Bijlagen bij COM(2015)639 - Investeren in banen en groei - naar een optimale inzet van de Europese structuur- en investeringsfondsen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II informatie over elke lidstaat.


1. DE INVESTERINGEN VAN DE ESI-FONDSEN IN DE HUIDIGE SOCIAAL-ECONOMISCHE CONTEXT

Uiteenlopende sociaal-economische ontwikkelingen

De Europese Unie herstelt geleidelijk aan van de economische crisis: de werkloosheid daalt en het reële bbp zal naar verwachting stijgen met 1,9 % en in 2015 enigszins boven het niveau van vóór de crisis blijven. Niettemin zal de totale werkgelegenheid naar verwachting onder het niveau van 2008 blijven. De crisis heeft de resultaten van de economische convergentie die in verschillende Europese regio’s en lidstaten sinds 2000 was bereikt, ongedaan gemaakt, waardoor de evolutie naar minder regionale ongelijkheden en armoede is omgekeerd.



De vooruitgang ten aanzien van de Europa 2020-doelstellingen is niet zonder haperingen. Er is veel vooruitgang geboekt met betrekking tot de klimaataanpassing, energie en onderwijs, maar niet voor de doelstellingen inzake werkgelegenheid en armoede. De vooruitgang op het gebied van onderzoek en innovatie is ook beperkt. Daarnaast scoren regio’s die minder ontwikkeld of in transitie zijn voor de meeste Europa 2020-doelstellingen veel slechter dan andere regio's — hun prestaties moeten aanzienlijk verbeteren, wil de Unie haar doelstellingen bereiken. In deze context hebben de lidstaten en de Commissie de programma’s van de ESI-fondsen voor de periode 2014-2020 besproken.

Door een dalende trend in investeringen zijn de ESI-fondsen belangrijker geworden voor overheidsinvesteringen

De crisis heeft een grote impact gehad op de nationale en regionale begrotingen, waardoor er voor alle soorten investeringen minder financiering is. De overheidsinvesteringen in de Unie zijn tussen 2008 en 2014 in reële cijfers met ongeveer 15 % gedaald. Het investeringsniveau is ook aanmerkelijk gedaald en ligt thans circa 300 miljard EUR onder de historische norm. Bijgevolg is het belang van de middelen uit de ESI-fondsen voor de cofinanciering van overheidsinvesteringen aanzienlijk toegenomen.

In 2014-2016 zullen de verbintenissen van de ESI-fondsen naar verwachting gemiddeld ongeveer 14 % van de totale overheidsinvesteringen uitmaken, maar in sommige lidstaten loopt dit aandeel op tot meer dan 70 % (zie tabel 1). Deze investeringsbijdrage geeft een impuls aan de eerste pijler van het investeringsplan voor Europa, nl. het beschikbaar maken van financiering voor investeringen.

Tabel 1: Aandeel van de ESI-fondsen in de overheidsinvesteringen voor 2014-2016 5



Daarnaast wordt het optimale gebruik van de schaarse investeringsmiddelen gewaarborgd door nauwere banden en synergieën tussen de ESI-fondsen en andere financieringsinstrumenten van de Unie zoals Horizon 2020, LIFE +, het Fonds voor asiel, migratie en integratie, Cosme, Erasmus + of de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.

Een herzien kader voor doeltreffendere ESI-fondsen

Op basis van de ervaring uit vorige programmeringsperioden en rekening houdend met de noodzaak voor een beter gebruik van de ESI-fondsen, zijn bij de verordeningen voor de periode 2014-2020 verscheidene belangrijke hervormingen ingevoerd. Er is een duidelijke evolutie in de richting van een meer gerichte beleidsaanpak, een grotere resultaatgerichtheid, solide randvoorwaarden voor investeringen, een beter gecoördineerd gebruik van financiering uit de ESI-fondsen via het gemeenschappelijk strategisch kader, en een nauwere samenhang tussen de EU-prioriteiten en de regionale behoeften.

Het Europees semester en de landenspecifieke aanbevelingen spelen een belangrijke rol

Bij de besprekingen met de lidstaten over de financieringsprioriteiten voor de partnerschapsovereenkomsten en de programma’s voor de periode 2014-2020 is de Commissie uitgegaan van de Europa 2020-doelstellingen, de relevante landenspecifieke aanbevelingen van het Europees semester en nationale en regionale sociaal-economische analyses.

Meer dan twee derde van de in 2014 vastgestelde landenspecifieke aanbevelingen zijn relevant voor investeringen in het kader van het cohesiebeleid en zijn bij het vaststellen van de programmaprioriteiten van de lidstaten in aanmerking genomen. Voorbeelden van landspecifieke aanbevelingen in verband waarmee de fondsen hervormingen zullen ondersteunen, zijn:

• de verbetering van en een betere toegang tot de arbeidsmarkt en onderwijs- en opleidingsstelsels,

• onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&I),

• investeringen in duurzame energie, zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energie,

• de gezondheidszorg,

• toegang tot financiering,

• het ondernemingsklimaat, en

• de administratieve capaciteit.

In de komende jaren zullen nieuwe landenspecifieke aanbevelingen waar nodig leiden tot aanpassingen van de programma's van de ESI-fondsen, ook op initiatief van de Commissie, zodat de Commissie kan bijdragen tot structurele hervormingen in de lidstaten. Dit illustreert de nauwe samenhang tussen de ESI-fondsen, het proces van het Europees semester en de economische prioriteiten van de Unie in een aantal lidstaten met landenspecifieke aanbevelingen die voor de fondsen relevant zijn; dit draagt bij tot de derde pijler van het investeringsplan voor Europa, nl. het verbeteren van het investeringsklimaat in de Unie.

De verbetering van de investeringsvoorwaarden

Omdat uit ervaring is gebleken dat de planning in belangrijke investeringsgebieden ontoereikend was, zijn er bij de hervorming van de ESI-fondsen ex-antevoorwaarden ingevoerd. Dit houdt in dat reeds voor de aanvang van de investeringen bepaalde regelgevings- en beleidskaders aanwezig moeten zijn en dat de administratieve capaciteit toereikend moet zijn. Er zijn ex-antevoorwaarden voor de meeste gebieden, waaronder de verbetering van regionale O&I-strategieën voor slimme specialisatie, alsmede strategische plannen in verband met water en vervoer, actieve inclusie, gezondheidsdiensten, beroepsonderwijs en -opleiding.

