Bijlagen bij SEC(2011)1009 - Samenvatting van de effectbeoordeling

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier SEC(2011)1009 - Samenvatting van de effectbeoordeling.
document SEC(2011)1009 NLEN
datum 30 augustus 2011
bijlage VI en in het “Onderzoek naar de invoering van elektronische identificatie (EID) als officiële methode voor de identificatie van runderen in de EU”. Er zijn geen definitieve gegevens voorhanden over welke EU-lidstaten zouden besluiten om voor optie 2A of 2B te kiezen en in dit verslag kunnen daaromtrent moeilijk gissingen worden gemaakt. Toch is in dit verslag reeds verwezen naar een aantal EU-lidstaten die hebben besloten om voor vrijwillige EID van runderen te kiezen.


Een van de belangrijkste voordelen van de aanpak op basis van vrijwilligheid, ongeacht of het nu om optie 2A of 2B gaat, vloeit voort uit het feit dat de actoren de tijd zouden krijgen om vertrouwd te raken met het EID-systeem en zouden kunnen nagaan wat in specifieke omstandigheden de meerwaarde ervan is. De vrijwillige optie biedt de EU-lidstaten en de particuliere actoren de mogelijkheid zich te organiseren, zodat zij kunnen beoordelen of het systeem werkelijk een verbetering is, rekening houdend met regionale verschillen en verschillende productietypen, en of het systeem flexibel genoeg is om de steun van de overheidsinstanties te krijgen. Nu reeds staan verschillende lidstaten EID van runderen toe en maken landbouwers en particuliere marktdeelnemers daar gebruik van omdat zij daar commercieel belang bij hebben of omdat EID hen helpt om aan de beheerseisen te voldoen. Als EID vrijwillig kan worden ingevoerd, kan worden aangenomen dat deze regeling zou worden gekozen door houders die er nu reeds gebruik van maken wegens de rechtstreekse voordelen ervan voor hun bedrijfsvoering. Dit is een volledig individuele beslissing, die elke marktdeelnemer om economische redenen (ingegeven door de markt) neemt. Deze actoren zijn evenwel ook bereid vrijwillige EID in overweging te nemen op basis van de voordelen op wetgevingsgebied die de Commissie al dan niet zou voorstellen. Als de individuele gegevens bijvoorbeeld centraal worden geregistreerd, zou het niet nodig zijn bedrijfsregisters op het landbouwbedrijf bij te houden of vervoerdocumenten te gebruiken (die vereist zijn, zelfs als geen paspoorten hoeven te worden overgelegd); een andere stimulus kan zijn dat wordt toegestaan dat derden gegevens melden (bv. vervoerders, zodat de houder geen afvoermutaties hoeft te melden, wat reeds voor andere diersoorten het geval is). Voorts is erop gewezen dat het significante voordelen zou opleveren als de afvoermutaties konden worden geregistreerd op een kritiek controlepunt (d.i. een markt of een slachthuis). Als deze andere wijzigingen in de verordening worden opgenomen, zullen de gebruikers kwantificeerbare voordelen op wetgevingsgebied zien en daarom zelf beslissen EID te gebruiken. Volledige extrapolatie op het niveau van de lidstaten of op EU-niveau zou evenwel nog steeds arbitrair zijn en kan snel tot onjuiste conclusies leiden. De vrijwillige benadering kan evenwel op korte termijn negatieve gevolgen hebben, aangezien de EU zich in de verschillende lidstaten voor uiteenlopende situaties geplaatst kan zien, wat op het gebied van de identificatie enige verwarring kan doen ontstaan. In de intra-uniale handel kan het vrij moeilijk worden om na te gaan welk soort officiële identificatie wordt gebruikt. Zoals voor optie 1 vinden sommige EU-lidstaten (en belanghebbenden) dat de huidige regeling voor de identificatie en de traceerbaarheid van runderen volledig operationeel en toereikend is zoals zij nu is. Met betrekking tot het vertrouwen van de consument kan bij optie 2 moeilijk worden uitgemaakt wat het verschil is tussen EID-vlees en op conventionele wijze gemerkt vlees, zodat dit geen effect kan sorteren. In de EU-lidstaten die kiezen voor optie 2A, kunnen de nationale of regionale systemen voor de traceerbaarheid evenwel aan nauwkeurigheid en snelheid winnen, wat het vertrouwen van de consument zou versterken.


