Bijlagen bij COM(2014)738 - Zevende jaarverslag over de uitvoering van het Europees visserijfonds (2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I en in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

2.5.        Gebruik van technische bijstand door de lidstaten

In 2013 hebben 21 lidstaten middelen in de begroting voor technische bijstand vastgelegd (zwaartepunt 5). De volgende lidstaten hebben hogere bedragen voor technische bijstand vastgelegd: Nederland (dat 58,3 % van de EVF-middelen heeft toegewezen aan zwaartepunt 5), Slovenië (51,6 %), het Verenigd Koninkrijk (51,2 %), Portugal (38 %), Polen (15,75 %) en Spanje (10,9 %). De gefinancierde maatregelen omvatten onder meer de versterking van de administratieve capaciteit, IT-ontwikkeling, reclame en voorlichting, alsook de ondersteuning van het beheer en de uitvoering van de operationele programma's.

2.6.        Gebruik van technische bijstand door de Commissie

In 2013 heeft de Commissie 3,48 miljoen EUR van de EVF-begroting voor technische bijstand vastgelegd voor het volgende:

2.6.1.     Informatietechnologie

De Commissie heeft 0,35 miljoen EUR vastgelegd voor computerapparatuur en aanverwante diensten met betrekking tot het onderhoud en de ontwikkeling van de voor de uitvoering van het EVF noodzakelijke informatiesystemen van de Commissie.

2.6.2.     Het ondersteuningsteam voor het Europees Netwerk van visserijgebieden

Voor de FARNET-ondersteuningseenheid is 2,74 miljoen EUR vastgelegd. In 2013 bleef FARNET een belangrijke rol spelen in de uitvoering van EVF-zwaartepunt 4 via methodologische en thematische ondersteuning van de beheersautoriteiten en de plaatselijke actiegroepen voor de visserij (FLAG's) (thematische studiedagen, bijzondere vergaderingen, ad-hocsteun in de lidstaten). FARNET droeg bij tot de zichtbaarheid van zwaartepunt 4 via de FARNET-website, inclusief accounts op verschillende populaire sociale netwerksites (Facebook, Twitter, YouTube, Linkedin), de verzameling van goede projectpraktijken, een regelmatige nieuwsbrief en twee edities van het FARNET-magazine.

2.6.3.     Studies

De Commissie heeft 0,4 miljoen EUR vastgelegd voor het uitvoeren van een studie over "De uitvoering van zwaartepunt 4 in het EVF". 

Op basis van een onderzoek dat in september 2013 in opdracht van de Commissie is verricht, blijkt uit de studie over de uitvoering van zwaartepunt 4 dat 312 groepen meer dan 8 500 projecten hebben gesteund, waarbij naar schatting 8 000 banen zijn gecreëerd terwijl nog eens 12 500 banen bewaard zouden zijn gebleven. In de studie wordt tevens geschat dat de steun uit het Europees Visserijfonds door deze innoverende aanpak heeft bijgedragen tot de oprichting van 220 kmo's en microbedrijven. Vermoedelijk zullen deze cijfers nog stijgen wanneer de programmeringsperiode wordt afgesloten, aangezien de uitvoering op het terrein gestaag verloopt sinds de enquête werd uitgevoerd. 

De uitvoering van zwaartepunt 4 heeft geleid tot een hefboomeffect van 1,15 van het EVF, wat betekent dat een euro EVF-financiering 1,15 EUR aanvullende particuliere en publieke financiering heeft opgeleverd. Bovendien verwachten de FLAG's dat 61 % van de projecten zal worden voortgezet na stopzetting van de EVF-steun. Ondanks een aantal moeilijkheden is er over het algemeen geen tekort aan projecten en de vraag naar financiële middelen overtreft het aanbod.

In de studie worden er ook waardevolle suggesties aangereikt voor de verbetering van de leveringsmechanismen in de periode 2014-2020. Er zijn landenspecifieke aanbevelingen afgegeven voor 15 lidstaten.

Het verslag, samen met een samenvatting, is te vinden op de website van DG MARE: http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies/axis-4/index_en.htm

2.6.4.     Tijdelijk personeel

De Commissie heeft 0,85 miljoen EUR vastgelegd voor de bezoldiging van bij de uitvoering van het EVF betrokken tijdelijk personeel, met name om voldoende officiële EU-talen te bestrijken.

