Bijlagen bij COM(2014)723 - Ontwerpbegroting voor 2015 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2014)723 - Ontwerpbegroting voor 2015. |
---|---|
document | COM(2014)723 |
datum | 17 december 2014 |
1. Inleiding
Op 24 juni 2014 heeft de Commissie de ontwerpbegroting voor 2015 in alle officiële talen ingediend[5]. De Raad rondde de lezing van de ontwerpbegroting af op 2 september 2014 en het Europees Parlement stemde over de lezing op 22 oktober 2014. Omdat de amendementen van het Europees Parlement op de ontwerpbegroting onaanvaardbaar waren voor de Raad, is het bemiddelingscomité bijeengeroepen overeenkomstig artikel 314, lid 4, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Het bemiddelingscomité heeft gedurende een termijn van 21 dagen, in casu van 28 oktober tot 17 november 2014, geprobeerd overeenstemming te bereiken. Hoewel aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de besprekingen, ook met betrekking tot het erkennen van de noodzaak om de marge voor onvoorziene uitgaven voor betalingskredieten in 2014 aan te spreken, is het niet mogelijk gebleken de standpunten van het Europees Parlement en de Raad binnen de termijn nader tot elkaar te brengen, in het bijzonder wat betreft de hoogte van de betalingskredieten om aan de uitstaande betalingsbehoeften van 2014 te voldoen. Hierdoor is er geen akkoord over de begroting 2015 en evenmin op de ontwerpen van gewijzigde begroting nr. 2/2014[6], nr. 3/2014[7], nr. 4/2014[8], nr. 5/2014[9] en nr. 7/2014[10], die door het Europees Parlement en de Raad als één pakket worden beschouwd[11].
Bij gebrek aan overeenstemming in het bemiddelingscomité dient de Commissie thans een nieuw ontwerp van begroting 2015 in, overeenkomstig artikel 314, lid 8, van het VWEU. De Commissie streeft met dit voorstel voor een nieuwe ontwerpbegroting ernaar de standpunten van beide takken van de begrotingsautoriteit met elkaar te verzoenen zonder dat verder moet worden bemiddeld. Indien een akkoord over de begroting uitblijft, zou in 2015 een beroep moeten worden gedaan op voorlopige twaalfden, hetgeen nadelige gevolgen zou hebben op de uitvoering van cruciale beleidsinitiatieven en programma's en in deze tijden van economische onzekerheid een slecht signaal zou geven aan de Europese burgers.
Gezien de noodzaak de begroting 2015 tijdig goed te keuren, vertrekt de nieuwe ontwerpbegroting voor 2015 die de Commissie voorstelt van de vooruitgang die in het bemiddelingscomité is geboekt en waarbij grotendeels wordt teruggegrepen op de oorspronkelijke ontwerpbegroting van de Commissie, zoals gewijzigd bij de nota van wijzigingen nr. 1/2015[12], met name wat de vastleggingen betreft, maar met een lager niveau van de betalingen. Het voorstel houdt ook rekening met de recente beraadslagingen en voorstellen om de bijdrage van de EU-begroting aan de groei van de economie te maximaliseren. In lijn met het door de Commissie op 26 november 2014 aangekondigde investeringspakket is het voorstel voor een nieuwe ontwerpbegroting dan ook gericht op het ondersteunen van met name beleid om het concurrentievermogen en de economische convergentie te stimuleren en zodoende groei en banen te scheppen, alsook van de begrotingsonderdelen die Europa in staat stellen te reageren op crises, met name in haar buurlanden. Het weerspiegelt ook de 10 prioritaire beleidsterreinen die in de politieke beleidslijnen voor de nieuwe Commissie[13] zijn aangegeven, zoals bevordering van de werkgelegenheid, de groei en de investeringen, ontsluiting van de digitale interne markt, het schokbestendiger maken van de energievoorziening en de strijd tegen de opwarming van de aarde, de beveiliging van Europa’s grenzen en een sterker Europa op het gebied van buitenlands beleid.
2. Het meerjarig financieel kader en de nieuwe ontwerpbegroting 2015
2.1. Maxima van het meerjarig financieel kader voor de begroting 2015
De maxima voor vastleggings- en betalingskredieten van het meerjarig financieel kader (MFK)[14] voor de opstelling van de ontwerpbegroting 2015, zijn zoals weergegeven in de onderstaande tabel:
Rubriek || Vastleggingskredieten 2015 (in miljoen EUR, tegen lopende prijzen)
|| Vastleggingskredieten ||
1. || Slimme en inclusieve groei || 66 813,0
1a || Concurrentievermogen voor groei en banen || 17 666,0
1b || Economische, sociale en territoriale samenhang || 49 147,0
2. || Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen || 59 599,0
|| waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) — marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen || 44 313,0
3. || Veiligheid en burgerschap || 2 246,0
4. || Europa als wereldspeler || 8 749,0
5. || Administratie || 9 076,0
|| waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen || 7 351,0
6. || Compensations || 0,0
|| TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN || 146 483,0
|| TOTAAL BETALINGSKREDIETEN || 141 901,0
Het totale MFK-maximum voor de vastleggingskredieten (VK) bedraagt 146 483 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,05 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. Het maximum voor betalingskredieten (BK) bedraagt 141 901 miljoen EUR of 1,02 % van het bni.
