Bijlagen bij COM(2013)245 - Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening 1198/2006, Verordening 861/2006 en Verordening XXX/2011 inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE I

Specifieke steunintensiteit

Concrete acties || Percentpunten

met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met: || 25

op de afgelegen Griekse eilanden komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 35

in de ultraperifere gebieden komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 35

uitgevoerd door vissersorganisaties of andere collectieve begunstigden buiten titel V, hoofdstuk III, komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 10

uitgevoerd door producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 20

inzake controle en handhaving in het kader van artikel 78 komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 30

inzake controle en handhaving met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij in het kader van artikel 78 komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 40

uitgevoerd door andere dan onder de definitie van kmo's vallende ondernemingen worden gefinancierd met een steunpercentage dat wordt gereduceerd met || 20

BIJLAGE II

[Jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor de periode 2014 ‑ 2020]

BIJLAGE III

Algemene voorafgaande voorwaarden

Gebied || Voorafgaande voorwaarden || Criteria waaraan moet worden voldaan

1. Bestrijding van discriminatie || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep[37] en Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming[38]. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de Richtlijnen 2000/78/EG en 2000/43/EG van de Raad, door middel van: – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de tenuitvoerlegging van en het toezicht op deze richtlijnen; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van deze richtlijnen.

2. Gendergelijkheid || Het bestaan van een strategie voor de bevordering van gendergelijkheid en een mechanisme voor de effectieve toepassing ervan. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van een speciale strategie voor de bevordering van gendergelijkheid, door middel van: – een systeem voor de verzameling en analyse van gegevens en indicatoren, onderverdeeld naar geslacht, voor de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd genderbeleid; – een plan en voorafgaande criteria om doelstellingen inzake gendergelijkheid door middel van gendernormen en -richtsnoeren te integreren; – tenuitvoerleggingsmechanisme, met inbegrip van een genderinstantie en deskundigheid om de steunmaatregelen op te stellen, te monitoren en te evalueren.

3. Personen met een handicap || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van het VN‑Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap door middel van: – de tenuitvoerlegging van maatregelen in overeenstemming met artikel 9 van het VN‑Verdrag, teneinde belemmeringen en barrières in verband met de toegankelijkheid voor personen met een handicap te voorkomen, te identificeren en op te heffen; – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging van en het toezicht op het VN-Verdrag in overeenstemming met artikel 33 van dat Verdrag; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van het VN-Verdrag, inclusief passende regelingen om op de naleving van de toegankelijkheidsvereisten toe te zien.

4. Overheidsop­drachten || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de Richtlijnen 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten[39], en een toereikend toezicht en toereikende bewaking ter zake || – Een effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de Richtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG wordt gewaarborgd door: – de volledige omzetting van de Richtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG; – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van en het toezicht op de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten; – maatregelen tot waarborging van een toereikend toezicht en een toereikende bewaking in verband met transparante gunningsprocedures voor contracten, en voldoende informatie daarover; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van het personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten.

5. Staatssteun || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun door middel van: – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van en het toezicht op de EU-wetgeving inzake staatssteun; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-voorschriften inzake staatssteun.

6. Milieuwetgeving inzake milieu­effectbeoordeling (MEB) en strategische milieueffectbeoor­deling (SMEB) || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-milieuwetgeving met betrekking tot de MEB en SMEB in overeenstemming met Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten[40] en Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's[41]. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-milieuwetgeving door middel van: – een volledige en juiste omzetting van de MEB- en SMEB-richtlijnen; – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van en het toezicht op de MEB- en SMEB-richtlijnen; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de MEB- en SMEB-richtlijnen betrokken is; – maatregelen om een toereikende administratieve capaciteit te waarborgen.

7. Statistische systemen en resultaatindicatore || Het bestaan van een statistisch systeem voor evaluaties om de doeltreffendheid en het effect van de programma's te beoordelen. Het bestaan van een doeltreffend systeem van resultaatindicatoren om toezicht te houden op de voortgang en om een effectbeoordeling uit te voeren. || – Er bestaat een meerjarenplan voor de tijdige verzameling en aggregatie van gegevens met onder meer: – de identificatie van bronnen en mechanismen voor statistische validering; – regelingen voor publicatie en openbare toegankelijkheid; – een doeltreffend systeem van resultaatindicatoren, waarbij: – voor elk programma resultaatindicatoren worden geselecteerd die informatie verschaffen over die aspecten van het welzijn en de vooruitgang van personen die aanleiding zijn voor uit het programma gefinancierde beleidsacties; – streefdoelen voor deze indicatoren worden vastgelegd; – voor elke indicator de volgende vereisten in acht worden genomen: robuustheid en statistische validering, een duidelijke normatieve interpretatie, responsiviteit ten aanzien van het beleid, tijdige verzameling en openbare toegankelijkheid van de gegevens; – toereikende procedures worden vastgesteld om te waarborgen dat voor alle uit het programma gefinancierde concrete acties een doeltreffend systeem van indicatoren wordt vastgesteld.

Specifieke voorafgaande voorwaarden

1. PRIORITEITGERELATEERDE VOORWAARDEN

EU‑prioriteit voor EFMZV / GSK Thematische doelstelling (TD) || Voorafgaande voorwaarde || Criteria waaraan moet worden voldaan

EFMZV‑prioriteit: 2. Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde visserij 3. Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur TD 3: Vergroting van de concurrentiekracht van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) || Starten van een onderneming: Er zijn specifieke acties uitgevoerd voor de effectieve tenuitvoerlegging van de "Small Business Act" (SBA) en van de evaluatie ervan van 23 februari 2011, inclusief het principe "Denk eerst klein". || De specifieke acties omvatten onder meer: – maatregelen om de voor het starten van een onderneming benodigde tijd en kosten terug te brengen tot respectievelijk drie werkdagen en 100 euro; – maatregelen om de tijd die een onderneming nodig heeft om voor het uitoefenen van een specifieke activiteit een vergunning te verkrijgen terug te brengen tot 3 maanden; – een mechanisme voor de systematische beoordeling van het effect van wetgeving op kmo's door middel van een kmo-toets, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met de grootte van de onderneming.

EFMZV‑prioriteit: 3. Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur 5. Bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur TD 6: Bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen || Het opstellen, tegen 2014, van een nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur zoals bedoeld in artikel 43 van [GVB‑verordening] || – Ten laatste op de datum van indiening van het OP wordt het nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur bij de Commissie ingediend. – Het OP bevat informatie over de complementariteit met het nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur.

EFMZV‑prioriteit: 6. Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB TD 6: Bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen || De administratieve capaciteit om te voldoen aan de in artikel 37 van [GVB‑verordening] vastgestelde gegevensvereisten voor het visserijbeheer, is aantoonbaar aanwezig. || – De administratieve capaciteit om een meerjarenprogramma voor gegevensverzameling – dat door het WTECV moet worden beoordeeld en door de Commissie moet worden goedgekeurd - voor te bereiden en toe te passen, is aantoonbaar aanwezig. – De administratieve capaciteit om een jaarlijks werkprogramma voor gegevensverzameling – dat door het WTECV moet worden beoordeeld en door de Commissie moet worden goedgekeurd - voor te bereiden en toe te passen, is aantoonbaar aanwezig. – Er is voldoende capaciteit aan personele middelen voorhanden om bilaterale of multilaterale overeenkomsten met andere LS aan te gaan indien de werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van de gegevensverzamelingsvereisten worden gedeeld.

EFMZV‑prioriteit: 6. Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB TD 6: Bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen || De administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging van de controle‑, inspectie‑ en handhavingsregeling zoals bedoeld in artikel 46 van [GVB‑verordening] en in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, is aantoonbaar aanwezig. || De specifieke acties betreffen onder meer: – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om het in artikel 19, onder l), bedoelde nationale controleprogramma 2014-2020 voor te bereiden en uit te voeren – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om het nationale controleactieprogramma voor meerjarenprogramma's voor te bereiden en uit te voeren (artikel 46 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om een gemeenschappelijk controleprogramma dat samen met andere lidstaten kan worden ontwikkeld, voor te bereiden en uit te voeren (artikel 94 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om een specifiek controle‑ en inspectieprogramma voor te bereiden en uit te voeren (artikel 95 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om een systeem van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor ernstige inbreuken toe te passen (artikel 90 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om het puntensysteem voor ernstige inbreuken toe te passen (artikel 92 van de controleverordening) Voldoende personele middelen om de controleverordening ten uitvoer te leggen

BIJLAGE IV Voorlichting en communicatie over steun uit het EFMZV

1. Lijst van concrete acties

De in artikel 143 bedoelde lijst van concrete acties bevat de volgende gegevensvelden in ten minste een van de officiële talen van de lidstaat:

– naam van de begunstigde (alleen rechtspersonen; geen namen van natuurlijke personen vermelden);

– CFR‑nummer (Community Fleet Register) van de vissersvaartuigen zoals bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003[42] (alleen invullen als de concrete actie in verband staat met een vissersvaartuig);

– naam van de concrete actie;

– samenvatting van de concrete actie;

– begindatum van de concrete actie;

– einddatum van de concrete actie (verwachte datum van de materiële voltooiing of volledige uitvoering van de concrete actie);

– totale subsidiabele uitgaven;

– bedrag van de EU‑bijdrage;

– postcode van de concrete actie;

– land;

– vermelding van de betrokken EU‑prioriteit;

– datum van de laatste bijwerking van de lijst van concrete acties.