2.7.        Coördinatie tussen het EVF, de Structuurfondsen en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

Uit de operationele programma's blijkt dat alle lidstaten zich van meet af aan bewust waren van de noodzaak om bij de uitvoering van het EVF te zorgen voor samenhang en coördinatie met de Structuurfondsen, alsook met het ELFPO. In de OP's worden er gegevens verschaft over de systemen die in de lidstaten zijn (of worden) opgezet om overlap te voorkomen, zoals voorgeschreven in artikel 6 van de EVF-verordening. In de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de lidstaten wordt niet gewezen op fundamentele coördinatieproblemen.

2.8.        Voorbereidende werkzaamheden voor de programmeringsperiode 2014-2020: het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

In 2013 is de Commissie begonnen met het werk aan een voorstel voor een nieuw fonds, het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), dat in de periode 2014-2020 als financieel instrument zou worden ingezet ter ondersteuning van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Het EFMZV-voorstel was in zekere mate gebaseerd op de beoordeling van de uitvoering van het EVF. Het EFMZV is uiteindelijk in mei 2014 goedgekeurd.

3. BEOORDELING VAN DE EVF-UITVOERING PER ZWAARTEPUNT

3.1.        Zwaartepunt 1

3.1.1.     Economische prestaties van de visserijvloot van de EU in 2012 (gebaseerd op gegevens van het economisch jaarverslag 2014 – gegevens uit 2012[6])

Uit de gegevens voor 2012, waarop het economisch jaarverslag voor 2014 is gebaseerd, blijkt dat hoewel de inkomsten van de visserijvloot zijn gedaald ten opzichte van 2011, de kosten nog sterker zijn gedaald, waardoor de visserijvloot van de EU over het algemeen rendabeler was dan in 2011 . De daling van de inkomsten hangt samen met een daling van het totale gewicht en de totale waarde van de door de EU-vloot aangelande visserijproducten.

De visserijvloot van de EU heeft 6,9 miljard EUR aan inkomsten gegenereerd, wat overeenkomt met 3,3 miljard EUR aan bruto toegevoegde waarde, 1,3 miljard EUR brutowinst en 458 miljoen EUR nettowinst. Ondanks de hogere brandstofprijzen bleven de energiekosten grotendeels ongewijzigd omdat het energieverbruik van de EU-vloot is gedaald. Dit is terug te voeren op verschillende factoren, waaronder de overstap naar meer brandstofefficiënt vistuig met EVF-steun, nationale overheidssteun, de inkrimping van de vloot en de wijzigingen in het visserijgedrag en de dynamiek van de vloot.

Deze algemene positieve evolutie in 2012 was echter niet zichtbaar in alle vloten. Vijf nationale vloten hebben nettoverliezen geleden, en waar de prestaties van de grootschalige en in de verre visserij actieve vloten van 2008 tot 2012 zijn verbeterd, daar was bij de kleinschalige vloten een neerwaartse tendens in de prestaties waar te nemen.

Wat betreft werkgelegenheid, kwam het aantal vissers overeen met iets meer dan 120 000 voltijdequivalenten.

3.1.2.     Definitieve beëindiging van de visserijactiviteit

Op 31 mei 2014 had het EVF aan 4 087 concrete acties van definitieve beëindiging bijgedragen (+ 2,5 % ten opzichte van 31 mei 2013). De totale overheidsbijdrage bedroeg 898,58 miljoen EUR, waarvan 527,03 miljoen EUR afkomstig was van het EVF.

De cijfers per concrete actie zijn niet wezenlijk veranderd in vergelijking met het jaar voordien. De totale kosten per concrete actie bedragen 220 064 EUR (de op drie na grootste), waarbij 128 953 EUR afkomstig is van EVF-financiering (de op twee na grootste).

3.1.3.     Tijdelijke stillegging van de visserijactiviteit

Hoewel de tijdelijke stillegging relatief is gedaald in vergelijking met vorig jaar, blijft het de meest gebruikte maatregel wat het aantal concrete acties betreft (61 715, 51 % van het totale aantal). In het EVF blijven de gemiddelde kosten per concrete actie het laagst  (6 158 EUR totale kosten, 3 740 EVF-kosten) en sinds juli 2012 lopen de gemiddelde kosten terug (-3,3 %).

