Bijlagen bij COM(2007)546 - Gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I, punt II, onder i) en j).

Wat de debetrentevoet betreft, heeft het Parlement aanvullende voorwaarden voor variabele debetrentevoeten voorgesteld. Deze toevoegingen zijn in aanmerking genomen en zij zijn nu opgenomen in de definitie van "vaste debetrentevoet" (nl. niet variabel) in artikel 3, onder k).

Ten aanzien van vervroegde aflossing had het Parlement veranderingen in het ontwerp voorgesteld die in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen: de consument mag te allen tijde vervroegd aflossen [artikel 16].

Wat de overdracht van rechten betreft, had het Parlement voorgesteld dat de consument moet worden meegedeeld dat het contract aan een derde partij is overgedragen. Dit is opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt, maar het is niet van toepassing wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvorderingen, ten opzichte van de consument het krediet nog steeds beheert [artikel 17].

Wat gelieerde transacties en de gevolgen van het recht van herroeping van zulke transacties betreft, hebben de Commissie en de Raad bevestigd dat indien de consument het aankoopcontract herroept op grond van het Gemeenschapsrecht, hij niet meer aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst is gebonden [artikel 15]. Het Parlement heeft bovendien voorgesteld dat lidstaten moet worden toegestaan stelsels van hoofdelijke aansprakelijkheid te handhaven of in te voeren. Dit wordt weergegeven in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 15, lid 2].

De Raad en de Commissie hebben het idee van het Parlement gevolgd dat elke partij een kredietovereenkomst met onbepaalde looptijd kan beëindigen door middel van een eenvoudige opzegging. Bovendien wordt in het gemeenschappelijk standpunt bij wijze van consumentenbeschermingsmaatregel voorgesteld om voor kredietgevers een termijn van ten minste twee maanden verplicht te stellen [artikel 13].

Ten aanzien van overschrijdingen is het deel van het door het Parlement voorgestelde amendement betreffende consumenteninformatie (boetes en moratoire interesten) aanvaard en opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 18].

Wat de regulering van kredietgevers en –bemiddelaars betreft, is het amendement van het Parlement waarin wordt voorgesteld dat de regulering van en het toezicht op hen moet gebeuren door een onafhankelijke instantie of autoriteit, overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 20]. De kredietbemiddelaars vallen nu echter niet meer onder dit artikel.

Niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen die door de Commissie toch aanvaardbaar werden geacht

Het Parlement heeft voorgesteld dat de kredietgever aan zijn precontractuele informatieverplichtingen kon voldoen door een ontwerp-kredietovereenkomst te verschaffen met daarin alle noodzakelijke informatie over het contract. De Raad heeft dit voorstel niet overgenomen. Aangezien de voorwaarden van een kredietovereenkomst voor de gemiddelde consument moeilijk te begrijpen zijn en het verplichte formulier (zie 3. 3) een goede oplossing is om de consument begrijpelijke precontractuele informatie te verschaffen, stemt de Commissie in met een verplichting voor kredietverstrekkers om het formulier altijd te gebruiken.

In de bepaling over gelieerde transacties had het Parlement het bestaan van een vooraf bestaande overeenkomst voorgesteld tussen de kredietgever en de leverancier als noodzakelijke voorwaarde voor de consument om tegen de kredietgever te procederen ingeval van niet-levering, gedeeltelijke levering of non-conformiteit. Dit is aanvaard door de Commissie, maar de Raad heeft het idee niet overgenomen. In het gemeenschappelijk standpunt wordt echter – zoals voorgesteld door het Parlement – aan de lidstaten overgelaten om te bepalen in welke mate en onder welke voorwaarden die rechten worden uitgeoefend.

Wat de kredietovereenkomsten met onbepaalde looptijd betreft, was de Commissie niet tegen de verplichting om de kredietnemer vóór de verlenging van een overeenkomst expliciete voorafgaande instemming te vragen, maar deze is in het gemeenschappelijk standpunt niet overgenomen.