2.2. Overzicht van de nieuwe ontwerpbegroting 2015
(Vastleggings- (VK) en betalingskredieten in miljoen EUR, afgerond, in lopende prijzen)
Rubriek || Begroting || Begroting || Ontwerpbegroting (OB) || Verschil || Verschil
2014 (1) || 2014 aangepast (2) || 2015 || 2015 – 2014 (adjusted) || 2015 / 2014 (aangepast)
(1) (2) || (3) || (3 – 1) || (3 / 1)
BK || BK || BK || BK || BK || BK || BK || BK || BK || BK
1. || Slimme en inclusieve groei || 63 986,3 || 66 374,5 || 63 985,9 || 66 374,0 || 66 718,8 || 66 900,8 || 2 732,9 || 526,7 || 4,3% || 0,8%
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument || 89,3 || || 89,3 || || 83,3 || || || || ||
Maximum || 63 973,0 || || 63 973,0 || || 66 813,0 || || || || ||
Marge || 76,0 || || 76,4 || || 177,5 || || || || ||
1a || Concurrentievermogen voor groei en banen || 16 484,0 || 12 028,3 || 16 484,0 || 12 028,3 || 17 488,5 || 15 833,3 || 1 004,5 || 3 805,0 || 6,1% || 31,6%
Ceiling || 16 560,0 || || 16 560,0 || || 17 666,0 || || || || ||
Marge || 76,0 || || 76,0 || || 177,5 || || || || ||
1b || Economische, sociale en territoriale samenhang || 47 502,3 || 54 346,2 || 47 502,3 || 54 346,2 || 49 230,3 || 51 067,4 || 1 728,0 || -3 278,7 || 3,6% || -6,0%
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument || 89,3 || || 89,3 || || 83,3 || || || || ||
Maximum || 47 413,0 || || 47 413,0 || || 49 147,0 || || || || ||
Marge || 0,0 || || 0,0 || || 0,0 || || || || ||
2. || Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen || 59 190,9 || 56 558,8 || 59 190,9 || 56 558,7 || 58 808,6 || 56 231,1 || - 382,3 || - 327,6 || -0,6% || -0,6%
Ceiling || 59 303,0 || || 59 303,0 || || 59 599,0 || || || || ||
Marge || 112,1 || || 112,1 || || 790,4 || || || || ||
waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) — marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen(2) || 43 778,1 || 43 777,0 || 43 778,1 || 43 777,0 || 43 455,8 || 43 448,3 || - 322,3 || - 328,7 || -0,7% || -0,8%
Submaximum || 44 130,0 || || 44 130,0 || || 44 313,0 || || || || ||
Netto-overdracht tussen ELGF en ELFPO || 351,9 || || 351,9 || || 123,2 || || || || ||
Submarge || 0,0 || || 0,0 || || 734,0 || || || || ||
3. || Veiligheid en burgerschap || 2 172,0 || 1 677,0 || 2 172,0 || 1 677,0 || 2 146,7 || 1 884,3 || - 25,3 || 207,3 || -1,2% || 12,4%
Maximum || 2 179,0 || || 2 179,0 || || 2 246,0 || || || || ||
Marge || 7,0 || || 7,0 || || 99,3 || || || || ||
4. || Europa als wereldspeler || 8 325,0 || 6 842,0 || 8 254,2 || 6 780,4 || 8 356,4 || 7 428,0 || 102,3 || 647,6 || 1,2% || 9,6%
Maximum || 8 335,0 || || 8 335,0 || || 8 749,0 || || || || ||
Marge || 10,0 || || 80,8 || || 392,6 || || || || ||
5. || Administratie || 8 404,5 || 8 405,4 || 8 475,9 || 8 467,5 || 8 680,5 || 8 668,1 || 204,6 || 200,6 || 2,4% || 2,4%
Maximum || 8 721,0 || || 8 721,0 || || 9 076,0 || || || || ||
Marge || 316,5 || || 245,1 || || 395,5 || || || || ||
waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen || 6 792,2 || 6 793,1 || 6 863,6 || 6 855,2 || 6 961,2 || 6 948,8 || 97,6 || 93,6 || 1,4% || 1,4%
Submaximum || 7 056,0 || || 7 056,0 || || 7 351,0 || || || || ||
Submarge || 263,8 || || 192,4 || || 389,8 || || || || ||
6. || Compensaties || 28,6 || 28,6 || 28,6 || 28,6 || 0,0 || 0,0 || - 28,6 || - 28,6 || -100,0% || -100,0%
Maximum || 29,0 || || 29,0 || || 0,0 || || || || ||
Marge || 0,4 || || 0,4 || || 0,0 || || || || ||
Kredieten voor de rubrieken 1 tot en met 6 || 142 107,4 || 139 886,3 || 142 107,4 || 139 886,3 || 144 711,0 || 141 112,3 || 2 603,6 || 1 226,0 || 1,8% || 0,9%
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument || 89,3 || 0,0 || 89,3 || 0,0 || 83,3 || 11,3 || || || ||
waarvan in het kader van de marge voor onvoorziene uitgaven || 0,0 || 4 026,7 || 0,0 || 4 026,7 || 0,0 || 0,0 || || || ||
Maximum || 142 540,0 || 135 866,0 || 142 540,0 || 135 866,0 || 146 483,0 || 141 901,0 || || || ||
Marge || 521,9 || 6,4 || 521,9 || 6,4 || 1 855,3 || 800,0 || || || ||
Kredieten als percentage van het bni(3) || 1,05 % || 1,04% || 1,05% || 1,04% || 1,04% || 1,01% || || || ||
Andere speciale instrumenten(4) || 582,9 || 482,9 || 582,9 || 482,9 || 515,4 || 225,0 || - 67,5 || - 257,9 || -11,6 % || -53,4%
Totaal kredieten || 142 690,3 || 140 369,2 || 142 690,3 || 140 369,2 || 145 226,3 || 141 337,3 || 2 536,0 || 968,1 || 1,8% || 0,7%
Kredieten als percentage van het bni (3) || 1,06% || 1,04% || 1,06% || 1,04% || 1,04% || 1,01% || || || ||
(1) De begroting 2014 omvat ook gewijzigde begroting 1 en de ontwerpen van gewijzigde begroting 3 tot 8.
(2) Om de vergelijking met de nieuwe ontwerpbegroting 2015 te vergemakkelijken is de begroting voor 2014 aangepast rekening houdende met de overdrachten van de zogeheten „gemeenschappelijke administratieve uitgaven” van de EU-delegaties en de speciale vertegenwoordigers van de EU van de afdeling "Commissie" naar de afdeling "EDEO", zoals wordt toegelicht in punt 3.1.7.
(3) De ontwerpbegroting is gebaseerd op de bni-prognoses die werden bekendgemaakt na de bijeenkomst van het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM) van 19 mei 2014.
(4) „Andere speciale instrumenten” omvat de reserve voor noodhulp (EAR), het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU). De overeenkomstige kredieten worden voor de berekening van de beschikbare marge onder het plafond voor kredieten buiten het MFK gelaten. Dit is ook het geval voor de kredieten voor het flexibiliteitsinstrument.
Wat de vastleggingskredietenbetreft, bedragen de in de nieuwe ontwerpbegroting (OB) 2015 voorgestelde uitgaven in totaal (inclusief speciale instrumenten) 145 226,3 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,04 % van het bni[15], ofwel 2 536,0 miljoen EUR (+ 1,8 %) meer dan in 2014, rekening houdende met de ontwerpen van gewijzigde begroting nrs. 3-8/2014. Onder de verschillende maxima van het MFK blijft dan in totaal een marge van 1 855,3 miljoen EUR over.
Inzake betalingskredieten (inclusief speciale instrumenten) bedragen de totale gevraagde uitgaven 141 337,3 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,01 % van het bni. Wanneer rekening wordt gehouden met de ontwerpen van gewijzigde begroting nrs. 3-8/2014, komt dit neer op een toename met 968,0 miljoen EUR (+ 0,7 %) ten opzichte van de betalingskredieten in de begroting 2014. Onder het maximum van het MFK blijft dan een marge van 800,0 miljoen EUR over.
De vastleggingskredieten voor Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid (rubriek 1a) zijn vastgesteld op 17 488,5 miljoen EUR. Dit is een stijging met 6,1 % ten opzichte van de begroting 2014, wat grotendeels toe te schrijven valt aan Horizon 2020, de Connecting Europe Facility (CEF) en de grote infrastructurele projecten „ITER” en „Copernicus” in deze rubriek, en laat een marge van 177,5 miljoen EUR. De betalingskredieten stijgen met 31,6 % tot 15 833,3 miljoen EUR. Deze aanzienlijke verhoging heeft te maken met het lage niveau van de betalingskredieten in 2014 voor programma’s zoals Horizon 2020 en met de noodzaak om de oplopende uitstaande verplichtingen aan te pakken en tegelijkertijd te zorgen voor voldoende voorfinanciering om de nieuwe programma’s te lanceren.