Hoewel bij de vaststelling van de programma's aan ongeveer 75 % van alle ex-antevoorwaarden was voldaan, was dat in ongeveer 750 gevallen niet zo (bijvoorbeeld vervoermasterplannen als kader voor investeringen in vervoer). Er werden met de Commissie actieplannen vastgesteld om uiterlijk eind 2016 aan de voorwaarden te voldoen. Deze plannen zullen bijdragen tot de verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de door de fondsen gesteunde investeringen, andere publieke en particuliere investeringen beïnvloeden en de tenuitvoerlegging van het EU-recht en het EU-beleid in de lidstaten bevorderen.

Concentratie van middelen en mainstreaming van duurzame ontwikkeling

Omdat eerdere ervaringen hebben aangetoond dat de financiering uit de ESI-fondsen vanwege een gebrek aan kritische massa niet het gewenste effect had, werden strengere eisen ingesteld om te waarborgen dat de ESI-fondsen zich in de periode 2014-2020 toespitsen op de belangrijkste investeringsgebieden en het wegwerken van de belemmeringen voor groei. Overleg tussen de Commissie en de lidstaten heeft er vaak toe geleid dat deze laatste de wettelijke vereisten inzake thematische concentratie van de EFRO-middelen overschreden; nu worden de investeringen meer toegespitst op steun aan kleine en middelgrote ondernemingen en aan de koolstofarme economie, en, waar nodig, ook op de ondersteuning van de basisinfrastructuur in minder ontwikkelde regio’s.

Gezien het belang en de urgentie van de ontwikkeling van menselijk kapitaal hebben de lidstaten in vergelijking met de vorige programmeringsperiode een groter deel van de cohesiebeleidsmiddelen aan het ESF toegewezen. Zowel het minimumaandeel van het ESF als de minimumtoewijzing voor sociale inclusie zijn overschreden 6 , wat wijst op het belang van investeringen in deze gebieden. Het ESF concentreert zich vooral op de volgende 5 prioriteiten: actieve inclusie, toegang tot werkgelegenheid, duurzame integratie van jongeren in de arbeidsmarkt, schooluitval en een leven lang leren.

Duurzame ontwikkeling en klimaatverandering zijn thema's die in alle financiering uit de ESI-fondsen zijn geïntegreerd (bv. via financiële toewijzingen, strategische milieueffectbeoordelingen en de inachtneming van milieu-eisen bij de selectie van projecten). De lidstaten hebben zich ook duidelijk geëngageerd om de klimaatverandering aan te pakken door de toewijzing van 25 % van de middelen uit de ESI-fondsen — of meer dan 114 miljard EUR — voor de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering. Zo zullen de ESI-fondsen een belangrijke bijdrage leveren aan de EU-doelstelling om ten minste 20 % van de EU-begroting aan klimaatmaatregelen te besteden.

Meer nadruk op resultaten en prestaties

Hoewel doelstellingen, indicatoren en streefdoelen ook vroeger vereist waren, werden deze niet systematisch of nauwgezet toegepast. De verbeteringen voor de periode 2014-2020 garanderen een duidelijkere resultaatgerichtheid van de programma's, waarbij de investeringsbehoeften worden gekoppeld aan specifieke doelstellingen en prioriteiten met bijbehorende indicatoren en streefdoelen voor outputs en resultaten. Elk programma heeft een prestatiekader waaraan de prestaties worden getoetst. Dit maakt een transparante verslaglegging en evaluatie van de vorderingen in de richting van de programmadoelstellingen mogelijk.

Voorts zal de prestatiereserve van 6 % van de nationale toewijzingen voor 2019 worden toegekend aan de programma’s die de grootste vorderingen maken in de richting van de overeengekomen mijlpalen.

Financieringsinstrumenten hebben een groter hefboomeffect

Gezien het hefboomeffect van financieringsinstrumenten is de impact ervan groter dan subsidies voor dezelfde beleidsgebieden. Voor de periode 2014-2020 is een sterker kader opgezet voor een ruimer gebruik van financieringsinstrumenten (leningen, garanties, aandelenkapitaal) op beleidsgebieden waar investeringen leiden tot financiële opbrengsten waarmee de begunstigden ten minste een deel van de ontvangen steun kunnen terugbetalen.

Deze trend wordt nog versterkt door het investeringsplan voor Europa, waarin de Commissie ertoe aanspoort om in het kader van de ESI-fondsen geen traditionele subsidies, maar wel financieringsinstrumenten te benutten op gebieden zoals steun voor kleine en middelgrote ondernemingen, CO2-emissiereductie, milieu- en hulpbronefficiëntie, ICT, duurzaam vervoer en O&I. Luidens het investeringsplan wordt verwacht dat de middelen voor innovatieve financieringsinstrumenten tijdens de totale programmeringsperiode 2014-2020 een rechtstreeks hefboomeffect zullen hebben dat tussen de 40 en 70 miljard EUR aan aanvullende investeringen zal opleveren en door het aantrekken van particuliere investeringen een nog groter multiplicatoreffect in de reële economie zal genereren.

Na besprekingen met de lidstaten zijn de geplande toewijzingen uit alle ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten nog aanzienlijk uitgebreid (zie tabel 2). Met het oog op de optimalisering van de synergieën en de complementariteit tussen de ESI-fondsen en het Europees Fonds voor strategische investeringen zal de Commissie een brochure voor de lidstaten en andere belanghebbenden publiceren. Bovendien is het ook mogelijk om middelen uit de ESI-fondsen te combineren met financieringsinstrumenten in het kader van Horizon 2020 en andere EU-programma’s; ook hierover zal informatie worden verstrekt.