De titel van de gegevensvelden en de naam van de concrete acties moeten tevens in ten minste een andere officiële taal van de Europese Unie worden verstrekt.

2. Op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen

2.1.        Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1. De lidstaat ziet erop toe dat de voorlichtings‑ en publiciteitsmaatregelen een zo ruim mogelijke aandacht in de media krijgen, waarbij op het aangewezen niveau verschillende communicatievormen en ‑methoden worden gebruikt.

2. De lidstaat is verantwoordelijk voor de organisatie van ten minste de volgende voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen:

(a) een belangrijke voorlichtingsactiviteit waarbij bekendheid wordt gegeven aan de start van het operationele programma;

(b) ten minste twee keer tijdens de programmeringsperiode: een belangrijke voorlichtingsactiviteit om reclame te maken voor de financieringsmogelijkheden en de gevolgde strategie en om de resultaten van het operationele programma te presenteren;

(c) het uithangen van de vlag van de Europese Unie voor het gebouw van elke beheersautoriteit of op een andere voor het publiek zichtbare plaats bij dat gebouw;

(d) het langs elektronische weg bekendmaken van de lijst van concrete acties in overeenstemming met punt 1;

(e) het geven van voorbeelden van concrete acties per operationeel programma op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is; de voorbeelden moeten worden gegeven in een door velen gesproken officiële taal van de Europese Unie die niet de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken lidstaat is;

(f) het geven van een korte samenvatting van concrete acties betreffende innovatie en eco‑innovatie op een specifiek deel van de algemene website;

(g) het actualiseren van informatie over de uitvoering van de operationele programma's, met inbegrip van de belangrijkste resultaten ervan, op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is.

3. In overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken worden de volgende instanties door de beheersautoriteit bij de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen betrokken:

(h) de in artikel 5 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde partners;

(i) de centra voor voorlichting over Europa en de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten;

(j) onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

Deze instanties zorgen voor een grootschalige verspreiding van de in artikel 12043, lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie.

3. Maatregelen tot voorlichting van potentiële begunstigden en van begunstigden

3.1.        Maatregelen tot voorlichting van potentiële begunstigden

1. De beheersautoriteit ziet erop toe dat aan potentiële begunstigden en aan alle belanghebbenden op ruime schaal informatie wordt verstrekt over de doelstellingen van het operationele programma en de in het kader van het EFMZV geboden financieringsmogelijkheden.

2. De beheersautoriteit ziet erop toe dat de potentiële begunstigden ten minste de volgende informatie ontvangen:

(k) de subsidiabiliteitsvoorwaarden waaronder uitgaven voor steun uit een operationeel programma in aanmerking komen;

(l) een beschrijving van de voorwaarden inzake de ontvankelijkheid van aanvragen, de procedures voor het onderzoek van de financieringsaanvragen en de termijnen;

(m) de criteria aan de hand waarvan concrete acties voor steun worden geselecteerd;

(n) de contacten op nationaal, regionaal of lokaal niveau waar informatie over de operationele programma's kan worden verkregen;

(o) de vereiste dat in de aanvragen, in evenredigheid met de omvang van de concrete actie, communicatieactiviteiten worden voorgesteld om het publiek in te lichten over het doel van de concrete actie en over de EU-steun ervoor.

3.2.        Maatregelen tot voorlichting van de begunstigden

De beheersautoriteit deelt de begunstigden mee dat zij door financiering te aanvaarden ermee instemmen op de in overeenstemming met artikel 12043, lid 2, gepubliceerde lijst van concrete acties te worden opgenomen.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Titel van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstellingen

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2. BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels voor het toezicht en de verslaglegging

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)el(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

              3.2.5. Bijdragen van derden in de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

[Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening (EU) nr. XXX/2011van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[43]

[Beleidsterrein Titel 11 "Maritieme Zaken en Visserij" van Rubriek 2…]

Specificeer bestaande begrotingsonderdelen die tot een nieuw begrotingsonderdeel worden samengevoegd:

Begrotingslijnen post‑2013:

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie (inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening (EU) nr. XXX/2011van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid voor de volgende financieringsperiode 2014‑ 2020)

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[44]

¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstellingen

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het nieuwe financiële instrument zal met name bijdragen tot 3 vlaggenschipinitiatieven in het kader van de Europa 2020‑strategie: 1) efficiënt gebruik van hulpbronnen, 2) de innovatie‑Unie en 3) de agenda voor nieuwe vaardigheden en banen. Overeenkomstig de Europa 2020‑strategie worden met het toekomstige financieringsinstrument de volgende doelstellingen nagestreefd:

- ondersteuning van de doelstellingen van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid door het bevorderen van een duurzame en rendabele visserij en aquacultuur

- ondersteuning van de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid

- ondersteuning van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden.

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstellingen onder gedeeld beheer

Dimensie || Specifieke doelstellingen

Verhoging van de werkgele­genheid en de territoriale cohesie || – stimulering van de economische groei, de sociale inclusie, de werkgelegenheidscreatie en de arbeidsmobiliteit in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur

– diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie, en uitbreiding van de maritieme economie, onder meer in het kader van de matiging van de klimaatverandering

Bevorde­ring van een innovatieve, concurre­rende en kennis­gebaseerde visserij || – steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht

– verbetering van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van de visserij, met name van de kleinschalige kustvisserij, en verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden in de visserij

– ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren

– verbetering van de organisatie van de markt voor visserijproducten

Bevorde­ring van een innovatieve, concurre­rende en kennisge­baseerde aquacul­tuur || – steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht

– versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van aquacultuurondernemingen, in het bijzonder van kmo's;

– ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren

– verbetering van de organisatie van de markt voor aquacultuurproducten

Bevordering van een duurzame en hulpbron­efficiënte visserij || – reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu

– bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van de diensten die deze leveren

Bevordering van een duurzame en hulpbron­efficiënte aquacultuur || – versterking van de ecosystemen die verbonden zijn met de aquacultuur en bevordering van een hulpbronefficiënte aquacultuur

– bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming. dierengezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en veiligheid

Bevordering van de tenuitvoer­legging van het GVB || – het beschikbaar stellen van wetenschappelijke kennis en gegevensverzameling

– het ondersteunen van controle en handhaving, het versterken van de institutionele capaciteit en efficiënte overheidsdiensten

Specifieke doelstellingen onder direct beheer

Dimensie || Specifieke doelstellingen

Innovatie en kennis­gebaseerde visserij || – verbetering van de organisatie van de markt voor visserijproducten (waarnemerspost)

Duurzame en hulpbron­efficiënte visserij || – uitbreiding van de wetenschappelijke kennisbasis en intensivering van de gegevensverzameling met het oog op een duurzaam visserijbeheer – versterking van de naleving via controles

Ontwikke­ling en tenuitvoer­legging van het GMB || – ontwikkeling van sectoroverschrijdende instrumenten voor een betere beleidsvorming (maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerde maritieme bewaking, mariene kennis) – bevordering van de beleidsintegratie om een duurzaam en grensoverschrijdend/ecosysteemgebaseerd beheer van Europese zeegebieden mogelijk te maken

Bestuur op het gebied van het GVB en het GMB || – bevordering van een geïntegreerd bestuur van het GVB, maritieme zaken en kustgerelateerde zaken – intensivering en stroomlijning van de betrokkenheid van de belanghebbende partijen bij het visserijbeheer en de aquacultuur door financiële EU‑steun te verlenen aan de adviesraden – ondersteuning via dekking van kosten van voorlichtings‑ en communicatieactiviteiten in verband met het GVB en het GMB, en via dekking van kosten voor deskundigen en vertegenwoordigers van de belanghebbende partijen die deelnemen aan Commissievergaderingen over het GVB en het GMB

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en)

11 01 ADMINISTRATIEVE UITGAVEN VOOR HET BELEIDSTERREIN MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ

11 02 VISSERIJMARKTEN

11 03 INTERNATIONALE VISSERIJ EN ZEERECHT (gedeeltelijk)

11 04 BEHEER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

11 06 EUROPEES VISSERIJFONDS (EVF)

11 07 INSTANDHOUDING, BEHEER EN EXPLOITATIE VAN DE LEVENDE AQUATISCHE HULPBRONNEN

11 08 CONTROLE EN HANDHAVING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

11 09 MARITIEM BELEID

1.4.3.     Verwacht(e) result(a)at(en) en verwachte impact in het kader van gedeeld en direct beheer

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

In het voorstel voor de periode na 2013 wordt een belangrijk financieringinstrument aangereikt voor de tenuitvoerlegging van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid. Voorgesteld wordt de dure en ondoeltreffende vlootsubsidies stop te zetten en in overeenstemming met Europa 2020 in te zetten op een beperkt aantal ecologische, economische en sociale GVB‑doelstellingen met bijzondere nadruk op duurzame visserij, groene innovatie, een snellere overgang naar nieuwe methoden voor visserijbeheer, en het creëren van groei en banen in gemeenschappen die op de visserij zijn aangewezen.