Voor Economische, sociale en territoriale samenhang (rubriek 1b) stijgen de vastleggingskredieten met 3,6% tot 49 230,3 miljoen EUR en blijft er geen marge over. Hierin zijn de extra structuurfondsenmiddelen voor Cyprus opgenomen, waarvoor de Commissie voorstelt het flexibiliteitsinstrument aan te spreken voor een bedrag van 83,3 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en EUR 11,3 miljoen aan betalingskredieten. De betalingskredieten dalen met 6,0 % ten opzichte van de begroting 2014, zoals gewijzigd door de ontwerpen van gewijzigde begroting, tot 51 067,4 miljoen EUR.
Voor Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen (rubriek 2) wordt 58 808,6 miljoen EUR aan vastleggingskredieten voorgesteld. Dit niveau van uitgaven komt overeen met een vermindering met 0,6 % ten opzichte van de begroting 2014 en laat een marge van 790,4 miljoen EUR onder het maximum. De betalingskredieten bedragen 56 231,1 miljoen EUR, met dezelfde daling (- 0,6 %) ten opzichte van 2014, zoals gewijzigd bij de ontwerpen van gewijzigde begroting. Rekening houdende met de meest recente update van de bestemmingsontvangsten, komt binnen deze rubriek het bedrag voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen uit op 43 455,8 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 43 448,3 miljoen EUR aan betalingskredieten. Wanneer de bestemmingsontvangsten van het ELGF en de gevraagde kredieten bij elkaar worden opgeteld, nemen de totale ELGF-uitgaven met 273,6 miljoen EUR toe ten opzichte van de oorspronkelijke ontwerpbegroting. Er blijft een marge onder het submaximum voor marktmaatregelen en rechtstreekse steun over van 734,0 miljoen EUR.
Voor Veiligheid en burgerschap (rubriek 3) is er een daling met 1,2 %[16] van de vastleggingskredieten tot 2 146,7 miljoen EUR, waardoor een marge van 99,3 miljoen EUR overblijft. De betalingskredieten stijgen met 12,4 % tot 1 884,3 miljoen EUR, als gevolg van het opstarten van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid.
De vastleggingskredieten voor rubriek 4, de EU als mondiale partner, stijgen met 0,4 % tot 8 356,4 miljoen EUR, waardoor ten opzichte van het maximum een niet-toegewezen marge overblijft van 392,6 miljoen EUR. De betalingskredieten stijgen met 8,6 % tot 7 428,0 miljoen EUR, grotendeels om rekening te houden met de snel toenemende uitstaande verplichtingen in deze rubriek.
De vastleggings- en betalingskredieten voor Administratie (rubriek 5) voor alle instellingen samen, met inbegrip van pensioenen en de Europese scholen, stijgen met 3,3 % wat de vastleggingen (8 680,5 miljoen EUR) en 3,1 % wat de betalingen (8 668,1 miljoen EUR) betreft. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorgestelde overdracht van „gemeenschappelijke administratieve uitgaven van de EU-delegaties en de speciale vertegenwoordigers van de EU, uit de operationele begrotingsonderdelen van rubriek 4 (Europa in de wereld) naar rubriek 5 (Administratie), zoals wordt toegelicht in punt 3 hieronder. De resulterende niet-toegewezen marge bedraagt 395,5 miljoen euro.
3. Belangrijkste punten van de nieuwe ontwerpbegroting
Zoals in de inleiding is gezegd, bouwt de nieuwe ontwerpbegroting 2015 die de Commissie voorstelt voort op de tijdens de mislukte bemiddelingspoging geboekte vooruitgang om de standpunten van de twee takken van de begrotingsautoriteit met elkaar te verzoenen in de zeer beperkte tijd die resteert tot het einde van het jaar.
Hierna volgt een toelichting bij de voorgestelde wijzigingen van de oorspronkelijke ontwerpbegroting, zoals gewijzigd bij de nota van wijzigingen nr. 1/2015.
3.1. Uitgavenrubrieken van het financieel kader
Wat de vastleggingskredieten betreft, ligt de nieuwe ontwerpbegroting in het verlengde van de vooruitgang die op het gebied van de begroting 2015 in het bemiddelingscomité is gerealiseerd, zowel voor de grote uitgavenprogramma’s als voor de (ondersteunende) administratieve uitgaven, die grosso modo overeenkomen met het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in nota van wijzigingen nr. 1/2015, en voor de zogenaamde „afgesloten” onderdelen (zie punt 3.1.1 hieronder) en de meer horizontale aangelegenheden, ook voor de gedecentraliseerde en uitvoerende agentschappen, waarop in punt 3.2 hierna meer in detail wordt ingegaan.
3.1.1. "Afgesloten" begrotingsonderdelen
Tenzij hierna anders is vermeld, wordt de hoogte van de kredieten voor begrotingsonderdelen die noch de Raad noch het Parlement in hun respectieve lezing hebben geamendeerd, en waarvoor het Parlement met de amendementen van de Raad heeft ingestemd, bevestigd.
3.1.2. Rubriek 1a — Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
Voor rubriek 1a worden de vastleggingskredieten vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de oorspronkelijke ontwerpbegroting, met wijzigingen in de programma’s die in de onderstaande tabel zijn opgenomen, rekening houdende met de prioritaire doelstelling bij te dragen tot een betere toegang tot financiering door middel van de EU-begroting, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb):
(in 1 000 EUR)
Begrotingsonderdeel || Naam || Verhogingen van vastleggingskredieten
Ontwerpbegroting 2015 || Nieuwe ontwerpbegroting 2015 || Verschil
02 02 02 || Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) meer toegang geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld || 162 791,7 || 174 791,7 || 12 000,0
04 03 02 03 || Microfinanciering en sociaal ondernemerschap — het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor ondernemers, met name voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, en sociale ondernemingen || 24 957,0 || 26 457,0 || 1 500,0
08 02 02 02 || Verbeteren van de toegang tot risicokapitaal voor investeringen in onderzoek en innovatie || 337 534,7 || 342 534,7 || 5 000,0
|| Totaal || || || 18 500,0
Bijgevolg, en rekening houdende met de proefprojecten en voorbereidende acties, gedecentraliseerde agentschappen en de overdracht van de „gemeenschappelijke administratieve uitgaven van de EU-delegaties”, zoals uiteengezet in punt 3.2 hierna, worden de vastleggingskredieten vastgesteld op 17 488,5 miljoen EUR, waardoor een marge van 177,5 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 1a overblijft.