3.1.4.     Investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit

Dit is de op een na meest gebruikte EVF-maatregel (12 090 concrete acties). Het relatieve belang van de concrete acties (9,99 %) is echter met 10 % gedaald ten opzichte van 31 mei 2013.

De totale investering bedroeg 415 miljoen EUR en de totale overheidsbijdrage bedroeg 173,23 miljoen EUR. De bijdrage van het EVF aan het publieke deel bedroeg 97,48 miljoen EUR (2,86 % van de totale vastleggingen).

De kosten per concrete actie bedragen 34 327 EUR (de helft van de gemiddelde totale kosten), waaraan het EVF een bijdrage heeft geleverd van 8 063 EUR (minder dan 30 % van de gemiddelde EVF-bijdrage). De particuliere bijdrage per actie bedraagt 20 000 EUR.

3.1.5.     Sociaal-economische compensatie voor het beheer van de vissersvloot

Er vinden relatief weinig concrete acties plaats op dit gebied (5 416, 4,47 % van het totale aantal) en deze acties zijn zeer kleinschalig op vlak van investeringen (de op een na kleinschaligste in het EVF).

De totale investering bedraagt 152,8 miljoen EUR, waaronder een totale overheidsbijdrage van 101,92 miljoen EUR. De EVF-bijdrage bedroeg 61,55 miljoen EUR (1,8 % van de EVF-vastleggingen op 31 mei 2014).

De kosten per concrete actie bedragen 11 927 EUR (20 % van de gemiddelde totale kosten), waaraan het EVF een bijdrage heeft geleverd van 7 205 EUR (25 % van de gemiddelde EVF-bijdrage). De particuliere bijdrage is gering en bedraagt 1 632 EUR (10 % van de gemiddelde particuliere bijdrage aan EVF-maatregelen).

3.2.        Zwaartepunt 2

3.2.1.     Binnenvisserij

Er zijn weinig maatregelen op het gebied van de binnenvisserij (artikel 33 van de EVF-verordening) en deze zijn kleinschalig wat de investeringen betreft. Deze reeks maatregelen wordt op twee na het minst gebruikt in het EVF. Op 31 mei 2014 waren er slechts 944 concrete acties aan de gang (0,78 % van alle acties). Zij vertegenwoordigen slechts 0,36 % van de totale EVF-vastleggingen, de kleinste post van de vastleggingen. Zij zijn ook de vijfde goedkoopste wat betreft EVF-vastleggingen per concrete actie, met name 12 967 euro, wat minder is dan de helft van de gemiddelde EVF-kosten per concrete actie (28 192 EUR). De gemiddelde totale investering per concrete actie bedraagt 32 456 euro. Dat is ook de op twee na kleinste. De gemiddelde nationale overheidsbijdrage bedraagt minder dan 5 800 EUR en de gemiddelde particuliere bijdrage per concrete actie bedraagt 13 696 EUR.

3.2.2.     Aquacultuur

Maatregelen op het gebied van aquacultuur vormen een van de grootste investeringen voor het EVF. Het aantal concrete acties op dit gebied is klein (6 % van het totale aantal acties), maar zij slorpen een onevenredig deel van de EVF-vastleggingen op (14,45 %). De totale kosten per concrete actie bedragen 179 000 EUR (de op vijf na grootste), waarvan 80 600 EUR uit particuliere bijdragen (4 keer zoveel als de gemiddelde particuliere bijdrage) en 68 333 EUR uit het EVF, oftewel 2,5 keer het gemiddelde. In absolute cijfers is 1 287 miljard EUR geïnvesteerd in 7 209 concrete aquacultuuracties tot en met 31 mei 2014, inclusief de 492,6 miljoen EUR van het EVF, 214,05 miljoen EUR aan nationale overheidsbijdragen en 580,74 miljoen EUR aan particuliere financiering. Investeringen in de aquacultuur zijn de op een na grootste voor het EVF (na de verwerking) en aanzienlijk groter dan de investeringen in de definitieve beëindiging.