De resultaten en de impact zullen afhangen van de operationele programma's die de lidstaten bij de Commissie indienen. Aan de lidstaten zal worden gevraagd in hun programma's streefdoelen op te nemen.

Belanghebbende partij || Omschrijving van belang­hebbende partij || Voornaamste belangen/effecten

Begunstigden || De vangstsector van de EU || – Eigenaren, exploitanten en bemanning van EU-vaartuigen || – Rendabiliteit van de bedrijven – Grotere veerkracht bij economische schokken, bedrijfsplanning op de lange termijn – Nieuwe vaardigheden, betere marketing en afzetbevordering. Duurzame visserij met minder teruggooi.

De aquacultuursec­tor in de EU || – Eigenaren, exploitanten en personeel van aquacultuuronder­nemingen || – Rendabiliteit van de bedrijven – Meer marktstimuli voor duurzame/extensieve aquacultuur, inclusief voor de NATURA 2000‑gebieden – Bekostigen van de milieuvoorschriften – Nieuwe vaardigheden, betere marketing en afzetbevordering

Op visserij aangewezen gemeenschap­pen || – Gemeenschappen die voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op visserij of aquacultuur || – Rendabiliteit van op visserij aangewezen kustgebieden en landinwaarts gelegen gebieden.

Verwerkende sector || – Bedrijven die ingevoerde en in EU-wateren gevangen hulpbronnen verwerken || – Meer concurrentievermogen en toegevoegde waarde, stabiele bevoorrading met kwaliteitsproducten

Onderzoeks­sec­tor || – Verstrekking van GVB‑gerelateerde en mariene gegevens door wetenschappelijke onderzoeksorgani­saties en de wetenschappelijke gemeenschap. || – Tijdige verstrekking van degelijke, robuuste en uitgebreide gegevens over de visserij met het oog op een op kennis gebaseerd beleid. Verbetering van de mariene kennis, gegevensintegratie

Overheden en organisaties || – Nationale, regionale en lokale organisaties die betrokken zijn bij de gegevensverzameling en de handhaving en controle van het GVB – Adviesraden, ROVB's || – Steun voor een meer efficiënte, doeltreffende en praktische taakuitvoering

– Nationale, regionale en lokale organisaties die de kust beschermen, het mariene milieu monitoren, en borg staan voor grenscontrole en maritieme veiligheid || – Steun voor een meer efficiënte, doeltreffende en praktische taakuitvoering – Verbetering van de zichtbaarheid van de problemen en financiële behoeften van kustgebieden, inclusief een betere coördinatie en een strategischer gebruik van financiële EU‑middelen

Anderen || Maritieme sectoren in de EU || – Marktdeelnemers met economische activiteiten aan de kust of offshore (commerciële vloot, toerisme, havens, enz.) || – Betere beveiliging en veiligheid – Minder administratieve belasting op maritiem gebied via stabiele en geïntegreerde structuren voor maritiem bestuur (incl. ruimtelijke ordening) – Betere communicatie tussen de maritieme sectoren (maritieme clusters in zeegebieden)

Consumenten || – Verbruikers van visserijproducten en aquacultuurproducten || – Beschikbaarheid van hoogwaardige visserijproducten en aquacultuurproducten met een hoge voedingswaarde

Derde landen || – De visserijsectoren die met de EU-vloten concurreren – Aquacultuurprodu­centen en exporteurs van aquacultuur­producten naar de EU – Overheidsdiensten || – Toegang tot de EU‑markt – Ontwikkeling van sectorale capaciteit via toegang tot EU‑steun

NGO's het maat­schap­pelijk mid­den­veld en de EU‑burger || – Milieu‑NGO's – Het brede publiek dat belang stelt in het GMB, de visseri­jsectoren en het mariene milieu en zich daaromtrent zorgen maakt || – Duurzaam beheer van zeeën en kustgebieden, incl. de instandhouding van vispopulaties, de mariene biodiversiteit en de maatschappelijke belevingswaarde van oceanen, rivieren en meren – Ontwikkeling van een sectoroverschrijdende collectieve verantwoordelijkheid voor milieuduurzaamheid

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren in het kader van gedeeld beheer

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De voorstellen voorzien in de vaststelling van een gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader om de prestaties van het GVB te meten. Dat kader omvat alle instrumenten die verband houden met monitoring en evaluatie.

Het effect van deze GVB‑maatregelen wordt gemeten aan de hand van de volgende indicatoren (indicatief):

– Verhoging van de bruto toegevoegde waarde per werknemer in de visserijvloot en in de aquacultuur

– Brandstofefficiëntie van de visvangst

– Energiekosten in de aquacultuur

– Verhoging van de waarde of het volume van de producten die via producentenorganisaties worden aangeboden

– Teruggooipercentage van commercieel geëxploiteerde vissoorten

– Mate van naleving van de gegevensoproepen

– Aantal beoordeelde bestanden ten opzichte van het totale aantal geëxploiteerde bestanden

– Aantal geconstateerde ernstige inbreuken

– Aantal door plaatselijke partnerschappen gecreëerde en behouden banen

De Commissie bepaalt middels uitvoeringshandelingen de voor deze doelstellingen specifieke indicatoren.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Met het oog op de verwezenlijking van de meerjarendoelstellingen van het GVB en de naleving van de ter zake relevante Verdragsvoorschriften wordt in dit voorstel het wetgevingskader voor het GVB voor de periode na 2013 neergelegd.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Volgens het VWEU heeft de Unie de exclusieve bevoegdheid voor de instandhouding van de mariene biologische rijkdommen en de gedeelde bevoegdheid voor de rest van het GVB. In het kader van het GVB worden hulpbronnen beheerd die verschillende lidstaten gemeenschappelijk hebben en die nauw verbonden zijn met bepaalde grensoverschrijdende mariene ecosystemen.

Het resultaat van deze voorstellen om de EU op weg te zetten naar een duurzame visserij (denk aan de magere resultaten van het GVB tot dusverre en de vooruitgang die de partners van de EU op dat vlak hebben geboekt) zal een kritieke test zijn voor de geloofwaardigheid van de manier waarop de EU het leiderschap van de duurzame‑ontwikkelingsagenda opeist, en zal tegelijkertijd één van de essentiële elementen zijn in het Europa 2020‑vlaggenschipinitiatief inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen.

1.5.3.     Belangrijkste uit soortgelijke activiteiten getrokken lering

Op basis van de evaluatie van het huidige beleidskader, van uitvoerig overleg met belanghebbenden en van een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd. Gedetailleerde informatie hierover is te vinden in de effectbeoordeling en de toelichting die bij de wetgevingsvoorstellen is gevoegd.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten in het kader van gedeeld beheer

De wetgevingsvoorstellen waarop dit financieel memorandum betrekking heeft, moeten worden gezien in de ruimere context van het voorstel voor een integrale kaderverordening waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor de onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (EFMZV, EFRO, ESF, Cohesiefonds en ELFPO) worden vastgesteld. De kaderverordening zal in aanzienlijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten, het doelmatig besteden van de financiële EU-middelen en het in praktijk brengen van vereenvoudigingen. Dit alles vormt ook de basis voor de nieuwe concepten van het gemeenschappelijk strategisch kader voor al deze fondsen, en voor de in het vooruitzicht gestelde partnerschapscontracten, die ook betrekking zullen hebben op deze fondsen.

Met het gemeenschappelijk strategisch kader, zoals het zal worden vastgesteld, worden de doelstellingen en prioriteiten van de Europa 2020-strategie omgezet in prioriteiten voor zowel het EFMZV als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het ELFPO, hetgeen een geïntegreerde aanwending van de fondsen met het oog op het bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen moet garanderen.

Het gemeenschappelijk strategisch kader bevat ook mechanismen voor de coördinatie met andere ter zake relevante beleidstakken en instrumenten van de Unie.

1.6.        Duur van de actie en van de financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨        Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– ¨        Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2023

¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beheersvorm(en)[45]

¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨        uitvoerende agentschappen

– ¨        door de Gemeenschappen opgerichte organen[46]

– ¨        nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨        personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het desbetreffende basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Gedeeld beheer: Titels III, IV en V

Direct beheer: Titels VI en VII

2. BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Monitoring‑ en verslagleggingsvoorschriften in het kader van gedeeld beheer

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is een van de fondsen die zijn ingebed in het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK). Hoewel het leeuwendeel van de uitgaven die in het kader van dit instrument worden gedaan, gedeeld zal worden beheerd, is er een klein aandeel van de uitgaven dat de Commissie direct zal beheren.

I. GEDEELD BEHEER

Voor elk operationeel programma wordt een monitoringcomité opgericht en verder zijn de jaarverslagen over de uitvoering van elk operationeel programma een essentieel onderdeel van de benadering. De monitoringcomités komen ten minste een keer per jaar bijeen. Het systeem wordt gecompleteerd door jaarlijkse evaluatievergaderingen van de Commissie met de lidstaten.