3.1.3. Rubriek 1b — Economische, sociale en territoriale samenhang
Voor rubriek 1b worden de vastleggingskredieten vastgesteld op het in de oorspronkelijke ontwerpbegroting door de Commissie voorgestelde niveau. Rekening houdende met de proefprojecten en voorbereidende acties en met de beschikbaarstelling van 83,3 miljoen EUR van het flexibiliteitsinstrument voor aanvullende steun aan Cyprus, worden de vastleggingskredieten vastgesteld op 49 230,3 miljoen EUR.
3.1.4. Rubriek 2 — Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen
Voor rubriek 2 worden de vastleggingskredieten vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de ontwerpbegroting, zoals gewijzigd bij nota van wijzigingen 1/2015, waarin de meest recente actualisering (+ EUR 273,6 miljoen) van de bestemmingsontvangsten is verwerkt. Op basis van de nieuwe elementen die zich hebben voorgedaan sinds de indiening van nota van wijzigingen 1/2015, met name de informatie over het daadwerkelijke gebruik van de crisismaatregelen genomen sinds augustus 2014 om te reageren op het Russische verbod op de invoer van voedsel, het definitieve ELGF-overschot voor 2014 en de geactualiseerde prognose van de in 2015 te innen financiële correcties, kunnen de hierboven bedoelde crisismaatregelen (inclusief die voor de zuivelsector in de Baltische lidstaten, waarvoor de Commissie op 26 november 2014[17] een extra pakket heeft goedgekeurd, en die voor Finland, zodra aan de voorwaarden is voldaan), worden gefinancierd binnen de in nota van wijzigingen nr. 1/2015 gevraagde kredieten, zonder dat een beroep moet worden gedaan op de crisisreserve voor de landbouw, dit dankzij de extra bestemmingsontvangsten.
Bijgevolg, en rekening houdende met de proefprojecten en voorbereidende acties, en de overdracht van de „gemeenschappelijke administratieve kosten van EU-delegaties” naar de afdeling EDEO, worden de vastleggingskredieten vastgesteld op 58 808,6 miljoen EUR, waardoor een marge van 790,4 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 2 overblijft.
3.1.5. Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap
Voor rubriek 3 worden de vastleggingskredieten vastgesteld op het in de oorspronkelijke ontwerpbegroting door de Commissie voorgestelde niveau, met de volgende aanpassingen: de verhoging met 20,0 miljoen EUR voor de operationele uitgaven van Frontex (zie ook punt 3.2.1 hierna) wordt gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging van begrotingspost 18 02 01 01 — Steun voor grensbeheer en een gemeenschappelijk visumbeleid om legitiem reizen te vergemakkelijken.
Bijgevolg, en rekening houdende met de proefprojecten en voorbereidende acties, en de gedecentraliseerde agentschappen, worden de vastleggingskredieten vastgesteld op 2 146,7 miljoen EUR, waardoor een marge van 99,3 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 3 overblijft.
3.1.6. Rubriek 4 - Europa als wereldspeler
Voor rubriek 4 worden de vastleggingskredieten vastgesteld op het in de oorspronkelijke ontwerpbegroting door de Commissie voorgestelde niveau. De kredieten voor begrotingspost 19 03 01 07 — Speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie (20,0 miljoen EUR aan vastleggingen en 9,2 miljoen EUR aan betalingen) worden overgedragen naar de afdeling EDEO van de begroting.
Bijgevolg, en rekening houdende met de proefprojecten en voorbereidende acties, de overdracht van de „gemeenschappelijke administratieve kosten van de EU-delegaties” en de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie naar de afdeling EDEO, worden de vastleggingskredieten vastgesteld op 8 356,4 miljoen EUR, waardoor een marge van 392,6 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 4 overblijft.
3.1.7. Rubriek 5 — Administratie
Voor rubriek 5 worden het aantal ambten in de personeelsformaties van de instellingen en de vastleggingskredieten vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de ontwerpbegroting, zoals gewijzigd bij nota van wijzigingen 1/2015, met de volgende uitzonderingen:
- de respectieve lezingen van het Europees Parlement en de Raad voor hun afdeling van de begroting;
- de lezing van het Europees Parlement voor het Hof van Justitie;
- de lezing van het Europees Parlement voor de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s; en
- voor de Europese dienst voor extern optreden, de kredieten die de Commissie heeft voorgesteld in de ontwerpbegroting, verhoogd om rekening te houden met de begrotingsneutrale overdracht van kredieten betreffende de „gemeenschappelijke administratieve kosten van de EU-delegaties” (zoals vastgesteld in bijlage 1) en de speciale vertegenwoordigers van de EU van de afdeling Commissie van de begroting naar de afdeling EDEO.
Alles bijeengenomen resulteren deze aanpassingen ten opzichte van de oorspronkelijke ontwerpbegroting in:
- een nettovermindering van 35 personeelsformatieposten, als gevolg van enerzijds 47 posten minder voor het Europees Parlement en anderzijds 12 posten meer voor het Hof van Justitie; en
- een nettovermindering van de kredieten met 0,6 miljoen euro, enerzijds vanwege een verlaging van 1,4 miljoen euro voor de Europese Rekenkamer, 1,4 miljoen EUR voor het Europees Economisch en Sociaal Comité en 0,4 EUR voor het Comité van de Regio’s, en anderzijds een verhoging van 2,6 miljoen EUR voor het Hof van Justitie;
- een verhoging met 91,5 miljoen EUR voor de EDEO ter weerspiegeling van de overdracht van de „gemeenschappelijke administratieve kosten van de EU-delegaties" en "speciale vertegenwoordigers van de EU" op geheel begrotingsneutrale wijze vanuit de afdeling Commissie, in rubriek 1a (0,6 miljoen EUR), rubriek 2 (0,1 miljoen EUR), rubriek 4 (65,7 miljoen EUR) en rubriek 5 (25,2 miljoen EUR). Al deze overdrachten leiden tot een nettoverhoging van de vastleggingskredieten onder rubriek 5 met 66,3 miljoen EUR.
Bijgevolg, en rekening houdende met de proefprojecten en voorbereidende acties, de overdracht van de „gemeenschappelijke administratieve kosten van de EU-delegaties” en de "speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie" naar de afdeling EDEO vanuit rubriek 4, worden de vastleggingskredieten vastgesteld op 8 680,5 miljoen EUR, waardoor een marge van 395,5 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 5 overblijft.
3.2. Horizontale aangelegenheden
3.2.1. Gedecentraliseerde agentschappen
Voor de gedecentraliseerde agentschappen zijn de EU-bijdrage (in vastleggingskredieten en betalingskredieten) en het aantal posten vastgesteld op het niveau dat door de Commissie in de oorspronkelijke ontwerpbegroting, zoals gewijzigd bij de nota van wijzigingen 1/2015, is voorgesteld, met de volgende wijzigingen:
- verhoging van het aantal personeelsformatieposten en van de desbetreffende kredieten ten opzichte van de ontwerpbegroting: Europese Bankautoriteit (EBA, + 7 posten en + EUR 455 000); Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA, + +3 posten en + EUR 195 000); Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, + +3 posten en + EUR 195 000); Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO, + +4 posten en + EUR 260 000); en de Europese Politiedienst (Europol, + 5 ambten, gecombineerd met een vermindering van — 600 000);
- voor Frontex, een verhoging van de operationele uitgaven met 20,0 miljoen euro aan vastleggingskredieten en aan betalingskredieten.
