januari 2011                                                                                                     Toelichting || 1 131 309 || 24 570 || 64 468 || 1 220 347

|| || || ||

Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar                     15 || 150 000 || - || - || 150 000

|| || || ||

Winst voor het jaar 2011 || - || - || 61 254 || 61 254

|| || || ||

Totaal andere niet-gerealiseerde resultaten voor het jaar || - || 17 180 || - || 17 180

|| || || ||

Wijzigingen middelen contribuanten || 150 000 || 17 180 || 61 254 || 228 434

|| || || ||

Per 31 december 2011 || 1 281 309 || 41 750 || 125 722 || 1 448 781

|| || || ||

|| || || ||

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.4         OVERZICHT VAN DE KASSTROMEN VOOR HET OP 31 DECEMBER 2012 AFGESLOTEN JAAR

(x 1 000 EUR)

|| Toelichting || Van 01.01.2010 tot 31.12.2012 || Van 01.01.2011 tot 31.12.2011

BELEIDSACTIVITEITEN || || ||

Winst voor het begrotingsjaar || || 18 980 || 61 254

Aanpassingen || || ||

Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa  || || 8 927 || 3 172

Nettowijziging waardevermindering op leningen en vorderingen || || -597 || -27 452

Gekapitaliseerde rente op leningen en vorderingen || 7 || -9 622 || -10 512

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en vorderingen || || -1 407 || -2 801

Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs tot einde looptijd aangehouden financiële activa || || -751 || -

Toename uitgestelde baten || || 4 805 || 3 424

Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen || || 16 044 || -15 337

Effect wijzigingen wisselkoers op voor verkoop beschikbare financiële activa || || -1 204 || 34

Winst beleidsactiviteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva || || 35 175 || 11 782

|| || ||

Uitkeringen lening || 7 || -233 018 || -237 040

Terugbetalingen leningen || 7 || 115 480 || 104 410

Wijziging reële waarde derivaten || || -5 348 || 7 534

Stijging tot einde looptijd aangehouden financiële activa || || -98 278 || -

Stijging voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || -81 981 || -67 829

Verkoop voor verkoop beschikbare financiële activa || 8 || 19 601 || 24 971

Afname andere activa || || 192 || 2 756

Toename andere passiva || || 40 || 173

Stijging van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank || || 6 876 || 4 144

|| || ||

Netto kasstromen van beleidsactiviteiten || || -241 261 || -149 099

|| || ||

FINANCIERINGSACTIVITEITEN || || ||

Bijdrage van lidstaten || || 236 345 || 136 345

Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies || || 43 655 || 76 345

Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies || || -24 450 || -22 899

|| || ||

Netto kasstromen van financieringsactiviteiten || || 255 550 || 189 791

|| || ||

Netto toename van geldmiddelen en kasequivalenten || || 14 289 || 40 692

Geldmiddelen en kasequivalenten begin begrotingsjaar || || 452 279 || 411 587

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar || || 466 568 || 452 279

|| || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit: || || ||

Kasmiddelen || || 10 588 || 3 127

Termijndeposito's || || 455 980 || 449 152

|| || 466 568 || 452 279

|| || ||

Aanvullende informatieverschaffing van kasstromen uit bedrijfsactiviteiten || || 2012 || 2011

Ontvangen rente || || 64 490 || 57 391

Betaalde rente || || -1 137 || -1 162

Ontvangen dividenden || || 975 || 974

De begeleidende nota’s vormen een integrerend onderdeel van deze financiële staten.

3.5         TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN PER 31 DECEMBER 2012

1 Algemene gegevens

De investeringsfaciliteit (de "faciliteit") werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de "Overeenkomst") betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("de ACS-staten") en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 23 juni 2010 werd herzien.

De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank ("EIB") beheert de bijdragen namens de lidstaten ("donoren") overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst.

De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten en wordt uitbetaald overeenkomstig financiële protocollen die voor opeenvolgende periodes van vijf tot zes jaar worden vastgelegd. Binnen het kader van de Overeenkomst en na de inwerkingtreding van een tweede financieel protocol op 1 juli 2008 (met betrekking op de periode 2008-2013), hierna het 10e Europees Ontwikkelingsfonds ("EOF") genoemd, is de Europese Investeringsbank, hierna de "EIB" of "de Bank" genoemd, belast met het beheer van:

- de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 185,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;

- subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van 400 miljoen EUR voor ACS-landen en 1,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 10% van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.

De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.


Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 14 maart 2013 opgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur op zijn bijeenkomst van 14 mei 2013.

2 Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging

2.1 Grondslag voor de voorbereiding – verklaring van overeenstemming

De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.

2.2 Belangrijke beoordelingen en ramingen

Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de Europese Investeringsbank ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.

Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:

§ Reële waarde van financiële instrumenten

Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. Onder meer de liquiditeit en - voor de modellen - inputgegevens als correlatie en volatiliteit van langdurige derivaten met een looptijd van meer dan drie maanden worden daarbij beoordeeld.

§ Waardevermindering op leningen en vorderingen

Op elke verslagleggingsdatum onderzoekt de faciliteit haar probleemleningen en -vorderingen teneinde te beoordelen of er in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten een voorziening voor waardevermindering moet worden opgevoerd. Om het niveau van de voorziening te bepalen, is een beoordeling van het management van de Europese Investeringsbank vereist voor de raming van het bedrag en het tijdschema van toekomstige kasstromen. Dergelijke ramingen zijn gebaseerd op veronderstellingen over een aantal factoren en de werkelijke resultaten kunnen afwijken, met toekomstige wijzigingen van de voorziening tot gevolg. Naast specifieke voorzieningen voor afzonderlijke belangrijke leningen en vorderingen voert de faciliteit ook een collectieve voorziening voor waardevermindering op voor risicoposities die afzonderlijk genomen weliswaar geen specifieke voorziening vereisen, doch waarvoor de kans op niet-nakoming veel groter is geworden dan op de datum van toekenning.

In beginsel wordt ervan uitgegaan dat een lening niet wordt nagekomen wanneer de betaling van de rente en hoofdsom een achterstand van 90 dagen of meer heeft opgelopen en tegelijkertijd het management van de Europese Investeringsbank van oordeel is dat er een objectieve aanwijzing van waardevermindering is.

§ Waardering van voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen

Bij de waardering van beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:

- recente zakelijke en objectieve markttransacties tussen onafhankelijke partijen;

- actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;

- de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken; of

- andere waarderingsmodellen.

De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor verkoop beschikbare beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.

§ Waardevermindering van voor verkoop beschikbare financiële activa

In het kader van de faciliteit is bepaald dat voor verkoop beschikbare investeringen in aandelen als in waarde verminderd worden beschouwd wanneer hun reële waarde aanzienlijk of langdurig beneden kosten is gedaald of wanneer er andere aanwijzingen van waardevermindering voorhanden zijn. Om te bepalen of een daling "aanzienlijk" of "langdurig" is, is een beoordeling vereist. De faciliteit beschouwt aanzienlijk meestal als 30% of meer en "langdurig" als langer dan twaalf maanden. Voorts houdt de faciliteit rekening met andere factoren, onder meer de normale volatiliteit van aandelen voor beursgenoteerde aandelen, de toekomstige kasstromen en de discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen.

2.3 Wijziging in de boekingsmethode

De gebruikte boekhoudregels stemmen overeen met die van de vorige begrotingsjaren. In de loop van het jaar zijn door de faciliteit geen nieuwe of gewijzigde IFRS-normen ingevoerd.

Uitgevaardigde normen die nog niet in werking zijn getreden

Een aantal nieuwe toepasselijke normen, wijzigingen van normen en interpretaties zijn van kracht voor jaarperioden die aanvangen na 1 januari 2012 en zijn niet toegepast bij de opstelling van deze financiële staten.

IAS 1 Presentatie van posten van niet-gerealiseerde resultaten

De wijzigingen in IAS 1 hebben betrekking op de indeling van posten in de rubriek Niet-gerealiseerde resultaten. Posten die in de toekomst bij winst en verlies zouden worden ondergebracht, zouden afzonderlijk van de posten die nooit opnieuw zullen worden ingedeeld, worden vermeld. De norm is van kracht voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 juli 2012, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan.

IFRS 9 Financiële instrumenten

Deze norm is de eerste stap in een driedelig project van de IASB om de IAS 39 Financiële instrumenten te vervangen, waarbij de categorieën financiële activa en passiva en hun boekhoudkundige verwerking opnieuw gedefinieerd worden. Er wordt momenteel nog verder gewerkt aan de norm die uiteindelijk de IAS 39 volledig zal vervangen. De huidige daadwerkelijke datum voor de invoering van de norm is 1 januari 2015. IFRS 9 is nog niet is goedgekeurd door de Europese Unie. De faciliteit is niet voornemens deze norm vroegtijdig in te voeren en de omvang van het effect is nog niet bepaald.

De volgende norm is in 2011 uitgevaardigd, met inwerkingtreding op 1 januari 2013, waarbij een vervroegde invoering is toegestaan. Het effect van de invoering van deze norm op de financiële staten van de faciliteit is nog niet bepaald.

IFRS 13 Waardering tegen reële waarde

De norm definieert de reële waarde en bevat een kader voor het bepalen van de reële waarde en vereist informatieverschaffing over waarderingen tegen reële waarde.

2.4 Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging

In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.

2.4.1 Omrekening vreemde valuta

Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.

Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de balans. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.

Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.

De elementen van het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden maandelijks in euro omgerekend tegen de aan het einde van de maand geldende wisselkoers.

2.4.2 Geldmiddelen en kasequivalenten

In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito's of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd.