Tabel 2: Middelen uit ESI-fondsen die via financieringsinstrumenten zijn verstrekt in 2007-2013 en 2014-2020 (miljoen EUR)



Vereenvoudiging

Vereenvoudiging is een belangrijke factor voor de toegang tot financiering en wordt beschouwd als een continu proces waarbij eenvoudige, maar gedegen uitvoeringspraktijken worden geïdentificeerd en ingevoerd. Het nieuwe regelgevingskader biedt aanzienlijke mogelijkheden voor vereenvoudiging, met name door gemeenschappelijke subsidiabiliteitsregels, vereenvoudigde kostenopties en elektronisch beheer. In de partnerschapsovereenkomsten en de programma’s hebben de lidstaten een overzicht gegeven van de belangrijkste administratieve lasten voor de begunstigden (aanvraag- en betalingsprocedure, gevolgd door audits en controles, verslaglegging en projectvoorbereiding) en van de maatregelen die gepland zijn om deze lasten te verminderen. De ervaring leert dat er ruimte is voor zelfanalyse en wederzijds leren uit de verschillende praktijken van de lidstaten.

Daarom heeft de Commissie de deskundigengroep op hoog niveau voor toezicht op vereenvoudiging voor begunstigden van de Europese structuur- en investeringsfondsen opgericht. De groep moet goede en slechte praktijken identificeren en helpen om mogelijkheden voor vereenvoudiging onder de aandacht van de nationale autoriteiten te brengen. Deze werkzaamheden zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van betere regelgeving en van het initiatief voor een resultaatgerichte begroting.

Een beter partnerschap en meerlagig bestuur voor betere programma’s die beter worden uitgevoerd

Het partnerschapsbeginsel, d.w.z. een nauwe samenwerking tussen overheden, economische en sociale partners en instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen gedurende de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van de programma's met het oog op een collectieve inzet en betrokkenheid en kwaliteitsprogramma’s, is in de periode 2014-2020 nog belangrijker dan voorheen. In de gedragscode 7 zet de Commissie de minimumnormen uiteen voor de organisatie van een goed functionerend partnerschap: dit moet garanderen dat de belanghebbenden bij het proces betrokken zijn en dat hun mening wordt gevraagd door middel van openbare raadplegingen.

De Commissie heeft zich met name gebogen over de manier waarop de lidstaten de partners betrekken bij partnerschapsovereenkomsten en programma’s. De feedback was over het algemeen positief en de problemen die onder de aandacht van de Commissie werden gebracht, zijn door de nationale autoriteiten aangepakt. Voorts past elke lidstaat het partnerschapsbeginsel op verschillende wijze toe, afhankelijk van de nationale administratieve structuren en gewoonten. De versterking van de partnerschapscultuur is een proces van lange adem, dat pas op middellange en lange termijn resultaat oplevert.

Meer nadruk op het lokale niveau en op investeringen om territoriale uitdagingen aan te pakken

Er zijn nieuwe en betere uitvoeringsmechanismen ingevoerd die de nodige flexibiliteit bieden om het gebruik van de middelen uit de ESI-fondsen af te stemmen op de behoeften van het gebied in kwestie:

• geïntegreerde territoriale investeringen maken het mogelijk om voor de implementatie van territoriale ontwikkelingsstrategieën financiering uit verschillende programma’s van de ESI-fondsen te combineren. 20 lidstaten zullen gebruikmaken van geïntegreerde territoriale investeringen op gebieden die variëren van achtergestelde stadswijken tot agglomeraties, van cultureelerfgoedroutes tot subregio’s die getroffen zijn door economische herstructurering;

• de ondersteuning van strategieën voor duurzame stedelijke ontwikkeling waarbij de stedelijke autoriteiten een belangrijke uitvoeringsrol vervullen, zal oplopen tot meer dan 16 miljard EUR (9,9 % van de totale EFRO-middelen, dus meer dan het streefcijfer van 5 %), met in een aantal lidstaten een aanzienlijke aanvullende financiering uit het ESF. Het merendeel van de financiering zal stedelijke gebieden steunen bij de overgang naar een koolstofarme economie door investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, duurzame stedelijke mobiliteit en stadsvernieuwing. De middelen zullen ook worden ingezet om de uitdagingen van materieel en sociaal achtergestelde stedelijke gebieden aan te pakken;

• vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling stelt lokale actiegroepen in staat om werkgelegenheids- en groeistrategieën uit te voeren en sociale inclusie te bevorderen met steun uit verschillende fondsen tegelijk. Tijdens de volledige programmeringsperiode zal meer dan 12 miljard EUR gaan naar door verschillende fondsen tegelijk gefinancierde vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsinitiatieven. Wat plattelandsontwikkeling betreft, zullen meer dan 2 500 lokale strategieën de helft van de plattelandsbevolking van de Unie bereiken, terwijl het EFMZV ongeveer 280 lokale strategieën in kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen zal steunen. 17 lidstaten zullen ook in het kader van het cohesiebeleid aan plaatselijke ontwikkelingsstrategieën bijdragen;

• 23 lidstaten zullen deelnemen aan een of meer macroregionale en/of zeebekkenstrategieën, wat hen de kans geeft om hun nationale en regionale prioriteiten doeltreffender op te stellen en uit te voeren en op een beter gecoördineerde wijze gemeenschappelijk potentieel te maximaliseren. In 2014-2020 werden alle macroregionale strategieën (de strategieën voor de Oostzee, het Donaugebied, de Adriatisch-Ionische en de Alpiene regio) 8 en de strategie voor het Atlantische zeegebied in de programma’s van de ESI-fondsen geïntegreerd;

• alle ESI-fondsen worden actief benut voor transnationale samenwerking;

• er zijn speciale toewijzingen om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van gebieden zoals de ultraperifere regio’s, dunbevolkte gebieden en bergachtige en insulaire lidstaten. Bovendien is de financiering voor territoriale samenwerking nu meer gericht op gemeenschappelijke uitdagingen.


2. VERWACHTE RESULTATEN VAN DE PROGRAMMA'S VAN DE ESI-FONDSEN 9

Voor 2014-2020 is 454 miljard EUR aan middelen uit de ESI-fondsen toegewezen aan de bevordering van werkgelegenheid en groei. Nationale cofinanciering zal naar verwachting ten minste 183 miljard EUR bedragen, met in totaal 637 miljard EUR investeringen.

De ESI-fondsen werken op basis van een gemeenschappelijk juridisch en strategisch kader in de hele Unie. Elke lidstaat heeft een partnerschapsovereenkomst dat financiering uit tot en met 5 ESI-fondsen kan omvatten. Een overzicht van de verwachte resultaten van de financiering uit de ESI-fondsen via 456 nationale (thematische) en regionale programma’s en 79 Interreg-samenwerkingsprogramma’s wordt hieronder weergegeven. Bijlage II bevat meer details over de ESI-fondsen in de lidstaten, terwijl bijlage I meer informatie over de Interreg-programma’s bevat.

