Bijlagen bij COM(2015)190 - Verslag toepassing van Richtlijn 2004/113/EG aangaande het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage XVIII bij de EER-overeenkomst aan het arrest-Test-Aankoop. 45

Zoals de Commissie in haar richtsnoeren over het arrest-Test-Aankoop aangeeft, betreft het arrest slechts particuliere verzekeringscontracten binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/113/EG. Het heeft geen rechtsgevolgen voor bedrijfspensioenregelingen, die onder Richtlijn 2006/54/EG vallen. In artikel 9, lid 1, onder h), van die richtlijn wordt toegestaan dat voor mannen en vrouwen uiteenlopende niveaus voor de prestaties worden vastgesteld indien actuariële berekeningsfactoren daartoe aanleiding geven.

Sommige lidstaten hebben echter besloten om ook voor bedrijfspensioenen sekseneutrale regels vast te stellen, teneinde gendergelijkheid op alle terreinen te waarborgen 46 . De overgrote meerderheid van de lidstaten heeft echter alleen sekseneutrale regels vastgesteld voor zover dat overeenkomstig het arrest voor particuliere verzekeringscontracten verplicht is. In die lidstaten zijn bij bedrijfspensioenen nog verschillen mogelijk op basis van actuariële gegevens inzake levensverwachting.

5.3Economische impact van het arrest voor de verzekeringsmarkt

Naar aanleiding van het arrest-Test-Aankoop werden door partijen binnen de verzekeringssector aanzienlijke gevolgen voor de prijsniveaus voorspeld, met het argument dat de onmogelijkheid om het geslacht als eenvoudige en betrouwbare risicotoewijzingsfactor toe te passen, tot een algemene prijsverhoging voor verzekeringsproducten zou leiden.

Het arrest en de toepassing ervan brachten voor de verzekeringssector bepaalde eenmalige kosten met zich mee, doordat de verzekeraars, om hun producten sekseneutraal te maken, sekseneutrale actuariële tabellen moesten opstellen en hun producten opnieuw moesten prijzen en op de markt brengen. De initiële nalevingskosten werden voor Spanje op circa 14 miljoen EUR geraamd en voor Nederland op 7,7 miljoen EUR.

Ten aanzien van de tariefontwikkelingen in de verzekeringssector moet worden benadrukt dat er geen exacte economische aanwijzingen zijn voor de gevolgen van het arrest. Het is om een aantal redenen moeilijk om betrouwbare, kwantificeerbare informatie te geven over de gevolgen van de invoering van sekseneutrale tarieven.

Het gebrek aan beschikbare gegevens, waar enkele lidstaten en belanghebbenden op hebben gewezen 47 , hangt er waarschijnlijk mee samen dat het arrest-Test-Aankoop pas vanaf 21 december 2012 moest zijn uitgevoerd. De sindsdien verlopen tijd lijkt te kort voor het verzamelen van economische gegevens die verder gaan dan zeer kortstondige effecten.

Het is bovendien erg lastig om de effecten te onderscheiden van de verschillende factoren die bij de ontwikkeling van de verzekeringsmarkt een rol spelen en een correcte inschatting te geven van de specifieke invloed van de sekseneutrale premies op de tarieven of de productontwikkeling. Op de meeste markten moesten de verzekeraars niet alleen sekseneutrale premies invoeren, maar ook andere wettelijke en regelgevingsontwikkelingen op nationaal en EU-niveau verwerken 48 .

Naast wat wettelijk vereist was, hebben verzekeraars wellicht bij de regelmatige productcyclus ook productkenmerken gewijzigd om hun verzekeringsproducten te verbeteren. In dit verband kan worden gedacht aan ontwikkelingen op het gebied van de beoordeling van risicofactoren 49 , nieuwe criteria voor de beoordeling van producten en differentiëring van tarieven (bijv. met gebruik van telematica – waarbij voor de autoverzekering een “zwarte doos” in de auto wordt ingebouwd 50 ) of de ontwikkeling van nieuwe producten om specifieke klanten aan te trekken. In Spanje hebben sommige verzekeraars, om meer vrouwelijke klanten aan te trekken, bijvoorbeeld nieuwe producten gelanceerd die vooral voor vrouwen voordelen opleveren. Andere productaanbiedingen zijn dekking voor diefstal van bagage uit de auto of specifieke bijstand voor zwangere vrouwen bij gezondheidsproblemen tijdens het autorijden. Al deze veranderingen kunnen van invloed zijn geweest op de prijs van verzekeringsproducten of de dekking die deze bieden.