Effect van optie 3 - Verplichte regeling


Deze optie is mogelijk niet de beste aanpak aangezien sommige belanghebbenden (bv. kleine landbouwers) hiervan economisch nadeel zouden ondervinden, maar het is de meest efficiënte optie om de consument te beschermen (traceerbaarheid), de administratieve lasten te verminderen en ­niet de risico’s te lopen die verbonden zijn aan het naast elkaar bestaan van twee identificatiesystemen. Deze optie kan worden gerechtvaardigd door de betere coherentie met het EU-beleid inzake EID voor andere diersoorten (bijv. schapen). De analyse van optie 3 (de verplichte regeling) leidt tot de conclusie dat de meeste kosten worden gedragen door de landbouwers, terwijl de baten over de hele voedselketen worden verspreid. Een belangrijke kritiek van de belanghebbenden is dat het niet degenen zijn die betalen, die werkelijk bij de investering gebaat zijn. Het Onderzoek naar de invoering van EID maakt bij optie 3 een onderscheid tussen de benadering waarbij alle runderen een elektronisch identificatiemiddel moeten krijgen in het eerste jaar waarin de nieuwe verordening van kracht wordt (verordening met in één keer door te voeren maatregelenzie tabel 8) en een geleidelijke benadering waarbij alleen de pasgeboren dieren een elektronisch identificatiemiddel moeten krijgen. Sommige belanghebbenden (met name de vertegenwoordigers van de vleessector) hebben hun voorkeur uitgesproken voor de optie van de verplichte regeling en de toepassing “binnen één jaar”. Optie 3 zou niet leiden tot de onder optie 2 beschreven problemen in verband met het naast elkaar bestaan van twee verschillende systemen voor de identificatie van dieren. Optie 3 zou betekenen dat alle belanghebbenden EID gebruiken, wat de nauwkeurigheid en de snelheid van de traceerbaarheid optimaal zou verbeteren.