2.4.3 Andere financiële activa dan derivaten

Financiële activa worden geboekt op basis van de valutadatum.

§ Voor verkoop beschikbare financiële activa

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa bestaan uit beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden.

Deze obligaties worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieve-rentemethode over de resterende looptijd van de obligatie.

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa of een groep van financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een "tot verlies leidende gebeurtenis") en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Waardeverminderingsverlies wordt opgenomen in winst en verlies en het verlies wordt gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen die verdisconteerd zijn tegen de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het instrument.

§ Leningen

Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de lener zijn uitgekeerd. Door de faciliteit verstrekte leningen worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd, waarbij de methode van het effectieve rendement wordt gehanteerd, minus een voorziening voor waardevermindering of oninbaarheid.

§ Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn activa die als zodanig zijn aangewezen of die niet in een van de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld: tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening geboekte waarden, tot aan het einde van de looptijd gehouden waarden of leningen en vorderingen. Het gaat om beleggingen in aandelen en investeringen in risicokapitaalfondsen.

Na aanvankelijke waardering worden voor verkoop beschikbare financiële activa vervolgens tegen reële waarde geboekt. In verband met de waardering van de reële waarde van beleggingen in aandelen die niet uit actieve markten kan worden afgeleid, gelden de volgende regels:

a. Risicokapitaalfondsen

De reële waarde van elk risicokapitaalfonds is gebaseerd op de door het fonds gerapporteerde laatst beschikbare intrinsieke waarde, indien deze waarde is berekend op basis van een internationale waarderingsnorm die wordt beschouwd in overeenstemming te zijn met de IFRS (bv. de International Private Equity and Venture Capital Valuation richtsnoeren (IPEV-richtsnoeren), gepubliceerd door de European Venture Capital Association (Europese vereniging voor risicodragend kapitaal)). De faciliteit mag evenwel overgaan tot een aanpassing van de door het fonds gerapporteerde intrinsieke waarde indien er factoren zijn die de waardering kunnen beïnvloeden.

b. Directe aandeleninvesteringen

De reële waarde van de investering is gebaseerd op de laatste reeks beschikbare financiële staten, waarbij — indien van toepassing — opnieuw hetzelfde model wordt gebruikt als het model dat bij de verwerving van de participatie werd gebruikt.

Niet-gerealiseerde winsten of verliezen op risicokapitaalfondsen en directe beleggingen in aandelen worden in het vermogen van de contribuant verwerkt tot de verkoop, de inning of de afstoting van de belegging of totdat is vastgesteld dat de belegging een waardevermindering heeft ondergaan. Indien vastgesteld wordt dat een voor verkoop beschikbare belegging in waarde is verminderd, worden de gecumuleerde niet-gerealiseerde winsten of verliezen die voordien in de rubriek eigen vermogen waren verwerkt, in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen.

Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (bijvoorbeeld verdisconteerde kasstromen of meervoudige prognose). Deze beleggingen worden tegen kosten verwerkt wanneer de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Er wordt opgemerkt dat in de eerste twee jaren van de investeringen, deze tegen kostprijs worden opgevoerd.

De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IAS 27 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20% van de stemrechten bezit.

§ Zekerheidstellingen

Bij de eerste opname worden de financiële garanties tegen reële waarde in de balans opgenomen die overeenstemt met de intrinsieke waarde van de verwachte instroom van premies. Deze berekening wordt uitgevoerd op de begindatum van elke transactie en wordt opgenomen in de balans als "Financiële garanties" onder de rubriek "overige activa" en "overige passiva".

Na de eerste opname worden de passiva van de faciliteit uit hoofde van elke garantie geherwaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:

- de best mogelijke raming van de middelen die nodig zijn om te voldoen aan de financiële verplichtingen die uit de garantie voortvloeien, die gebaseerd is op alle relevante factoren en informatie die op balansdatum beschikbaar is;

- het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met de geaccumuleerde afschrijving. De afschrijving van het oorspronkelijk opgenomen bedrag komt tot stand op basis van de actuariële methode.

Elke toe- of afname van het passief in verband met financiële garanties wordt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen onder de post "baten van honoraria en provisies".

Vervolgens worden de activa van de faciliteit die met een dergelijke zekerheidsstelling worden gewaarborgd, afgeschreven waarbij gebruik wordt gemaakt van de actuariële waarderingsmethode en worden zij op waardevermindering gecontroleerd.

Bij de ondertekening van een garantie-overeenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.

2.4.4 Waardevermindering van financiële activa

De faciliteit beoordeelt bij elke balansdatum of er voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. Financiële activa of groepen van financiële activa worden geacht een waardevermindering te hebben ondergaan indien, en alleen indien, er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn van een waardevermindering die het gevolg is van één of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van de activa (een "tot verlies leidende gebeurtenis") en die tot verlies leidende gebeurtenis (of gebeurtenissen) een effect heeft (of hebben) op de geschatte toekomstige kasstromen uit de financiële activa of de groep van financiële activa dat betrouwbaar kan worden geraamd. Aanwijzingen van waardevermindering kunnen zijn dat de lener of een groep van leners aanzienlijke financiële moeilijkheden ondervindt, in gebreke blijft en rente of hoofdsommen niet betaalt, de waarschijnlijkheid dat zij failliet zullen worden verklaard of een andere financiële reorganisatie zullen ondergaan, of dat waarneembare gegevens erop wijzen dat er een meetbare daling is in de geraamde toekomstige kasstromen, zoals wijzigingen in betalingsachterstallen of in de economische omstandigheden die met niet-nakoming samengaan.

Voor de aan het einde van het begrotingsjaar uitstaande leningen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn geboekt, komen waardeverminderingen tot stand wanneer er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat het risico bestaat dat de uitgeleende bedragen geheel of gedeeltelijk niet volgens de oorspronkelijke contractuele voorwaarden of de overeenstemmende waarde zullen kunnen worden geïnd. Indien er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat er zich een waardevermindering heeft voorgedaan, wordt het verlies gewaardeerd als het verschil tussen de boekwaarde van het activum en de actuele waarde van de geraamde toekomstige kasstromen. De boekwaarde van het activum wordt verminderd door middel van een voorziening en het bedrag van het verlies wordt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Rentebaten worden nog steeds toegerekend op de verminderde boekwaarde volgens de effectieve rentevoet van de lening. Leningen worden samen met de daarmee samenhangende voorziening afgeschreven indien er geen realistische vooruitzichten op toekomstige inning bestaan. Indien het bedrag van de geraamde waardevermindering in een volgend jaar toe- of afneemt als gevolg van een gebeurtenis die zich na de opname van de waardevermindering voordoet, wordt de eerder geboekte waardevermindering verhoogd of verlaagd door de voorziening aan te passen.

Aangezien de faciliteit voor elke lening een kredietrisicobeoordeling uitvoert, hoeft er geen voorziening voor collectieve waardevermindering te worden opgenomen.

Voor de voor verkoop beschikbare financiële activa beoordeelt de faciliteit op elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen voorhanden zijn dat een investering een waardevermindering heeft ondergaan. Objectieve aanwijzingen kunnen bestaan in een aanzienlijke of langdurige daling van de reële waarde van de investering beneden haar kostprijs. Zijn er aanwijzingen van een waardevermindering voorhanden, dan wordt het gecumuleerde verlies (gewaardeerd als het verschil tussen de kosten van verwerving en de actuele reële waarde, minus de waardevermindering op de betrokken investering die reeds eerder in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen) uit de middelen van de contribuant gehaald en in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opgenomen. Waardeverminderingen op voor verkoop financiële activa worden niet via het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten teruggenomen; toenames van hun reële waarde na waardevermindering worden direct in de middelen van de contribuanten opgenomen.

In het kader van haar risicobeheer gaat de EIB ten minste eenmaal per jaar na of haar financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan. De hieruit voortvloeiende aanpassingen leiden onder meer tot het ontbinden van het disagio in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten tijdens de gehele levensduur van het activum en alle aanpassingen die zijn vereist met betrekking tot een herbeoordeling van de oorspronkelijke waardevermindering.

2.4.5 Afgeleide financiële instrumenten

Derivaten omvatten cross-currency swaps, cross-currency renteswaps en currency forwards.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.

De faciliteit doet geen beroep op een van de afdekkingsmogelijkheden op grond van IAS 39. Alle afgeleide financiële instrumenten zijn tegen reële waarde in de winst-en-verliesrekening opgenomen en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.

Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van derivaten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden, worden in "Nettoresultaat van financiële verrichtingen" opgenomen.

In eerste instantie worden derivaten opgenomen met gebruikmaking van de transactiedatum.

2.4.6 Bijdragen

Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.

De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:

- zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;

- zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

- alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld, hebben identieke kenmerken;

- het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt; en

- de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.

2.4.7 Rentebaten van leningen

Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en vorderingen") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.

2.4.8 Rentesubsidies en technische bijstand

Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.

Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als "aan derden verschuldigd bedrag". De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.

Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.

2.4.9 Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten

Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

2.4.10 Honoraria, provisies en dividenden

Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt worden als inkomsten beschouwd in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening.

Dividenden van voor verkoop beschikbare beleggingen in aandelen worden bij ontvangst opgenomen.

2.4.11 Fiscale bepalingen

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.

3 Risicobeheer

Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico's, beheer en controle van deze risico's door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico's die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Hierbij gaat het om de volgende risico's:

- kredietrisico – het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;

- liquiditeitsrisico – het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen;

- marktrisico – de blootstelling aan waarneembare marktvariabelen, zoals rentevoeten, wissel- en aandelenkoersen.

3.1 Organisatie van het risicobeheer

De Europese Investeringsbank past haar risicobeheer voortdurend aan.