Volgens het economisch jaarverslag (gegevens voor 2012) bereikten het verkoopvolume en waarde in 2012 respectievelijk 1,39 miljoen ton en 4,37 miljard EUR. Dit komt neer op een stijging van 3 % voor het volume en een stijging van 10 % voor de waarde tussen 2011 en 2012.  Het totale aantal bedrijven lag op ongeveer 15 000, waarvan 90 % microbedrijven (bedrijven met minder dan 10 werknemers).

De werkgelegenheid in de aquacultuur levert naar schatting in totaal ongeveer 80 000 banen op, waarvan het merendeel deeltijdse banen zijn. Het aantal mensen met een voltijdbaan is enigszins gedaald, wat kan wijzen op een tendens tot grotere specialisatie. Tegen die achtergrond is het gemiddelde loon tussen 2011 en 2012 met 9 % gestegen.

De rentabiliteit van de aquacultuursector in de EU is tussen 2011 en 2012 gedaald, hoewel deze nog steeds positief was. De arbeidsproductiviteit in de sector is tussen 2011 en 2012 met 4 % gedaald. De mariene aquacultuur heeft een winst van 165 miljoen EUR geboekt, gevolgd door de schaaldierensector met een winst van 32 miljoen EUR en de zoetwatersector, die een verlies van 32 miljoen EUR heeft geleden.

In september 2014 heeft de Europese Rekenkamer een speciaal verslag over "De doeltreffendheid van de EVF-steun voor de aquacultuur" gepubliceerd. Uit het verslag bleek dat de maatregelen ter ondersteuning van de aquacultuur in de periode tot 2013 niet goed waren opgezet en uitgevoerd op zowel EU- als lidstaatniveau, en dat het EVF er niet in was geslaagd een goede kosten-batenverhouding te leveren en effectieve steun te bieden voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur.

De auditors constateerden dat het kader op EU-en lidstaatniveau niet geschikt was om de doelstellingen van de EU voor de duurzame ontwikkeling van aquacultuur te realiseren. De nationale strategische plannen en operationele programma’s van de lidstaten boden geen voldoende duidelijke basis voor de ondersteuning van aquacultuur en het ontbrak de lidstaten aan een coherente strategie voor de sector. EVF-financiering was vaak niet genoeg toegespitst op aquacultuurprojecten. Overigens constateerden de auditors dat de projecten vaak niet de geplande resultaten bereikten.

Het verslag is te vinden op:    http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR14_10/QJAB14010NLC.pdf

Om ervoor te zorgen dat de beschikbare EU-middelen voor aquacultuur op gerichte wijze worden besteed, en na de vaststelling in 2013 van strategische richtsnoeren[7] voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, heeft de Commissie de nationale autoriteiten gevraagd om meerjarige nationale strategische plannen op te stellen voor elke lidstaat. In deze plannen wordt er ingegaan op de belangrijke factoren die de ontwikkeling van de aquacultuur in de EU belemmeren (noodzaak om de administratieve procedures te vereenvoudigen, om te zorgen voor toegang tot ruimte en water via geïntegreerde ruimtelijke ordening, om het concurrentievermogen van de sector te verbeteren, en om gebruik te maken van de concurrentievoordelen van de aquacultuursector in de EU (gelijke speelveld)). De Commissie zal gebruik maken van deze plannen om de lidstaten te helpen bij het vaststellen van de prioriteiten voor de projecten die kunnen worden gefinancierd in het kader van het nieuwe Fonds. Samen met de aanbevelingen van de Rekenkamer en de lessen die zijn getrokken uit de periode 2007-2013, hoopt de Commissie op een meer resultaatgerichte benadering van investeringen in de aquacultuursector die worden ondersteund door het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.

3.2.3.     Verwerking

Zoals uitgelegd in vorige EVF-uitvoeringsverslagen vertegenwoordigen concrete acties op het gebied van verwerking een significant deel van de EVF-vastleggingen (16,65 %), zelfs al is hun aantal relatief klein (4,18 % van het totale aantal concrete acties). De volgende lidstaten spenderen meer dan 16 % van hun budget voor operationele programma's (financiële steun van de EU en de overheid) aan verwerking: Oostenrijk (40 %), Litouwen (26 %), Portugal (25 %), Slovakije (24 %), Letland (23 %), Malta (22 %), het Verenigd Koninkrijk (18 %) en Estland (17 %). De lidstaten die minder dan 5 % van hun OP-budget aan verwerking spenderen, zijn: Frankrijk (4 %), België (2 %) en Nederland (2 %).