Volgens de beschikbare informatie lijken de gevolgen van de invoering van het beginsel van sekseneutraliteit bij de vaststelling van verzekeringstarieven gering tot onbeduidend 51 . Zoals te verwachten en wellicht onvermijdelijk was, zijn de premietarieven voor bepaalde verzekeringen (zoals autoverzekeringen) voor vrouwen verhoogd en voor mannen verlaagd. Volgens Svensk Försäkring (de Zweedse brancheorganisatie) zijn autoverzekeringen voor vrouwen ca. 10% duurder geworden, terwijl voor jonge mannen, die bij verkeersongevallen oververtegenwoordigd zijn, een overeenkomstige daling van de verzekeringspremie is geconstateerd. In Italië is uit onderzoek van juli 2012 tot januari 2013 gebleken dat vóór december 2012 de premies voor ervaren vrouwelijke chauffeurs van middelbare leeftijd 3% duurder waren dan die voor mannen in dezelfde situatie. Voor jonge automobilisten is de situatie geheel anders: vóór december 2012 was het tarief voor vrouwen 18% lager dan dat voor mannen, terwijl na die datum de premies voor vrouwen tot 18% stegen, terwijl die voor mannen met 10% daalden. Voor andere producttypen zijn de premies voor mannen gestegen en die voor vrouwen gedaald. Per saldo lijkt de impact op de markt, hoewel het beeld niet over de hele linie gelijk is, tamelijk neutraal of zeer beperkt te zijn. In ieder geval lijkt er geen sprake van ongefundeerde prijsontwikkelingen.

6. Bescherming van slachtoffers van discriminatie

Slachtoffers van discriminatie kunnen zich wenden tot de rechter en tot de nationale instanties voor gelijke behandeling, die onder meer tot taak hebben onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers. De bepalingen zijn in het EU-acquis betreffende gelijke behandeling en discriminatiebestrijding vrijwel identiek. De bevindingen van recente verslagen over andere richtlijnen 52 betreffende belangrijke concepten als toegang tot de rechter, regels voor de bewijslast en effectieve, evenredige en afschrikkende sancties zijn ook hier van toepassing.

Wat discriminatiebestrijding en gelijke behandeling betreft, hebben de lidstaten en belanghebbenden erkend dat de instanties voor gelijke behandeling een noodzakelijke rol spelen bij het in de praktijk brengen van de wet zodat die geen dode letter blijft. Zij moeten erop toezien dat de wettelijke rechten ook daadwerkelijk worden toegepast. De Commissie heeft daarom in haar mededeling over de EU-agenda voor justitie voor 2020 de aandacht gevestigd op de belangrijke rol die de instanties voor gelijke behandeling kunnen spelen om burgers doeltreffende rechtsmiddelen te bieden 53 . De Commissie zal ervoor blijven ijveren dat de instanties voor gelijke behandeling deze taak daadwerkelijk ten volle kunnen uitvoeren, met name door toe te zien op de toepassing van de desbetreffende voorschriften. Zij zal ook onderzoeken hoe de vereisten waaraan instanties voor gelijke behandeling volgens de richtlijn moeten voldoen, nog kunnen worden verduidelijkt. Dat geldt met name voor sleutelbegrippen als onafhankelijkheid en effectiviteit.

De Commissie bevordert goede praktijken om de burgers beter bewust te maken van hun rechten, zodat de volledige toepassing van het beginsel van gelijke behandeling in de hele EU wordt gegarandeerd, en de bescherming van slachtoffers wordt verbeterd.