Het risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de krediet- en aandelenkoersrisico's waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het risicobeheer los van de front offices. De directeur-generaal risicobeheer rapporteert over de risico's aan de vicevoorzitter van de EIB die hiervoor verantwoordelijk is. Deze vicevoorzitter vergadert op gezette tijden met het auditcomité om te overleggen over risicokwesties. Hij is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de Europese Investeringsbank.

3.2 Kredietrisico

Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.

3.2.1. Beleid op het vlak kredietrisico

Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico met het oog op een getalsmatige weging en waardering. De faciliteit heeft een interne ratingmethodiek (IRM) ontwikkeld voor bedrijven of financiële instellingen om de interne ratings te bepalen van de belangrijkste begunstigde tegenpartijen die als lener/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten, enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt in eerste instantie een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van de lange-termijnrating in vreemde valuta van de tegenpartij (of de gelijkwaardige lokale munteenheid indien nodig) na een diepgaande analyse van het risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.

De kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending is niet onderworpen aan IRM. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating en een verwacht verlies berekend.

Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Voor het maximale nominale bedrag van elke transactie geldt een bovengrens die afhangt van het verwachte verlies van de transactie. Tegenpartijlimieten worden toegepast op geconsolideerde blootstellingen. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen alsook hun totale externe financiering op lange termijn.

Om het kredietrisico te beperken, maakt de faciliteit gebruik van verschillende kredietverbeteringen, waaronder:

- projectgerelateerde effecten (bv. de aandelen als onderpand, de activa als onderpand, overdracht van rechten, toezeggingen met betrekking tot de rekeningen), en/of

- waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. vervollediging van de waarborgen, afroepgaranties).

Daarnaast maakt de faciliteit zelden gebruik van kredietverbeteraars die geen rechtstreeks verband houden met het projectrisico, zoals onderpanden of bankgaranties.

De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.

3.2.2. Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen

In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.

Maximale blootstelling (x 1 000 EUR) || 31.12.2012 || 31.12.2011

ACTIVA || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 466 568 || 452 279

Afgeleide financiële instrumenten || 115 || 434

Leningen en vorderingen || 1 146 280 || 1 033 160

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || 87 310

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa || 99 029 || -

Overige activa || 224 || 416

Totaal activa || 1 799 526 || 1 573 599

|| ||

POSTEN BUITEN DE BALANS || ||

Voorwaardelijke verplichtingen || ||

- Niet-aangesproken garanties || 20 000 || 20 000

Vastleggingen || ||

- Niet-uitgekeerde leningen || 749 044 || 701 092

- Aangesproken garanties || 6 224 || 7 909

Totaal buitenbalansposten || 775 268 || 729 001

|| ||

Totaal kredietrisico || 2 574 794 || 2 302 600

3.2.3. Kredietrisico op leningen en vorderingen

3.2.3.1 Meting kredietrisico op leningen en vorderingen

Elke leningsactiviteit van de faciliteit gaat gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in de rangschikking van de lening. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de lener, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.

Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco's van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de "verwachte verliezen", waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. De rangschikking wordt gebruikt voor de volgende doelstellingen:

- als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitieve beoordeling van de leningrisico's;

- als hulpmiddel bij het toezicht;

- als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;

- als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.

De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:

i) de kredietwaardigheid van de lener: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de leners en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne methodiek voor rangschikkingen opgesteld om de interne ratings van leners en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.

ii) De wanbetaling-correlatie: geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de lener als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de lener en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager de rangschikking.

iii) De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.

iv) Het contractuele kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rangschikking.

v) De looptijd van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.

Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:

A     Leningen van uitstekende kwaliteit: er zijn drie subcategorieën. A° omvat alle EU-landenrisico's, dit zijn leningen die zijn verleend aan of die volledig, uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk door de lidstaten zijn gegarandeerd, waarbij verwacht wordt dat er zich geen terugbetalingsmoeilijkheden zullen voordoen en met een percentage voor onverwachte verliezen van 0%. A+ omvat leningen die toegekend zijn aan (of gegarandeerd zijn door) andere entiteiten dan lidstaten, waarbij ervan uitgegaan wordt dat tijdens de looptijd geen verslechtering zal optreden. A- omvat leningen waarbij er enige twijfel is omtrent het behoud van hun huidige status (bijvoorbeeld wegens de lange looptijd of als gevolg van de hoge volatiliteit van de toekomstige prijs van een anders uitstekend onderpand), maar waarbij elke neerwaartse ontwikkeling naar verwachting vrij beperkt zal zijn.

B      Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.

C      Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven met een 7-jaar bullet of soortgelijke afschrijving, vervaldag bij uitbetaling.

D      Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van "aanvaardbare kwaliteit" en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.

E      Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.

F      F (wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico's. Leningen met een rangschikking F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.

Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening.

In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.

3.2.3.2 Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen

In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling weergegeven aan kredietrisico van ondertekende en uitbetaalde leningen per categorie lener, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:

Per 31.12.2012 (x 1 000 EUR) || Gegarandeerd || Andere kredietverbeteraars || Niet gegarandeerd || Totaal

Banken || 12 630 || 136 695 || 207 582 || 356 907

Bedrijven || 20 077 || 78 171 || 478 358 || 576 606

Openbare instellingen || 30 462 || - || 18 || 30 480

Staten || - || 5 819 || 176 468 || 182 287

Totaal uitgekeerd || 63 169 || 220 686 || 862 425 || 1 146 280

Ondertekend, niet uitgekeerd || 14 091 || 142 963 || 591 990 || 749 044

Per 31.12.2011 (x 1 000 EUR) || Gegarandeerd || Andere kredietverbeteraars || Niet gegarandeerd || Totaal

Banken || 13 026 || 97 994 || 197 245 || 308 265

Bedrijven || 15 699 || 55 601 || 475 012 || 546 312

Openbare instellingen || 37 670 || - || - || 37 670

Staten || - || 6 214 || 134 699 || 140 913

Totaal uitgekeerd || 66 395 || 159 809 || 806 956 || 1 033 160

Ondertekend, niet uitgekeerd || 10 434 || 173 484 || 517 174 || 701 092

De kredietgebeurtenissen van de faciliteit die van invloed zijn op de kredietnemers en de borgstellers worden continu opgevolgd door OPS B, het operationele directoraat van de EIB voor verrichtingen buiten de EU. Bij een verslechtering van de kredietbeoordeling en/of contractuele tekortkomingen worden met name contractuele rechten geval per geval beoordeeld. Wanneer dit noodzakelijk is, worden risicobeperkende maatregelen genomen overeenkomstig de richtsnoeren voor kredietrisico. Ook bij verlengingen van bankgaranties voor haar leningen, wordt ervoor gezorgd dat deze worden vervangen of dat tijdig wordt opgetreden.

Als onmiddellijke reactie op de ontwikkelingen op de financiële markten die sinds september 2008 hebben plaatsgevonden, heeft de faciliteit maatregelen genomen om het toezicht op en het beheer van risico's te versterken. Hiertoe heeft OPS B in april 2011 een autonome afdeling toezicht opgericht die rechtstreeks rapporteert aan de directeur-generaal en belast is met het financiële en contractuele toezicht op leningen. Het doel is het bevorderen van de uitwisseling van informatie tussen de departementen en procedures voor verslaglegging en operationeel beheer voor te stellen in tijden van financiële crisis met als doelstelling snel te kunnen optreden, mocht zulks noodzakelijk blijken.

3.2.3.3 Analyse kredietkwaliteit per categorie lener

In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2012 en 31 december 2011 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).

Per 31.12.2012 (x 1 000 EUR) || ||  Uitstekende rangschikking ||  Standaard rangschikking ||  Min. aanvaardbaar Risico ||  Hoog risico ||  Geen rangschikking ||  Totaal

|| || A tot B- || C || D+ || D- en lager || ||

Lener || Banken || 50 000 || 24 342 || 21 864 || 529 325 || 337 014 || 962 545

Bedrijven || 7 466 || 8 006 || - || 605 672 || - || 621 144

Openbare instellingen || - || - || - || 70 480 || - || 70 480

Staten || - || - || - || 241 155 || - || 241 155

Totaal || || 57 466 || 32 348 || 21 864 || 1 446 632 || 337 014 || 1 895 324

Per 31.12.2011 (x 1 000 EUR) || ||  Uitstekende rangschikking ||  Standaard rangschikking ||  Min. aanvaardbaar Risico ||  Hoog risico ||  Geen rangschikking ||  Totaal

|| || A tot B- || C || D+ ||  D- en lager || || ||

Lener || Banken || 50 002 || 9 674 || 39 966 || 356 629 || 351 476 || 807 747

Bedrijven || 3 917 || 5 279 || - || 635 825 || - || 645 021

Openbare instellingen || - || - || - || 38 761 || - || 38 761

Staten || - || - || - || 242 723 || - || 242 723

Totaal || || 53 919 || 14 953 || 39 966 || 1 273 938 || 351 476 || 1 734 252

3.2.3.4 Risicoconcentraties van leningen en vorderingen

3.2.3.4.1 Geografische analyse

Op basis van het land van de ontlener kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio's (x 1 000 EUR):