Met betrekking tot de economische gevolgen voor de belanghebbenden, zouden de veehouders de zwaarst getroffen groep zijn, omdat zij de kosten van het merken dragen. Uit een vergelijking tussen de elektronische en de manuele lezing (optie 3 versus optie 1) blijkt duidelijk dat de toename van de kosten voor de aanschaf van apparatuur (identificatiemiddelen en leesapparaten) niet automatisch wordt gecompenseerd door de besparingen van de landbouwers op arbeidskosten. Sommige EU-lidstaten kunnen ervoor kiezen de landbouwers voor de kosten van het merken te compenseren door gebruik te maken van de fondsen voor plattelandsontwikkeling en andere vormen van staatssteun. Optie 3 kan evenwel bijdragen tot het verminderen van het risico van vergissingen bij de identificatie, de registratie en/of de kennisgeving van de verplaatsingen van dieren, wat leidt tot een mogelijke daling van de betalingen in het kader van de regeling inzake rechtstreekse betalingen of andere GLB-regelingen ten opzichte van de opties 1 en 2. Het effect van het gebruik van RFID-transponders bij de automatisering van melkvee- en vleesveebedrijven wordt uitvoerig beschreven in bijlage XXI, waarin wordt geconcludeerd dat het gebruik van RFID-transponders voor de automatisering van de landbouw voordelig is voor vleesveebedrijven, maar minder voor melkveebedrijven, waar de automatisering al ver is doorgedreven. Anderzijds zou elektronische lezing kostenefficiënter zijn voor de markten en de verzamelcentra en, in mindere mate, voor de slachthuizen. Deze belanghebbenden verplaatsen vaak dieren en zullen alleen de kosten van de leesapparatuur, en niet die van het merken, moeten dragen. Het effect voor de EID-leveranciers (bedrijven) kan afhankelijk zijn van de wijze waarop de EU-lidstaat besluit de levering te organiseren (bijvoorbeeld in het kader van een aanbesteding, via nationale instanties, via één enkele leverancier/regering per EU-lidstaat, enz.). Sommige belanghebbenden (met name de vertegenwoordigers van de vleessector) hebben hun voorkeur uitgesproken voor de optie van de verplichte regeling en de toepassing “binnen één jaar”. Er zouden budgettaire gevolgen zijn voor de bevoegde autoriteiten, aangezien de huidige IT-systemen moeten worden aangepast om EID mogelijk te maken. Het Onderzoek naar de invoering van EID kwam tot de conclusie dat de bevoegde autoriteiten zouden profiteren van het feit dat alle gegevens automatisch worden geïnformatiseerd, waardoor zij arbeidskosten kunnen besparen en minder administratieve lasten hebben. EID kan een positief effect hebben in die zin dat de activiteiten van de bevoegde autoriteiten, zoals de controle van de toepassing van de regeling inzake rechtstreekse betalingen en andere GLB-regelingen, worden vergemakkelijkt (aangezien de inspecteurs wellicht reeds leesapparaten bij zich hebben voor de elektronische lezing van gegevens van schapen en geiten). De bevoegde autoriteiten kunnen meer profiteren van optie 3 dan van de opties 2 en 1. Het mogelijke effect op de consumentenprijzen zal gering zijn in vergelijking met optie 1. In de veronderstelling dat de vleesprijs moet stijgen om de door EID veroorzaakte toename van de productiekosten te compenseren, zou die stijging ten hoogste 1% bedragen.


De onderstaande overzichtstabellen bevatten gegevens over de economische impact van de geraamde kosten van alle taken voor de officiële registratie van runderen voor het basisscenario (optie 1 - in de tabellen aangeduid als optie 3) en de optie van de verplichte regeling (optie 3 - in de tabellen aangeduid als optie 1), uitgesplitst per taak en per actor. Hieruit kan worden afgeleid wat de totale extra kosten ten opzichte van het basisscenario zijn. De kosten van de optie van de verplichte regeling (in de tabel aangeduid als optie 1) verschillen naargelang elektronische oormerken of bolussen worden gebruikt.


Tabel 2: vergelijking van de kosten van de optie van de verplichte regeling en de basisoptie per taak en voor twee scenario 's


Tabel 3: vergelijking van de kosten van de optie van de verplichte regeling en de basisoptie per type actor (uitgedrukt in 1000 euro en in %) en voor twee scenario's


3.2. Facultatieve etikettering van rundvlees


Voor de facultatieve etikettering van rundvlees zijn er twee verschillende scenario's:

Optie 1“niets doen” (basisscenario): geen wijziging van de huidige regeling.

Optie 2afschaffing van de facultatieve etikettering van rundvlees. De specifieke bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees zouden uit Verordening (EG) nr. 1760/2000 worden geschrapt, maar de verplichte etikettering betreffende de oorsprong van het rundvlees zou ongewijzigd blijven.

Economische impact van de voorkeursoptie ten opzichte van het basisscenario: de administratieve procedure voor de goedkeuring van facultatieve aanduidingen op rundvleesetiketten zou verdwijnen. De marktdeelnemers zouden de bestaande etiketten kunnen blijven gebruiken. De informatie voor de consument zou niet in het gedrang komen aangezien alle vermeldingen op de etiketten onder de bestaande horizontale EU-wetgeving zouden vallen, die voor rundvlees op dezelfde wijze van toepassing zou zijn als nu reeds voor andere vleessoorten. In het kader van het EU-project inzake het meten en het verminderen van administratieve kosten is berekend dat de administratieve lasten hierdoor met 362 000 euro kunnen worden verlaagd. Bijlage VIII geeft een gedetailleerd overzicht van de effecten voor de diverse marktdeelnemers.