Bijlage IV geeft een overzicht van de planning van de goedkeuring van partnerschapsovereenkomsten en programma’s na de vaststelling van het rechtskader eind 2013.

2.1 O&I, ICT en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen

De ESI-fondsen dragen 121 miljard EUR bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van slimme groei, en bijgevolg aan de verbetering van O&I, het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen en de digitale eengemaakte markt. Deze investeringen in de reële economie zullen naar verwachting bijdragen tot de versterking van de onderzoekscapaciteiten van ondernemingen en instellingen voor hoger onderwijs, de creatie van incubatie- en technologiecentra, de bevordering van toegang tot risicokapitaal en leningen, de ontwikkeling van clusterpartnerschappen, de activering van innovatieve ecosystemen, geavanceerde dienstverlening, de bevordering van samenwerking in de Europese waardeketens met het oog op de verdieping van de interne markt en de versterking van de industriële basis, en de heropleving van het Europese platteland.

De versterking van O&I als belangrijke prioriteit voor lokale economische transformatie

Strategieën voor slimme specialisatie (RIS3) zijn de hoeksteen van O&I-investeringen. Zij zijn een eerste vereiste voor financiering uit het EFRO en worden ook in aanmerking genomen voor financiering uit het Elfpo. Zij bieden de beleidskaders voor een sterke O&I-ondersteuning, zijn empirisch onderbouwd, steunen op de betrokkenheid van belanghebbenden, bouwen voort op de regionale troeven en hanteren een gemeenschappelijke methodologie. Dit eerste vereiste heeft geleid tot een radicale verschuiving in de wijze waarop het innovatiebeleid wordt uitgevoerd en tot een nieuwe aanpak van regionale planning, waarbij de belanghebbenden nu actief worden betrokken. Het zal waarschijnlijk ook bijdragen aan de capaciteitsopbouw in de overheidsadministratie, wat op zijn beurt synergieën met Horizon 2020 zal bevorderen en de kwaliteit en de impact van O&I-investeringen zal verbeteren.

Alle lidstaten en regio's plannen investeringen in O&I. De aandacht gaat hierbij vooral naar activiteiten die innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen bevorderen, zoals incubatie, voucherregelingen, innovaties op het vlak van processen, ontwerp of dienstverlening, samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen, clusters en netwerkvorming. Er zal ook aanzienlijke steun gaan naar publieke en private O&I-infrastructuur en -apparatuur, ondersteunende diensten, technologie-overdracht en de ontwikkeling van innovaties met betrekking tot maatschappelijke uitdagingen zoals energie, milieu en vergrijzing. Dit zijn enkele belangrijke cijfers die de verwachte resultaten weergeven:

• 129 460 ondernemingen zullen steun krijgen voor de uitbreiding van hun O&I-capaciteit. Daarvan zullen er 71 250 met onderzoeksinstellingen samenwerken;

• er zullen banen worden gecreëerd voor 29 370 nieuwe onderzoekers en voor 71 960 bestaande onderzoekers zullen de faciliteiten worden verbeterd;

• de projecten zullen ondernemingen helpen bij het op de markt brengen van 15 370 nieuwe producten;

• de 9,9 miljard EUR aan particuliere investeringen, evenveel als overheidssteun voor O&I-projecten, vertegenwoordigt ongeveer 6 % van de jaarlijkse uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in de Unie;

• in plattelandsgebieden zullen meer dan 3 000 innovatieve projecten worden ondersteund en zullen meer dan 12 000 projecten steun krijgen voor de ontwikkeling van nieuwe praktijken, processen en technologieën in de landbouw, voeding en bosbouw. 3,9 miljoen landbouwers en andere kleine en middelgrote ondernemingen op het platteland zullen opleiding krijgen aangeboden, en 1,4 miljoen begunstigden zullen adviesdiensten krijgen.

Ondersteuning van de digitale eengemaakte markt

De ESI-fondsen zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de digitale eengemaakte markt. Door een betere breedbandinfrastructuur zullen consumenten en ondernemingen een betere toegang tot digitale goederen en diensten krijgen, met name op het platteland. Een betere e-overheid en interoperabiliteit zal de kosteneffectiviteit en de kwaliteit van de dienstverlening verhogen. De digitalisering van ondernemingen zal de integratie van nieuwe technologieën en de overgang naar een slim industrieel systeem bevorderen.

De verwachte resultaten zijn o.m.:

• met steun van het EFRO zullen 14,6 miljoen extra huishoudens toegang hebben tot snelle breedbandverbindingen;

• met steun van het Elfpo zullen 18,8 miljoen personen op het platteland nieuwe of verbeterde ICT-diensten of -infrastructuur krijgen;

• 77 500 ondernemingen zullen van het EFRO steun krijgen om het gebruik van hoogwaardige ICT-diensten en de ontwikkeling van ICT-producten te bevorderen.

Bevordering van de groei van Europese kleine en middelgrote ondernemingen

De ESI-fondsen zullen innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen bevorderen en bijdragen aan een verdiepte en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis. Dit zal gebeuren door middel van steun aan O&I, bedrijfsontwikkeling, ondernemerschap, incubatie, technologieoverdracht, energie-efficiëntie, clusters, en betere ondersteunende diensten voor kleine en middelgrote ondernemingen. Bijna de helft van deze steun zal via financieringsinstrumenten worden verstrekt. De volgende resultaten worden verwacht:

• er zal steun worden verleend aan ongeveer 801 500 ondernemingen voor de onmiddellijke creatie van 354 300 nieuwe banen. Samen met de R&I-steun voor ondernemingen betekent dit dat 5 % van alle kleine en middelgrote ondernemingen en 8 % van alle nieuwe ondernemingen in de Unie EU-steun zullen ontvangen;

• 396 500 micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (waaronder coöperatieve ondernemingen en ondernemingen in de sociale economie) zullen steun ontvangen om te investeren in menselijk kapitaal en interpersoonlijke vaardigheden;

• meer dan 334 000 rurale ondernemingen zullen hun concurrentievermogen vergroten. Bovendien zullen ongeveer 138 000 landbouwers worden ondersteund om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen en bijna 129 000 landbouwers om lid te worden van producentenorganisaties. 30 000 landbouwers zullen steun krijgen bij het opzetten van en het deelnemen aan korte toeleveringsketens en plaatselijke markten;

• steun aan de visserijsector zal vooral bestaan uit steun voor de kleinschalige visserij, die van groot sociaal, economisch en cultureel belang is voor de plaatselijke kustgemeenschappen, met name in het Middellandse Zeegebied. Verwacht wordt dat meer dan 10 200 nieuwe banen zullen worden gecreëerd in de visserij en de aquacultuur, terwijl 85 000 banen zullen worden gehandhaafd.