7. Conclusies en vooruitzichten

Specifiek op het gebied van financiële diensten was de uitvoering van het arrest-Test-Aankoop in de verzekeringssector de grootste uitdaging. Alle lidstaten hebben het arrest ten uitvoer gelegd of werken daaraan. Sommige lidstaten hebben ervoor gekozen verder te gaan dan het arrest vraagt en de regel van sekseneutraliteit toe te passen op alle soorten verzekeringen en pensioenen, dus ook op bedrijfssocialezekerheidsfondsen die onder Richtlijn 2006/54/EG vallen. Het HvJEU oordeelde in september 2014 bovendien dat het bij wettelijke socialezekerheidspensioenen op basis van Richtlijn 79/7/EEG niet is toegestaan verschillende uitkeringen toe te kennen op basis van seksespecifieke actuariële gegevens 54 . Gezien deze ontwikkelingen zal de Commissie de toepassing van seksegedifferentieerde voorwaarden op onder Richtlijn 2006/54/EG vallende bedrijfspensioenen beoordelen. Zij zal daarbij nagaan of maatregelen moeten worden getroffen om te waarborgen dat bij alle pijlers van het pensioenstelsel (vrijwillige, wettelijke en bedrijfspensioenregelingen) volledige sekseneutraliteit in acht wordt genomen.

Wat het effect van het arrest-Test-Aankoop op de verzekeringstarieven betreft, lijkt het nog te vroeg om definitieve conclusies vast te stellen. Op basis van de weinige aanwijzingen die al beschikbaar zijn, lijkt het effect echter zeer gering te zijn.

Alle lidstaten hebben maatregelen getroffen om Richtlijn 2004/113/EG om te zetten in hun nationale rechtsorde en de procedures en instanties voor de tenuitvoerlegging ervan in te stellen. De Commissie acht het in dit stadium niet nodig wijzigingen van de richtlijn voor te stellen. Zij zal voorrang geven aan het aanpakken van de resterende omzettingsproblemen in overleg met de betrokken lidstaten, met name wat betreft de reikwijdte van de uitzonderingsbepaling van artikel 4, lid 5, van de richtlijn.

Verdere werkzaamheden op handhavingsgebied en verdere jurisprudentie op nationaal en EU-niveau moeten meer duidelijkheid scheppen over enkele van de in dit verslag aan de orde gestelde vragen. Vervolgens is het voor de lidstaten de belangrijkste uitdaging om erop toe te zien dat hun bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten en hun instanties voor gelijke behandeling de slachtoffers in de praktijk systematisch volledige bescherming bieden. De Commissie zet haar monitoringactiviteiten voort en blijft de lidstaten ondersteuning bieden om het potentieel van de richtlijn volledig te benutten.