4. VOORKEURSOPTIES


4.1. Elektronische identificatie van runderen


Er kan worden geconcludeerd dat optie 3 - de verplichte regeling op dit moment niet de beste aanpak is, aangezien sommige belanghebbenden (bv. kleine landbouwers) hiervan economisch nadeel zouden ondervinden, maar het zou de meest efficiënte optie zijn om de consument te beschermen (traceerbaarheid), de administratieve lasten te verminderen en geen risico’s te lopen in het intra-uniale handelsverkeer. Optie 1 – “niets doen” kan tot uiteenlopende technische normen leiden en negatieve gevolgen hebben voor het intra-uniale handelsverkeer. Bovendien beantwoordt deze optie helemaal niet aan de verwachtingen van de sector met betrekking tot de vermindering van de administratieve lasten. Optie 2B – de regeling waarbij de belanghebbenden vrijwillig voor EID kunnen kiezen werd door de meeste ondervraagden niet als een waardevolle optie beschouwd, aangezien die ertoe kan leiden dat in elke EU-lidstaat twee verschillende systemen naast elkaar bestaan en dat uiteindelijk twee verschillende markten ontstaan, wat leidt tot verwarring, met mogelijke gevolgen voor de efficiëntie van het huidige traceerbaarheidssysteem.

De wijziging van de identificatieregeling kan het best worden ingevoerd op vrijwillige basis, met de mogelijkheid voor elke EU-lidstaat om te beslissen of hij EID op zijn nationale grondgebied wil verplichten (optie 2A). De EU-lidstaten hebben heel uiteenlopende landbouwpraktijken en sectorale organisaties. Daarom is het dienstig aan te bevelen dat het aan de afzonderlijke lidstaten is om met alle actoren in de voedselketen samen te werken teneinde na te gaan wat de meerwaarde van EID is en dit systeem ingang te doen vinden, zodat EID op het juiste moment verplicht kan worden gesteld. Elke lidstaat zou dan op een passend ogenblik EID bij wet kunnen invoeren, zonder dat hij daartoe wordt gedwongen. Optie 2A kan de problemen in verband met het naast elkaar bestaan van twee verschillende identificatiesystemen beperken ten opzichte van optie 2B. Wat de vermindering van de administratieve lasten betreft, verdient optie 2A de voorkeur boven optie 2B. Kortom, er is aangetoond dat elektronische identificatie, ook al brengt die hogere kosten met zich dan de conventionele identificatie, in specifieke gevallen voordelen voor de bedrijven kan opleveren. Alleen als zowel de voordelen op wetgevingsgebied als die voor de bedrijven voor ogen worden gehouden, maakt EID een goede kans om door de actoren te worden aanvaard. Daarom is de voorkeursoptie een vrijwillige regeling (optie 2) met de mogelijkheid voor de lidstaten om een verplichte regeling op nationaal niveau in te voeren (suboptie 2A). De doeltreffendheid, de efficiëntie en de coherentie van optie 2A kan enige tijd na de tenuitvoerlegging ervan worden beoordeeld. Op basis van die evaluatie kan de Commissie zich verder beraden over de noodzaak om de verdere stap te zetten naar de verplichte invoering van EID op EU-niveau.


4.2. Facultatieve etikettering van rundvlees


Geconcludeerd kan worden dat optie 2 de voorkeur verdient.


1 Study on the introduction of electronic identification (EID) as official method to identify bovine animals within the EU (Onderzoek naar de invoering van elektronische identificatie (EID) als officiële methode voor de identificatie van runderen in de EU):
http://ec.europa.eu/food/animal/identification/bovine/docs/EID_Bovine_FinalReport_04062009_en.pdf