2.2 Milieu, klimaatverandering, energie en vervoer

De ESI-fondsen zullen cruciaal zijn voor duurzame groei in de Unie en zullen zowel mensen als ondernemingen en het milieu ten goede komen. Met een budget van 193 miljard EUR – het grootste budget dat ooit is uitgetrokken voor investeringen in energie, milieu, klimaat, risicobeheer en duurzaam vervoer – zullen de programma’s een aanzienlijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van belangrijke EU-beleidslijnen zoals de energie-unie en aan het sturen van Europa op de weg naar een koolstofarme economie. Zij zullen ook kansen scheppen voor het bedrijfsleven en voor groene banen in sectoren met een aanzienlijk groeipotentieel die tijdens de voorbije crisisperioden over het algemeen getuigd hebben van veerkracht 10 .

In de maritieme regio’s zullen de ESI-fondsen naar verwachting ten minste 7,9 miljard EUR investeren in blauwegroei-initiatieven, met inbegrip van maritiem vervoer, hernieuwbare energie, kusttoerisme, biotechnologie en aquacultuur.

Ondersteuning van de energie-unie en een koolstofarme economie

De ESI-fondsen zullen bijdragen aan de ontwikkeling van de energie-unie door de toewijzing voor een koolstofarme economie voor de periode 2014-20 te verhogen tot 45 miljard EUR, wat neerkomt op een verdubbeling en een impuls geeft aan de tenuitvoerlegging van het EU-rechtskader, en door middelen vrij te maken voor het wegwerken van administratieve en technische belemmeringen.

De nadruk zal liggen op energie-efficiëntie, wat ertoe zal bijdragen dat:

• 875 000 huishoudens zullen wonen in woningen die met energiebesparende maatregelen zijn gerenoveerd;

• openbare gebouwen 5,2 TWh/jaar minder energie zullen verbruiken dan nu;

• meer dan 57 000 ondernemingen, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen, en 18 000 landbouwbedrijven hun energie-efficiëntie zullen verbeteren;

• een aantal vissersvaartuigen die verouderd zijn of waarvan de motoren te groot zijn, zullen worden vervangen.

Dit zal de EU helpen om haar doelstellingen inzake energie-efficiëntie te halen, wat zal leiden tot lagere energiefacturen, betere levens- en arbeidsomstandigheden, lokale werkgelegenheid en ondernemingen met meer concurrentiekracht.

Een ander belangrijk investeringsgebied is de productie van koolstofarme energie en de ontwikkeling van moderne netwerken die beter met elkaar verbonden zijn en gemakkelijker kunnen worden beheerd (d.w.z. "slimme netwerken"). De investeringen op dit gebied zullen naar verwachting de volgende resultaten opleveren:

• 7 670 MW meer capaciteit uit hernieuwbare energie (wat bijna even veel is als het huidige opgesteld elektrisch vermogen van Kroatië en Slovenië samen);

• 3,3 miljoen meer energieverbruikers die zijn aangesloten op slimme netwerken;

• betere energienetwerken — 6 lidstaten zijn van plan om ongeveer 2 miljard EUR te investeren in slimme elektriciteits- en gasinfrastructuur en aldus knelpunten op energiegebied weg te werken.

Ook in plattelandsgebieden wordt de overgang naar een koolstofarme economie ondersteund, wat naar verwachting zal leiden tot de volgende resultaten:

• voor 4 miljoen hectare land- en bosbouwareaal zullen maatregelen voor koolstofvastlegging en -behoud worden gesteund;

• 7,6 % van het landbouwareaal zal onder beheerscontracten ter vermindering van broeikasgas- en ammoniakemissies worden gebracht;

• alternatieve investeringen in duurzame hernieuwbare energiebronnen zullen 2,7 miljard EUR opleveren.

Geraamd wordt dat de ESI-fondsen rechtstreeks zullen bijdragen tot een jaarlijkse broeikasgasemissiereductie van ongeveer 30 miljoen ton CO2-equivalent, wat gelijk is aan bijna 50 % van de emissie van Zweden of Hongarije.

Investeren in milieubescherming en hulpbronefficiëntie

Milieubescherming zal aanzienlijke steun blijven ontvangen, met een bredere reikwijdte en gericht op innovatieve oplossingen. Een eerste vereiste voor financiering is de uitvoering van de belangrijkste voorschriften van het EU-milieurecht (bv. betreffende milieueffectbeoordeling). Dit zal niet alleen de water- en afvalbeheersectoren in vele lidstaten helpen om steden te vernieuwen, maar ook bijdragen aan natuurbescherming, meer hulpbronefficiëntie in het bedrijfsleven van de Unie en de verwezenlijking van de EU-doelstellingen betreffende de circulaire economie. De territoriale samenwerkingsprogramma's zullen het gezamenlijke beheer van gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen en de ontwikkeling van ecosysteemdiensten steunen. Van de investeringen op dit gebied worden onder andere de volgende resultaten verwacht:

• 16,9 miljoen personen zullen profiteren van een betere afvalwaterbehandeling en 12,4 miljoen van een betere watervoorziening, wat erop neerkomt dat 56 % van de bevolking die momenteel geen toegang heeft tot openbare watervoorziening zal worden bereikt;

• de capaciteit voor de recycling van vaste afvalstoffen zal met 5,8 miljoen ton/jaar worden verhoogd;

• 6,4 miljoen hectare (EFRO) aan natuurlijke habitats zal beter worden beschermd en beheerd;

• steun voor 39 miljoen meer bezoeken per jaar aan cultureel en natuurlijk erfgoed.