Land van de ontlener || 31.12.2012 || 31.12.2011

Regionaal – ACS || 84 051 || 99 543

Uganda || 140 833 || 117 035

Regionaal – West-Afrika || 33 856 || 14 161

Mozambique || 137 745 || 126 666

Mauritanië || 65 670 || 43 427

Ethiopië || 81 666 || 84 266

Dominicaanse Republiek || 67 991 || 66 118

Kenia || 131 566 || 65 611

Kameroen || 72 525 || 60 706

Zambia || 18 772 || 43 294

Congo (Democratische Republiek) || 28 415 || 8 980

Nigeria || 14 383 || 28 691

Regionaal – tille Oceaan || 17 767 || 20 603

Regionaal – Centraal Afrika || 10 431 || 12 109

Jamaica || 71 027 || 59 317

Madagaskar || - || 1 253

Mauritius || 11 302 || 12 732

Ghana || 5 642 || 7 812

Angola || 10 009 || 13 598

Trinidad en Tobago || 1 483 || 1 002

Burkina Faso || 10 727 || 12 588

Malawi || 4 950 || 5 833

Nieuw-Caledonië || 4 198 || 4 673

Rwanda || 9 641 || 11 197

Niger || 4 146 || 3 950

Frans-Polynesië || 2 631 || 3 131

Botswana || - || -

Senegal || 5 837 || 10 329

Lesotho || 3 827 || 3 902

Vanuatu || 3 639 || 3 917

Belize || 13 || 103

Grenada || 2 477 || 2 698

Gabon || 1 011 || 1 509

Togo || 52 644 || 53 224

Kaapverdië || 27 073 || 28 405

Djibouti || 762 || 777

Haïti || 4 654 || -

Saint Lucia || 2 916 || -

Totaal || 1 146 280 || 1 033 160

3.2.3.4.2 Analyse op grond van bedrijfstak

In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de ontlener. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder de globale leningen opgenomen (x 000 EUR):

Bedrijfstak van de ontlener || 31.12.2012 || 31.12.2011

Globale leningen en agentuurovereenkomsten || 252 662 || 218 912

Luchtvaartmaatschappijen en producenten van luchtvaartuigen || 13 || 103

Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling || 30 480 || 31 052

Grondstoffen en mijnbouw || 168 911 || 135 573

Chemicaliën, kunststoffen en farmaceutische producten || - || 20 400

Drinkwater, waterzuivering || 38 697 || 33 247

Elektriciteit, kolen en andere || 409 090 || 358 745

Voedselketen || - || 1 244

Investeringsgoederen/duurzame consumptiegoederen || 3 827 || 3 902

Vervoer over zee en andere || 5 819 || 6 214

Verwerking van materialen, bouwsector || 24 154 || 29 025

Papierketen || 4 747 || 4 840

Autosnelwegen en andere wegen || 73 921 || 62 856

Telecommunicatie || 18 427 || 24 963

Tertiaire sector en overige || 115 532 || 102 084

Totaal || 1 146 280 || 1 033 160

3.2.3.5 Achterstal op leningen

De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig een reeks procedures, de zogeheten "Richtsnoeren voor het toezicht op laattijdige betalingen".

Het toezicht en de rapportage over laattijdige betalingen wordt doorgaans beheerd door de eenheid Laattijdige betalingen van het directoraat Beheer en Herstructurering van Transacties van de EIB. Deze eenheid stelt een maandelijks verslag op over de onbetaalde leningtranches van de faciliteit, inclusief een tabel waarin de achterstallen van meer dan acht dagen van maand tot maand worden vergeleken. Dit maandelijks verslag geeft een gedetailleerd beeld van de maatregelen die reeds zijn genomen of die moeten worden genomen, per land, lening en tranche.

Daarnaast wordt een maandelijks rapport opgesteld over leningen met achterstallige betalingen van meer dan 90 dagen, dat vervolgens bij de Europese Commissie wordt ingediend. Tweemaal per jaar ontvangt het directiecomité van de EIB een overzichtstabel van de leningen met achterstallige betalingen van meer dan 30 dagen en 90 dagen alsook een verslag met vergelijkende gegevens over de jaarlijkse en halfjaarlijkse ontwikkeling van de achterstallen.

De achterstallen op de betalingen van de desbetreffende leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (x 1 000 EUR):

|| Toelichting || Leningen en vorderingen 31.12.2012 || Leningen en vorderingen 31.12.2011

Boekwaarde || || 1 146 280 || 1 033 160

|| || ||

Individueel in waarde verminderde activa || || ||

Brutobedrag || || 110 767 || 112 662

Voorziening voor waardevermindering || 7 || -45 144 || -48 816

Individueel in waarde verminderde boekwaarde || || 65 623 || 63 846

|| || ||

Collectief in waarde verminderde activa || || ||

Brutobedrag || || - || -

Voorziening voor waardevermindering || || - || -

Collectief in waarde verminderde boekwaarde || || - || -

|| || ||

Achterstallig maar niet in waarde verminderd || || ||

|| || ||

"Achterstallig" omvat || || ||

30-60 dagen || || 12 ||  8

60-90 dagen || || - ||  472

90-180 dagen || || - ||  13

meer dan 180 dagen || || - ||  33

Achterstallige maar niet in waarde verminderde boekwaarde || || 12 ||  526

|| || ||

Boekwaarde die niet vervallen is en evenmin in waarde is verminderd || || 1 080 645 || 968 788

|| || ||

Totale boekwaarde leningen en vorderingen || || 1 146 280 || 1 033 160

|| || || ||

3.2.4. Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten

De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Vanaf 31.12.2012 waren er alleen investeringen in de vorm van bankrekeningen en andere financiële instrumenten op korte termijn. Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.

De minimale kortetermijn rating voor goedgekeurde banken of emittenten is P-1/A-1/F1 (Moody’s, S&P, Fitch). Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank of emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR).

De deposito's worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de transactiedatum tot de limietdatum van de kredietblootstelling.

Per 31 december 2012 en 31 december 2011 hadden alle bankdeposito"s en schuldpapier op korte termijn dat door faciliteit werd aangehouden, een minimale rating van P-1 op de vereffening volgens Moody's. In de kredietbeoordeling van P-2 van 31 december 2011 zou de waarde van een tegenpartij op 21 december 2011 worden verminderd.

In de onderstaande tabel is het saldo van de bankrekeningen inclusief opgelopen rente opgenomen (x 1000 EUR):

Minimale korte-termijnrating (terminologie Moody's) ||      Minimale      lange-termijnrating      (terminologie Moody's) || 31.12.2012 || 31.12.2011

P-1 ||      Aa1 || 43 400 || 10 % || - || -

P-1 ||      Aa2 || - || - || 28 622 || 6 %

P-1 ||      Aa3 || 130 901 || 29 % || 105 547 || 24 %

P-1 ||      A1 || 83 500 || 18 % || 117 603 || 26 %

P-1 ||      A2 || 198 179 || 43 % || 179 938 || 40 %

P-2 ||      A3 || - || - || 17 441 || 4 %

Totaal ||      || 455 980 || 100 % || 449 151 || 100 %

3.2.5. Kredietrisico met betrekking tot derivaten

3.2.5.1 Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten

Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn zijn contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.

De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.

3.2.5.2 Meting van de kredietrisico's voor derivaten

Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.

Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.

In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de swapcontracten opgenomen (inclusief cross currency swaps, cross currency interest rate swaps, maar zonder short-term currency swaps), opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:

Swapcontracten per 31.12.2012 || korter dan || 1 jaar || 5 jaar || meer dan || TOTAAL 2012

(x 1 000 EUR) || 1 jaar || tot 5 jaar || tot 10 jaar || tot 10 jaar ||

Referentiebedrag || 1 480 || 9 833 || 15 253 || - || 26 566

Reële waarde (d.i. netto contante waarde) || 71 || -528 || -3 529 || - || -3 986

Swapcontracten per 31.12.2011 || korter dan || 1 jaar || 5 jaar || meer dan || TOTAAL 2011

(x 1 000 EUR) || 1 jaar || tot 5 jaar || tot 10 jaar || tot 10 jaar ||

Referentiebedrag || 7 042 || 43 593 || 16 899 || - || 67 534

Reële waarde (d.i. netto contante waarde) || -674 || -1 331 || -3 869 || - || -5 874

De faciliteit sluit currency swap contracten op korte termijn af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. Currency swaps op korte termijn hebben een looptijd van maximum drie maand en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van currency swap contracten op korte termijn bedroeg 652 miljoen EUR op 31 december 2012 ten opzichte van 585 miljoen EUR op 31 december 2011. De reële waarde van currency swap contracten op korte termijn bedroeg -2,9 miljoen EUR op 31 december 2012 ten opzichte van -6,4 miljoen EUR op 31 december 2011.

De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2012 is er een niet-afgewikkelde interest rate swap met een referentiebedrag van 19,6 miljoen EUR (2011: nihil) en een reële waarde van 0,03 miljoen EUR (2011: nihil).

3.2.6. Kredietrisico op tot einde looptijd aangehouden financiële activa

In de volgende tabel wordt de situatie toegelicht van de portefeuille van tot de vervaldatum aangehouden posities die volledig bestaan uit obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden.

Minimale korte-termijnrating (terminologie Moody's) ||      Minimale      lange-termijnrating      (terminologie Moody's) || 31.12.2012 || 31.12.2011

P-2 ||      Baa2 || 50 143 || 51 % || - || -

P-3 ||      Baa3 || 48 886 || 49 % || - || -

Totaal ||      || 99 029 || 100 % || - || -

3.3 Liquiditeitsrisico

3.3.1 Beheer van het liquiditeitsrisico:

Liquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen.

De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten (middelen 9e en 10e EOF) en in tweede instantie met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB betreffende het beheer en de verrichtingen van de faciliteit stelt de Commissie jaarlijks de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijkse bedrag van de afgeroepen bijdragen (met inbegrip van de rentesubsidies) voor het lopende en de volgende begrotingsjaren, en zij stelt de Raad hiervan vóór 15 oktober in kennis.

Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, wordt het uitkeringspatroon van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten. Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen (op gezette tijden bekendgemaakt door OPS B) te dekken.