Niet alleen wordt voor elk operationeel programma een uitvoeringsverslag opgesteld, de voortgangsverslagen (over de uitvoering van de partnerschapscontracten) die de lidstaten in 2017 en 2019 moeten indienen, zullen worden samengevat in strategische verslagen die de Commissie zal voorbereiden en aan de EU‑instellingen zal overleggen. In 2018 en 2020 neemt de Commissie in haar jaarlijkse voortgangsverslag voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een hoofdstuk op waarin het strategische verslag wordt samengevat, met bijzondere aandacht voor de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de EU‑prioriteiten. Voorts zullen de lidstaten voor hun EFMZV‑programma een verslag over de evaluatie achteraf voorbereiden. Dat verslag wordt uiterlijk op 31 december 2023 bij de Commissie ingediend.

In het kader van het monitoring‑ en verslagleggingssysteem zullen kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden gebruikt. De kwantitatieve instrumenten behelzen zowel financiële als fysieke informatie. De fysieke informatie houdt verband met outputindicatoren en de ontwikkeling van resultaatindicatoren. De Commissie heeft een reeks outputindicatoren gespecificeerd die zij zal gebruiken voor het aggregeren van gegevens op EU-niveau. Op belangrijke tijdstippen van de uitvoeringsperiode (2017 en 2019) zullen in het kader van de jaarlijke uitvoeringsverslagen aanvullende analyses over de voortgang van de programma's moeten worden gemaakt. Bij het monitoring- en verslagleggingssysteem wordt optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor elektronische gegevensoverdracht.

Hierbij moet worden vermeld dat maatregelen die vroeger direct werden beheerd, nu in het kader van gedeeld beheer zullen worden gefinancierd:

- maatregelen inzake afzet en verwerking en maatregelen ter ondersteuning van de marktorganisatie voor visserij en ter compensatie van extra kosten voor visserijproducten in de ultraperifere gebieden, en

- maatregelen ter ondersteuning van de controle‑, inspectie‑ en handhavingsregeling, en maatregelen ter ondersteuning van de gegevensverzameling.

II. DIRECT BEHEER

In het kader van direct beheer worden uit het EFMZV de volgende uitgaven gefinancierd:

- uitgaven in verband met maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid;

- uitgaven in verband met maatregelen ter ondersteuning van wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis, adviesraden, vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties, de tenuitvoerlegging van de bepaalde maatregelen in het kader van de controle‑, inspectie‑ en handhavingsregeling en communicatieactiviteiten, en

- technische bijstand.

Voor de eerste twee regelingen zal de Commissie middels uitvoeringshandelingen jaarlijkse werkprogramma's vaststellen. In de EFMZV‑wetgeving wordt vastgesteld welke informatie inzake subsidies en overheidsopdrachten in deze programma's moet worden opgenomen. Voorts wordt voorzien in regelmatige monitoring en periodieke verslaglegging. In het kader hiervan dient de Commissie de volgende stukken in te dienen bij het Europees Parlement en de Raad:

- uiterlijk op 31 maart 2017, een verslag over een tussentijdse evaluatie dat betrekking heeft op de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van de op grond van deze verordening gefinancierde acties;

- uiterlijk op 30 augustus 2018, een mededeling over de voortzetting van de op grond van deze verordening gefinancierde acties;

- uiterlijk op 31 december 2021, een verslag over de evaluatie achteraf.

2.2.        Beheers‑ en controlesysteem in het kader van gedeeld beheer

2.2.1.     Mogelijke risico's

Sinds 2008 vermeldt de Europese Rekenkamer in zijn jaarverslag een geschat foutenpercentage voor het beleidsgebied landbouw en natuurlijke hulpbronnen voor elk begrotingsjaar (begrotingsjaren 2007-2010) op basis van een onafhankelijk samengestelde aselecte steekproef van verrichtingen. Volgens de ramingen van de Rekenkamer ligt het percentage meest waarschijnlijke fouten tussen 2 % en 5 % (begrotingsjaren 2007, 2009) en lager dan 2 % voor begrotingsjaar 2008. Voor begrotingsjaar 2010 is een percentage van 2,3 % bekendgemaakt. De Rekenkamer concludeert dat de toezichts‑ en controlesystemen er voor een deel in slagen de regelmatigheid van de betalingen te garanderen.

De steekproef die de Rekenkamer voor haar jaarlijkse audit heeft gebruikt, is ook dit jaar weer klein (voor begrotingsjaar 2010 zijn 12 betalingen getoetst, onder meer op het gebied van milieu, maritieme zaken en visserij, en gezondheid en consumentenbescherming). Voor het FIOV en het EVF zijn slechts enkele fouten gerapporteerd. Van de betalingen in de steekproef van de Rekenkamer voor de begrotingsjaren 2006 en 2007 had geen enkele betrekking op het FIOV.

Voor zover tendenzen in de fouten kunnen worden geconstateerd, blijken de meest frequente fouten die in de afgelopen 3 jaar zijn vastgesteld, betrekking te hebben op de niet‑naleving van de publiciteitsvoorschriften (41 % - maar in alle gevallen zonder financiële gevolgen) en de financiering van niet‑subsidiabele kostencategorieën (30 %), waaronder niet‑subsidiabele onderaannemingskosten. Bovendien bleek bij één project de subsidiabiliteitsperiode te zijn overschreden. De resterende fouten betreffen andere (niet‑kwantificeerbare) nalevingsaspecten.

Alle kwantificeerbare fouten houden verband met subsidiabiliteit.

I. GEDEELD BEHEER

1. Programmeringsperiode 1994-1999 (afgesloten)

Het totale foutenpercentage voor deze programmeringperiode kan worden vastgesteld op basis van de cumulatieve correcties die tegen eind 2010 (toen alle programma's afgesloten waren) zijn opgelegd (€99m of 3,88 % van het toegewezen bedrag).

2. Programmeringsperiode 2000-2006 (FIOV)

Aangezien de programma's nog niet zijn afgeloten, kan het totale foutenpercentage voor deze programmeringsperiode het best worden geraamd door de jaren in aanmerking te nemen toen het programma op "kruissnelheid" lag, i.e. vanaf 2005. Op basis daarvan blijkt het jaarlijkse foutenpercentage voor het FIOV (berekend als het aggregaat van de fouten die zijn geconstateerd bij gedetailleerde tests van projecten, systeemauditwerkzaamheden en potentiële forfaitaire correcties) steeds rond 1 % van de jaarlijks gedane betalingen te liggen.

Op basis van het bovenstaande wordt het globale foutenpercentage voor deze programmeringsperiode geraamd op ca. 2 %.

3. Programmeringsperiode 2007-2013 (EVF)

Uitgaande van alle reeds beschikbare auditresultaten wordt ervan uitgegaan dat het foutenpercentage onder 2 % zal blijven. Voor 2009 bleek uit de analyse van de jaarlijkse controleverslagen, nationale verslagen en DG‑verslagen over programma's van de categorieën 2b en 3 dat aan maximaal 1,18 % van alle tijdens het jaar verrichte betalingen een risico verbonden was. Voor 2010 bedraagt dat percentage 1,44 %.

II. DIRECT BEHEER

De foutenpercentages moeten ook vanuit een meerjarenperspectief worden onderzocht, aangezien DG MARE in een bepaald jaar audits verricht die betrekking hebben op tijdens meerdere jaren gedeclareerde en betaalde uitgaven. Wanneer rekening wordt gehouden met de voor de voorgaande jaren geldende foutenpercentages die in het kader van controles achteraf van 2006, 2007, 2008 en 2009 zijn geconstateerd, bedragen de meerjarige foutenpercentages van steekproeven van gegevensverzamelingsprogramma's en bewakings‑ en controleprogramma's respectievelijk 1,89 % en 4,33 % (tijdens controles achteraf geconstateerd bedrag aan niet‑subsidiabele uitgaven, vergeleken met het bedrag aan financiële verrichtingen die daadwerkelijk achteraf zijn gecontroleerd).

Voor het programma markten en ultraperifere gebieden zijn in 2010 of de daaraan voorafgaande jaren geen niet‑subsidiabele uitgaven geconstateerd.

2.2.2.     Controlemiddel(en)

I. GEDEELD BEHEER

De controlemechanismen die het EFMZV‑instrument na 2013 zullen schragen, zullen aanzienlijk verschillen van de vorige. Zo zullen de lidstaten de volgende drie instanties moeten aanwijzen.

1. Beheersautoriteit

De taak van de beheersautoriteit komt globaliter neer op het uitoefenen van toezicht op de programma‑uitvoering. De lidstaat moet beslissen of bespaard kan worden door de instanties in te zetten die dit werk momenteel voor het EVF verrichten of door deze taken toe te wijzen aan een voor een ander fonds bevoegde beheersautoriteit. Ongeacht de aard en de reikwijdte van de controles die de beheersautoriteit mag verrichten (elk lidstaat stelt zijn eigen regelingen op dit gebied vast), moet de beheersautoriteit er met name voor zorgen dat het betaalorgaan (dat eindverantwoordelijk is voor de betaling) alle vereiste gegevens ontvangt, met name inzake de procedures en de controles voor concrete acties die voor financiering zijn geselecteerd, alvorens de betalingen worden geautoriseerd.