3.2.2. Uitvoerende agentschappen
Voor de uitvoerende agentschappen zijn de EU-bijdrage (in vastleggingskredieten en betalingskredieten) en het aantal posten vastgesteld op het niveau dat door de Commissie in de oorspronkelijke ontwerpbegroting, zoals gewijzigd bij de nota van wijzigingen 1/2015, is voorgesteld.
3.2.3. Proefprojecten en voorbereidende acties
In de nieuwe ontwerpbegroting zijn voor een bedrag van 57,1 miljoen EUR vastleggingskredieten 59 proefprojecten en voorbereidende acties opgenomen, waarbij dus rekening is gehouden met de lezing van het Europees Parlement.
3.2.4. De overdracht van „gemeenschappelijke administratieve uitgaven van de EU-delegaties”
De nieuwe ontwerpbegroting houdt rekening met de overdracht van kredieten (EUR 71,5 miljoen) voor de "gemeenschappelijke administratieve uitgaven van de EU-delegaties" van de afdeling Commissie (de rubrieken 1a, 2, 4 en 5) naar de begrotingsafdeling EDEO (rubriek 5).
3.2.5. Toelichtingen bij de begroting
Wat de begrotingstoelichtingen betreft, zijn in de nieuwe ontwerpbegroting de amendementen van het Europees Parlement of van de Raad opgenomen, behalve voor de posten 04 03 01 03 en 19 03 01 06, met dien verstande dat met deze amendementen het toepassingsgebied van een bestaande rechtsgrond niet kan worden gewijzigd of uitgebreid, en geen afbreuk kan worden gedaan aan de bestuurlijke autonomie van instellingen.
3.3. Algemene benadering inzake betalingskredieten
De inschatting van de behoeften door de Commissie, die leidde tot het verzoek de betalingskredieten voor het begrotingsjaar 2014 te verhogen zoals voorgesteld in het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 3/2014, blijft volledig overeind, zowel in het licht van de daadwerkelijke uitvoering tot op heden als in het licht van de ontvangen betalingsverzoeken. Hoewel er in het bemiddelingscomité geen overeenstemming is bereikt over OGB nr. 3/2014, noch over OGB nr. 5/2014 en nr. 7/2014 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU, maken die gewijzigde begrotingen nog steeds deel uit van het pakket dat tezamen met de begroting voor 2015 moet worden goedgekeurd. Daar waar men het erover eens was middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU ter beschikking te stellen, is er geen overeenstemming is bereikt over het niveau van de bij OGB 3, 5 en 7 gevraagde bijkomende betalingskredieten en over de financiering van de zogenoemde „speciale instrumenten”.
Deze nieuwe ontwerpbegroting 2015 komt neer op een vermindering van de betalingskredieten met in totaal 800,0 miljoen EUR ten opzichte van de oorspronkelijke ontwerpbegroting van de Commissie, zoals gewijzigd door nota van wijzigingen nr. 1/2015. De betalingskredieten komen daarmee uit op EUR 141 337,3 miljoen. Zo blijft er een aanzienlijke marge onder het maximum, zodat er ruimte is voor flexibiliteit om te reageren op onverwachte ontwikkelingen of behoeften in de loop van 2015. De 800,0 miljoen EUR vermindering wordt verdeeld op basis van de oorspronkelijke ontwerpbegroting, zoals gewijzigd bij nota van wijzigingen 1/2015, rekening houdende met de volgende stappen:
a) de "afgesloten" begrotingsonderdelen zoals uiteengezet in punt 3.1.1hiervoor;
b) de betalingskredieten voor niet-gesplitste uitgaven zoals hierboven is uiteengezet, in het bijzonder in de punten 3.1.4 en 3.1.7; en
c) de betalingskredieten voor het pakket van proefprojecten en voorbereidende acties, zoals uiteengezet in het punt 3.2.3 hiervoor, zijn als volgt berekend: de betalingskredieten voor alle nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties worden vastgesteld op 50 % van de overeenkomstige vastleggingen of op het door het Europees Parlement voorgestelde niveau indien dit lager is; bij de verlenging van bestaande proefprojecten en voorbereidende acties is het niveau van de betalingen het niveau dat in de ontwerpbegroting is vastgelegd plus 50 % van de overeenkomstige nieuwe vastleggingen, of het door het Europees Parlement voorgestelde niveau indien dit lager is.
d) De verlaging van de betalingskredieten met 800,0 miljoen EUR ten opzichte van het voorstel van de Commissie in de nota van wijzigingen nr. 1/2015 is evenredig gespreid over alle begrotingsonderdelen met gesplitste kredieten die niet onder de punten 3.1.1 en 3.2.3 vallen, met uitzondering van de volgende begrotingsonderdelen, waarvoor het niveau van de betalingskredieten is vastgesteld op het niveau van de oorspronkelijke ontwerpbegroting zoals gewijzigd bij nota van wijzigingen nr. 1/2015:
- uitgaven voor Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid (rubriek 1a) en Europa als wereldspeler (rubriek 4);
- begrotingsonderdelen voor de convergentiedoelstelling (04 02 17, 04 02 60, 11 06 12, 13 03 16 en 13 03 60); en
- internationale partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij.
De voorgestelde verdeling van de betalingskredieten in de nieuwe ontwerpbegroting 2015 zal het mogelijk maken door te gaan met het wegwerken van de achterstand aan onbetaalde rekeningen uit de vorige programmeringsperiode voor het cohesiebeleid, de toename van de uitstaande verplichtingen voor Concurrentievermogen en De rol van Europa in de wereld aan banden te leggen en de nieuwe generatie van uitgavenprogramma’s naar behoren te lanceren in 2015. In dit verband is de Commissie bereid bij te dragen, in nauwe samenwerking met het Europees Parlement en de Raad, tot de opstelling van een betalingsplan om de ontwikkeling van de achterstand aan onbetaalde rekeningen onder controle te houden.
4. Slotopmerkingen
Door een nieuwe ontwerpbegroting 2015 voor te stellen, die voortbouwt op de vooruitgang die is geboekt in het bemiddelingscomité, wil de Commissie de voorwaarden scheppen voor een spoedige aanneming van de begroting 2015 binnen de korte tijdsspanne die rest tot het einde van het jaar.
Een tijdige goedkeuring en inwerkingtreding van de begroting 2015 is van vitaal belang voor de behoorlijke tenuitvoerlegging van het beleid en de programma's van de Europese Unie. De Commissie zal er alles aan doen om dit te bewerkstelligen.