Het schatkistpapier op de in naam van de faciliteit geopende rekeningen wordt beheerd door de afdeling thesaurie van de bank, overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office. Afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa, vallen onder de verantwoordelijkheid van de afdeling planning en afwikkeling van transacties.

Daarnaast vallen volgens het beginsel van scheiding van taken de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.

3.3.2 Meting van het liquiditeitsrisico:

In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).

De faciliteit heeft verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand ("TA"). Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. In het kader van de IF afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op tijdstippen en in bedragen die weergeven welke vooruitgang is geboekt bij de onderliggende investeringsprojecten en financieringsverrichtingen in een relatief volatiele context. Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten. Leninggaranties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garantie wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van elke gegarandeerde lening.

In het licht hiervan is de uitsplitsing van de hierna vermelde looptijden opgesteld, waarbij voor elk geval is rekening gehouden met de contractuele uitbetalingsperiode, waarbij gebruik is gemaakt van prognoses in overeenstemming met de gangbare methoden voor de liquiditeitsplanning van de faciliteit. Wat betreft de uitbetalingsverbintenissen in het kader van contracten voor technische bijstand, zijn deze doorgaans van korte duur (minder dan een jaar). In de volgende gevallen is gekozen voor "Looptijd niet bepaald": verbintenissen van opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties; vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen waarvoor de contractuele uitbetalingsperiode is verstreken en op verlenging wordt gewacht; rentesubsidies waarvoor middelen waren afgeroepen van de lidstaten voor de dekking van toekomstige vereisten op forfaitaire basis.

Het liquiditeitsprofiel van afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps (CCS), cross currency renteswaps (CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen ||  Ten hoogste 3 maanden || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || Meer dan 5 jaar || Looptijd niet bepaald || Bruto nominale uitstroom

X 1 000 EUR op 31.12.2012

Andere (verstrekte garanties, afgeroepen garanties) || - || - || - || - || 26 224 || 26 224

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen || 16 500 || 287 657 || 243 020 || - || 201 867 || 749 044

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen inschrijving op aandelen || - || 26 806 || 54 958 || 7 319 || 127 987 || 217 070

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies || 255 || 101 495 || 79 206 || - || 23 599 || 204 555

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand || 2 000 || 8 511 || 13 109 || - || - || 23 620

Totaal || 18 755 || 424 469 || 390 293 || 7 319 || 379 677 || 1 220 513

Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen ||  Ten hoogste 3 maanden || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || Meer dan 5 jaar || Looptijd niet bepaald || Bruto nominale uitstroom

X 1 000 EUR op 31.12.2011

Andere (verstrekte garanties, afgeroepen garanties) || - || - || - || - || 27 909 || 27 909

Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen || 2 295 || 257 127 || 274 573 || 54 000 || 113 097 || 701 092

Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen inschrijving op aandelen || 2 035 || 38 424 || 38 010 || 7 666 || 178 432 || 264 567

Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies || 1 445 || 31 100 || 139 211 || - || 16 211 || 187 967

Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand || 4 564 || 16 693 || - || - || - || 21 257

Totaal || 10 339 || 343 344 || 451 794 || 61 666 || 335 649 || 1 202 792

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen X 1 000 EUR op 31.12.2012 ||  3 maanden of minder || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || meer dan 5 jaar || Bruto nominale instroom of uitstroom

CCS en CCIRS – instroom || 1 238 || 7 364 || 14 498 || 5 350 || 28 450

CCS en CCIRS – uitstroom || -1 286 || -8 428 || -17 218 || -5 894 || -32 826

Currency swaps op korte termijn – instroom || 649 000 || - || - || - || 649 000

Currency swaps op korte termijn – uitstroom || -652 451 || - || - || - || -652 451

Renteswaps – instroom || 65 || 511 || 3 274 || 2 117 || 5 967

Renteswaps - uitstroom || - || -753 || -3 537 || -1 577 || -5 867

Totaal || -3 434 || -1 306 || -2 983 || -4 || -7 727

|| || || || ||

Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen X 1 000 EUR op 31.12.2011 ||  Ten hoogste 3 maanden || Van 3 maanden tot 1 jaar || Van 1 jaar tot 5 jaar || Meer dan 5 jaar || Bruto nominale instroom of uitstroom

CCS en CCIRS – instroom || 9 873 || 14 365 || 19 533 || 7 430 || 51 201

CCS en CCIRS – uitstroom || -10 091 || -17 527 || -24 420 || -9 015 || -61 053

Currency swaps op korte termijn – instroom || 585 000 || - || - || - || 585 000

Currency swaps op korte termijn – uitstroom || -591 909 || - || - || - || -591 909

Totaal || -7 127 || -3 162 || -4 887 || -1 585 || -16 761

3.4 Marktrisico

Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen en creditspreads (die geen verband houden met wijzigingen in de kredietwaardigheid van de emittent) de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.

3.4.1. Het renterisico

Het renterisico is de volatiteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen in de marktrendementen of de rentetermijnstructuur. Blootstelling aan renterisico doet zich voor wanneer er verschillen optreden in de renteherzieningen en looptijdkenmerken van de verschillende activa en passiva.

De gevoeligheid van de kredietportefeuille en hiermee gerelateerde micro hedging swaps van de faciliteit voor renterisico wordt gemeten op basis van een "basis point value" (BPV) berekening.

In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01%) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval "money market – tot en met 1 jaar", "very short – 2 tot 3 jaar", "short – 4 tot 6 jaar", "long – 12 tot 20 jaar" of "extra long – meer dan 21 jaar".

Voor het verkrijgen van de netto contante waarde van de leningen gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve (EUR swapcurve + EIB financieringsspread) voor kasstromen in EUR en andere dan USD vreemde valuta en de USD-financieringscurve voor kasstromen in USD. Voor het verkrijgen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.

Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31.12.2012 dalen met 341 000 EUR (per 31.12.2011: daling met 239 000 EUR) als de rente tegelijkertijd stijgt met 1 basispunt.

Basispuntwaarde (x 1 000 EUR) || Geld Markt || Zeer kort || Kort || Gemiddeld || Lang || Extra lang || Totaal

Per 31.12.2012 || 1 jaar || 2 tot 3 jaar || 4 tot 6 jaar || 7 tot 11 jaar || 12 tot 20 jaar || 21 jaar ||

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps || -25 || -47 || -90 || -117 || -62 || - || -341

Basispuntwaarde (x 1 000 EUR) || Geld Markt || Zeer kort || Kort || Gemiddeld || Lang || Extra lang || Totaal

Per 31.12.2011 || 1 jaar || 2 tot 3 jaar || 4 tot 6 jaar || 7 tot 11 jaar || 12 tot 20 jaar || 21 jaar ||

Totaal gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps || -20 || -28 || -60 || -78 || -53 || - || -239

3.4.2. Valutarisico

Het valutarisico is de volatiteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de posities van de faciliteit als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.

De faciliteit is blootgesteld aan een valutarisico wanneer er zich valutamismatches voordoen tussen de activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van onverwachte en ongunstige wijzigingen in de waarde van toekomstige kasstromen als gevolg van wisselkoersschommelingen.

3.4.2.1 Valutarisico en schatkistpapier

Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.

Het valutarisico wordt gedekt door valutaspot of termijntransacties, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico's met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.

3.4.2.2 Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.

De bijdragen van de lidstaat aan de faciliteit worden ontvangen in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.

Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.

3.4.2.2.1. Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD

- Leningen van de faciliteit die worden uitgekeerd in andere valuatie dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swap contracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.

- Voor uitkeringen in het kader van transacties van de faciliteit in een andere valuta dan EUR en USD waarbij niet is voorzien in een afdekking op lange termijn, voert de afdeling thesaurie twee werkdagen voorafgaand aan de uitkering een valutatransactie uit. De wisselkoers die geldt voor de transacties van de faciliteit stemt overeen met de wisselkoers op de markt waartegen de afdeling thesaurie de transactie heeft uitgevoerd. Dit geldt ook voor terugbetalingen in andere valuta dan de EUR en USD, waarbij de afdeling thesaurie in voorkomend geval een wisselkoerstransactie uitvoert om de ontvangen valuta om te wisselen.

- Voor niet-afgeroepen waarborgen is er geen valutadekking. Afgeroepen waarborgen in andere valuta dan EUR en USD worden afgedekt.

- Transacties in andere valuta dan EUR en USD die door de afdeling thesaurie niet kunnen worden afgedekt met een valutadekking, blijven ongedekt. Dit geldt ook voor (synthetische) transacties in een lokale valuta die in EUR of USD worden afgewikkeld. De faciliteit blijft blootgesteld aan het valutarisico die hierbij wordt gelopen.

3.4.2.2.2. Afdekking van verrichtingen in USD

- Het totale uitstaande bedrag van alle transacties van de faciliteit (met uitzondering van niet-afgeroepen waarborgen) in USD wordt afgeschermd door middel van USD/EUR valutaswaps, die periodiek worden verlengd. Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.

- In de boekhouding komt een periodieke berekening van de totale blootstelling aan USD tot stand om in voorkomend geval de afdekking op de volgende valutaswapverlenging aan te passen.

- Indien de dienst thesaurie dit uit operationeel oogpunt passend vindt, kunnen ook cross-currency swaps worden gebruikt om specifieke leningen in USD af te dekken.

- Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hocvalutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet.

- Te allen tijde mag het totale uitstaande niet-afgedekte bedrag van USD transacties (in nominale termen) nooit hoger zijn dan 5 000 000 USD (vijf miljoen USD). Deze limiet wordt jaarlijks aangepast. Bij overschrijding van deze limiet brengt de afdeling thesaurie de blootstelling terug binnen de limiet door middel van een valutatransactie.