2. Betaalorgaan

Het betaalorgaan moet aan bepaalde erkenningscriteria voldoen (voor de componenten van een doeltreffend beheers‑ en controlesysteem, zie bijlage I bij Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie). Zo niet kan de lidstaat de erkenning van het betaalorgaan intrekken en kan het betaalorgaan de Commissie niet meer verzoeken het EU‑geld uit te betalen. Het betaalorgaan kan taken delegeren, behalve wanneer het om betalingen gaat, maar blijft wel eindverantwoordelijk voor de goede uitvoering ervan.

Met het oog op de goedkeuring van de rekeningen is het bovendien de taak van het betaalorgaan om de gegevens over de jaarrekeningen ter beschikking te stellen, waaronder de beheersverklaring betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de jaarrekeningen, de goede werking van de internecontrolesystemen, de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer. Een ander document dat moet worden overgelegd is een samenvattend verslag van alle beschikbare verrichte audits en controles, met een analyse van vastgestelde tekortkomingen met een systemisch of repetitief karakter en met opgave van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen.

3. Certificerende instantie

De certificerende instantie moet operationeel onafhankelijk zijn van zowel het betaalorgaan als de autoriteit die dit orgaan erkent, en moet over de nodige technische expertise beschikken (zij moet zich namelijk houden aan de internationale standaarden voor accountantscontrole). Net zoals in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is deze instantie verantwoordelijk voor de jaarlijkse audit van de rekeningen van alle betaalorganen. De certificerende instantie moet een verslag van haar bevindingen opstellen, moet (via een certificaat) een auditoordeel over de waarachtigheid, volledigheid en nauwkeurigheid van de rekeningen van de betaalorganen uitbrengen en een oordeel over de beheersverklaring betreffende de elementen die in de vorige alinea worden vermeld.

De invoering van een systeem voor de jaarlijks goedkeuring van de rekeningen moet nationale en regionale autoriteiten er extra toe stimuleren om met het oog op de jaarlijkse mededeling van gecertificeerde rekeningen aan de Commissie tijdig de nodige kwaliteitscontroles uit te voeren. Hierdoor wordt het huidige financiële beheer versterkt en wordt beter gegarandeerd dat onregelmatige uitgaven op jaarbasis en niet pas aan het eind van de programmeringsperiode uit de rekeningen worden verwijderd.

Dit is echter alleen haalbaar wanneer de Commissie en de lidstaten erin slagen de voornaamste hierboven beschreven risico's te beperken.

De voorgestelde opzet van de beheers- en controlesystemen bouwt voort op die in de periode 2007-2013 en handhaaft de meeste functies uit de lopende periode, zoals administratieve verificaties en verificaties ter plaatse, audits van de beheers- en controlesystemen en audits van de concrete acties. Ook de Commissie behoudt haar rol, waarbij zij tot uitstel of schorsing van betalingen of tot financiële correcties kan besluiten.

Om de verantwoordingsregels aan te scherpen, zal de beheersautoriteit van een programma worden geaccrediteerd door een met het lopend toezicht op beheersautoriteiten belaste nationale accreditatie-instantie. Het voorstel biedt de mogelijkheid de huidige structuur met drie belangrijke autoriteiten per programma te handhaven wanneer die structuur doeltreffend is gebleken. Het is echter ook mogelijk de beheers- en de certificeringsautoriteit samen te voegen en daardoor het aantal betrokken autoriteiten in de lidstaten te verminderen. Door een kleiner aantal instanties neemt niet alleen de administratieve belasting af en is het gemakkelijker de administratieve capaciteit verder op te bouwen, maar kunnen ook de verantwoordelijkheden duidelijker worden verdeeld.

De volgende voorstellen zullen de controlekosten doen toenemen:

- de oprichting en werking van een accreditatie-instantie (deze kosten kunnen worden gecompenseerd door de besparing die optreedt wanneer de lidstaat besluit tot samenvoeging van de beheers- en de certificeringsautoriteit);

- de indiening van gecertificeerde jaarrekeningen en een jaarlijkse beheersverklaring, die aangeven dat alle nodige controles in het boekjaar zijn verricht (waarvoor een extra administratieve inspanning nodig kan zijn);

- de behoefte aan extra auditinspanningen door de auditautoriteiten in verband met de controle van de beheersverklaring of de noodzaak om in een korter tijdsbestek dan nu de audits te voltooien of met een auditoordeel te komen.

Er zijn echter ook voorstellen die de controlekosten zullen doen teruglopen:

- de optie om de beheers- en de certificeringsautoriteit samen te voegen. Hierdoor kan de lidstaat het huidige aandeel van de kosten in verband met certificering aanzienlijk terugdringen omdat een grotere administratieve efficiëntie wordt bereikt, minder behoefte aan coördinatie bestaat en de reikwijdte van de audits wordt beperkt;

- het gebruik van vereenvoudigde kosten, wat op alle niveaus tot een vermindering van de administratieve kosten en belasting voor instanties en begunstigden zal leiden;

- evenredige controleregelingen voor beheersverificaties en voor audits;

- jaarlijkse afsluiting, waardoor de kosten voor overheidsinstanties en begunstigden in verband met het bewaren van documenten voor controledoeleinden worden verminderd.

In het algemeen wordt derhalve verwacht dat de voorstellen tot een herverdeling van de controlekosten zullen leiden (die ongeveer 2% van de totale beheerde middelen zullen blijven uitmaken), en niet tot een stijging of daling. Het wordt echter waarschijnlijk geacht dat deze herverdeling van de kosten (over de functies en, als gevolg van de evenredige controleregelingen, ook over de lidstaten en programma's) tot een doeltreffende beperking van de risico's en daardoor tot een foutenpercentage onder 5 % zal leiden.

Afgezien van de wijzigingen in het financiële beheer en de controleregelingen die bijdragen tot een doeltreffende opsporing en vroegtijdige verwijdering van fouten uit de rekeningen, voorziet het voorstel ook op diverse terreinen in een vereenvoudiging die helpt fouten te vermijden. Zoals hierboven aangegeven, zijn in dit verband onder meer de volgende maatregelen voorgesteld:

- een ruimer gebruik van vereenvoudigde kosten waardoor fouten bij het financiële beheer, de subsidiabiliteitsregels en het controlespoor worden verminderd en de uitvoering en controle meer op prestatie worden toegespitst;

- een eenvoudigere, op een vast percentage gebaseerde benadering voor inkomstengenererende concrete acties, waardoor het foutenrisico bij de bepaling en aftrek van door concrete acties gegenereerde inkomsten wordt verminderd;

- verduidelijking en vereenvoudiging van de subsidiabiliteitsregels en afstemming ervan op andere financiële steuninstrumenten van de EU, waardoor begunstigden die steun uit diverse bronnen ontvangen, minder fouten maken;

- jaarlijkse afsluiting van concrete acties of uitgaven, waardoor er minder fouten met betrekking tot het controlespoor optreden omdat de documenten minder lang hoeven te worden bewaard en de grote stijging van de administratieve werkbelasting bij eenmalige afsluiting aan het eind van de programmeringsperiode wordt vermeden.

De meeste hierboven genoemde vereenvoudigingen dragen ook bij tot een vermindering van de administratieve belasting voor de begunstigden, zodat niet alleen het foutenrisico maar tegelijk ook de administratieve belasting worden beperkt.

II. CONTROLEMETHODEN VAN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN GEDEELD BEHEER

Uitstel en schorsing van betaling

De gedelegeerde ordonnateur kan een tussentijdse betaling maximaal zes negen maanden uitstellen als een lidstaat niet aan de EU‑voorschriften voldoet. Bij ernstiger gevallen van niet‑naleving worden de betalingen aan de lidstaten geschorst. Deze schorsing wordt pas weer ingetrokken als de lidstaat kan aantonen de nodige corrigerende maatregelen te hebben genomen. In extreme gevallen kan de EU‑bijdrage aan het programma worden geannuleerd.

Financiële correcties

Hoewel de lidstaat in eerste instantie verantwoordelijk is voor het identificeren van onregelmatigheden, het terugvorderen van de daarmee gemoeide bedragen en het toepassen van financiële correcties, heeft de Commissie de bevoegdheid om specifieke of forfaitaire correcties op te leggen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de aard en de ernst van de onregelmatigheid en moeten de financiële gevolgen van de tekortkomingen worden beoordeeld.

III. CONTROLEMETHODEN VAN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN DIRECT BEHEER

Wil men ervoor zorgen dat de vigerende wetgeving wordt nageleefd en dat alleen daadwerkelijk subsidiabele uitgaven worden voorgesteld, dan moeten alle programma's worden gecontroleerd alvorens al dan niet te worden goedgekeurd.

De operationele diensten gaan met behulp van het financieringsbesluit van de Commissie en het betrokken programma na of de gedeclareerde uitgaven subsidiabel en coherent zijn.