De verwachte resultaten in plattelandsgebieden zijn onder meer:

• op 17,4 % van het landbouwareaal en 3,5 % van het bosbouwareaal (respectievelijk 30,6 en 4,1 miljoen hectare) zal de biodiversiteit beter worden beschermd;

• op 10 miljoen hectare landbouwgrond (5,7 % van het landbouwareaal van de Unie) zal biologische landbouw worden gesteund.

De lidstaten zullen middelen uit het EFMZV gebruiken ter bevordering van een duurzamer gebruik van de mariene biologische hulpbronnen en de inperking van de milieueffecten (o.a. via steun voor selectieve vistechnieken) via investeringen die ongewenste vangsten aanpakken en de toegevoegde waarde van visserijproducten verhogen.

De meeste lidstaten zullen ESI-middelen gebruiken voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden, in overeenstemming met het EU-beleid inzake natuur en biodiversiteit.

Klimaatverandering en risicopreventie

Investeringen in klimaataanpassing en risicopreventie omvatten een brede waaier van maatregelen, inclusief overstromingspreventie en ecosysteemdiensten zoals groene infrastructuur, die niet alleen 13,3 miljoen personen tegen overstromingen en 11,8 miljoen personen tegen bosbranden zullen beschermen, maar ook een positieve impact op werkgelegenheid en groei zullen hebben.

Daarnaast introduceert het Elfpo een nieuw soort instrument voor risicobeheer, met naast steun voor verzekeringspremies het opzetten van onderlinge fondsen en een instrument voor inkomensstabilisatie. 14 lidstaten hebben in totaal 2,7 miljard EUR aan overheidsmiddelen geïnjecteerd in instrumenten voor risicobeheer, met als doel ongeveer 635 000 landbouwbedrijven te ondersteunen.

Op het gebied van maritieme zaken en visserij zal worden bijgedragen tot energie-efficiëntie via steun voor de vervanging van inefficiënte motoren en het uit de vaart nemen van verouderde vissersvaartuigen.

Steun voor duurzaam vervoer

Vervoer is een belangrijke sector die bijdraagt aan de duurzame economische en sociale ontwikkeling van de Unie en haar regio’s.

De ESI-fondsen zullen infrastructuurprojecten financieren die ontbrekende schakels realiseren en knelpunten wegwerken, met name in de minder ontwikkelde lidstaten en regio’s. Dit betreft onder meer:

• de aanleg en modernisering van 7 515 km spoorlijnen, waarvan 5 200 km deel uitmaakt van het TEN-V;

• de aanleg van 3 100 km nieuwe wegen, waarvan 2 020 km deel zal uitmaken van het TEN-V, en de heraanleg van 10 270 km wegen, waarvan 798 km deel zal uitmaken van het TEN-V. De 2 818 km van de TEN-V-wegen die zullen worden aangelegd of gemoderniseerd vertegenwoordigen 5 % van het TEN-V-netwerk;

• de aanleg of verbetering van 748 km tram- en metrolijnen;

• de aanleg of verbetering van 977 km binnenwateren.

Daarnaast zullen de ESI-fondsen aanzienlijke steun verlenen aan initiatieven om het vervoer in Europa efficiënter en groener te maken, bijvoorbeeld door:

• de verbetering van de verbindingen tussen verschillende vervoersmodi (multimodaliteit);

• de ondersteuning van de overgang naar duurzamere vervoerswijzen, zoals spoorwegen, openbaar vervoer, en fietsen en lopen in stedelijke gebieden;

• het vergemakkelijken van het gebruik van intelligente vervoerssystemen en infrastructuur, waardoor alternatieve brandstoffen kunnen worden gebruikt.


2.3 Werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs

In dit gebied zal in totaal 120 miljard EUR worden geïnvesteerd, voornamelijk uit het ESF, maar ook uit de andere ESI-fondsen.

Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid

In overeenstemming met de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen zullen de ESI-fondsen actieve arbeidsmarktmaatregelen ondersteunen om bijvoorbeeld de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren, de arbeidsmarktinstellingen te ondersteunen en de mobiliteit van werknemers te bevorderen. Zij zullen zich richten op de doelgroepen die het meest behoefte hebben aan steun, zoals langdurig werklozen, inactieve of werkloze jongeren en oudere werknemers. De investeringen in werkgelegenheid zullen ook beogen om het combineren van werk en privéleven te vergemakkelijken, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, actief en gezond ouder worden mogelijk te maken en bij te dragen tot het scheppen van banen door het stimuleren van werk als zelfstandige, ondernemerschap en de oprichting van ondernemingen, waarbij speciale aandacht zal gaan naar kleine en micro-ondernemingen.

Deze werkgelegenheidssteun zal naar verwachting de volgende resultaten opleveren:

• 10 miljoen werklozen zullen betere kansen hebben om een baan te vinden;

• 2,3 miljoen personen zullen een baan hebben, eventueel als zelfstandige (met steun van het ESF);

• 237 700 personen zullen deelnemen aan lokale mobiliteitsinitiatieven of gezamenlijke werkgelegenheids- en opleidingsinitiatieven over de grenzen heen.

Bevordering van sociale inclusie

De middelen van de ESI-fondsen voor sociale inclusie zullen vooral gaan naar uitdagingen die in de landspecifieke aanbevelingen zijn geïdentificeerd, zoals de ondersteuning van kwetsbare personen, gezondheidszorg en langdurige zorg. Deze investeringen zijn gericht op het waarborgen van de toegankelijkheid en doeltreffendheid van sociale en gezondheidsdiensten; en op de integratie van de Roma. Ten minste 1,5 miljard EUR zal worden besteed aan de ondersteuning van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen zoals de Roma.

De volgende resultaten worden verwacht:

• 2,6 miljoen niet-actieven zullen worden ondersteund;

• 2 tot 2,5 miljoen kansarmen zullen worden geholpen;

• 41,7 miljoen personen zullen toegang hebben tot verbeterde gezondheidsdiensten, waarbij ook zal worden geïnvesteerd in e-gezondheid.

4,5 miljard EUR aan EFRO-investeringen voor sociale infrastructuur zal onder meer gaan naar gemeenschapsgerichte sociale dienstverlening voor kwetsbare groepen (gehandicapten, kinderen, ouderen, psychiatrische patiënten).