3.4.2.3 Deviezenpositie

In de onderstaande tabellen wordt de deviezenpositie van de faciliteit toegelicht (x 1 000 EUR):

Per 31 december 2012 || EUR || USD || KES || ACS/LGO valuta || Totaal

|| || || || ||

ACTIVA || || || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 424 647 || 41 921 || - || - || 466 568

Afgeleide financiële instrumenten || 1 064 || -949 || - || - || 115

Leningen en vorderingen || 513 231 || 508 412 || 60 348 || 64 289 || 1 146 280

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 66 509 || 259 694 || - || 6 798 || 333 001

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || - || - || - || 87 310

Tot einde looptijd aangehouden activa || 99 029 || - || - || - || 99 029

Overige activa || - || - || - || 224 || 224

Totaal activa || 1 191 790 || 809 078 || 60 348 || 71 311 || 2 132 527

|| || || || ||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN || || || || ||

Passiva || || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || -675 814 || 682 849 || - || - || 7 035

Uitgestelde baten || 37 560 || 248 || - || - || 37 808

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 312 040 || 46 || - || - || 312 086

Overige passiva || 905 || 19 || 14 || 215 || 1 153

Totaal passiva || -325 309 || 683 162 || 14 || 215 || 358 082

Middelen contribuanten || || || || ||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten || 1 561 309 || - || - || - || 1 561 309

Reëlewaardereserve || 5 366 || 59 144 || - || 3 924 || 68 434

Ingehouden winsten || 144 702 || - || - || - || 144 702

Totaal middelen contribuanten || 1 711 377 || 59 144 || - || 3 924 || 1 774 445

Totaal passiva en middelen contribuanten || 1 386 068 || 742 306 || 14 || 4 139 || 2 132 527

Valutapositie per 31 december 2012 || -194 278 || 66 772 || 60 334 || 67 172 || -

|| || || || ||

Per 31 december 2012: || || || || ||

VASTLEGGINGEN || || || || ||

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa || 794 475 || 171 639 || - || - || 966 114

Aangesproken garanties || - || - || - || 6 224 || 6 224

Rentesubsidies en technische bijstand || 204 555 || - || - || - || 204 555

|| || || || ||

VOORWAARDELIJKE PASSIVA || || || || ||

Niet-aangesproken garanties || 20 000 || - || - || - || 20 000

Per 31 december 2011 || EUR || USD || CAD || ACS/LGO valuta || Totaal

|| || || || ||

ACTIVA || || || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 416 384 || 35 895 || - || - || 452 279

Afgeleide financiële instrumenten || 13 419 || -12 985 || - || - || 434

Leningen en vorderingen || 477 340 || 501 923 || - || 53 897 || 1 033 160

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 54 287 || 186 525 || 4 303 || 6 545 || 251 660

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || - || - || - || 87 310

Overige activa || 50 || - || - || 366 || 416

Totaal activa || 1 048 790 || 711 358 || 4 303 || 60 808 || 1 825 259

|| || || || ||

PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN || || || || ||

Passiva || || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || -641 758 || 654 460 || - || - || 12 702

Uitgestelde baten || 32 689 || 314 || - || - || 33 003

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 329 598 || 62 || - || - || 329 660

Overige passiva || 691 || 19 || - || 403 || 1 113

Totaal passiva || -278 780 || 654 855 || - || 403 || 376 478

Middelen contribuanten || || || || ||

Afgeroepen bijdrage van de lidstaten || 1 281 309 || - || - || - || 1 281 309

Reëlewaardereserve || 41 750 || - || - || - || 41 750

Ingehouden winsten || 125 722 || - || - || - || 125 722

Totaal middelen contribuanten || 1 448 781 || - || - || - || 1 448 781

Totaal passiva en middelen contribuanten || 1 170 001 || 654 855 || - || 403 || 1 825 259

Valutapositie per 31 december 2011 || -121 211 || 56 503 || 4 303 || 60 405 || -

|| || || || ||

Per 31 december 2011: || || || || ||

VASTLEGGINGEN || || || || ||

Niet-uitgekeerde leningen en voor verkoop beschikbare financiële activa || 761 319 || 204 340 || - || - || 965 659

Aangesproken garanties || - || - || - || 7 909 || 7 909

Rentesubsidies en technische bijstand || 209 223 || || - || - || 209 223

VOORWAARDELIJKE PASSIVA || || || || ||

Niet-aangesproken garanties || 20 000 || - || - || - || 20 000

3.4.2.4 Deviezen gevoeligheidsanalyse (x 1 000 EUR)

Op de verslagleggingsdatum is de meest aanzienlijke nettoblootstelling in vreemde valuta de nettoblootstelling in USD. Per 31 december 2012 zou een wijziging van +/- 10 percent in de wisselkoers van de USD resulteren in een wijziging van de middelen van de contribuanten ten belope van 6 682 EUR, respectievelijk - 6 682 EUR (31 december 2011: 5 650 EUR, respectievelijk -5 650 EUR)

3.4.2.5 Omrekeningskoers

De volgende omrekeningsnormen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2012 en 31 december 2011:

|| 31 december 2012 || 31 december 2011

Andere dan EU-valuta || ||

Dominicaanse Republiek Pesos (DOP) || 53.1220 || 49.8498

Fiji dollars (FJD) || 2.3417 || 2.3630

Haïtiaanse gourde (HTG) || 55.7265 || 52.1645

Kenia shillings (KES) || 113.68 || 109.53

Mauritanië ouguiyas (MRO) || 393.99 || 372.52

Mauritius roepies (MUR) || 40.19 || 37.43

Rwanda frank (RWF) || 811.83 || 771.76

Oeganda shillings (UGX) || 3 549 || 3 205

Verenigde Staten dollar (USD) || 1.3194 || 1.2939

Franc CFA Francs (XAF/XOF) || 655.957 || 655.957

Zuid-Afrika rand (ZAR) || 11.1727 || 10.4830

3.4.3. Aandelenkoersrisico (x 1 000 EUR)

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van aandelen daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenindexen en de waarde van de individuele aandeleninvesteringen.

De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in risicokapitaal, d.i. directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.

Aan investeringen in aandelen worden scores toegekend. Elke investering wordt beoordeeld volgens verschillende criteria die ondergebracht zijn in drie hoofdcategorieën: beheer, bedrijfsplan en structuur. De afzonderlijkse scores worden vervolgens geconsolideerd in een totaalscore die aan de investering wordt toegekend en die de totale sterkte van de investering weerspiegelt.

Blootstelling aan aandelenrisico is ook aan beperkingen onderworpen, die zowel op het individuele als het gecumuleerde niveau zijn vastgesteld. De omvang van deze beperkingen hangt af van de kwaliteit van de aandeleninvesteringen.

De waarde van aandelen in particulier bezit is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.

De effecten op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de voor verkoop beschikbare aandelenportfolio) als gevolg van een 10 % -verlaging van aandelenindexen en de waarde van de individuele aandelenbeleggingen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komen neer op -33 300 EUR op 31 december 2012 en -25 166 EUR op 31 december 2011.

4 Reële waarde van activa en passiva

In de onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt per categorie van de boekwaarden en reële waarden van de activa en passiva van de faciliteit die in de jaarrekening (x 1 000 EUR) zijn opgenomen:

|| Boekwaarde 31.12.2012 || Reële waarde 31.12.2012 || Boekwaarde 31.12.2011 || Reële waarde 31.12.2011

Activa geboekt tegen reële waarde || || || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 333 001 || 333 001 || 251 660 || 251 660

Afgeleide financiële instrumenten || 115 || 115 || 434 || 434

Totaal || 333 116 || 333 116 || 252 094 || 252 094

|| || || ||

Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs || || || ||

Geldmiddelen en kasequivalenten || 466 568 || 466 568 || 452 279 || 452 279

Leningen en vorderingen || 1 146 280 || 1 226 409 || 1 033 160 || 1 022 679

Door contribuanten te storten bedragen || 87 310 || 87 310 || 87 310 || 87 310

Tot einde looptijd aangehouden financiële activa || 99 029 || 98 805 || - || -

Overige activa || 224 || 224 || 416 || 416

Totaal || 1 799 411 || 1 879 316 || 1 573 165 || 1 562 684

Totaal activa || 2 132 527 || 2 212 432 || 1 825 259 || 1 814 778

|| || || ||

Passiva geboekt tegen reële waarde || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || 7 035 || 7 035 || 12 702 || 12 702

Totaal || 7 053 || 7 053 || 12 702 || 12 702

|| || || ||

Passiva gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs || || || ||

Uitgestelde baten || 37 808 || 37 808 || 33 003 || 33 003

Aan derde partijen verschuldigde bedragen || 312 086 || 312 086 || 329 660 || 329 660

Overige passiva || 1 153 || 1 153 || 1 113 || 1 113

Totaal || 351 047 || 351 047 || 363 776 || 363 776

Totaal passiva || 358 082 || 358 082 || 376 478 || 376 478

Hierna worden de methodieken en veronderstellingen toegelicht die worden gebruikt voor het bepalen van de reële waarde van activa en passiva:

§ Activa waarvan de reële waarde de boekwaarde benadert

Voor liquide of kortlopende (looptijd minder dan drie maanden) activa en passiva wordt verondersteld dat de boekwaarde de reële waarde benadert.

§ Tegen hun reële waarde geboekte activa en passiva

Gepubliceerde prijsnoteringen op een actieve markt zijn de eerste bron om de reële waarde van een financieel instrument te bepalen. Wegens de reikwijdte van de investeringsportefeuille van de faciliteit zijn deze noteringen zelden beschikbaar. Voor instrumenten zonder beschikbare marktwaarde worden de reële waarden geraamd met behulp van waarderingstechnieken of modellen die zoveel mogelijk zijn gebaseerd op beschikbare waarneembare marktgegevens op de balansdatum.