Voorafgaand aan de autorisatie van vastleggingen of betalingen worden de verrichtingen geverifieerd op basis van de ingediende gevens en het betalingsbewijs om zo de subsidiabiliteit van de betalingsaanvragen te garanderen.

Om onregelmatigheden te voorkomen voert de Commissie monitoringbezoeken in de vorm van controles ter plaatse uit om de daadwerkelijke uitvoering van de programma's te controleren en om vóór de betaling na te gaan of de kosten subsidiabel zijn.

Het directoraat‑generaal controleert de financiële verrichtingen vooraf en ziet er bovendien op toe dat de documenten en procedures in verband met overheidsopdrachten en subsidies voor 100 % vooraf worden geverifieerd.

De aanbestedings‑ en subsidiëringsprocedures worden gedecentraliseerd beheerd door de operationele eenheden van het directoraat‑generaal die bevoegd zijn voor de operationele verificatie. Bovendien wordt centraal een aanvullende onafhankelijke verificatie uitgevoerd door de begrotingseenheid die in de loop van de hele procedure controles verricht, zoals het evalueren van (het ontwerpbestek van) aanbestedingen en van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, kennisgevingen van overheidsopdrachten, evaluatie‑ en gunningsverslagen, gunningsbesluiten en contracten/overeenkomsten. Bovendien bestaat er een onafhankelijk adviescomité (de "Procurement Examination Group") die alle procedures voor aanbestedingen die de gepubliceerde drempel overschrijden, onderzoekt en de gedelegeerde ordonnateur adviseert over de rechtmatigheid en de regelmatigheid van de procedures.

IV. CONTROLEMETHODEN VAN DE COMMISSIE VOOR ALLE EFMZV‑UITGAVEN

Op alle financiële verrichtingen van het directoraat‑generaal worden vooraf operationele en financiële verificaties toegepast.

Audits van Commissie

Tijdens de uitvoeringsperiode voert de dienst van DG MARE die bevoegd is voor audits achteraf, met behulp van uitvoerige tests systeemaudits uit om de werking van de systemen te borgen, en verplicht deze dienst de lidstaten ertoe tekortkomingen in het systeem en onregelmatige uitgaven te corrigeren. Met het oog op de borging maakt de Commissie gebruik van de resultaten van haar eigen audits en van de resultaten van de nationale auditautoriteit. De audits worden op basis van een risicoanalyse geselecteerd.

V. CONTROLEKOSTEN EN KOSTENEFFICIËNTIE

DG MARE heeft contact opgenomen met de 15 lidstaten die samen 93 % van de EVF‑uitgaven voor hun rekening nemen en heeft bij hen geactualiseerde gegevens in dit verband opgevraagd. De lidstaten werd verzocht om voor 2010 de kosten in verband met het controleren van de uit het EVF gefinancierde maatregelen te ramen. In de template is een illustratie opgenomen van de reikwijdte van de controles, zoals gesuggereerd door DG BUDG.

Toen deze tekst werd opgesteld, was de analyse van de tot dan toe ontvangen informatie nog niet afgerond en moest een aantal lidstaten nog antwoorden. Het zou dus voorbarig zijn nu al een antwoord te geven op de vraag of de kosten die de lidstaten voor de EVF‑controles maken, in overeenstemming zijn met de door DG REGIO gerapporteerde resultaten. "De kosten van de controletaken (op nationaal en regionaal niveau, exclusief de kosten van de Commissie) worden geschat op circa 2 % van de totale financiering in de periode 2007-2013.[47]"

Verwacht wordt dat de foutenpercentages en de controlekosten in de volgende programmeringsperiode door de bank genomen niet veel zullen verschillen van die in het kader van het EVF. De volgende voorstellen kunnen de controlekosten doen toenemen:

- Afschaffing van de premies voor de sloop van vaartuigen en voor tijdelijke stopzetting: Relatief eenvoudig te beheren en te controleren; heeft de begunstigden weinig last bezorgd. In de nieuwe programmeringsperiode bestaat geen alternatief voor deze premies. De controlekosten en de foutenpercentages voor nieuwe maatregelen kunnen aanvankelijk hoger liggen aangezien de lidstaten en de begunstigden tijd nodig hebben om zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen.

De volgende voorstellen kunnen de controlekosten doen afnemen:

- Forfaitaire bedragen / vereenvoudigde kosten: Geen bewijsstukken ter staving van de kosten vereist, dus:

• minder zware eisen op het gebied van controles

• geen problemen meer in verband met het aantonen van de subsidiabiliteit, met als gevolg een lager foutenpercentage

• geen verplichting voor de begunstigden om documenten lang te bewaren, met minder administratieve rompslomp tot gevolg.

- Vereenvoudigde systemen met betrekking tot het cofinancieringspercentage en de steunintensiteit: Deze zullen gemakkelijker toepasbaar en verifieerbaar zijn.

• één cofinancieringspercentage van 75 % voor alle gebieden[48] ten opzichte van de huidige 3;

• één steunintensiteit van 50 % van de totale subsidiabele uitgaven[49] ten opzichte van de huidige 24.

Lidstaten die beslissen gebruik te maken van de diensten van betaalorganen die in het kader van het GLB al erkend zijn voor het verrichten van ELGF‑ en ELFPO‑betalingen, en van de diensten van de bestaande certificerende instanties, zullen bovendien profiteren van de lagere administratieve kosten die gepaard gaan met een gemeenschappelijk systeem.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden in het kader van gedeeld beheer

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen

De diensten voor de structuurfondsen hebben samen met OLAF een gezamenlijke strategie voor fraudepreventie ontwikkeld die voorziet in een reeks maatregelen van de Commissie en de lidstaten om fraude bij structurele acties in het kader van gedeeld beheer te voorkomen.

In de mededeling van de Commissie over een fraudebestrijdingsstrategie (COM(2011) 376 definitief van 24.6.2011) wordt de bestaande strategie als beste praktijk aangeprezen en worden aanvullende maatregelen voorgesteld, met als belangrijkste het voorstel van de Commissie om in verordeningen voor de periode 2014 ‑ 2020 de lidstaten te verplichten doeltreffende en aan de vastgestelde frauderisico's evenredige fraudepreventiemaatregelen te nemen.

In artikel 86, lid 4, onder c), van het huidige voorstel van de Commissie worden de lidstaten uitdrukkelijk verplicht een dergelijke strategie in te voeren. Dit moet het fraudebewustzijn bij alle instanties in de lidstaten die bij het beheer en de controle van middelen betrokken zijn, vergroten en daardoor het risico van fraude verminderen. Op grond van het betrokken voorstel voor een verordening zouden de lidstaten ertoe worden verplicht doeltreffende en aan de vastgestelde frauderisico's evenredige fraudepreventiemaatregelen te nemen.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

In het kader van gedeeld beheer

Rubriek van het meerjarige financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Omschrijving………………………...……] || GK/ NGK ([50]) || van EVA[51]-landen || van kandidaat-lidstaten[52] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

RUBRIEK 2 Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen || 11.02: Visserijmarkten 11.06: Europees Visserijfonds (EVF) 11.07 01: Instandhouding, beheer en exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen 11.08: Controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid || GK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN

In het kader van direct beheer

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Omschrijving……………………...……….] || GK/ NGK ([53]) || van EVA[54]-landen || van kandidaat-lidstaten[55] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

RUBRIEK 2 Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen || 11.01: Administratieve uitgaven voor het beleidsterrein "Maritieme zaken en visserij" 11.02: Visserijmarkten 11.03 03: Voorbereidende werkzaamheden voor nieuwe internationale organisaties in de visserijsector en andere niet‑verplichte bijdragen aan internationale organisaties 11.04: Beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid 11.06 11: Europees Visserijfonds (EVF) — Operationele technische bijstand 11.07 02: Instandhouding, beheer en exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen 11.08: Controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid 11.09: Maritiem beleid || GK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader: || Nummer 2 || Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen

DG: MARE || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 || 2022 || 2023 of later || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel Gedeeld beheer || Vastleggingen || (1) || 732 || 748 || 768 || 787 || 812 || 828 || 845 || || || || 5 520

Betalingen (indicatief) || (2) || 220,8 || 441,6 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 607,2 || 276 || 5 520

Nummer begrotingsonderdeel Direct beheer || Vastleggingen || (1a) || 115 || 129 || 140 || 142 || 145 || 149 || 155 || || || || 975

Betalingen (indicatief) || (2a) || 28,75 || 89,75 || 128,25 || 137,75 || 142,25 || 145,25 || 149,5 || 114,75 || 38,75 || || 975

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[56] TECHNISCHE BIJSTAND || || || || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel 11 01 04 01 - 11 01 04 02 – 11 01 04 03 - 11 01 04 04 - 11 01 04 05 - 11 01 04 06 – 11 01 04 07 - 11 01 04 08 - 11 06 11 || || (3) || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 11 || 11 || || || || 72

TOTAAL kredieten || Vastleggingen || =1+1a +3 || 857 || 887 || 918 || 939 || 967 || 988 || 1 011 || || || || 6567