(1) Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37.
(2) Arrest van 1 maart 2011 in zaak C-236/09, PB C 130 van 30.4.2011, blz. 4.
(3) Mededeling van de Commissie – Richtsnoeren betreffende de toepassing van Richtlijn 2004/113/EG van de Raad op verzekeringen, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-236/09 (Test-Aankoop), C(2011) 9497 definitief, PB C 11 van 13.1.2012.
(4) BE, DE, DK, LT, LV en PL.
(5) Zaak C-196/87, Steymann, 5 oktober 1988, punten 9 en 12.
(6) Zie bijvoorbeeld de zaken C-51/96, Deliège, en C-191/97, Pacqué, 11 april 2000, punt 46.
(7) Zie bijvoorbeeld C-157/99, Smits en Peerbooms, 12 juli 2001, punt 57.
(8) Seksediscriminatie in het kader van wettelijke socialezekerheidsregelingen valt echter wel onder Richtlijn 79/7/EEG.
(9) Bijvoorbeeld wanneer iemand een kamer in de eigen woning onderverhuurt. De uitsluitingsgrond lijkt in dit geval tevens van toepassing als de kamer publiekelijk wordt aangeboden in een krant of op internet.
(10) Zie zaak C-13/94, P. / S. en Cornwall County Council, 30 april 1996, en zaak C-423/04, Richards / Secretary for Work and Pensions, 27 april 2006.
(11) BE, CZ, SE, SK en UK.
(12) Zie voor meer informatie over genderidentiteit het verslag “Discrimination on the grounds of sex, gender identity and gender expression” (2011) van het Europees netwerk van juridische deskundigen op het gebied van non-discriminatie. Het verslag is verkrijgbaar op
http://bookshop.europa.eu/en/trans-and-intersex-people-pbDS3212033/
(13) Met name AT.
(14) AT: ca. 50 klachten in 2012; BE: 1 à 2 klachten per jaar (sommige van transgenders); DK: 15 à 20 zaken en SE: 5 zaken in de periode 2009–2013. FR meldde dat er een gebrek was aan onderscheiden specifieke gegevens over intimidatie bij de toegang tot goederen en diensten.
(15) CZ.
(16) BG.
(17) LT en LV.
(18) Bijvoorbeeld in DK. Soortgelijke gevallen zijn gemeld voor EE en HU (restaurants) en IE (bioscopen en theaters).
(19) HU en LV.
(20) UK.
(21) AT, BE, DK en Equinet.
(22) Zie het Equinet-verslag over instanties voor gelijke behandeling in de verschillende lidstaten.
(23) Zie met name het arrest van 30 maart 2006 in zaak C-451/03, Servizi Ausiliari Dottori Commercialisti Srl, punt 45.
(24) BE en HU.
(25) Interessant is dat enkele lidstaten, zoals BE en NL, ervoor hebben gekozen om in hun wetgeving een limitatieve opsomming te geven van de sectoren waarvoor deze uitzonderingsbepaling kan gelden, of in deze mogelijkheid hebben voorzien.
(26) Zie het Equinet-verslag.
(27) Een treinrijtuig voor vrouwen (CZ) of een hotelverdieping voor vrouwen (CZ).
(28) Gemeld door AT, BE, DK, LV, PL en SI.
(29) Gemeld door BE, DE en DK.
(30) Gemeld door MT, PL en SI.
(31) Gemeld door SI en DK.
(32) SK: artikel 8a van de antidiscriminatiewet.
(33) UK: artikel 158 van de Equality Act 2010.
(34) Bezirksgericht Leopoldstadt (31C 649/09z-9). Zie ook punt 4.1 over de Duitse rechter die in een vergelijkbare situatie naar artikel 4, lid 5, verwijst.
(35) C-366/99, Griesmar, 29 november 2001.
(36) In sommige lidstaten (o.a. DE, FR, IT en UK) hebben de uitspraak en de uitvoering ervan tot een intense discussie en grote media-aandacht geleid.
(37) Zie het verslag van de Eiopa over de uitvoering van het arrest-Test-Aankoop: EIOPA-CCPFI-13/091, 6 februari 2014.
(38) AT, BG, DE, EE, FI, FR, GR, HR, CZ, HU, LT, LV, PL en SI.
(39) BE, CY, DK, IE, NL, SE en UK.
(40) ES, MT, RO en SK.
(41) AT, BE, DK, FI, FR, GR, IE, HU, LV, NL, MT, SE, SI en UK.
(42) CY, CZ, DE, EE, ES, LT, PL, RO en SK.
(43) LU.
(44) Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een toezichthoudende autoriteit en een Hof van Justitie houdt het EVA-hof echter rekening met de beginselen die zijn vervat in de relevante uitspraken van het HvJEU.
(45) In Noorwegen zijn de noodzakelijke wijzigingen op 20 juni 2014 vastgesteld en op 1 januari 2015 in werking getreden.
(46) BG, CY, CZ, DK, FR, LV en SE.
(47) FR, LU, Insurance Europe, BIPAR en AAE. In enkele antwoorden werd ook gewezen op problemen met het systematisch monitoren van de verzekeringspremies die verband houden met de mededingingswetgeving van de EU.
(48) Zoals Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II).
(49) Insurance Europe.
(50) Zoals genoemd in het laatste consumententrendverslag van Eiopa: EIOPA-BoS-13/175 rev1, 15 december 2013.
(51) FI, CZ, PL, LT en HR.
(52) Zie bijvoorbeeld het gezamenlijk verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 17 januari 2014 inzake de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (“richtlijn rassengelijkheid”) en van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (“richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep”), COM(2014) 2 final.
(53) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De EU-agenda voor justitie voor 2020 — Meer vertrouwen, mobiliteit en groei binnen de Unie, COM(2014) 144 final van 11 maart 2014.
(54) Zaak C-318/13, procedure ingeleid door X, 3 september 2014.