In de onderstaande tabellen zijn financiële activa opgenomen waarvan de reële waarde met een waarderingsmethode is vastgesteld. De verschillende niveaus zijn als volgt vastgesteld:

- Niveau 1:    genoteerde prijzen (niet-aangepast) op actieve markten;

- Niveau 2:    andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte genoteerde prijzen die voor het actief te nemen zijn,          hetzij rechtstreeks (dus als              prijzen of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen);

- Niveau 3:    inputs voor de activa die niet gebaseerd zijn op waarneembare marktgegevens (niet-waarneembare inputs).

Per 31 december 2012 (x 1 000 EUR) || Niveau 1 || Niveau 2 || Niveau 3 || Totaal

Financiële activa || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 115 || - || 115

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 11 001 || - || 322 000 || 333 001

Totaal || 11 001 || 115 || 322 000 || 333 116

|| || || ||

Financiële verplichtingen || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 7 035 || - || 7 035

Totaal || - || 7 035 || - || 7 035

Per 31 december 2011 (x 1 000 EUR) || Niveau 1 || Niveau 2 || Niveau 3 || Totaal

Financiële activa || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 434 || - || 434

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 15 214 || - || 236 446 || 251 660

Totaal || 15 214 || 434 || 236 446 || 252 094

|| || || ||

Financiële verplichtingen || || || ||

Afgeleide financiële instrumenten || - || 12 702 || - || 12 702

Totaal || - || 12 702 || - || 12 702

In 2012 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.

In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2012 en 31 december 2011 afgesloten jaren:

(x 1 000 EUR) || Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 2012 || 236 446

Totaal winsten of verliezen ||

- in winst of verlies || 8 133

- niet in winst of verlies opgenomen resultaten || 15 041

Uitgekeerde bedragen || 81 981

Terugbetalingen || -19 601

Saldo op 31 december 2012 || 322 000

(x 1 000 EUR) || Voor verkoop beschikbare financiële activa

Saldo op 1 januari 2011 || 171 638

Totaal winsten of verliezen ||

- in winst of verlies || -3 206

- niet in winst of verlies opgenomen resultaten || 21 759

Uitgekeerde bedragen || 67 829

Terugbetalingen || -21 574

Saldo op 31 december 2011 || 236 446

5 Geldmiddelen en kasequivalenten (x 1 000 EUR)

De geldmiddelen en kasequivalenten kunnen worden opgesplitst tussen middelen ontvangen van lidstaten die nog niet uitgekeerd zijn en middelen die zijn verkregen uit de bedrijfseconomische en financiële activiteiten van de faciliteit.

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Ontvangen maar nog niet uitgekeerde bijdragen van lidstaten || 117 622 || 195 205

Middelen uit de financiële en bedrijfseconomische activiteiten || 348 946 || 257 074

Totaal geldmiddelen en kasequivalenten || 466 568 || 452 279

6 Afgeleide financiële instrumenten (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de afgeleide financiële instrumenten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden:

Per 31 december 2012 || Reële waarde || Referentiebedrag

Activa || Passiva

Valutaswaps: || 87 || -102 || 7 062

Valutarenteswaps || - || -3 971 || 19 504

Renteswaps || 28 || - || 19 568

FX Forwards || - || -2 962 || 652 451

Totaal afgeleide financiële instrumenten || 115 || -7 035 || 698 585

|| || ||

Per 31 december 2011 || Reële waarde || Referentiebedrag

Activa || Passiva

Valutaswaps: ||  434 || -953 || 29 376

Valutarenteswaps || - || -5 355 || 38 158

FX Forwards || - || -6 394 || 585 000

Totaal afgeleide financiële instrumenten || 434 || -12 702 || 652 534

7 Leningen en vorderingen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van leningen en vorderingen:

|| Globale leningen  (*) || Niet-achtergestelde leningen || Achtergestelde leningen || Totaal

Nominaal per 1 januari 2012 || 225 365 || 716 350 || 128 679 || 1 070 394

Uitbetaling || 79 015 || 154 003 || - || 233 018

Afschrijvingen || -947 || -1 206 || - || -2 153

Terugbetalingen || -39 967 || -71 368 || -4 145 || -115 480

Gekapitaliseerde rente || - || -117 || 9 739 || 9 622

Verschillen wisselkoersen || -8 780 || -7 692 || -493 || -16 965

Nominaal per 31 december 2012 || 254 686 || 789 970 || 133 780 || 1 178 436

|| || || ||

Waardevermindering per 1 januari 2012 || -7 609 || -16 372 || -24 835 || -48 816

Waardevermindering geboekt in overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten || -835 || -292 || - || -1 127

Waardevermindering van afschrijvingen || 947 || 1 206 || - || 2 153

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen || 910 || 814 || - || 1 724

Verschillen wisselkoersen || 93 || 348 || 480 || 921

Waardevermindering per 31 december 2012 || -6 494 || -14 296 || -24 355 || -45 145

|| || || ||

Geamortiseerde kosten || -1 641 || -3 984 || -82 || -5 707

Lopende rente || 5 246 || 9 244 || 4 206 || 18 696

Leningen en vorderingen per 31 december 2012 || 251 797 || 780 934 || 113 549 || 1 146 280

|| || || || ||

(*) inclusief agentuurovereenkomsten

|| Globale leningen (*) || Niet-achtergestelde leningen || Achtergestelde leningen || Totaal

Nominaal per 1 januari 2011 || 246 500 || 542 322 || 123 910 || 912 732

Uitbetaalde bedragen || 25 689 || 211 351 || 0 || 237 040

Afschrijvingen ||  0 ||  0 || -2 000 || -2 000

Terugbetalingen || -48 554 || -51 712 || -4 144 || -104 410

Gekapitaliseerde rente || 0 || 459 || 10 053 || 10 512

Verschillen wisselkoersen || 1 730 || 13 930 ||  860 || 16 520

Nominaal per 31 december 2011 || 225 365 || 716 350 || 128 679 || 1 070 394

|| || || ||

Waardevermindering per 1 januari 2011 || -15 006 || -18 056 || -44 023 || -77 085

Waardevermindering geboekt in overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten || -1 746 || -1 514 || -773 || -4 033

Waardevermindering van afschrijvingen ||  0 ||  0 || 2 000 || 2 000

Terugboeking van waardeverminderingsverliezen || 9499 || 3263 || 18 723 || 31 485

Verschillen wisselkoersen || - 356 || - 65 || - 762 || -1 183

Waardevermindering per 31 december 2011 || -7 609 || -16 372 || -24 835 || -48 816

|| || || ||

Geamortiseerde kosten || -1 700 || -3 428 || - 99 || -5 227

Lopende rente || 3 498 || 9 499 || 3 812 || 16 809

Leningen en vorderingen per 31 december 2011 || 219 554 || 706 049 || 107 557 || 1 033 160

(*) inclusief agentuurovereenkomsten || || || || ||

8 Voor verkoop beschikbare financiële activa (X 1000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de voor verkoop beschikbare activa:

|| Risicokapitaal-fonds || Directe aandelen-investeringen || Totaal

Kosten per 1 januari 2012 || 182 692 || 36 565 || 219 257

Uitgekeerde bedragen || 56 007 || 25 974 || 81 981

Terugbetalingen / verkoop || -19 570 || -31 || -19 601

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop || 1 581 || -678 || 903

Kosten per 31 december 2012 || 220 710 || 61 830 || 282 540

|| || ||

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2012 || 29 781 || 11 969 || 41 750

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen || 29 540 || -2 856 || 26 684

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2012 || 59 321 || 9 113 || 68 434

|| || ||

Waardevermindering per 1 januari 2012 || -6 887 || -2 460 || -9 347

Waardevermindering geboekt in overzicht van niet-gerealiseerde resultaten in de loop van het jaar || -7 976 || -951 || -8 927

Wisselkoersverschillen bij waardevermindering || 133 || 168 || 301

Waardevermindering per 31 december 2012 || -14 730 || -3 243 || -17 973

|| || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2012 || 265 301 || 67 700 || 333 001

|| Risicokapitaal-fonds || Directe aandelen-investeringen || Totaal

Kosten per 1 januari 2011 || 142 932 || 33 350 || 176 282

Uitgekeerde bedragen || 59 579 || 8 250 || 67 829

Terugbetalingen / verkoop || -20 236 || -4 735 || -24 971

Wisselkoerswijzigingen bij terugbetalingen/verkoop || 417 || -300 || 117

Kosten per 31 december 2011 || 182 692 || 36 565 || 219 257

|| || ||

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2011 || 11 335 || 13 235 || 24 570

Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen || 18 446 || -1 266 || 17 180

Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2011 || 29 781 || 11 969 || 41 750

|| || ||

Waardevermindering per 1 januari 2011 || -2 || -6 022 || -6 024

Waardevermindering geboekt in overzicht van niet-gerealiseerde resultaten in de loop van het jaar || - 6 888 || - || -6 888

Gebruik van waardevermindering in het overzicht van niet-gerealiseerde resultaten tijdens vorige jaren || 2 || 3 714 || 3 716

Wisselkoersverschillen bij waardevermindering || 1 || -152 || -151

Waardevermindering per 31 december 2011 || -6 887 || -2 460 || -9 347

|| || ||

Voor verkoop beschikbare financiële activa per 31 december 2011 || 205 586 || 46 074 || 251 660

9 Door contribuanten te storten bijdragen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de door contribuanten te storten bedragen:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Afgeroepen maar niet vrijgegeven bijdrage van de lidstaten || 87 310 || 87 310