Het door het Parlement voorgestelde amendement betreffend het artikel over de uitvoering van een zekerheidsovereenkomst was niet van toepassing aangezien de hele kwestie van zekerheden van het toepassingsgebied van de richtlijn was uitgesloten. Dit geldt ook voor het artikel betreffende ingebrekestelling en invorderbaarheid.

Onaanvaardbare amendementen

Het voorstel van het Parlement om te bepalen dat kredietovereenkomsten schriftelijk moeten worden opgesteld, is niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt omdat de Commissie en de Raad van mening zijn dat de formele vereisten moeten overeenstemmen met alle kenmerken van verkoop op afstand. De Raad heeft echter voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om de nationale voorschriften over de geldigheid van de sluiting van het contract te handhaven.

Wat het JKP betreft, had het Parlement voorgesteld de berekeningsformule in het relevante artikel uitvoeriger uit te leggen. De Raad en de Commissie hebben overwogen dat de vermelding van de formule in de bijlage, die niet alleen een indicatieve functie heeft maar ook deel van de wettekst uitmaakt, voldoende was.

De hypothese van een constante kapitaalbalans voor de berekening van het JKP in het geval van open kredietovereenkomsten, zoals voorgesteld door het Parlement, is niet aanvaard omdat het de realiteit van een kredietovereenkomst met onbepaalde looptijd niet weerspiegelt.

Wat gelieerde transacties betreft, heeft het Parlement voorgesteld dat de consument bij herroeping van de kredietovereenkomst niet meer door de ermee gelieerde aankoopovereenkomst mag zijn gebonden. De Commissie en de Raad hebben dit niet aanvaard omdat deze richtlijn betrekking heeft op kredietovereenkomsten en niet op verkoopovereenkomsten. Bovendien kan dit ertoe leiden dat leveranciers de levering van goederen of diensten uitstellen tot de herroepingstermijn is verstreken. Lidstaten mogen dergelijke systemen nog wel handhaven of invoeren op nationaal niveau.

Wat overschrijdingen betreft, is de door het Parlement voorgesteld formulering met de woorden "niet-geautoriseerde overschrijding" niet overgenomen omdat het begrip betrekking heeft op iets dat door de kredietgever is goedgekeurd en daarom per definitie niet "niet-geautoriseerd" is [artikel 18].

Met betrekking tot de harmonisatie als uitgangspunt had het Parlement voorgesteld een minimale-harmonisatieclausule in de richtlijn op te nemen. Dit is niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt. De Commissie is van oordeel dat de minimumclausule in de huidige richtlijn inzake consumentenkrediet heeft geleid tot zeer gecompliceerde wetgeving in de lidstaten, met belemmeringen voor nieuwe marktdeelnemers en versplintering van de markt als gevolg. Aangezien de totstandbrenging van een echte interne markt voor consumentenkrediet een van de belangrijkste doelstellingen van de Richtlijn is, acht de Commissie de volledige harmonisatie zoals voorzien in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 22] absoluut noodzakelijk, niet alleen voor het JKP zoals voorgesteld in de amendementen van het Parlement, maar ook voor andere belangrijke kwesties/hoofdpunten die in de richtlijn worden geregeld.

3.3 Nieuwe bepalingen die door de Raad zijn toegevoegd

De Raad heeft rekening-courantkredieten die binnen een maand moeten worden afgelost, toegevoegd aan de lijst van gevallen die buiten het toepassinggebied van de richtlijn vallen [artikel 2, lid 2, onder e)]. Toch moet er in de precontractuele fase een korte lijst met informatie worden verstrekt [artikel 6, lid 5]. Aangezien deze kredieten slechts een zeer korte periode bestrijken en daarom niet tot hoge kosten zullen leiden, is deze uitzondering aanvaardbaar.