Betalingen (indicatief) || =2+2a +3 || 259,55 || 541,35 || 800,65 || 810,15 || 814,65 || 818,65 || 822,9 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 567

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 847 || 877 || 908 || 929 || 957 || 977 || 1000 || || || || 6 495

Betalingen (indicatief) || (5) || 249,55 || 531,35 || 790,65 || 800,15 || 804,65 || 807,65 || 811,9 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 495

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 11 || 11 || || || || 72

TOTAAL kredieten voor het EFMZV || Vastleggingen || =4+ 6 || 857 || 887 || 918 || 939 || 967 || 988 || 1011 || || || || 6 567*

Betalingen (indicatief) || =5+ 6 || 259,99 || 541,35 || 800,65 || 810,15 || 814,65 || 818,65 || 822,9 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 567*

* Naast het bedrag voor het EFMZV is een enveloppe voorzien voor duurzamevisserijovereenkomsten en het lidmaatschap van de EU in internationale organisaties en regionale organisaties voor visserijbeheer, die elk hun eigen basisbesluit hebben. Voor deze twee acties samen is een bedrag van 968 miljoen uitgetrokken dat op de volgende manier wordt verdeeld:

2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

146 || 141 || 136 || 136 || 136 || 137 || 136 || 968

Rubriek van het meerjarig financieel kader: || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 ||  2023 of later || TOTAAL

DG: MARE ||

Ÿ Personele middelen || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || || || || 80,024

Ÿ Overige administratieve uitgaven || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || || || || 22,820

TOTAAL DG MARE || Kredieten || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || || || || 102,844

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || || || || 102,844

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || 2023 of later || TOTAAL

TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 871,692 || 901,692 || 932,692 || 953,692 || 981,692 || 1 002,692 || 1 025,692 || || || || 6 669,844

Betalingen || 274,242 || 556,042 || 815,342 || 824,842 || 829,342 || 833,342 || 837,592 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 669,844

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig.

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Op EU‑niveau worden strategische prioriteiten vastgesteld en in samenwerking met de lidstaten worden gemeenschappelijke outputindicatoren vastgesteld. De met deze indicatoren verbonden kwantificeerbare streefdoelen worden pas bekend wanneer de door de lidstaten ingediende operationele programma's door de Commissie worden aangenomen. Bijgevolg kunnen vóór 2013/2014 geen streefdoelen voor de output worden aangegeven.

Specifieke doelstelling in het kader van gedeeld beheer

vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[57] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[58] •               Steun voor innovatie en kennisoverdracht •               Versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van de visserij, en in het bijzonder van de kleinschalige kustvisserij •               Ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden •               Verbetering van de organisatie van de markt voor visserijproducten •               Steun voor innovatie en kennisoverdracht •               Versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van aquacultuurondernemingen, en in het bijzonder van kmo's •               Ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden •               Verbetering van de organisatie van de markt voor aquacultuurproducten •               Reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu •               Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen in het kader van duurzame visserij •               Uitbreiding van de wetenschappelijke kennisbasis en intensivering van de gegevensverzameling met het oog op een duurzaam visserijbeheer •               Versterking van de naleving via controles •               Versterking van ecosystemen die afhankelijk zijn van de aquacultuur en bevordering van de hulpbronefficiënte aquacultuur •               Reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu •               Stimulering van de economische groei, de sociale inclusie en de werkgelegenheidscreatie in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur •               Diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie, en uitbreiding van de maritieme economie

Output wordt later vastgesteld || || || || 731 || || 746 || || 766 || || 785 || || 809 || || 826 || || 843 || || 5 506

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || || 731 || || 746 || || 766 || || 785 || || 809 || || 826 || || 843 || || 5 506

TOTALE KOSTEN || || 731 || || 746 || || 766 || || 785 || || 809 || || 826 || || 843 || || 5 506

Specifieke doelstellingen in het kader van direct beheer

Controle

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[59] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kos­ten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[60] || Versterking van de naleving via controles

Steun voor gezamenlijke (i.e. multinationale) controlevaar­tuigen in een geografisch gebied || Aantal gezamen­lijk door lidstaten gekochte vaartuigen || 6,25 (80% van de totale prijs van 7,812) || 4 || 25 || 2 || 12,5 || 4 || 25 || 2 || 12,5 || 2 || 12,5 || 2 || 12,5 || 2 || 12,5 || 18 || 112,5

Steun voor gezamenlijke (i.e. multinationale) controlevaar­tuigen in een geografisch gebied || Aantal gezamen­lijk door lidstaten gekochte helikopters || 12,5 (80% van de totale prijs van 15,625) || || || 1 || 12,5 || || || 1 || 12,5 || 1 || 12,5 || || || || || 3 || 37,5

Steun voor gezamenlijke (i.e. multinationale) controlevaar­tuigen in een geografisch gebied || Aantal gezamen­lijk door lidstaten gekochte vliegtuigen || 13,5 (80% van de totale prijs van 16,875) || || || || || || || || || || || 1 || 13,5 || 1 || 13,5 || 2 || 27

- Output || Aantal gezamen­lijk door lidstaten uitgevoerde inspecties || n.v.t. || || || || || || || || || || || || || || || ||

Inspectiebe­zoeken met het oog op de toepassing van de GVB‑voor­schriften || Aantal door Commis­sie-inspec­teurs ver­richte inspecties, audits en verificaties || 6,667 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 1050 || 7

Vergaderingen van visserijdeskun­digengroepen met het oog op de toepassing van de GVB‑voor­schriften || Aantal vergade­ringen van visserijdes­kundigen­groepen || 0,017 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 210 || 3,5

- Output || Ontwikke­ling van IT‑applica­ties ter ondersteu­ning van inspecties en controles || n.v.t. || || 1,5 || || 1,5 || || 1,5 || || 1,5 || || 15 || || 1,5 || || 1,5 || || 10,5

Totaal voor de specifieke doelstelling || || 28 || || 28 || || 28 || || 28 || || 28 || || 29 || || 29 || || 198

Visserijmarkt

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[61] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING De marktdeelnemers helpen hun productie beter te plannen en af te zetten, en openbare instanties helpen hun inzicht in de marktsituatie te verbeteren en het beleid toe te passen aan de hand van doorlopend verstrekte betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke martkinformatie[62].

- Output || Informatie voor beleids­makers || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 35

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 35

TOTALE KOSTEN || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 35

Wetenschappelijk advies

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totale

OUTPUT

Soort output[63] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING Het verkrijgen van wetenschappelijk en economisch onderbouwde informatie als basis voor GVB‑verordeningsvoorstellen en daaraan gerelateerde acties van de lidstaten || || || || || || || || || || || || || || || ||

Studies betreffende het GVB || Onder­zoeks- en ad­vies­versla­gen || || * || 1,688 || * || 1,739 || * || 1,791 || * || 1,845 || * || 1,9 || * || 1,957 || * || 2,016 || * || 12,936

Steun voor WTECV‑verga­deringen door het GCO || Logis­tieke steun || || 27 || 1,126 || 27 || 1,159 || 27 || 1,194 || 27 || 1,23 || 27 || 1,267 || 27 || 1,305 || 27 || 1,344 || 189 || 8,625

Werking WTECV || Ver­goe­dingen voor deskundigen || || * || 1,013 || * || 1,043 || * || 1,075 || * || 1,107 || * || 1,14 || * || 1,174 || * || 1,21 || * || 7,762

Advies inzake visbestanden en ecosystemen || Data­banken en exper­tise || || * || 1,688 || * || 1,739 || * || 1,791 || * || 1,845 || * || 1,9 || * || 1,957 || * || 2,016 || * || 12,936

Wetenschap­elijke partnerschappen || Studieprojec­ten || || * || 2,251 || * || 2,319 || * || 2,388 || * || 2,46 || * || 2,534 || * || 2,61 || * || 2,688 || * || 17,25

Advies over ecosystemen en economische aspecten || Adviesverslagen || || * || 1,234 || * || 5,001 || * || 4,761 || * || 6,513 || * || 6,259 || * || 5,997 || * || 6,726 || * || 36,491

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || || 9 || || 13 || || 13 || || 15 || || 15 || || 15 || || 16 || || 96

TOTALE KOSTEN || || 9 || || 13 || || 13 || || 15 || || 15 || || 15 || || 16 || || 96

Regionale gegevensverzameling, studies en wetenschappelijk advies

Vermeld doelstel­lingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[64] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[65] Gegevensverzameling - samenwerking (regionaal) || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || Databanken regionaal || 0,5 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 14 || 7

- Output || Coördinatieprojecten regionaal || 0,5 || 2 || 1 || 6 || 3 || 6 || 3 || 6 || 3 || 4 || 2 || 4 || 2 || 8 || 4 || 36 || 18

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || 4 || 2 || 8 || 4 || 8 || 4 || 8 || 4 || 6 || 3 || 6 || 3 || 10 || 5 || 50 || 25

SPECIFIEKE DOELSTELLING Studies || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || Studies || 0,5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 12 || 6 || 12 || 6 || 14 || 7 || 78 || 39