De EVF-kosten per concrete actie (112 400 EUR) zijn vier keer zo groot als de gemiddelde kosten van het EVF (vijfde in absolute waarde). De particuliere bijdrage (220 358 EUR) is ongeveer tien keer zo groot als de gemiddelde bijdrage van het EVF, de grootste in absolute cijfers. De totale kosten per concrete actie (393 718 EUR) zijn de op een na grootste en lidstaten als Portugal, Litouwen, Malta en Griekenland dragen meer dan 500 000 EUR steun bij per concrete actie. De verwerkingssector trekt een aanzienlijk deel van de particuliere financiering aan. Op 31 mei 2014 bedroegen de totale investeringen in de verwerkingssector 1,99 miljard EUR voor 5 057 concrete acties. Hiervan kwam 568,4 miljoen EUR uit het EVF, 308 miljoen EUR uit nationale overheidsfinanciering en 1114 miljard EUR uit particuliere financiering.

3.3.        Zwaartepunt 3

3.3.1.     Vissershavens, aanvoer- en beschuttingsplaatsen

Op 31 mei 2014 leverde het EVF een bijdrage aan 1 446 infastructuurprojecten (1,2 % van het totale aantal EVF-acties).

De totale investeringen bedragen 695,97 miljoen EUR, met een overheidsbijdrage van 639,6 miljoen EUR (waarvan 396,4 miljoen gefinancierd door het EVF).

Infastructuurprojecten zijn de duurste investeringen op vlak van de totale investeringen per project (481 306 EUR), de EVF-financiering (274 111 EUR, bijna tien keer zoveel als het gemiddelde) en de nationale overheidsbijdrage (167 518 EUR). De particuliere financiering per project (39 677 EUR, bijna twee keer zoveel als de gemiddelde particuliere bijdrage) is gering en relatief onbeduidend in vergelijking met dezelfde cijfers voor de verwerkingssector.

3.3.2.     Ontwikkeling van nieuwe markten en promotiecampagnes

Op 31 mei 2014 was het aantal gefinancierde concrete acties redelijk klein (2 232 acties, 1,84 % van het totale aantal acties). Het ging echter wel om aanzienlijke bedragen. De totale investeringen bedragen 222,2 miljoen EUR, met een overheidsbijdrage van 204,4 miljoen EUR (130,56 miljoen EUR gefinancierd uit het EVF, oftewel 3,82 % van de totale EVF-vastleggingen).

Concrete acties op dit gebied vereisen de minste financiële middelen in zwaartepunt 3. De totale investering per project bedraagt 99 560 EUR. Hiervan kwam 58 492,5 EUR gefinancierd uit het EVF, 33 082 EUR uit nationale overheidsfinanciering en 7 985 EUR uit particuliere financiering.

3.3.3.     Proefacties

Proefacties zijn van vitaal belang voor de bevordering van innovatie in het EVF. In het zesde EVF-uitvoeringsverslag heeft de Commissie haar bezorgdheid geuit over het kleine aantal concrete acties en over het feit dat deze acties sterk afhankelijk zijn van overheidssteun. De cijfers van 31 mei 2014 bevestigen deze bezorgdheid. Het aantal concrete acties (592) blijft zeer klein (0,49 % van het totale aantal acties), hoewel sinds 13 mei 2014 echter aanzienlijke vooruitgang is geboekt (+18 %).

De totale investering per concrete actie (350 193 EUR) is de op twee na grootste investering in het EVF, en is aan het toenemen. Het hefboomeffect en met name het particuliere deel ervan blijft onder het EVF-gemiddelde. Het aandeel van het particuliere deel is zelfs afgenomen ten opzichte van het jaar voordien. Hieruit blijkt de terughoudendheid van particuliere financiers om deel te nemen aan risicovolle projecten.

3.4.        Zwaartepunt 4

In 2013 is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zwaartepunt 4. De 21 lidstaten die zwaartepunt 4 ten uitvoer brengen, hebben hun FLAG's geselecteerd en op 31 mei 2014 waren er 312 groepen.