Op het gebied van hypothecaire kredieten heeft de Raad twee nieuwe uitzonderingen ingevoerd voor kredieten waarmee de aankoop van onroerende zaken op een soortgelijke wijze als hypothecaire kredieten wordt gefinancierd [artikel 2, lid 2, onder a), tweede alternatief] en kredieten van banken op basis van Islamitische beginselen in het VK [artikel 2, lid 2, onder b)]. De Commissie onderschrijft deze uitzonderingen aangezien zij zijn bedoeld voor specifieke met hypothecaire kredieten vergelijkbare juridische oplossingen in sommige lidstaten.

In overeenstemming met de lichte regelingen voor rekening-courantkredieten en overschrijdingen heeft de Raad voor beide typen kredietovereenkomsten definities ingevoerd; voor rekening-courantkredieten op basis van een voorstel van de Commissie [artikel 3, onder d) en e)].

Voor precontractuele informatie heeft de Raad een verplicht standaardformulier ingevoerd dat in alle lidstaten exact hetzelfde is en dat door de kredietverstrekkers moet worden gebruikt om de consument precontractuele informatie te geven [artikel 5, lid 1, tweede zin / Bijlage II]. De Commissie ondersteunt dit volledig omdat de vorm de vergelijking van aanbiedingen voor consumenten vergemakkelijkt en de precontractuele informatie begrijpelijker wordt voor de consument.

Voor lichte regelingen heeft de Raad een speciaal standaardformulier ontworpen (bijlage III) dat niet verplicht is maar dat kredietgevers kunnen gebruiken om aan hun precontractuele informatieverplichtingen te voldoen [artikel 6, lid 1, vierde en vijfde zin)].

De Raad heeft enkele nieuwe bepalingen voor de kredietovereenkomst zelf ingevoerd. Aan de vereiste informatie heeft de Raad gegevens over andere contractuele voorwaarden toegevoegd [artikel 10, lid 2, onder t)], de toezichthoudende autoriteit [artikel 10, lid 2, onder u)] en een algemene waarschuwing voor de gevolgen van het niet tijdig verrichten van betalingen [artikel 10, lid 2, onder m)]. Wat rekening-courantkredieten betreft, is voor de lidstaten dezelfde speelruimte voor de vermelding van het JKP voorzien [artikel 10, lid 2, onder g)]. Al deze toevoegingen kunnen worden gesteund door de Commissie, maar het amendement van de Raad dat inhoudt dat artikel 10 geen afbreuk doet aan nationale voorschriften inzake de geldigheid van de sluiting van kredietovereenkomsten, is problematischer. Artikel 10 moet een volledig geharmoniseerde bepaling zijn, en daarom mogen de lidstaten niet vrij zijn om op nationaal niveau formele vereisten vast te stellen (zoals de ondertekening van het contract). Zulke – niet-geharmoniseerde – formele vereisten kunnen belemmeringen voor de interne markt vormen.

Wat de informatie over de debetrentevoet [artikel 11] betreft, heeft de Raad bepaald dat de informatie bij een wijziging in de debetrentevoet alleen periodiek hoeft te worden verstrekt indien deze verband houdt met een wijziging in een referentierentevoet, om onnodige bureaucratie en een teveel aan informatie voor de consument te voorkomen.

De Raad heeft een meer gedetailleerde beschrijving van de procedure voor de uitoefening van het de uitoefening van het herroepingsrecht . Ook voegde hij een lid toe (artikel 14, lid 6) op grond waarvan lidstaten nationale bepalingen kunnen handhaven waarmee een periode kan worden vastgesteld waarbinnen niet met de uitvoering van het contract mag worden begonnen.

