Bijlagen bij COM(2017)113 - Ex-postevaluatieverslag over het Programma Drugspreventie en voorlichting (2007-2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlagen in te dienen met onder meer partnerschaps- en associatieverklaringen, formulieren inzake co-financieringsverklaring, begrotingsformulieren, een formulier inzake personeelskostenanalyse, een tijdschema, een financieel identificatieformulier, een formulier "juridische entiteit", een verklaring over de uitsluitingscriteria en cv's.

Uit de informatie die in de enquête werd verzameld, blijkt dat iets minder dan de helft van de respondenten (48 %) op zijn minst om enige bijstand moest vragen om te kunnen ingaan op de oproep tot het indienen van voorstellen. Bovendien heeft meer dan de helft van de respondenten (61 %) bevestigd dat zij op de hoogte waren van potentiële aanvragers die niet zijn ingegaan op de oproepen tot het indienen van voorstellen omwille van de complexe eisen die door de Commissie werden gesteld. De resultaten zijn aangegeven in Figuur 2 4 .


Figuur 24 Beheer door de Commissie van de vijf programma's tijdens de aanvraagfase




Bron: Enquête voor de ex-postevaluatie van de vijf programma's van DG Justitie 2007-2013.

Vraag 36: Met betrekking tot het beheer door de Commissie van de vijf programma's, met inbegrip van de monitoring en evaluatie van uw projectactiviteiten door de Commissie, gelieve uw mening te geven over de volgende bewering:


Ondanks de problemen waar aanvragers mee te maken kregen, is het totale aantal aanvragen voor actiesubsidies gestaag toegenomen van 39 in 2007 tot 117 in 2013. Het aantal aanvragen voor exploitatiesubsidies is gedaald van 16 aanvragen in 2008 en 19 in 2010 naar 7 in 2011 en 12 in 2012.


Informatie over de oproepen tot het indienen van voorstellen, zowel voor actiesubsidies als exploitatiesubsidies, was beschikbaar op de website van het directoraat-generaal Justitie 55 . Hierop waren documenten voor aanvragers terug te vinden, alsmede praktische informatie over het indienen van aanvragen, het melden van fraude en onregelmatigheden en de geselecteerde projecten voor elke oproep. De overgrote meerderheid van de respondenten (78 %) vond de oproepen tot het indienen van voorstellen duidelijk en eenvoudig te begrijpen. Ook vond een meerderheid van de respondenten (74 %) dat de procedure voor het indienen van een aanvraag voor een actiesubsidie of een exploitatiesubsidie eenvoudig was.

Over het algemeen vond 56 % van de respondenten van de online-enquête dat de regelingen voor verslaglegging betreffende de vorderingen en de resultaten van de projecten/activiteiten geschikt waren. Bovendien vond net iets minder dan de helft van de ondervraagden dat de regelingen voor monitoring van de Commissie minstens gedeeltelijk goed en nuttig waren tijdens de uitvoering van de projecten en activiteiten 56 .

Bijna de helft (43 %) van de subsidiebegunstigden die hebben gereageerd op de online-enquête vonden dat de regelingen voor monitoring van de Commissie gedeeltelijk goed en nuttig waren tijdens de uitvoering van het project/de activiteiten. Bovendien werden voortgangsverslagen voor subsidies die 24 maanden of meer duurden door subsidiebegunstigden nuttig geacht, aangezien zowel projectmanagers als de Commissie hierdoor een overzicht kregen van de tot dusver bereikte resultaten en het hen in staat stelden werkstromen te wijzigen indien dat nodig bleek 57 .

2.6TOEGEVOEGDE WAARDE VAN DE EU

De toegevoegde waarde van de EU hangt af van de mate waarin het EU-karakter van het programma waardevol is voor de belanghebbenden ervan en de mate waarin de EU een comparatief voordeel heeft ten opzichte van nationale en internationale actoren die werkzaam zijn op het gebied. Eerst wordt het EU-karakter van het programma en de geografische dekking ervan besproken. Daarna wordt de toegevoegde waarde van de EU onderzocht in termen van de waarde voor de EU en voor begunstigden. Het is echter niet mogelijk gebleken om nu al de effecten van de toegevoegde waarde van de EU vast te stellen en te meten.