Totaal van contribuanten te ontvangen bedragen || 87 310 || 87 310

10 Tot einde looptijd aangehouden financiële activa (X 1000 EUR)

De tot einde looptijd aangehouden portfolio bestaat uit beursgenoteerde obligaties met een resterende looptijd van minder dan drie maanden op de verslagleggingsdatum. In de onderstaande tabel worden de bewegingen weergegeven van de tot einde looptijd aangehouden portfolio:

Saldo per 1 januari 2012 || -

Verwervingen || 98 278

Afschrijvingen van agio/disagio || -210

Verandering in de opgelopen rente || 961

Saldo per 31 december 2012 || 99 029

11 Overige activa (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Door de EIB te betalen bedragen || 7 || 59

Financiële waarborgen || 217 || 357

Te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand || 337 || -

Waardevermindering op te ontvangen bedragen met betrekking tot uitbetalingen voor technische bijstand (opmerking 20) || -337 || -

Totaal overige activa || 224 || 416

12 Uitgestelde baten (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van uitgestelde baten:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Uitgestelde rentesubsidies || 37 387 || 32 744

Uitgestelde commissies op leningen en vorderingen || 421 || 259

Totaal uitgestelde baten || 37 808 || 33 003

13 Aan derden verschuldigde bedragen (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de aan derde partijen verschuldigde bedragen:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen || 36 202 || 38 011

Andere aan EIB te betalen bedragen || 8 904 || 219

Nog niet uitgekeerde rentesubsidies die aan lidstaten zijn verschuldigd || 266 980 || 291 430

Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen || 312 086 || 329 660

14 Overige verplichtingen (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van overige verplichtingen zijn:

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

Financiële waarborgen || 215 || 294

Overige || 938 || 819

Totaal overige verplichtingen || 1 153 || 1 113

|| ||

15 Afgeroepen faciliteitsbijdrage lidstaten (x 1 000 EUR)

Lidstaten || Bijdrage aan de faciliteit || Bijdrage rentesubsidies || Totaal bijgedragen || Afgeroepen en niet betaald (*)

Oostenrijk || 41 375 || 10 168 || 51 543 || 2 650

België || 61 203 || 15 041 || 76 244 || 3 920

Denemarken || 33 412 || 8 211 || 41 623 || 2 140

Finland || 23 107 || 5 679 || 28 786 || 1 480

Frankrijk || 379 399 || 93 237 || 472 636 || 24 300

Duitsland || 364 722 || 89 630 || 454 352 || 23 360

Griekenland || 19 516 || 4 796 || 24 312 || 1 250

Ierland || 9 680 || 2 379 || 12 059 || 620

Italië || 195 788 || 48 115 || 243 903 || 12 540

Luxemburg || 4 528 || 1 113 || 5 641 || 290

Nederland || 81 500 || 20 028 || 101 529 || 5 220

Portugal || 15 145 || 3 722 || 18 867 || 970

Spanje || 91 180 || 22 407 || 113 588 || 5 840

Zweden || 42 624 || 10 4757 || 53 099 || 2 730

Verenigd Koninkrijk || 198 130 || 48 690 || 246 820 || -

Totaal per 31 december 2012 || 1 561 309 || 383 691 || 1 945 000 || 87 310

Totaal per 31 december 2011 || 1 281 309 || 383 691 || 1 665 000 || 87 310

(*) Op 20 november 2012 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2013 dienen te worden betaald.

16 Voorwaardelijke verplichtingen en vastleggingen (x 1 000 EUR)

|| 31.12.2012 || 31.12.2011

|| ||

Vastleggingen || ||

Niet-uitgekeerde leningen || 749 044 || 701 092

Niet-uitbetaalde verbintenis met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa || 217 070 || 264 567

Aangesproken garanties || 6 224 || 7 909

Subsidies en technische bijstand || 228 175 || 209 223

|| ||

Voorwaardelijke verplichtingen || ||

Niet-aangesproken garanties || 20 000 || 20 000

|| ||

Totaal || 1 220 513 || 1 202 792

17 Nettorentebaten en soortgelijke baten (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke baten zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Geldmiddelen en kasequivalenten || 1 678 || 5 518

Voor verkoop beschikbare financiële activa || 36 || -

Leningen en vorderingen || 64 060 || 50 800

Rentesubsidies || 1 729 || 3 243

Totale rente en soortgelijke baten || 67 503 || 59 561

De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgaven zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Afgeleide financiële instrumenten || -1 114 || -940

Totale rente en soortgelijke uitgaven || - 1 114 || -940

18 Nettobaten van honoraria en provisies (x 1 000 EUR)

De voornaamste onderdelen van honoraria en provisies zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Honoraria en provisies op leningen en vorderingen || 1 710 || 1 894

Honoraria en provisies op financiële garanties || 191 || 255

Overige || 33 || -

Totaal baten uit honoraria en provisies || 1 934 || 2 149

De voornaamste onderdelen van honoraria en provisies zijn als volgt:

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Provisies betaald aan derde partijen met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa || -292 || -144

Totaal uitgaven uit honoraria en provisies || -292 || -144

19 Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa (x 1 000 EUR)

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderdelen van de netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

Netto-opbrengsten van voor verkoop beschikbare financiële activa || 70 || 16 254

Baten uit dividenden || 975 || 974

Netto gerealiseerde baten op voor verkoop beschikbare financiële activa || 1 045 || 17 228

20 Waardevermindering overige activa (× 1000 EUR)

Gedurende de verslagperiode heeft de faciliteit technische bijstand ten bedrage van 638 EUR verstrekt die door frauduleus gedrag van de tegenpartij de eindbegunstigde niet heeft bereikt. Er werden juridische stappen ondernomen, waarna de faciliteit een bedrag van 301 EUR kon recupereren. Het resterende uitstaande bedrag werd geboekt als vordering. Op de verslagleggingsdatum werd het weinig waarschijnlijk geacht dat het uitstaande bedrag door de faciliteit kan worden ingevorderd. Bijgevolg werd dit bedrag van 337 EUR als waardevermindering geboekt in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.

21 Algemene administratiekosten (x 1 000 EUR)

De algemene administratiekosten zijn de werkelijke kosten die door de EIB worden gemaakt bij het beheer van de faciliteit minus de baten uit standaard taxatievergoedingen die direct door de EIB aan de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht.

|| Vanaf 01.01.2012 || Vanaf 01.01.2011

|| tot 31.12.2012 || tot 31.12.2011

De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt || -38 390 || -39 937

Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht || 2 188 || 1 931

Netto algemene administratiekosten || -36 202 || -38 006

Na de inwerkingtreding van de herziene partnerschapsovereenkomst van Cotonou op 1 juli 2008 worden de algemene administratiekosten niet meer door de lidstaten gedekt.

22 Latere gebeurtenissen

Er hebben zich na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen voorgedaan die aanleiding zouden geven tot bekendmaking of wijziging van de financiële staten per 31 december 2012.

BIJLAGE BIJ DEEL I – HOOFDSTUK 2 (VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN): SITUATIE PER LAND EN PER INSTRUMENT

Toelichting bij de tabellen:

· In de tabellen betekent het cijfer "0.00" dat het desbetreffende bedrag tussen – 4999 EUR en 4999 EUR ligt. Als geen cijfer is vermeld, is het desbetreffende bedrag gelijk aan nul.        Landen met een nulsaldo in alle kolommen zijn niet in de tabellen opgenomen.

· De rubriek "Alle ACS/LGO landen" verwijst naar projecten die verschillende landen bestrijken, doch niet uit hoofde van de regionale samenwerking worden gefinancierd.

· In alle tabellen omvat de rubriek "Adm.- en financieringskosten" met EOF-rente gefinancierde projecten of de toewijzing voor administratieve uitgaven.

|| || || || || || || || || || || || || || || ||

[1] PB L 247 van 9.9.2006.

[2]       Alle cijfers zijn afgerond tot miljoenen euro. Doordat de cijfers zijn afgerond, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens niet correct zijn opgeteld. "0" staat voor bedragen van minder dan 500 000 EUR. Bedragen die nul zijn, worden aangeduid met een liggend streepje (−).

[3] Kortlopende vorderingen met uitzondering van vorderingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

[4] Kortlopende verplichtingen met uitzondering van verplichtingen met betrekking tot gewone bijdragen en cofinanciering.

[5] RIP — Regionaal indicatief programma

[6] NIP – Nationaal indicatief programma

[7]       Overeenkomstig artikel 153 van het Financieel Reglement van het 10e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 10e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 6, Financieel risicobeheer.

[8]       Dit saldo komt overeen met de voor de Democratische Republiek Congo beschikbare middelen overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/583/EG van de Raad[8]. Deze middelen zijn bestemd voor een specifiek doel en een welbepaalde begunstigde staat.

[9]       PB C 156 van 29.5.1998, blz. 3-106.

[10]      PB L 247 van 9.9.2006, blz. 1.

[11]      Besluit 2011/315/EU van de Raad van 23 mei 2011 inzake de toewijzing van geannuleerde middelen voor projecten van het negende en eerdere Europese ontwikkelingsfondsen aan ontwikkelingssamenwerking in zuidelijk Sudan

[12]      PB L 247 van 9.9.2006, blz. 1.

[13]          De niet-toegewezen middelen van de eerdere EOF omvatten tevens de resterende Sysmin-middelen die bij Besluit nr. 3/2000 van de ACS-EG-Raad van ministers op 410,926 miljoen EUR werden vastgesteld. Bij Besluit nr. PE/410/2001 van de Commissie werden deze middelen opgenomen in de programmering van de nationale indicatieve begrotingen (deel B) uit hoofde van het financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst.