Bijlagen bij COM(2013)801 - Ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid - Begeleidend document bij de mededeling van de Commissie "Jaarlijkse groeianalyse 2014"

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage tabellen opgenomen met een overzicht van de situatie per indicator voor alle lidstaten van de EU en een overzicht van de belangrijkste uitdagingen op het gebied van de werkgelegenheid, zoals die blijken uit de monitor van de werkgelegenheidsprestatie, en van de in het oog te houden sociale ontwikkelingen, zoal die blijken uit de SPPM.

Potentieel zorgwekkende ontwikkelingen op sociaal en werkgelegenheidsgebied en niveaus die leiden tot verschillen in de hele EU, die nader onderzoek en eventueel een sterkere beleidsreactie vereisen, konden worden aangetroffen langs drie assen:

· Voor elke lidstaat, de verandering van de indicator in een bepaald jaar ten opzichte van een eerdere periode (historische trend);

· Voor elke lidstaat, het verschil met het gemiddelde van de EU en van de eurozone in hetzelfde jaar (die een momentopname biedt van de bestaande verschillen op sociaal en werkgelegenheidsgebied);

· De verandering van de indicator in elke lidstaat in twee opeenvolgende jaren, vergeleken met de wijziging op het niveau van de EU en de eurozone (geeft een indicatie van de dynamiek van sociaaleconomische convergentie/divergentie). 

3.1. Werkloosheidspercentage - verandering en niveau

De kloof tussen het werkloosheidspercentage in het "noorden en het centrum" en in het "zuiden en de periferie" van de eurozone[32] is sinds 2008 in een verontrustend tempo gegroeid, en bedraagt nu 10,2 procentpunten, tegen 1,7 procentpunt tussen niet tot de eurozone behorende landen in het noorden en de periferie. In het midden van de jaren 2000 droeg de muntunie indirect bij tot de convergentie van de werkloosheidspercentages in haar lidstaten, met name door de toename van de vraag die het gevolg was van de grootschalige toevloed van kapitaal in de "perifere" landen na de invoering van de euro. De financiële en economische crisis heeft echter geleid tot veel grotere verschillen in de werkloosheidscijfers, deels ten gevolge van de langzame schuldafbouw en de onzekerheid inzake de vooruitzichten op herstel van de "periferie" die in deze landen ook hoge rentekosten meebrachten.

Grafiek I Werkloosheidspercentage (leeftijdsgroep 15-74 jaar) volgens groepen van al dan niet tot de eurozone behorende lidstaten, sinds 2000

Bron: Eurostat (arbeidskrachtenenquête), berekeningen van DG EMPL; gewogen gemiddelden

Zoals blijkt uit de cijfers in de tabellen in bijlage, is de werkloosheid in vijf lidstaten (HR, CY, EL, PT en ES) bijzonder zorgwekkend. In deze landen is het werkloosheidspercentage veel hoger dan het gemiddelde van de EU en de eurozone. Ook is de werkloosheid vrij snel toegenomen in vergelijking met de historische trends en met andere lidstaten (d.w.z. divergentie). Vertrekkende vanuit verschillende uitgangssituaties kennen IT, NL en SI werkloosheidscijfers die wat het niveau betreft niet extreem zijn, maar in de afgelopen jaren sterk zijn toegenomen.

3.2. Jeugdwerkloosheid en percentage jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen - verandering en niveau

In het zuiden en de periferie van de eurozone is de jeugdwerkloosheid sinds 2008 aanzienlijk gestegen, tot meer dan 40 % in 2012. In het noorden/centrum van de eurozone is dat cijfer daarentegen min of meer stabiel gebleven, zodat de kloof tussen beide groepen lidstaten in 2012 tot meer dan 25 procentpunten was gegroeid. De ontwikkelingen in de overige lidstaten waren ook negatief, maar minder dan in het zuiden/periferie. Het gemiddelde aantal jongeren van 15 tot en met 24 jaar dat geen werk heeft en geen onderwijs of opleiding volgt, bedroeg 19 % in het zuiden en de periferie van de eurozone, tegen 9,2 % in het noorden/centrum, en de kloof tussen deze twee groepen landen blijft groeien volgens een soortgelijk patroon als dat van de werkloosheid. Jeugdwerkloosheid en -inactiviteit zijn onderwerp van bijzondere zorg, gelet op de tekenende effecten ervan op de toekomstige inzetbaarheid en productiviteit van de betrokkenen. De huidige divergentie van het aantal jonge werklozen en  jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen, dreigt op lange termijn tot een nog grotere divergentie van de sociaal-economische fundamenten in de muntunie en de EU te leiden.

Grafiek IIa: Jeugdwerkloosheidspercentage (leeftijdsgroep 15-24 jaar) volgens groepen van al dan niet tot de eurozone behorende lidstaten, sinds 2007

Bron: Eurostat, onderwijs- en opleidingsstatistieken, berekeningen van DG EMPL; gewogen gemiddelden

Grafiek IIb: Percentage jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen (leeftijdsgroep 15-24 jaar) volgens groepen van al dan niet tot de eurozone behorende lidstaten, sinds 2007

Bron: Eurostat, onderwijs- en opleidingsstatistieken, berekeningen van DG EMPL; gewogen gemiddelden

Bij lezing van de gegevens van het scorebord (tabellen in bijlage) blijkt dat de situatie voor jongeren in verschillende lidstaten alarmerend is. Zowel de ontwikkeling als het niveau van de jeugdwerkloosheid is verontrustend in CY, EL, ES, IT, PT en HR. In SI en in mindere mate BE is het veeleer de ontwikkeling dan het niveau die aanleiding geeft tot zorg, terwijl voor SK het omgekeerde geldt (hoge jeugdwerkloosheid). In EL en IT is zowel het aantal jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen, als de ontwikkeling ervan, zorgwekkend. In BG, ES en IE valt vooral het niveau op, voor CY, LU, HU, PT en SI is het de recente ontwikkeling.

3.3. Reële wijzigingen in het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens

In de crisisjaren bleven de inkomens van de huishoudens (gemeten aan het groeipercentage van hun reële bruto beschikbaar inkomen) in het noorden en het centrum van de eurozone groeien, zij het trager (behalve in 2010), terwijl zij in de landen van de periferie na 2009 in reële termen op hetzelfde peil bleven of zijn gedaald. De inkomens van de huishoudens zijn in de eerste plaats beïnvloed door de verlaging van de marktinkomsten en de verzwakking van de automatische stabilisatoren in de loop van de tijd. Bovendien heeft het aanhalen van de budgettaire teugels – vooral in de zuidelijke/perifere landen van de eurozone – een weerslag gehad op de werkgelegenheid, en wijzigingen van de belasting- en uitkeringsstelsels en het korten van salarissen in de overheidssector hebben geleid tot aanzienlijke dalingen van de reële inkomens van de huishoudens. Dit kan hebben bijgedragen tot de toenemende divergentie binnen de eurozone.

Grafiek III: Reële wijzigingen in het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens volgens groepen van al dan niet tot de eurozone behorende lidstaten, sinds 2002

Bron: Eurostat, nationale rekeningen, berekeningen van DG EMPL; gewogen gemiddelden

De ontwikkeling van het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens in reële termen vertoont zowel een grote variatie als een toenemende divergentie tussen de lidstaten. De cijfers voor 2012 geven voor niet minder dan elf lidstaten aanzienlijke negatieve ontwikkelingen van het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens te zien: EL kende op jaarbasis een daling van bijna 10 %, CY een van meer dan 8 %. De daling varieerde in IT, HU, NL, PT, RO (gegevens voor 2011), SI en ES tussen 3 % en 5 %, terwijl DK en SK een daling van ongeveer 1 % tot 2 % te zien gaven. Deze dalingen op jaarbasis zijn des te opmerkelijker nu het reële bruto beschikbaar inkomen van huishoudens in heel Europa gedurende meerdere decennia langzaam maar gestaag is gestegen als gevolg van economische groei of automatische stabilisatie op korte termijn in geval van een neergaande economie, waarbij dalingen op jaarbasis dus vrij uitzonderlijk waren.

3.4 Armoederisicopercentage van de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd - verandering en niveau

In tal van lidstaten neemt het armoederisicopercentage toe. Het is sinds 2008 aanzienlijk gestegen in het zuiden en de periferie van de EU, zowel in de landen van de eurozone als daarbuiten. Deze stijging kwam bovenop een reeds groot armoederisico. Sinds 2009 is het armoederisicopercentage ook gestegen in de lidstaten in het noorden en het centrum van de eurozone, zij het uitgaande van een veel lager niveau. De lange periode met een negatieve of nagenoeg geen groei van het bbp, de stijging van de langdurige werkloosheid en de voortdurende verzwakking van de automatische stabilisatoren hebben inmiddels ook in die landen een weerslag gehad op het armoederisico.

Grafiek IV: Armoederisicopercentage van de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd (15-64) volgens groepen van al dan niet tot de eurozone behorende lidstaten, sinds 2004[33]

Bron: Eurostat, EU-SILC, berekeningen van DG EMPL; gewogen gemiddelden – jaartallen hebben betrekking op het inkomstenjaar

De lidstaten waar het armoederisicopercentage tussen 2010 en 2011 steeds groter werd, zijn BG, EE, ES, FR, IT, HU, RO en SK. In vergelijking met het EMU-gemiddelde hebben EL, LV en LT een zeer hoog percentage mensen die het risico van armoede lopen, zonder significant stijgende trends in die periode. Bijzonder zorgwekkend zijn de ontwikkelingen in ES en RO, die beide zowel hoge armoedeniveaus als een aanzienlijke stijging van de armoede op korte tijd te zien geven.

3.5. Inkomensongelijkheid (verhouding S80/S20) — verandering en niveau[34]

De inkomensongelijkheid neemt zowel tussen als binnen de lidstaten toe, vooral in het zuiden en de periferie van de EU. Dat zijn ook de lidstaten waar de werkloosheid het sterkst is gestegen. In tal van landen heeft de crisis de langetermijnontwikkeling van loonpolarisatie en segmentering van de arbeidsmarkt versterkt, die in combinatie met minder herverdelende belasting- en uitkeringsstelsels leiden tot toenemende ongelijkheid. Ook de hoge werkloosheid (met de grootste stijging aan de onderkant van de arbeidsmarkt) en in sommige gevallen de weerslag van de begrotingsconsolidatie[35] verklaren de aanzienlijke toename van de ongelijkheid in de landen die het zwaarst getroffen worden door de crisis op de arbeidsmarkt.

Grafiek V: Inkomensongelijkheid (verhouding S80/S20) volgens groepen van al dan niet tot de eurozone behorende lidstaten, sinds 2005

Bron: Eurostat, EU-SILC, berekeningen van DG EMPL; gewogen gemiddelden – jaartallen hebben betrekking op het inkomstenjaar

De inkomensongelijkheid (verhouding S80/S20) vertoont zowel een grote variatie als een toenemende divergentie tussen de lidstaten. In de cijfers voor 2012 komt BG voor op alle drie de assen: verandering op jaarbasis, afwijking van het EMU-gemiddelde en verandering in twee opeenvolgende jaren in een lidstaat, in vergelijking met de verandering op het niveau van de EU/de eurozone. Voor EE, EL, IT en HU valt de jaarlijkse verandering op (verslechtering van de ongelijkheidsverhouding tussen 0,3 en 0,5 punten), terwijl ES, LV en RO opvallen door hun afwijking van het gemiddelde van de eurozone (toename van de ongelijkheidsverhouding met 1,2 punt of meer).


Bijlage 1: Scorebord van kernindicatoren op sociaal en werkgelegenheidsgebied, met als referentiepunten het gemiddelde van de EU en de eurozone

|| Werkloosheidspercentage || Jeugdwerkloosheid || Reële groei van het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens || Armoederisicopercentage || Inkomensongelijkheid — S80/S20

|| Jeugdwerkloosheidspercentage || Jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen

|| Verandering op jaarbasis (S1/2012-S1/2013) || Verschil met het EU-gemiddelde || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor EU || Verandering op jaarbasis (S1/2012-S1/2013) || Verschil met het EU-gemiddelde || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor EU || Verandering op jaarbasis (2011-2012) || Verschil met het EU-gemiddelde || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor EU || Verandering op jaarbasis (2011-2012) || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor EU || Verandering op jaarbasis (2010-2011) || Verschil met het EU-gemiddelde || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor EU || Verandering op jaarbasis (2010-2011) || Verschil met het EU-gemiddelde || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor EU

EU-27 || 0,6 || 0,0 || 0,0 || 0,6 || 0,0 || 0,0 || 0,3 || 0,0 || 0,0 || -0,9 || 0,0 || 0,8 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0

EZ-17 || 0,9 || 1,2 || 0,4 || 1,4 || 0,6 || 0,7 || 0,6 || 0,0 || 0,3 || -1,7 || -0,7 || 1,0 || 0,2 || 0,2 || 0,1 || 0,0 || 0,1

BE || 1,0 || -2,5 || 0,4 || 3,3 || 0,0 || 2,6 || 0,5 || -0,9 || 0,2 || -0,4 || 0,5 || 0,8 || -3,1 || 0,0 || 0,0 || -1,1 || 0,0

BG || 0,8 || 2,0 || 0,2 || -0,1 || 5,1 || -0,8 || -0,3 || 8,3 || -0,6 || : || : || 2,2 || 2,2 || 1,4 || 0,6 || 1,5 || 0,6

CZ || 0,3 || -3,8 || -0,4 || -0,6 || -4,4 || -1,3 || 0,6 || -4,3 || 0,3 || 0,3 || 1,2 || 1,0 || -6,9 || 0,2 || 0,0 || -1,5 || 0,0

DK || -0,8 || -4,0 || -1,4 || -2,3 || -10,9 || -3,0 || 0,3 || -6,6 || 0,0 || -0,9 || 0,0 || 0,2 || -2,9 || -0,6 || 0,0 || -0,6 || 0,0

DE || -0,2 || -5,6 || -0,8 || -0,3 || -15,5 || -0,9 || 0,2 || -5,5 || -0,1 || 0,7 || 1,6 || 0,8 || 0,4 || 0,0 || 0,0 || -0,5 || 0,0

EE || -1,7 || -2,2 || -2,3 || -4,0 || -5,3 || -4,7 || 0,7 || -0,7 || 0,4 || 2,4 || 3,3 || 2,4 || 2,0 || 1,6 || 0,3 || 0,3 || 0,3

IE || -1,2 || 2,9 || -1,8 || -3,2 || 4,9 || -3,8 || -0,1 || 5,5 || -0,4 || 5,7 || 6,7 || 0,5 || -0,9 || -0,3 || -0,1 || -0,4 || -0,1

EL || 4,1 || 16,1 || 3,5 || 6,1 || 36,1 || 5,5 || 2,9 || 7,1 || 2,6 || -9,6 || -8,7 || 1,0 || 4,0 || 0,2 || 0,4 || 1,0 || 0,4

ES || 2,2 || 15,5 || 1,6 || 3,9 || 32,2 || 3,3 || 0,3 || 5,6 || 0,0 || -5,2 || -4,2 || 1,5 || 4,5 || 0,7 || -0,1 || 2,1 || -0,1

FR || 0,8 || -0,1 || 0,2 || 2,1 || 2,4 || 1,4 || 0,2 || -1,0 || -0,1 || -0,3 || 0,6 || 1,1 || -2,5 || 0,3 || 0,1 || -0,4 || 0,1

HR || 1,9 || 6,1 || 1,3 || 12,2 || 28,1 || 11,5 || 1 || 3,5 || 0,7 || : || : || 0,7 || 3,1 || -0,1 || -0,2 || 0,4 || -0,2

IT || 1,7 || 1,1 || 1,1 || 4,5 || 15,6 || 3,8 || 1,3 || 7,9 || 1,0 || -4,5 || -3,6 || 1,6 || 2,5 || 0,8 || 0,4 || 0,6 || 0,4

CY || 4,3 || 4,3 || 3,7 || 11,2 || 13,8 || 10,5 || 1,4 || 2,8 || 1,1 || -8,0 || -7,0 || -0,4 || -4,5 || -1,2 || -0,2 || -0,7 || -0,2

LV || -3,6 || 1,1 || -4,2 || -8,2 || -2,2 || -8,9 || -1,1 || 1,7 || -1,4 || 4,9 || 5,8 || -0,3 || 4,2 || -1,1 || -0,3 || 1,6 || -0,3

LT || -1,5 || 1,4 || -2,1 || -5,5 || -0,6 || -6,1 || -0,4 || -2,1 || -0,7 || : || : || -1,6 || 4,2 || -2,4 || -1,5 || 0,8 || -1,5

LU || 0,6 || -5,3 || 0,0 || 0,2 || -4,7 || -0,4 || 1,2 || -7,3 || 0,9 || : || : || -0,8 || -2,9 || -1,6 || -0,1 || -1,0 || -0,1

HU || -0,4 || -0,3 || -1,0 || 0,5 || 4,9 || -0,1 || 1,4 || 1,5 || 1,1 || -3,0 || -2,0 || 1,7 || -2,4 || 0,9 || 0,5 || -1,1 || 0,5

MT || 0,1 || -4,4 || -0,5 || -0,5 || -9,5 || -1,2 || 0,5 || -2,1 || 0,2 || : || : || 0,2 || -2,9 || -0,6 || -0,2 || -0,9 || -0,2

NL || 1,4 || -4,5 || 0,8 || 1,4 || -12,7 || 0,7 || 0,5 || -8,9 || 0,2 || -3,1 || -2,2 || 0,4 || -5,5 || -0,4 || 0,1 || -1,2 || 0,1

AT || 0,6 || -6,1 || 0,0 || 0,0 || -14,6 || -0,6 || -0,4 || -6,7 || -0,7 || 1,4 || 2,3 || 0,3 || -5,0 || -0,5 || 0,1 || -1,2 || 0,1

PL || 0,6 || -0,4 || 0,0 || 1,1 || 3,8 || 0,4 || 0,2 || -1,4 || -0,1 || 0,4 || 1,4 || 0,2 || 1,1 || -0,6 || 0,0 || 0,0 || 0,0

PT || 2,1 || 6,4 || 1,5 || 3,6 || 16,6 || 3,0 || 1,4 || 0,9 || 1,1 || -3,0 || -2,1 || 0,5 || 0,2 || -0,3 || 0,1 || 0,7 || 0,1

RO || 0,1 || -3,7 || -0,5 || -0,3 || -0,1 || -0,9 || -0,6 || 3,6 || -0,9 || -4,3* || -4,2* || 1,8 || 5,0 || 1,0 || 0,2 || 1,2 || 0,2

SI || 2,3 || -0,3 || 1,7 || 5,3 || 0,1 || 4,6 || 2,2 || -3,9 || 1,9 || -3,8 || -2,9 || 0,7 || -4,3 || -0,1 || 0,1 || -1,5 || 0,1

SK || 0,4 || 3,3 || -0,2 || 0,4 || 10,5 || -0,3 || 0 || 0,6 || -0,3 || -2,3 || -1,4 || 1,2 || -3,6 || 0,4 || 0,0 || -1,2 || 0,0

FI || 0,4 || -2,8 || -0,2 || 1,1 || -3,3 || 0,4 || 0,2 || -4,6 || -0,1 || 0,3 || 1,2 || 0,5 || -3,2 || -0,3 || 0,1 || -1,3 || 0,1

SE || 0,3 || -2,9 || -0,4 || 1,1 || 0,8 || 0,4 || 0,3 || -5,4 || 0,0 || 2,9 || 3,9 || 0,6 || -3,5 || -0,2 || 0,1 || -1,4 || 0,1

UK || -0,3 || -3,2 || -0,9 || -0,6 || -2,5 || -1,3 || -0,3 || 0,8 || -0,6 || 2,2 || 3,1 || -0,8 || -1,9 || -1,6 || -0,1 || 0,3 || -0,1

* De laatste beschikbare gegevens over de reële groei van het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens in RO betreffen 2010-2011.

|| Werkloosheidspercentage || Jeugdwerkloosheid || Reële groei van het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens || Armoederisicopercentage || Inkomensongelijkheid — S80/S20

|| Jeugdwerkloosheidspercentage || Jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen

|| Verandering op jaarbasis (S1/2012-S1/2013) || Verschil met het gemiddelde van de eurozone || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor de eurozone || Verandering op jaarbasis (S1/2012-S1/2013) || Verschil met het gemiddelde van de eurozone || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor de eurozone || Verandering op jaarbasis (2011-2012) || Verschil met het gemiddelde van de eurozone || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor de eurozone || Verandering op jaarbasis (2011-2012) || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor de eurozone || Verandering op jaarbasis (2010-2011) || Verschil met het gemiddelde van de eurozone || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor de eurozone || Verandering op jaarbasis (2010-2011) || Verschil met het gemiddelde van de eurozone || Verandering op jaarbasis voor lidstaten tegenover verandering op jaarbasis voor de eurozone

EU-27 || 0,6 || -1,2 || -0,4 || 0,6 || -0,6 || -0,7 || 0,3 || 0 || -0,3 || -0,9 || 0,7 || 0,8 || -0,2 || -0,2 || 0,0 || 0,0 || -0,1

EZ-17 || 0,9 || 0,0 || 0,0 || 1,4 || 0,0 || 0,0 || 0,6 || 0 || 0 || -1,7 || 0,0 || 1,0 || 0,0 || 0,0 || 0,1 || 0,0 || 0,0

BE || 1,0 || -3,7 || 0,0 || 3,3 || -0,7 || 1,9 || 0,5 || -0,9 || -0,1 || -0,4 || 1,3 || 0,8 || -3,3 || -0,2 || 0,0 || -1,1 || -0,1

BG || 0,8 || 0,9 || -0,1 || -0,1 || 4,5 || -1,5 || -0,3 || 8,3 || -0,9 || : || : || 2,2 || 2,0 || 1,2 || 0,6 || 1,5 || 0,5

CZ || 0,3 || -5,0 || -0,7 || -0,6 || -5,0 || -2,0 || 0,6 || -4,3 || 0 || 0,3 || 2,0 || 1,0 || -7,1 || 0,0 || 0,0 || -1,5 || -0,1

DK || -0,8 || -5,1 || -1,7 || -2,3 || -11,6 || -3,7 || 0,3 || -6,6 || -0,3 || -0,9 || 0,7 || 0,2 || -3,1 || -0,8 || 0,0 || -0,6 || -0,1

DE || -0,2 || -6,7 || -1,1 || -0,3 || -16,2 || -1,7 || 0,2 || -5,5 || -0,4 || 0,7 || 2,3 || 0,8 || 0,2 || -0,2 || 0,0 || -0,5 || -0,1

EE || -1,7 || -3,4 || -2,6 || -4,0 || -5,9 || -5,4 || 0,7 || -0,7 || 0,1 || 2,4 || 4,0 || 2,4 || 1,8 || 1,4 || 0,3 || 0,3 || 0,2

IE || -1,2 || 1,7 || -2,2 || -3,2 || 4,2 || -4,5 || -0,1 || 5,5 || -0,7 || 5,7 || 7,4 || 0,5 || -1,1 || -0,5 || -0,1 || -0,4 || -0,2

EL || 4,1 || 15,0 || 3,2 || 6,1 || 35,4 || 4,7 || 2,9 || 7,1 || 2,3 || -9,6 || -7,9 || 1,0 || 3,8 || 0,0 || 0,4 || 1,0 || 0,3

ES || 2,2 || 14,4 || 1,2 || 3,9 || 31,6 || 2,6 || 0,3 || 5,6 || -0,3 || -5,2 || -3,5 || 1,5 || 4,3 || 0,5 || -0,1 || 1,8 || -0,2

FR || 0,8 || -1,3 || -0,2 || 2,1 || 1,8 || 0,7 || 0,2 || -1 || -0,4 || -0,3 || 1,3 || 1,1 || -2,7 || 0,1 || 0,1 || -0,4 || 0,0

HR || 1,9 || 4,9 || 0,9 || 12,2 || 27,5 || 10,8 || 1 || 3,5 || 0,4 || : || : || 0,7 || 2,9 || -0,3 || -0,2 || 0,4 || -0,3

IT || 1,7 || -0,1 || 0,8 || 4,5 || 14,9 || 3,1 || 1,3 || 7,9 || 0,7 || -4,5 || -2,8 || 1,6 || 2,3 || 0,6 || 0,4 || 0,6 || 0,3

CY || 4,3 || 3,2 || 3,4 || 11,2 || 13,1 || 9,8 || 1,4 || 2,8 || 0,8 || -8,0 || -6,3 || -0,4 || -4,7 || -1,4 || -0,2 || -0,7 || -0,3

LV || -3,6 || -0,1 || -4,5 || -8,2 || -2,8 || -9,6 || -1,1 || 1,7 || -1,7 || 4,9 || 6,6 || -0,3 || 4,0 || -1,3 || -0,3 || 1,6 || -0,4

LT || -1,5 || 0,2 || -2,5 || -5,5 || -1,3 || -6,8 || -0,4 || -2,1 || -1 || : || : || -1,6 || 4,0 || -2,6 || -1,5 || 0,8 || -1,6

LU || 0,6 || -6,5 || -0,4 || 0,2 || -5,4 || -1,2 || 1,2 || -7,3 || 0,6 || : || : || -0,8 || -3,1 || -1,8 || -0,1 || -1,0 || -0,2

HU || -0,4 || -1,4 || -1,4 || 0,5 || 4,3 || -0,9 || 1,4 || 1,5 || 0,8 || -3,0 || -1,3 || 1,7 || -2,6 || 0,7 || 0,5 || -1,1 || 0,4

MT || 0,1 || -5,6 || -0,9 || -0,5 || -10,1 || -1,9 || 0,5 || -2,1 || -0,1 || : || : || 0,2 || -3,1 || -0,8 || -0,2 || -0,9 || -0,3

NL || 1,4 || -5,6 || 0,4 || 1,4 || -13,3 || 0,0 || 0,5 || -8,9 || -0,1 || -3,1 || -1,4 || 0,4 || -5,7 || -0,6 || 0,1 || -1,2 || 0,0

AT || 0,6 || -7,3 || -0,4 || 0,0 || -15,2 || -1,4 || -0,4 || -6,7 || -1 || 1,4 || 3,1 || 0,3 || -5,2 || -0,7 || 0,1 || -1,2 || 0,0

PL || 0,6 || -1,5 || -0,3 || 1,1 || 3,2 || -0,3 || 0,2 || -1,4 || -0,4 || 0,4 || 2,1 || 0,2 || 0,9 || -0,8 || 0,0 || 0,0 || -0,1

PT || 2,1 || 5,3 || 1,2 || 3,6 || 16,0 || 2,3 || 1,4 || 0,9 || 0,8 || -3,0 || -1,3 || 0,5 || 0,0 || -0,5 || 0,1 || 0,7 || 0,0

RO || 0,1 || -4,8 || -0,9 || -0,3 || -0,8 || -1,6 || -0,6 || 3,6 || -1,2 || -4,3* || -4,0* || 1,8 || 4,8 || 0,8 || 0,2 || 1,2 || 0,1

SI || 2,3 || -1,5 || 1,4 || 5,3 || -0,5 || 3,9 || 2,2 || -3,9 || 1,6 || -3,8 || -2,2 || 0,7 || -4,5 || -0,3 || 0,1 || -1,5 || 0,0

SK || 0,4 || 2,1 || -0,6 || 0,4 || 9,9 || -1,0 || 0 || 0,6 || -0,6 || -2,3 || -0,6 || 1,2 || -3,8 || 0,2 || 0,0 || -1,2 || -0,1

FI || 0,4 || -4,0 || -0,5 || 1,1 || -3,9 || -0,3 || 0,2 || -4,6 || -0,4 || 0,3 || 2,0 || 0,5 || -3,4 || -0,5 || 0,1 || -1,3 || 0,0

SE || 0,3 || -4,0 || -0,7 || 1,1 || 0,1 || -0,3 || 0,3 || -5,4 || -0,3 || 2,9 || 4,6 || 0,6 || -3,7 || -0,4 || 0,1 || -1,4 || 0,0

UK || -0,3 || -4,3 || -1,3 || -0,6 || -3,1 || -2,0 || -0,3 || 0,8 || -0,9 || 2,2 || 3,9 || -0,8 || -2,1 || -1,8 || -0,1 || 0,3 || -0,2

* De laatste beschikbare gegevens over de reële groei van het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens in RO betreffen 2010-2011.

Bijlage 2: Beknopt overzicht van kernuitdagingen op werkgelegenheidsgebied en bijzonder goede arbeidsmarktresultaten volgens de monitor van de werkgelegenheidsprestatie(C=uitdaging; G=goed arbeidsmarktresultaat) – vastgesteld in juni 2013[36].

Bijlage 3: Beknopt overzicht van de "in het oog te houden sociale ontwikkelingen" volgens de prestatiemonitor sociale bescherming[37] – vastgesteld in januari 2013.

||

Opmerking: De in het oog te houden sociale ontwikkelingen voor 2010-2011, vastgesteld in geval van een verslechtering in meer dan een derde van de lidstaten, zijn in de tabel rechts rood gekleurd.

[1] Dit hoofdstuk is gedeeltelijk gebaseerd op de gedetailleerde analyse in "EU Employment and Social Situation, Quarterly Review" van maart 2013. Voor details op het gebied van onderwijs, opleiding en vaardigheden, zie de editie van 2013 van de onderwijs- en opleidingenmonitor.

[2] De werkloosheid onder onderdanen van derde landen bedroeg in 2012 21,3 % in vergelijking met 20,0 % in 2011 en 14,4 % in 2008.

[3]  Gegevens voor EL slechts beschikbaar tot en met juli.

[4] Volgens de laatste vacaturemonitor waren, na verzorgend personeel in de gezondheidszorg, softwareontwikkelaars en -analisten, administratief secretarissen en gespecialiseerde secretarissen, toezichthoudend personeel in de mijnbouw, de industrie en de bouwnijverheid, en onderwijsgevenden in het basisonderwijs en het voorschoolse onderwijs de sterkst groeiende beroepsgroepen.

[5] Het percentage vervulde vacatures wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het aantal mensen die starten met een nieuwe baan en het aantal werklozen. Het werkbeëindigingspercentage is de verhouding tussen het aantal mensen die zijn gestopt met hun baan en het aantal werkenden.

[6] "Labour Market Developments in Europe, 2013", Europese Commissie.

[7] Bijvoorbeeld "Future Skills Supply and Demand in Europe", Cedefop.

[8]  In oktober 2013 publiceerden de OESO en de Commissie de resultaten van een nieuwe Survey on Adult Skills (PIAAC), European Commission, OECD.

[9] Zie bijvoorbeeld "Is Aggregate Demand Wage-Led or Profit-Led? National and Global Effects", International Labour Office, Conditions of Work and Employment Series nr. 40, Genève, 2012.

[10]  Zie Quarterly Report on the Euro Area, Europese Commissie, Volume 12, nr. 3, 2013.

[11] Bron: Garnier et al. (2103): Recent Reforms of Tax Systems in the EU: Good and Bad News. Taxation paper, 39. Europese Commissie.

[12] Zie bijvoorbeeld Eurofound (2013), Tackling Undeclared Work in 27 European Union Member States and Norway: Approaches and Measures Since 2008, Eurofound, Dublin; Hazans, M. (2011), Informal Workers Across Europe, Research Paper 5912, Wereldbank, Washington DC. 

[13]  De verhouding inkomenskwintielen of verhouding S80/S20 is een graadmeter voor de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling. Deze wordt berekend als de verhouding tussen het totale inkomen van de 20 % van de bevolking met het hoogste inkomen (het bovenste kwintiel) en dat van de 20 % van de bevolking met het laagste inkomen (het onderste kwintiel). Alle inkomens worden samengesteld als equivalent besteedbaar inkomen.