In de context van de huidige vluchtelingencrisis kunnen de ESI-fondsen ook steun verlenen aan vluchtelingen, asielzoekers en hun gezinsleden. Deze steun omvat maatregelen die de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijken en sociale inclusie bevorderen, zoals onderwijs (ook voor kinderen), beroeps- en andere opleidingen, huisvesting, éénloketsystemen, advisering, coaching en taalcursussen. 

Investeren in onderwijs en opleiding

De ESI-fondsen zullen investeren in onderwijs en opleiding. De meeste lidstaten zullen investeren in beroepsonderwijs en -opleiding, zodat de onderwijs- en opleidingssystemen relevanter worden en de overgang van onderwijs naar werk en een leven lang leren eenvoudiger wordt. De meeste financiering op dit gebied zal evenwel worden toegespitst op de preventie van schooluitval en de bevordering van gelijke toegang tot hoogwaardige voorschoolse opvang en hoogwaardig lager en middelbaar onderwijs. Daarnaast zal er ook worden geïnvesteerd in hoger onderwijs, leerlingplaatsen en stages, evenals onderwijsinfrastructuur.

Naar verwachting zullen

• 4,1 miljoen personen tot 25 jaar worden gesteund;

• 2,9 miljoen personen een kwalificatie verwerven;

• 400 000 personen dankzij de ontvangen steun onderwijs of een opleiding volgen;

• 6,8 miljoen jongeren in 15 lidstaten kunnen gebruikmaken van nieuwe of verbeterde faciliteiten voor kinderopvang of onderwijs.

Bovendien zullen investeringen in onderwijsinfrastructuur leiden tot een betere toegang tot hoogwaardig onderwijs, minder schooluitval en de vereiste verbetering en modernisering van de onderwijs- en opleidingsstelsels met het oog op het actualiseren van vaardigheden en kwalificaties, de bijscholing van de beroepsbevolking en het creëren van nieuwe banen.

Circa 10 % van de EFMZV-middelen zal worden gebruikt voor beroepsopleidingen en activiteiten in verband met een leven lang leren voor ondernemers in de visserij en de aquacultuur en hun partners. Dit omvat ook de diversificatie van activiteiten binnen lokale gemeenschappen, met bijzondere aandacht voor vrouwen en jongeren.

Het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

20 lidstaten komen in aanmerking voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI), dat in 34 ESF-programma’s is geïntegreerd. Het YEI ging van start in 2013 en werd in de begroting van 2014 en 2015 opgenomen om te helpen bij het boeken van concrete resultaten bij de aanpak van de hoge jeugdwerkloosheid. Dit initiatief loopt tot en met eind 2018.

De lidstaten zullen de YEI-middelen investeren in hoogwaardige leerlingplaatsen, stages en banen die kunnen bijdragen tot een duurzame integratie op de arbeidsmarkt en een betere inzetbaarheid van jongeren. Dit zal bijdragen tot een belangrijke beleidsdoelstelling van de EU op dit gebied, zoals beschreven in de aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie (2013). De tenuitvoerlegging van het YEI zal -zowel qua financiële vorderingen als qua participatiecijfers- naar verwachting in 2016-2018 zijn hoogtepunt bereiken.

De volgende resultaten worden verwacht van het YEI:

• 3,1 miljoen werkloze of inactieve deelnemers zullen een YEI-project hebben voltooid;

• 1,6 miljoen werkloze of inactieve deelnemers zullen na afloop van de YEI-steun een baan, een plaats in het voortgezet onderwijs, of een leerling- of stageplaats aangeboden krijgen;

• 1,3 miljoen werkloze of inactieve deelnemers zullen worden gesteund om onderwijs of een opleiding te volgen, een kwalificatie te verwerven of een baan (eventueel als zelfstandige) te vinden.

Hoewel uitgaven in het kader van het YEI al heel vroeg (vanaf 1 september 2013) konden worden ingediend, is de tenuitvoerlegging laat van start gegaan en in 2014 nog relatief traag verlopen. Aangezien financiële liquiditeit een probleem bleek, is het percentage voorfinanciering uit het YEI in 2015 verhoogd tot 30 %.

2.4 Bevordering van de institutionele capaciteit en een efficiënte overheidsadministratie

De kwaliteit van de overheidsadministratie heeft een rechtstreekse invloed op het economisch klimaat en is daarom cruciaal voor het stimuleren van de productiviteit, het concurrentievermogen en de groei. Uit de jaarlijkse groeianalyses van de afgelopen vier jaar blijkt dat het voor een geslaagde tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie van prioritair belang is dat de lidstaten de kwaliteit van de overheidsadministratie en de effectiviteit van het gerechtelijk apparaat verbeteren.

De ESI-fondsen ondersteunen het creëren van stabiele en voorspelbare instellingen die ook kunnen reageren op maatschappelijke uitdagingen, openstaan voor dialoog met de burger en bereid zijn om met het oog op een betere dienstverlening technologische veranderingen door te voeren. 17 lidstaten zullen 4,2 miljard EUR (uit het ESF/EFRO) investeren in institutionele capaciteitsopbouw, afhankelijk van hun individuele behoeften. De verwachte resultaten zijn o.m.:

• een betere beleidsvorming door beter toezicht en een betere analytische capaciteit, een gestroomlijnde effectbeoordeling en regelingen die de administratieve lasten verminderen;

• een betere administratieve dienstverlening dankzij gediversifieerde toegang, een geoptimaliseerde werking van het backoffice en interoperabele e-overheidsoplossingen;

• een doeltreffender gerechtelijk apparaat in de lidstaten, bijvoorbeeld door opleiding van het rechtbankpersoneel en door de invoering van dossierbeheersystemen bij rechtbanken;

• een transparantere overheidsadministratie en een grotere betrokkenheid van de belanghebbenden;

• meer kwaliteit, integriteit en professionalisme bij de ambtenarij.

Het EFRO vult de door het ESF gefinancierde administratieve hervormingsinitiatieven aan met investeringen in ICT en andere infrastructuur.

Bovendien zullen de Interreg-programma’s met 790 miljoen EUR bijdragen aan de ontwikkeling of consolidatie van samenwerkingsstructuren en efficiëntere openbare dienstverlening over de grenzen heen.