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 12 || 6 || 12 || 6 || 14 || 7 || 78 || 39

|| || || || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || || 7 || || 9 || || 9 || || 9 || || 9 || || 9 || || 12 || || 64

Bestuur

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[66] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[67] Bestuur van het GVB || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output: Adviesraden || Diensten || 0,33 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 21

- Output: voorlichting, communicatie en Commissievergaderingen met deskundigen/belanghebbenden || Producten || 0,1 || 40 || 4 || 40 || 4 || 50 || 5 || 50 || 5 || 50 || 5 || 60 || 6 || 60 || 6 || 350 || 35

|| || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || 49 || 7 || 49 || 7 || 59 || 8 || 59 || 8 || 59 || 8 || 69 || 9 || 69 || 9 || 359 || 56

TOTALE KOSTEN || 49 || 7 || 49 || 7 || 59 || 8 || 59 || 8 || 59 || 8 || 69 || 9 || 69 || 9 || 359 || 56

Geïntegreerd maritiem beleid

Vermeld doelstel­lingen en outputs || || || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || TOTAAL

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

|| OUTPUTS

|| Soort output [1] || Gem. kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale

|| outputs || outputs || outputs || outputs || outputs || outputs || outputs || kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1: Bevordering geïntegreerd maritiem bestuur op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal, EU‑ en zeegebiedsniveau || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output: Acties ter ondersteuning van geïntegreerde benaderingen van maritieme zaken in de lidstaten en in de Europese zeegebieden || ||  3,01 || ||  3,33 || ||  3,93 || ||  3,93 || ||  4,06 || ||  4,06 || ||  4,25 || ||  26,57

Output: Aantal bilaterale en regionale kaders en vergaderingen met sleutelpartners, ter verbetering van de internationale samenwerking op het gebied van maritieme zaken || ||  0,16 || ||  0,17 || ||  0,21 || ||  0,21 || ||  0,21 || ||  0,21 || ||  0,22 || ||  1,39

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || ||  3,17 || ||  3,50 || ||  4,14 || ||  4,14 || ||  4,27 || ||  4,27 || ||  4,47 || ||  27,96

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2: Ontwikkeling van sectoroverschrijdende acties die ten goede komen aan verschillende maritieme sectoren en/of sectorale beleidsgebieden || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output: Acties ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van maritieme ruimtelijke ordening in de lidstaten en in de Europese zeegebieden || ||  1,76 || ||  2,50 || ||  3,99 || ||  3,99 || ||  4,28 || ||  4,28 || ||  4,73 || ||  25,53

Output: Aantal tussen de sectoren uitgewisselde gegevensreeksen over bewaking || ||  11,34 || ||  12,50 || ||  14,81 || ||  14,81 || ||  15,28 || ||  15,28 || ||  15,98 || ||  100,00

Output: Aantal downloads van gegevens die geïntegreerd zijn via het Europees marien observatie- en datanetwerk || ||  23,82 || ||  26,25 || ||  31,11 || ||  31,11 || ||  32,09 || ||  32,09 || ||  33,54 || ||  210,01

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || ||  36,92 || ||  41,25 || ||  49,91 || ||  49,91 || ||  51,65 || ||  51,65 || ||  54,25 || ||  335,54

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 3: Steun voor duurzame groei, werkgelegenheid en innovatie in de maritieme sectoren || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output: Aantal geselecteerde projecten met directe innovatiesteun || ||  2,27 || ||  2,51 || ||  2,96 || ||  2,96 || ||  3,05 || ||  3,05 || ||  3,20 || ||  20,00

Output: Aantal bewustmakings‑ en disseminatieacties op nationaal, regionaal en EU‑niveau || ||  1,13 || ||  1,25 || ||  1,48 || ||  1,48 || ||  1,53 || ||  1,53 || ||  1,60 || ||  10,00

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || ||  3,40 || ||  3,76 || ||  4,44 || ||  4,44 || ||  4,58 || ||  4,58 || ||  4,80 || ||  30,00

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 4: Bescherming van het mariene milieu en duurzaam gebruik van de mariene en kusthulpbronnen || || || || || || || || || || || || ||

Output: Acties ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie || || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  38,50

TOTALE KOSTEN || ||  49 || || 54 || || 64 || || 64 || || 66 || || 66 || || 69 || || 432

Regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) – op vrijwillige basis

Vermeld doelstel­lingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[68] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[69] || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || Voorbereidende werkzaamheden                voor nieuwe interna­­tionale organisaties in de visserijsector en andere niet‑verplichte bijdragen aan internationale organisaties || || 18 || 10 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 14 || 18 || 16 || 18 || 15 || 126 || 94

TOTALE KOSTEN || 18 || 10 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 14 || 18 || 16 || 18 || 15 || 126 || 94

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 80,024

Overige administratieve uitgaven || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 22,820

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 102,844

Buiten RUBRIEK 5[70] van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 12,068

Andere administratieve uitgaven || 8,276 || 8,276 || 8,276 || 8,276 || 8,276 || 9,276 || 9,276 || 59,932

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 11 || 11 || 72

TOTAAL || 24,692 || 24,692 || 24,692 || 24,692 || 24,692 || 25,692 || 25,692 || 174,844

 Geraamde personeelsbehoeften

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

|| 11 01 01 01 (Brussel/Luxemburg en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 82 || 82 || 82 || 82 || 82 || 82 || 82

|| XX 01 01 02 (delegaties) || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1

|| XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[71] ||

|| 11 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 12 || 12 || 12 || 12 || 12 || 12 || 12

|| XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

|| 11 01 04 || - zetel[72] || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16

|| - delegaties || 7 || 7 || 7 || 7 || 7 || 7 || 7

|| xx 01 05 02 (AC, INT, END - indirect onderzoek) || || || || || || ||

|| 10 01 05 02 (AC, INT, END - direct onderzoek) || || || || || || ||

|| Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || ||

|| TOTAAL || 118 || 118 || 118 || 118 || 118 || 118 || 118

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen ||

Extern personeel ||

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

– ¨        Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het volgend meerjarig financieel kader.

– ¨        Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨        Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[73].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.     Bijdragen van derden in het kader van gedeeld beheer

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in cofinanciering door derden

– ¨ Het voorstel/initiatief voorziet in cofinanciering door de lidstaten, samen met de Europese financiering. Het exacte bedrag kan pas worden gekwantificeerd na vaststelling van de operationele programma's:

kredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Cofinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL gecofinancierde kredieten || || || || || || || ||

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– ¨        Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

– ¨        Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen

· ¨        voor de eigen middelen

· ¨        voor de diverse ontvangsten

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[74]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[2]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[3]               PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

[4]               PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

[5]               PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

[6]               PB L 176 van 6.7.2007, blz. 1.

[7]               COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010.

[8]           PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

[9]               PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

[10]             PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

[11]             COM(2011) 615 definitief.

[12]             COM(2002) 511 definitief.

[13]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[14]             PB L 176 van 6.7.2007, blz. 1.

[15]             COM(2007) 575 definitief van 10.10.2007.

[16]             Conclusies van de Raad Algemene Zaken van 14 juni 2010, resolutie van het EP van 21 oktober 2010 over het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) - Beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen; advies van het Comité van de regio's over "De ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid en mariene kennis 2020".

[17]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[18]             COM(2009) 163 definitief van 22.4.2009.

[19]             Arrest van het Hof van 9.11.2010, gevoegde zaken C‑92/09 en C‑93/09, Schecke.

[20]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[21]             COM(2011) 425 definitief.

[22]             COM(2011) 615 definitief.

[23]             PB L 148 van 6.6. 2002.

[24]             PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

[25]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[26]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[27]             PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

[28]             PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.

[29]             PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

[30]             PB L 204 van 6.8.2009, blz. 15.

[31]             PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1.

[32]             PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1.

[33]             PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12; PB L 335M van 13.12.2008, blz. 213 (MT).

[34]             PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

[35]             PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[36]             PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

[37]             PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

[38]             PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

[39]             PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.

[40]             PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

[41]             PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.

[42]             PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

[43]             ABM: Activity-Based Management (activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity-Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting).

[44]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[45]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[46]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[47]             Studie "Regional governance in the context of globalisation: reviewing governance mechanisms & administrative costs. Administrative workload and costs for Member State public authorities of the implementation of ERDF and Cohesion Fund", 2010.

[48]             Met uitzondering van maatregelen op het gebied van gegevensverzameling en controle.

[49]             Duidelijk omschreven en vanuit beleidsoogpunt gemotiveerde uitzonderingen (kleinschalige visserij, collectieve acties, perifere Griekse eilanden, ultraperifere gebieden).

[50]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[51]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[52]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[53]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[54]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[55]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[56]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[57]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[58]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[59]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[60]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[61]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[62]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[63]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[64]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[65]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[66]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[67]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[68]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[69]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[70]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[71]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige).

[72]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[73]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[74]             Wat de traditionele eigen middelen betreft (douanerechten, suikerheffingen) zijn de aangegeven bedragen nettobedragen, dat wil zeggen de brutobedragen na aftrek van 25 % invorderingskosten.