Alle belanghebbenden die actief waren in het kader van zwaartepunt vier – FLAG's, projectontwikkelaars, beheersautoriteiten en intermediaire instanties – hebben het in 2013 druk gehad met de voorbereiding, selectie, goedkeuring en betaling van projecten. Uit de betrokken cijfers blijkt dat er geleidelijk meer projecten zijn goedgekeurd: waar eind 2012 er slechts 2 756 projecten in de praktijk waren geselecteerd, liep dit cijfer in een jaar op tot 6 353 projecten. Deze trend heeft zich doorgezet en op 31 mei 2014 waren 8 800 projecten goedgekeurd, voor een totaal bedrag aan EVF-vastleggingen van 328 miljoen EUR. De geraamde totale waarde van deze projecten bedroeg meer dan 690 miljoen EUR.

Sommige lidstaten hebben in 2013 hun toewijzingen voor zwaartepunt 4 gewijzigd. De twee lidstaten met de meeste middelen voor zwaartepunt 4 (Polen en Roemenië) hebben onlangs hun toewijzingen verminderd. Dit bracht het totale budget van zwaartepunt 4 op iets meer dan 500 miljoen EUR.

4. Eerste reeks operationele conclusies van het EVF voor de periode 2007-2013

· Zowel de vastleggingen als de gecertificeerde uitgaven op het niveau van de lidstaten zijn verbeterd, maar er is nog een weg af te leggen.

Aan het einde van 2013, slechts twee jaar voor afloop van de uitvoering van het EVF, bedroegen de gecertificeerde tussentijdse betalingen die door de lidstaten waren voorgelegd iets meer dan de helft van de totale EVF-toewijzing. Het aantal vastleggingen in deze fase is aanzienlijk groter op nationaal niveau (80 %), maar ligt nog steeds onder het ideale/verwachte cijfer van 100 %.

Deze lage cijfers aan het einde van de programmeringsperiode zouden erop kunnen wijzen dat de lidstaten niet in staat zullen zijn ten volle gebruik te maken van 20 % van de beschikbare middelen ter ondersteuning van de uitvoering van het GVB tenzij intussen aanvullende middelen worden vastgelegd ter dekking van de rest van de programmeringsperiode, d.w.z. tot 31 december 2015.

· De tendensen van de voorgaande uitvoeringsverslagen zijn bevestigd. Maatregelen betreffende de vloot, hoewel deze nog steeds belangrijk zijn, zijn geleidelijk afgenomen. Aquacultuur en verwerking blijven belangrijke investeringsgebieden voor het EVF. Zwaartepunt 4 vordert gestaag.

In de afgelopen 2 jaren (2012-2013) is de EVF-steun voor maatregelen in zwaartepunt 1 afgenomen, terwijl de steun voor maatregelen in zwaartepunt 2 is toegenomen, dit zowel voor aquacultuur als verwerking. Hierbij werd een aanzienlijk bedrag uit particuliere financiering aan verwerking besteed. Investeringen in de aquacultuur zijn de op een na grootste voor het EVF, na verwerking. Zwaartepunt 3 lijkt ook vooruitgang te boeken, zij het in een langzamer tempo. De uitvoering van zwaartepunt 4 is in 2013 goed gevorderd, maar blijft nog steeds achter bij de rest.

· Algemene conclusie over de audit. In 2013 heeft DG MARE een beoordeling van het werk van de auditautoriteiten in bepaalde lidstaten uitgevoerd. Zeven operationele programma's werden gecontroleerd. DG MARE kwam tot de conclusie dat, in alle gevallen, de adviezen van de auditautoriteiten betrouwbaar waren (hoewel enkele verbeteringen nodig waren).

FINANCIËLE UITVOERING VAN HET EVF DOOR DE COMMISSIE IN CONVERGENTIE- EN NIET-CONVERGENTIEREGIO'S

Land || || Toegekend a || Vastgelegd b || Betaald c || % (b) / (a) || % (c) / (a)

BELGIË || Periode 2007-2013 || 26 261 648.00 || 26 261 648.00 || 15 856 227.33 || 100,00 % || 60,38 %

Begrotingsjaar: 2013 || 4 566 926.00 || 4 566 926.00 || 0,00 ||

Bulgarije || Periode 2007-2013 || 71 742 671.00 || 71 742 671.00 || 30 422 962.96 || 100,00 % || 42,41 %