Wat vervroegde aflossing [artikel 16] betreft, heeft de Raad voor kredietgevers de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde omstandigheden een vergoeding aan te rekenen wanneer de consument vervroegd aflost. Lidstaten mogen een drempel voor het vervroegd afgeloste bedrag van maximaal 10 000 euro vaststellen waaronder geen compensatie mag worden aangerekend; de maximumcompensatie bedraagt 1 % van het afgeloste bedrag indien het rentepercentage voor meer dan een jaar is vastgesteld, en anders 0,5 %. Bovendien heeft de kredietgever geen recht op compensatie indien het referentiepercentage van de ECB is gestegen tussen de datum van sluiting van de overeenkomst en de datum van de vervroegde aflossing. De Commissie is van mening dat harmonisatie van de berekening van compensatie nuttig is met het oog op de doelstelling van de interne markt, en dat de voorwaarden waarmee de Raad heeft ingestemd het niveau van consumentenbescherming niet schaden. Toch zou de Commissie de voorkeur hebben gegeven aan een hoger niveau van harmonisatie.

De Raad heeft de mogelijkheid van een comitéprocedure toegevoegd (overeenkomstig artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, van Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit) ter vaststelling van de voor de berekening van het JKP van bepaalde krediettypen te gebruiken hypothesen [artikel 19, lid 5]. Deze mogelijkheid is opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt in artikel 25, en wordt gesteund door de Commissie. Deze kwestie was door de zeer technische aard niet geschikt voor een diepgaande discussie in de Raad, die daarom besloot deze in een meer geschikte procedure aan de orde te laten komen.

De Richtlijn omvat een aantal regelgevingsopties voor de lidstaten (mogelijkheid om een lichte regeling alleen op bepaalde kredietovereenkomsten toe te passen [artikel 2, leden 5 en 6], om voor advertenties alleen een vermelding van het JKP voor te schrijven [artikel 4, lid 1], het recht om de vermelding van het JKP niet voor te schrijven voor rekening-courantkrediet in advertenties, precontractuele en contractuele informatie [artikel 4, lid 2, onder c), artikel 6, lid 2, en artikel 10, lid 2, onder g)], mogelijkheid om de bijstand van consumenten aan te passen [artikel 5, lid 6], om niet te voorzien in een herroepingsrecht voor notariële akten [artikel 14, lid 5], recht om te voorzien in beroepsmogelijkheden voor gelieerde kredietovereenkomsten [artikel 15, lid 2] recht om voorschriften over de geldigheid van de sluiting van contracten te handhaven of in te voeren [artikel 10, lid 1] en om een drempel van maximaal 10 000 euro vast te stellen waaronder geen vergoeding bij vervroegde aflossing mag worden berekend [artikel 16, lid 4]. De Raad heeft een verplichting voor de lidstaten toegevoegd om de Commissie op de hoogte te stellen wanneer zij gebruikmaken van de meeste van deze mogelijkheden, zodat deze informatie openbaar kan worden gemaakt [artikel 26]. Deze wordt aangevuld met een bepaling die voorziet in toezicht van de Commissie op de gevolgen van het gebruik van deze regelgevingsopties voor de consument en de interne markt [artikel 27, lid 2]. De Commissie is het met al deze toevoegingen eens.

4. CONCLUSIES

Het gemeenschappelijk standpunt is bevredigend wat vier van de vijf hoofdpunten van de richtlijn betreft. Precontractuele informatie, contractuele informatie, JKP en herroepingsrecht zijn volledig geharmoniseerd en zorgen voor een hoge graad van bescherming en voorlichting van de consument, en tegelijkertijd voor de voorwaarden voor een echte interne markt voor consumentenkrediet. Het door de Raad ingevoerde standaardformulier met precontractuele informatie verschaft de consument een goede basis om aanbiedingen te vergelijken.

De Commissie was voorstander van verdere harmonisatie op het gebied van vervroegde aflossing. De Commissie was tegen de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale wetgeving inzake de geldigheid van de sluiting van kredietovereenkomsten te handhaven of in te voeren. Toch is zij van mening dat het door de Raad bereikte compromis steun verdient, rekening houdend met de vooruitgang die op andere hoofdpunten is geboekt en met het gegeven dat het altijd moeilijk is om binnen de Raad overeenstemming te bereiken.