CONCLUSIE: VAN GOEDE VOORNEMENS NAAR CONCRETE MAATREGELEN

Een stimulans voor investeringen in de EU

De ESI-fondsen effenen het pad voor aanhoudende duurzame groei en een beter leven voor de burgers van een beter Europa. Tegen 2023 zullen de ESI-fondsen in overeenstemming met de prioriteiten van de nieuwe Commissie in alle lidstaten samen meer dan 637 miljard EUR hebben geïnvesteerd. De meer dan 500 innovatieve programma’s dragen bij tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie, waaronder het investeringsplan voor Europa, door financiële middelen uit te trekken en de investeringsvoorwaarden te verbeteren. Daarnaast zullen de programma ’s de doeltreffendheid van de financiering verbeteren, wat een positief effect zal hebben op het leven en de arbeidskansen van tientallen miljoenen Europeanen. Door het ondernemingsklimaat en de administratieve capaciteit te verbeteren zullen zij ook aanzienlijk bijdragen aan de tenuitvoerlegging van het EU-recht en structurele hervormingen naar aanleiding van de aanbevelingen van het Europees semester.

Meer dan geld alleen

De bijdrage van de hervormde ESI-fondsen aan de groei in de EU bestaat uit veel meer dan geld alleen. De ex-antevoorwaarden ondersteunen en stimuleren structurele hervormingen, en dragen bij tot de ontwikkeling van een beter investeringsklimaat voor particuliere en publieke investeringen. Door meer aandacht te besteden aan goed bestuur en administratieve capaciteit in de overheidssector zal de overheidsadministratie moderner en efficiënter worden (onder meer door markttekortkomingen aan te pakken en collectieve goederen te leveren). Voorts zorgen Interreg-programma’s en macroregionale strategieën ervoor dat burgers van verschillende lidstaten de handen in elkaar slaan en hun sociale en economische levensomstandigheden via grensoverschrijdende samenwerking verbeteren.

Nieuwe uitdagingen in de toekomst

Het succes van de ESI-fondsen — en van de strategieën die eraan ten grondslag liggen via de ex-antevoorwaarden — zal afhangen van een goed bestuur, een onmiddellijke start en een volledige tenuitvoerlegging ervan in de komende jaren. Vereist is ook de bereidheid tot aanpassingen aan veranderende omstandigheden, zoals de vluchtelingencrisis. Tijdens de uitvoeringsperiode 2014-2020 zullen in het bijzonder aanhoudende inspanningen moeten worden geleverd om resultaatgericht te blijven en voldoende ambitie te hebben om de doelstellingen te verwezenlijken, het gebruik van financieringsinstrumenten uit te breiden en ten volle gebruik te maken van de synergieën tussen de ESI-fondsen, het EFSI en andere financieringsbronnen (zoals Horizon 2020) voor projecten en financieringsinstrumenten en via investeringsplatformen. De 750 actieplannen die werden vastgesteld om te voldoen aan de toepasselijke ex-antevoorwaarden illustreren dat er nog werk aan de winkel is en dat sommige lidstaten behoefte hebben aan praktische bijstand van de Commissie om de juiste investeringsvoorwaarden te creëren.

De toegang tot de ESI-fondsen moet ook worden vereenvoudigd en de administratieve lasten moeten worden verminderd in overeenstemming met de doelstellingen van de Commissie inzake betere regelgeving en een resultaatgerichte begroting.




BIJLAGEN

BIJLAGE I: Europese territoriale samenwerking/Interreg

BIJLAGE II: Landenfiches

BIJLAGE III: Algemene beoordeling van de additionaliteit

BIJLAGE IV: Tijdschema voor de indiening en vaststelling van partnerschapsovereenkomsten en programma’s

(1)

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO); het Europees Sociaal Fonds (ESF); het Cohesiefonds (CF); het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo); en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Het cohesiebeleid omvat het EFRO, het ESF en het CF.

(2)

2023 is het einde van de uitgavenperiode van de ESI-fondsen voor de programmeringsperiode 2014-2020.

(3)

 De in deze mededeling gepresenteerde resultaten zijn gebaseerd op de streefdoelen voor de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren die de lidstaten voor de programma's van de ESI-fondsen hebben vooropgesteld. Verdere bijzonderheden, met inbegrip van achtergrondinformatie, zijn te vinden op: https://cohesiondata.ec.europa.eu/

(4)

Verordening (EU) nr. 1303/2013.

(5)

De financiering uit de ESI-fondsen dekt de jaarlijkse vastleggingen van de lidstaten voor de periode 2014-2016. De overheidsinvesteringen dekken de bruto-investeringen in vaste activa (BIVA) van de overheidssector plus de overheidsuitgaven voor landbouw en visserij volgens de classificatie van overheidsfuncties (COFOG). Om alle investeringen die door de ESI-fondsen zijn gefinancierd op vergelijkbare wijze te presenteren ten opzichte van de overheidsinvesteringen, omvat deze tabel ook de lopende uitgaven in landbouw en visserij als onderdeel van de overheidsinvesteringen van de nationale regeringen. Volledige gegevens over de gebieden waarop de ESI-fondsen investeren, zijn beschikbaar op: https://cohesiondata.ec.europa.eu/  

(6)

Hoewel het minimumaandeel van het ESF 23,1 % van de cohesiebeleidsmiddelen bedroeg, bedraagt het werkelijke aandeel 24,8 %. De ESF-middelen voor sociale inclusie maken 25,6 % uit, dus meer dan het minimum van 20 %.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie.

(8)

In het kader van het geïntegreerd maritiem beleid zijn de zeebekkenstrategieën voor de Oostzee en voor de Adriatisch-Ionische regio in de desbetreffende macroregionale strategieën opgenomen.

(9)

De in deze mededeling gepresenteerde resultaten zijn gebaseerd op de streefdoelen voor de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren die de lidstaten voor de programma's van de ESI-fondsen hebben vooropgesteld. Verdere bijzonderheden, met inbegrip van achtergrondinformatie, zijn te vinden op: https://cohesiondata.ec.europa.eu/  

(10)

In de EU steeg het aantal banen in de milieugoederen- en dienstensector tussen 2002 en 2011 van 3 tot 4,2 miljoen, en zelfs met 20 % tijdens de jaren van de recessie (COM(2014) 446 final).