[14] De meest recente cijfers van EU-SILC omvatten ramingen van Eurostat voor de EU-28 en de EU-27 voor 2012 (de resultaten voor AT, BE, IE en UK ontbreken). De referentiegegevens van SILC voor 2012 hebben betrekking op het inkomensjaar 2011.

[15] Zie Employment and social developments in Europe 2012, Europese Commissie.  

[16] Ibid.

[17] Zie EUROMOD Working Paper 2/13 Avram, Figari, Leventi, Levy, Navicke, Matsaganis, Militaru, Paulus, Rastringina, Sutherland: The Distributional Effects of Fiscal Consolidation in Nine Countries. Een nieuwe versie van het document wordt binnenkort gepresenteerd. In de negen landen die deel uitmaakten van de studie, varieerde de impact van op het gezinsinkomen gebaseerde maatregelen (bv. wijziging van het belasting- en uitkeringenstelsel en loonsverlagingen tussen 2007 en medio 2012) van 1,6 % van het besteedbare inkomen vóór de crisis in IT en 1,9 % in UK tot 9,1 % in LV en 11,6 % in EL.

[18]  Zie EU Employment and social situation, Quarterly Review, maart 2013. Uit een analyse blijkt dat de neerwaartse aanpassing van de sociale uitgaven die sinds 2011 wordt waargenomen, sterker lijkt dan in vergelijkbare perioden van recessie in de afgelopen drie decennia.

[19] Gegevens van 2011 binnenkort beschikbaar.

[20] Dit hoofdstuk bevat een bijgewerkte stand van zaken van de situatie zoals die is beschreven in het vorige Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid; wegens plaatsgebrek is het niet volledig en beoogt het niet om verslag uit te brengen over alle hervormingen en beleidsmaatregelen.

[21] Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten.

[22] De term "opvang en onderwijs voor jonge kinderen" verwijst naar alle vormen van opvang en onderwijs vanaf de geboorte tot aan het begin van het basisonderwijs.

[23] Zie dienaangaande meer in het hoofdstuk inzake sociale inclusie.

[24] Promoting green jobs throughout the crisis: a handbook of best practices in Europe, European Employment Observatory 2013

[25] COM(2013) 690.

[26] Het scorebord dat is opgenomen in deze versie van het ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid kan in december 2013 worden aangepast als de nieuwe golf van jaarlijkse sociale gegevens beschikbaar is.

[27] Als onderdeel van het op artikel 148 VWEU gebaseerde ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, dat bijdraagt tot het Europees semester, bestrijkt het scorebord alle EU-lidstaten, waarbij vergelijkingen worden gemaakt met het EU-gemiddelde. In sommige gevallen kunnen ook statistische afwijkingen van het gemiddelde van de eurozone relevant zijn. Zoals de Commissie in haar Blauwdruk voor een hechte Economische en Monetaire Unie heeft verklaard, moeten de coördinatie van en het toezicht op het sociale en werkgelegenheidsbeleid binnen het EMU-bestuur worden geïntensiveerd, en moet de convergentie op deze gebieden worden bevorderd.

[28] Conclusies van de Europese Raad, 24/25 oktober 2013.

[29] Zie voor een gedetailleerd overzicht van de grensoverschrijdende spillovereffecten van de ontwikkelingen op sociaal en werkgelegenheidsgebied: Kwartaaloverzicht van de werkgelegenheid en de sociale situatie in de EU, september 2013, te vinden op: http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=89&newsId=1974&furtherNews=yes

[30] De Commissie staat open voor mogelijke toekomstige verfijningen van het scorebord op basis van de lopende technische besprekingen in het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming en de reacties van het Europees Parlement, de sociale partners en andere belanghebbenden.

[31] COM(2013) 690, blz. 6.

[32] Omschrijving van de gebieden: noorden en centrum van de eurozone: AT, BE, DE, FI, FR, LU, NL; zuiden en periferie van de eurozone: EE, EL, ES, IE, IT, CY, MT, PT, SI, SK; niet-eurozone – noorden: CZ, DK, PL, SE, UK; niet-eurozone - zuiden en periferie: BG, HR, LV, LT, HU, RO.

[33] Voor het armoederisicopercentage is het inkomensreferentiejaar het kalenderjaar voor het enquêtejaar (dus 2010), met uitzondering van UK (enquêtejaar) en IE (12 maanden voorafgaand aan de enquête). Hetzelfde geldt voor de indicator van de inkomensongelijkheid (verhouding S80/S20).

[34] De verhouding tussen het inkomen van de 20 % van de bevolking met het hoogste inkomen en het inkomen van de 20 % met het laagste inkomen.

[35] Zie EUROMOD werkdocument 2/13.

[36] http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/13/st10/st10373-re01.en13.pdf

[37] ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=9235&langId=en