Begrotingsjaar: 2013 || 14 817 432.00 || 14 817 432.00 || 5 920 289.26 ||

Tsjechië || Periode 2007-2013 || 27 106 675.00 || 27 106 675.00 || 19 509 468.35 || 100,00 % || 71,97 %

Begrotingsjaar: 2013 || 4 395 714.00 || 4 395 714.00 || 0,00 ||

Denemarken || Periode 2007-2013 || 133 675 169.00 || 133 675 169.00 || 83 243 496.02 || 100,00 % || 62,27 %

Begrotingsjaar: 2013 || 20 249 424.00 || 20 249 424.00 || 2 127 292.84 ||

Duitsland || Periode 2007-2013 || 137 537 645.00 || 137 537 645.00 || 81 831 242.83 || 100,00 % || 59,50 %

Begrotingsjaar: 2013 || 22 785 090.00 || 22 785 090.00 || 15 490 828.28 ||

Estland || Periode 2007-2013 || 84 568 039.00 || 84 568 039.00 || 54 336 527.77 || 100,00 % || 64,25 %

Begrotingsjaar: 2013 || 15 488 132.00 || 15 488 132.00 || 12 107 723.59 ||

Ierland || Periode 2007-2013 || 42 266 603.00 || 42 266 603.00 || 33 467 120.83 || 100,00 % || 79,18 %

Begrotingsjaar: 2013 || 7 350 203.00 || 7 350 203.00 || 0,00 ||

Griekenland || Periode 2007-2013 || 207 832 237.00 || 207 832 237.00 || 145 700 703.39 || 100,00 % || 70,10 %

Begrotingsjaar: 2013 || 29 020 837.00 || 29 020 837.00 || 50 836 540.00 ||

Spanje || Periode 2007-2013 || 1 117 001 406.00 || 1 117 001 406.00 || 666 766 521.03 || 100,00 % || 59,69 %

Begrotingsjaar: 2013 || 164 369 114.00 || 164 369 114.00 || 67 686 522.28 ||

Frankrijk || Periode 2007-2013 || 213 025 429.00 || 213 025 429.00 || 131 616 673.94 || 100,00 % || 61,78 %

Begrotingsjaar: 2013 || 32 728 219.00 || 32 728 219.00 || 34 523 047.25 ||

Kroatië || Periode 2007-2013 || 8 700 000.00 || 8 700 000.00 || 2 175 000.00 || 100,00 % || 25,00 %

Begrotingsjaar: 2013 || 8 700 000.00 || 8 700 000.00 || 2 175 000.00 ||

Italië || Periode 2007-2013 || 414 060 995.00 || 414 060 995.00 || 240 995 602.39 || 100,00 % || 58,20 %

Begrotingsjaar: 2013 || 63 740 728.00 || 63 740 728.00 || 77 515 835.93 ||

Cyprus || Periode 2007-2013 || 19 724 418.00 || 19 724 418.00 || 15 546 048.76 || 100,00 % || 78,82 %

Begrotingsjaar: 2013 || 2 987 900.00 || 2 987 900.00 || 65 839.24 ||

Letland || Periode 2007-2013 || 125 015 563.00 || 125 015 563.00 || 102 422 830.92 || 100,00 % || 81,93 %

Begrotingsjaar: 2013 || 22 451 354.00 || 22 451 354.00 || 16 022 380.73 ||

Litouwen || Periode 2007-2013 || 54 713 408.00 || 54 713 408.00 || 39 794 284.68 || 100,00 % || 72,73 %

Begrotingsjaar: 2013 || 9 332 205.00 || 9 332 205.00 || 11 169 512.89 ||

Luxemburg || Periode 2007-2013 || 0,00 || 0,00 || 0,00 || 0,00 % || 0,00 %

Begrotingsjaar: 2013 || 0,00 || 0,00 || 0,00 ||

Hongarije || Periode 2007-2013 || 34 769 572.00 || 34 769 572.00 || 25 655 937.59 || 100,00 % || 73,79 %

Begrotingsjaar: 2013 || 6 540 370.00 || 6 540 370.00 || 4 216 277.97 ||

Malta || Periode 2007-2013 || 8 372 329.00 || 8 372 329.00 || 4 493 345.49 || 100,00 % || 53,67 %