5. Ontwerpbegroting 2015 per rubriek van het financieel kader en groot programma
in miljoen EUR
Rubriek || Begroting || Nieuwe ontwerpbegroting (OB) || Verschil || Verschil
2014 (1) || 2015 || 2015 / 2014 || 2015 – 2014
(1) (2) || (2 / 1) || (2 – 1)
BK || BK || BK || BK || BK || BK || BK || BK
1. Slimme en inclusieve groei || 63 986,3 || 66 374,5 || 66 718,8 || 66 900,8 || 4,3% || 0,8% || 2 732,4 || 526,3
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument || 89,3 || || 83,3 || || || || ||
Maximum || 63 973,0 || || 66 813,0 || || || || ||
Marge || 76,0 || || 177,5 || || || || ||
1a || Concurrentievermogen voor groei en banen || 16 484,0 || 12 028,3 || 17 488,5 || 15 833,3 || 6,1% || 31,6% || 1 004,5 || 3 805,0
Maximum || 16 560,0 || || 17 666,0 || || || || ||
Marge || 76,0 || || 177,5 || || || || ||
Grote infrastructuurprojecten || 2 417,1 || 1 944,5 || 2 508,9 || 1 965,7 || 3,8% || 1,1% || 91,8 || 21,2
|| Europese satellietnavigatiesystemen (Egnos en Galileo) || 1 326,2 || 1 193,2 || 1 060,6 || 934,5 || -20,0% || -21,7% || -265,6 || -258,6
|| Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor (ITER) || 728,0 || 563,2 || 891,9 || 517,6 || 22,5% || -8,1% || 163,9 || -45,6
|| Europees programma voor aardobservatie (Copernicus) || 362,9 || 188,1 || 556,4 || 513,5 || 53,3% || 173,0% || 193,4 || 325,4
|| Nucleaire veiligheid en ontmanteling || 130,4 || 180,0 || 133,0 || 157,5 || 2,0% || -12,5% || 2,6 || -22,5
Gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) voor onderzoek en innovatie || 9 309,7 || 6 488,4 || 9 866,5 || 9 386,7 || 6,0% || 44,7% || 556,8 || 2 898,2
|| Horizon 2020 || 9 022,4 || 6 240,1 || 9 564,4 || 9 044,2 || 6,0% || 44,9% || 542,0 || 2 804,1
|| Euratom-programma voor onderzoek en opleiding || 287,2 || 248,3 || 302,1 || 342,4 || 5,2% || 37,9% || 14,8 || 94,1
Concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) || 254,1 || 221,4 || 293,3 || 321,4 || 15,4% || 45,2% || 39,2 || 100,0
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus +) || 1 558,8 || 1 424,4 || 1 592,1 || 1 390,2 || 2,1% || -2,4% || 33,4 || -34,2
Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) || 122,8 || 102,4 || 124,6 || 90,0 || 1,5% || -12,1% || 1,9 || -12,4
Douane, Fiscalis en fraudebestrijding || 118,3 || 90,4 || 122,0 || 95,0 || 3,2% || 5,1% || 3,7 || 4,6
Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) || 1 976,2 || 821,8 || 2 225,0 || 1 452,0 || 12,6% || 76,7% || 248,8 || 630,2
|| Energie || 409,6 || 12,5 || 487,2 || 78,6 || 18,9% || 529,6% || 77,5 || 66,1
|| Vervoer || 1 482,4 || 793,1 || 1 645,9 || 1 300,5 || 11,0% || 64,0% || 163,4 || 507,4
|| Informatie- en communicatietechnologie (ICT) || 84,1 || 16,3 || 92,0 || 73,0 || 9,3% || 348,4% || 7,9 || 56,7
Energieprojecten ter ondersteuning van het economisch herstel (EERP) || 0,0 || 140,3 || 0,0 || 407,6 || ∞ || 190,6% || 0,0 || 267,3
Andere acties en programma’s || 203,8 || 236,8 || 216,6 || 187,6 || 6,3% || -20,8% || 12,8 || -49,2
Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie || 135,8 || 110,8 || 132,4 || 103,7 || -2,5% || -6,4% || -3,3 || -7,1
Proefprojecten en voorbereidende acties || 18,6 || 28,4 || 22,4 || 26,0 || 20,0% || -8,3% || 3,7 || -2,4
Gedecentraliseerde agentschappen || 238,5 || 238,8 || 251,6 || 250,0 || 5,5% || 4,7% || 13,1 || 11,3
1b || Economische, sociale en territoriale samenhang || 47 502,3 || 54 346,2 || 49 230,3 || 51 067,4 || 3,6% || -6,0% || 1 728,0 || -3 278,7
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument || 89,3 || || 83,3 || || || || ||
Maximum || 47 413,0 || || 49 147,0 || || || || ||
Marge || 0,0 || || 0,0 || || || || ||
Investeren in groei en werkgelegenheid || 43 513,7 || 51 645,1 || 45 146,6 || 48 349,4 || 3,8% || -6,4% || 1 632,9 || -3 295,6
|| Regionale convergentie (regio’s met een ontwikkelingsachterstand) || 23 264,1 || 32 202,7 || 24 203,3 || 27 804,2 || 4,0% || -13,7% || 939,2 || -4 398,5
|| Overgangsregio ' s || 4 697,7 || 276,2 || 4 854,2 || 910,0 || 3,3% || 229,5% || 156,5 || 633,8
|| Concurrentiekracht (meer ontwikkelde regio’s) || 7 403,4 || 8 075,3 || 7 529,1 || 6 893,7 || 1,7% || -14,6% || 125,7 || -1 181,6
|| Ultraperifere en dun bevolkte regio’s || 209,1 || 13,0 || 213,4 || 38,0 || 2,1% || 192,5% || 4,3 || 25,0
|| Cohesiefonds || 7 939,4 || 11 077,8 || 8 346,5 || 12 703,4 || 5,1% || 14,7% || 407,1 || 1 625,6
Connecting Europe Facility (CEF) — bijdrage van het CF || 983,0 || 0,0 || 1 217,0 || 401,2 || 23,8% || ∞ || 234,0 || 401,2
Europese territoriale samenwerking || 505,7 || 1 701,5 || 738,4 || 1 168,6 || 46,0% || -31,3% || 232,7 || -532,9
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (specifieke aanvullende toewijzing) || 1 804,1 || 450,0 || 1 407,2 || 586,5 || -22,0% || 30,3% || -396,9 || 136,5
Technische bijstand en innoverende maatregelen || 188,6 || 134,6 || 192,6 || 181,8 || 2,1% || 35,1% || 4,0 || 47,2
Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) || 501,3 || 406,3 || 525,1 || 370,6 || 4,7% || -8,8% || 23,8 || -35,7
Proefprojecten en voorbereidende acties || 6,0 || 8,7 || 3,5 || 9,4 || -41,2% || 7,4% || -2,5 || 0,6
2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen || 59 190,9 || 56 558,8 || 58 808,6 || 56 231,1 || -0,6% || -0,6% || -382,4 || -327,7
Maximum || 59 303,0 || || 59 599,0 || || || || ||
Marge || 112,1 || || 790,4 || || || || ||
|| waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) - marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen || 43 778,1 || 43 777,0 || 43 455,8 || 43 448,3 || -0,7% || -0,8% || -322,3 || -328,7
Submaximum || 44 130,0 || || 44 313,0 || || || || ||
Netto-overdracht tussen ELGF en ELFPO || 351,9 || || 123,2 || || || || ||
Submarge || 0,0 || || 734,0 || || || || ||
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) - marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen || 43 778,1 || 43 777,0 || 43 455,8 || 43 448,3 || -0,7% || -0,8% || -322,3 || -328,7
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) || 13 991,0 || 11 705,1 || 13 823,6 || 11 384,3 || -1,2% || -2,7% || -167,4 || -320,8
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) || 941,0 || 735,7 || 1 035,4 || 966,9 || 10,0% || 31,4% || 94,4 || 231,2
Milieu- en klimaatmaatregelen (Life) || 404,6 || 261,2 || 435,1 || 357,1 || 7,5% || 36,7% || 30,5 || 96,0
Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie || 7,3 || 3,0 || 5,3 || 5,2 || -27,4% || 73,6% || -2,0 || 2,2
Proefprojecten en voorbereidende acties || 18,5 || 26,5 || 2,9 || 18,9 || -84,3% || -28,7% || -15,6 || -7,6
Gedecentraliseerde agentschappen || 50,4 || 50,4 || 50,4 || 50,4 || 0,1% || 0,1% || 0,1 || 0,1
3. Veiligheid en burgerschap || 2 172,0 || 1 677,0 || 2 146,7 || 1 884,3 || -1,2% || 12,4% || -25,3 || 207,3
Maximum || 2 179,0 || || 2 246,0 || || || || ||
Marge || 7,0 || || 99,3 || || || || ||
Fonds voor asiel, migratie en integratie || 403,3 || 146,4 || 416,7 || 343,1 || 3,3% || 134,4% || 13,5 || 196,7
Fonds voor interne veiligheid || 403,3 || 230,3 || 394,8 || 275,9 || -2,1% || 19,8% || -8,5 || 45,6
Computersystemen || 18,6 || 9,9 || 18,9 || 22,5 || 2,0% || 127,3% || 0,4 || 12,6
Rechtspleging || 47,0 || 35,7 || 49,3 || 43,2 || 4,8% || 21,0% || 2,2 || 7,5
Rechten, gelijkheid en burgerschap || 55,3 || 55,2 || 57,4 || 48,5 || 3,8% || -12,0% || 2,1 || -6,6
EU-mechanisme voor civiele bescherming || 28,2 || 30,0 || 29,3 || 27,8 || 3,7% || -7,1% || 1,0 || -2,1
Europa voor de burger || 25,4 || 27,9 || 24,3 || 18,6 || -4,5% || -33,1% || -1,1 || -9,2
Levensmiddelen en diervoeders || 253,4 || 218,5 || 258,5 || 219,5 || 2,0% || 0,5% || 5,1 || 1,0
Gezondheid || 58,6 || 44,8 || 59,8 || 58,0 || 2,0% || 29,6% || 1,2 || 13,3
Consumenten || 24,1 || 21,8 || 24,7 || 21,3 || 2,5% || -2,5% || 0,6 || -0,5
Creatief Europa || 180,6 || 184,3 || 177,7 || 168,1 || -1,6% || -8,8% || -2,9 || -16,2
Andere acties en programma’s || 0,0 || 0,6 || 0,0 || 0,0 || ∞ || -100,0% || 0,0 || -0,6
Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie || 166,7 || 163,2 || 84,9 || 87,2 || -49,1% || -46,6% || -81,8 || -76,0
|| Waarvan communicatie-acties || 85,6 || 82,2 || 83,9 || 86,1 || -2,1% || 4,7% || -1,8 || 3,9
Proefprojecten en voorbereidende acties || 17,4 || 18,2 || 16,4 || 18,1 || -5,9% || -0,3% || -1,0 || -0,1
Gedecentraliseerde agentschappen || 490,4 || 490,4 || 534,3 || 532,4 || 9,0% || 8,6% || 43,9 || 42,0
4. Europa als wereldspeler || 8 325,0 || 6 842,0 || 8 356,4 || 7 428,0 || 0,4% || 8,6% || 31,4 || 586,0
Maximum || 8 335,0 || || 8 749,0 || || || || ||
Marge || 10,0 || || 392,6 || || || || ||
Instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) || 1 578,4 || 1 436,7 || 1 572,3 || 1 559,0 || -0,4% || 8,5% || -6,1 || 122,3
Europees nabuurschapsinstrument (ENI) || 2 192,2 || 1 630,2 || 2 014,0 || 1 583,0 || -8,1% || -2,9% || -178,2 || -47,2
Development Cooperation Instrument (DCI) || 2 341,0 || 1 776,2 || 2 445,5 || 2 146,7 || 4,5% || 20,9% || 104,5 || 370,4
Partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (PI) || 118,9 || 37,5 || 118,6 || 94,5 || -0,3% || 151,9% || -0,3 || 57,0
Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) || 184,2 || 120,3 || 181,8 || 154,6 || -1,3% || 28,5% || -2,4 || 34,3
Instrument voor vrede en stabiliteit (IcSP) || 318,2 || 258,4 || 320,1 || 234,6 || 0,6% || -9,2% || 2,0 || -23,8
Humanitaire hulp || 920,3 || 1 035,4 || 918,8 || 918,8 || -0,2% || -11,3% || -1,4 || -116,6
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) || 314,5 || 234,8 || 300,8 || 259,4 || -4,4% || 10,5% || -13,7 || 24,5
Instrument voor samenwerking op het gebied van de nucleaire veiligheid (INSC) || 30,5 || 55,8 || 61,2 || 60,3 || 100,2% || 8,2% || 30,6 || 4,6
Macrofinanciële bijstand (MFB): || 60,0 || 52,2 || 78,0 || 74,4 || 29,9% || 42,7% || 18,0 || 22,2
Garantiefonds voor externe acties || 58,4 || 58,4 || 144,4 || 144,4 || 147,1% || 147,1% || 86,0 || 86,0
EU-mechanisme voor civiele bescherming || 19,5 || 6,0 || 16,9 || 13,1 || -13,4% || 119,0% || -2,6 || 7,1
Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EUAV) || 12,7 || 3,3 || 14,8 || 11,0 || 16,5% || 234,5% || 2,1 || 7,7
Andere acties en programma’s || 74,2 || 51,8 || 76,4 || 66,1 || 3,0% || 27,7% || 2,2 || 14,3
Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie || 64,5 || 45,4 || 63,9 || 71,8 || -0,8% || 58,1% || -0,5 || 26,4
Proefprojecten en voorbereidende acties || 17,4 || 19,5 || 9,0 || 16,4 || -48,5% || -16,0% || -8,5 || -3,1
Gedecentraliseerde agentschappen || 20,0 || 20,0 || 19,9 || 19,9 || -0,4% || -0,4% || -0,1 || -0,1
5. Administratie || 8 404,5 || 8 405,4 || 8 680,5 || 8 668,1 || 3,3% || 3,1% || 276,0 || 262,7
Maximum || 8 721,0 || || 9 076,0 || || || || ||
Marge || 316,5 || || 395,5 || || || || ||
waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen || 6 792,2 || 6 793,1 || 6 961,2 || 6 948,8 || 2,5% || 2,3% || 169,0 || 155,7
Submaximum || 7 056,0 || || 7 351,0 || || || || ||
Submarge || 263,8 || || 389,8 || || || || ||
Pensioenen en Europese scholen || 1 612,3 || 1 612,3 || 1 719,3 || 1 719,3 || 6,6% || 6,6% || 107,0 || 107,0
|| Pensioenen || 1 446,9 || 1 446,9 || 1 559,4 || 1 559,4 || 7,8% || 7,8% || 112,5 || 112,5
|| Europese scholen || 165,4 || 165,4 || 159,9 || 159,9 || -3,3% || -3,3% || -5,5 || -5,5
Administratieve uitgaven van de instellingen || 6 792,2 || 6 793,1 || 6 961,2 || 6 948,8 || 2,5% || 2,3% || 169,0 || 155,7
|| Europees Parlement || 1 755,6 || 1 755,6 || 1 794,7 || 1 794,7 || 2,2% || 2,2% || 39,1 || 39,1
|| Europese Raad en Raad || 534,2 || 534,2 || 542,3 || 542,3 || 1,5% || 1,5% || 8,1 || 8,1
|| Commissie || 3 260,8 || 3 261,7 || 3 274,5 || 3 272,9 || 0,4% || 0,3% || 13,6 || 11,2
|| Hof van Justitie van de Europese Unie || 355,4 || 355,4 || 357,1 || 357,1 || 0,5% || 0,5% || 1,7 || 1,7
|| Rekenkamer || 133,5 || 133,5 || 132,9 || 132,9 || -0,4% || -0,4% || -0,6 || -0,6
|| Europees Economisch en Sociaal Comité || 128,6 || 128,6 || 129,1 || 129,1 || 0,4% || 0,4% || 0,5 || 0,5
|| Comité van de Regio's || 87,6 || 87,6 || 88,9 || 88,9 || 1,4% || 1,4% || 1,2 || 1,2
|| Europese Ombudsman || 9,9 || 9,9 || 10,1 || 10,1 || 2,4% || 2,4% || 0,2 || 0,2
|| Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming || 8,0 || 8,0 || 8,9 || 8,9 || 10,9% || 10,9% || 0,9 || 0,9
|| Europese Dienst voor extern optreden || 518,6 || 518,6 || 622,8 || 612,0 || 20,1% || 18,0% || 104,2 || 93,4
6. Compensaties || 28,6 || 28,6 || 0,0 || 0,0 || -100,0% || -100,0% || -28,6 || -28,6
Maximum || 29,0 || || 0,0 || || || || ||
Marge || 0,4 || || 0,0 || || || || ||
Kredieten voor de rubrieken 1 tot en met 6 || 142 107,4 || 139 886,3 || 144 711,0 || 141 112,3 || 1,8% || 0,9% || 2 603,6 || 1 226,0
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument || 89,3 || 0,0 || 83,3 || 11,3 || || || ||
waarvan in het kader van de marge voor onvoorziene uitgaven || 0,0 || 4 026,7 || 0,0 || 0,0 || || || ||
Maximum || 142 540,0 || 135 866,0 || 146 483,0 || 141 901,0 || || || ||
Marge || 521,9 || 6,4 || 1 855,3 || 800,0 || || || ||
Kredieten als percentage van het bni(2) || 1,05% || 1,04% || 1,04% || 1,01% || || || ||
Andere speciale instrumenten(3) || 582,9 || 482,9 || 515,4 || 225,0 || -11,6% || -53,4% || -67,5 || -257,9
|| Reserve voor noodhulp (EAR) || 297,0 || 156,2 || 303,0 || 150,0 || 2,0% || -3,9% || 6,0 || -6,2
|| Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) || 159,2 || 50,0 || 162,4 || 25,0 || 2,0% || -50,0% || 3,2 || -25,0
|| Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF) || 126,7 || 276,7 || 50,0 || 50,0 || -60,5% || -81,9% || -76,7 || -226,7
Totaal kredieten || 142 690,3 || 140 369,2 || 145 226,3 || 141 337,3 || 1,8% || 0,7% || 2 536,0 || 968,1
Kredieten als percentage van het bni(2) || 1,06% || 1,04% || 1,04% || 1,01% || || || ||
(1) De begroting 2014 omvat ook gewijzigde begroting 1 en de ontwerpen van gewijzigde begroting 3 tot en met 8.
(2) De ontwerpbegroting is gebaseerd op de bni-prognoses die werden bekendgemaakt na de bijeenkomst van het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM) van 19 mei 2014.
(3) „Andere speciale instrumenten” omvat de reserve voor noodhulp (EAR), het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU). De overeenkomstige kredieten worden voor de berekening van de beschikbare marge onder het plafond voor kredieten buiten het MFK gelaten. Dit is ook het geval voor de kredieten voor het flexibiliteitsinstrument.
[1] PB L 296 van 26.10.2012, blz. 1.
[2] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
[3] COM(2014) 300)
[4] COM(2014) 637)
[5] COM(2014) 300 van 24.6.2014.
[6] COM(2014) 234 van 15.4.2014.
[7] COM(2014) 329 van 28.5.2014.
[8] COM(2014) 461 van 9.7.2014.
[9] COM(2014) 564 van 8.9.2014.
[10] COM(2014) 650 van 17.10.2014.
[11] Het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2014 maakte ook deel uit van het pakket dat in het bemiddelingscomité is besproken, maar de goedkeuring ervan was gepland in december om rekening te kunnen houden met de nodige aanpassingen van de eigen middelen, in het bijzonder wat betreft de bedragen voor de op de eerste werkdag van december 2014 daadwerkelijk beschikbaar te stellen btw- en bni-saldi.
[12] COM(2014) 637 van 15.10.2014.
[13] "Een agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering": Politieke beleidslijnen voor de volgende Commissie, Openingstoespraak van voorzitter Juncker in de plenaire zitting van het Europees Parlement in Straatsburg op 15 juli 2014.
[14] PB L 347 van 20.12.2013. De cijfers zijn gebaseerd op de technische aanpassing van het financieel kader voor 2015 op grond van de ontwikkeling van het bni, goedgekeurd door de Commissie op 28 mei 2014 (COM(2014) 307).
[15] De ontwerpbegroting is gebaseerd op de bni-prognoses van 19 mei 2014 die werden bekendgemaakt na de bijeenkomst van het Raadgevend Comité eigen middelen (RCEM).
[16] De verlaging in rubriek 3 is voornamelijk toe te schrijven aan het einde van de "Schengenfaciliteit voor Kroatië" in 2015 (80,0 miljoen EUR in de begroting 2014), in overeenstemming met het financiële pakket dat is overeengekomen voor de toetreding van Kroatië.
[17] COM(2014) 9049 van 26.11.2014.