Begrotingsjaar: 2013 || 1 645 221.00 || 1 645 221.00 || 1 630 914.58 ||

Nederland || Periode 2007-2013 || 48 578 417.00 || 48 578 417.00 || 27 186 099.98 || 100,00 % || 55,96 %

Begrotingsjaar: 2013 || 7 358 771.00 || 7 358 771.00 || 5 982 530.89 ||

Oostenrijk || Periode 2007-2013 || 5 259 318.00 || 5 259 318.00 || 4 722 272.76 || 100,00 % || 89,79 %

Begrotingsjaar: 2013 || 790 279.00 || 790 279.00 || 347 511.09 ||

Polen || Periode 2007-2013 || 734 092 574.00 || 734 092 574.00 || 390 177 612.90 || 100,00 % || 53,15 %

Begrotingsjaar: 2013 || 126 330 307.00 || 126 330 307.00 || 116 130 228.87 ||

Portugal || Periode 2007-2013 || 226 746 668.00 || 226 746 668.00 || 146 115 817.00 || 100,00 % || 64,44 %

Begrotingsjaar: 2013 || 36 914 101.00 || 36 914 101.00 || 34 325 919.48 ||

Roemenië || Periode 2007-2013 || 196 181 626.00 || 196 181 626.00 || 87 676 530.55 || 100,00 % || 44,69 %

Begrotingsjaar: 2013 || 45 362 301.00 || 45 362 301.00 || 55 376 542.06 ||

Slovenië || Periode 2007-2013 || 21 640 283.00 || 21 640 283.00 || 13 481 826.73 || 100,00 % || 62,30 %

Begrotingsjaar: 2013 || 3 071 793.00 || 3 071 793.00 || 4 345 441.02 ||

Slowakije || Periode 2007-2013 || 12 898 749.00 || 12 898 749.00 || 8 304 073.77 || 100,00 % || 64,38 %

Begrotingsjaar: 2013 || 2 543 929.00 || 2 543 929.00 || 3 133 897.42 ||

Finland || Periode 2007-2013 || 39 448 827.00 || 39 448 827.00 || 27 428 599.57 || 100,00 % || 69,53 %

Begrotingsjaar: 2013 || 5 975 800.00 || 5 975 800.00 || 5 086 898.73 ||

Zweden || Periode 2007-2013 || 54 664 803.00 || 54 664 803.00 || 35 167 059.56 || 100,00 % || 64,33 %

Begrotingsjaar: 2013 || 8 280 751.00 || 8 280 751.00 || 10 167 185.03 ||

Verenigd Koninkrijk || Periode 2007-2013 || 134 201 597.00 || 134 201 597.00 || 62 339 357.56 || 100,00 % || 46,45 %

Begrotingsjaar: 2013 || 23 710 811.00 || 23 710 811.00 || 10 392 606.72 ||

Totaal || Periode 2007-2013 || 4 200 086 669.00 || 4 200 086 669.00 || 2 496 433 244.66 || 100,00 % || 59,44 %

Begrotingsjaar: 2013 || 691 507 712.00 || 691 507 712.00 || 546 776 766.15 ||

[1]               Art. 68 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds, PB L 120 van 15.8.2006.

[2]               Tabel I. Financiële uitvoering in de convergentieregio's.

                Tabel II. Financiële uitvoering in niet-convergentieregio's.

              Tabel III. Financiële uitvoering in convergentieregio's en niet-convergentieregio's.

                Tabel IV. Geprogrammeerde EVF-bedragen per prioritair zwaartepunt en per lidstaat.

                Tabel IV. Gecertificeerde EVF-uitgaven per prioritair zwaartepunt en per lidstaat.

[3]               Per 31 mei 2014.

[4]               Gemeten op het niveau van de gecertificeerde betalingen.

[5]               Er zijn geen individuele maatregelen in het kader van zwaartepunt 4. Bijgevolg levert de vergelijking van het hele zwaartepunt met de individuele maatregelen in het kader van de andere zwaartepunten een enigszins verkeerd beeld op.

[6]               De gegevens die op grond van het kader voor gegevensverzameling door de lidstaten zijn verzameld, hebben twee jaar achterstand.

[7]               Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU, COM(2013)229.