Het DPVP had een sterke transnationale dimensie. Dit blijkt uit de doelstellingen van het programma en de soorten acties die in het besluit van 2007 subsidiabel worden geacht. Artikel 4 van het besluit stelt dat DPVP "specifieke transnationale projecten in het belang van de Unie [ondersteunt] die door ten minste twee lidstaten of ten minste één lidstaat en een andere staat die een toetredende staat of kandidaat-lidstaat kan zijn, worden ingediend." Subsidiabele acties omvatten ook nationale projecten.

2.6.1Geografische spreiding en betrokkenheid van de lidstaten

Het DPVP dekte leidinggevende en partnerorganisaties van in totaal 25 EU-lidstaten en Noorwegen. Over het algemeen was er een relatief goede geografische dekking van activiteiten in de hele EU. De aard van het programma verleende toegevoegde waarde aan de EU en aan de meeste subsidiebegunstigden. Sommige lidstaten ontvingen echter een groter aantal subsidies en namen deel aan een groter aantal partnerschappen dan andere (zie Figuur 2 5 ). Leidinggevende organisaties concentreerden zich in drie lidstaten: Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Deze lidstaten gaven samen leiding aan 61 % van alle projecten.

Van de in totaal 457 via het DPVP ontvangen aanvragen waren de meeste afkomstig van Italiaanse organisaties (24 %, 109), gevolgd door Britse (60) en Spaanse (55). Deze drie lidstaten met het hoogste aantal aanvragen dienden 49 % van alle subsidieaanvragen van het programma in. Tegen deze achtergrond zijn opgemerkt dat de hoogste slagingspercentages van de ingediende aanvragen uit Oostenrijk, Duitsland en Nederland kwamen.

De partnerschapsstructuur van de lidstaten met het hoogste aantal leidinggevende organisaties (Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Italië) wordt weergegeven in Figuur 2 6 . Uit de gegevens blijkt dat leidinggevende organisaties vaker samenwerkten met organisaties uit hun eigen lidstaat dan met organisaties uit andere EU-lidstaten. Dit is vooral duidelijk voor Italië. Dit was echter niet het geval bij projecten onder leiding van het Verenigd Koninkrijk, waar de leidinggevende organisaties meestal partnerschappen vormden met Duitse organisaties. Zo vormden Italiaanse leidinggevende organisaties bijvoorbeeld partnerschappen met zes Italiaanse en drie Britse organisaties, terwijl Duitse leidinggevende organisaties partnerschappen vormden met vier Duitse en drie Belgische, drie Oostenrijkse en drie Litouwse organisaties. Leidinggevende organisaties uit het Verenigd Koninkrijk vormden partnerschappen met zes Duitse, vijf Franse en vier Italiaanse organisaties.

Figuur 25 Totaal aantal organisaties die betrokken zijn bij actiesubsidieprojecten van het DPVP, met inbegrip van leidinggevende organisaties (links) en partnerorganisaties van actiesubsidies van het DPVP (rechts)

Figuur 26 Partnerschapsstructuur voor de drie lidstaten met het hoogste aantal leidinggevende organisaties






2.6.2De toegevoegde waarde voor de EU en voor de begunstigden

Uit de bevindingen van deze evaluatie blijkt dat volgens subsidiebegunstigden de volgende belangrijkste kenmerken aan het programma toegevoegde waarde van de EU hebben verleend:

• wederzijds leren en uitwisselingen, en een verdieping van de kennis door grensoverschrijdende samenwerking;

• het "EU-merk" en de reputatie die het DPVP bood;

• EU-financiering die de uitvoering van de projecten mogelijk maakte.

Uit de bevindingen van de enquête en uit overleg met de belanghebbenden is gebleken dat de transnationale dimensie van het DPVP organisaties die in verschillende lidstaten gevestigd waren in staat hebben gesteld om samen te werken en transnationale activiteiten die gericht waren op het terugdringen van de vraag naar drugs te ontwikkelen en uit te voeren. Hoewel leidinggevende organisaties vooral geconcentreerd zijn in slechts enkele lidstaten, maakten de gevormde partnerschappen het mogelijk dat een groot aantal organisaties uit andere lidstaten konden deelnemen, samenwerken en leren met/van de projectleiders en soortgelijke activiteiten konden uitvoeren. Algemene en transnationale partnerschappen dragen bij tot wederzijds leren, samenwerking en duurzame ondersteuning, zowel op nationaal als op EU-niveau. Dit blijkt ook uit de resultaten van het overleg met de belanghebbenden dat verder in dit deel aan bod komt.

Uit de evaluatie werd geconcludeerd dat dit de belangrijkste specifieke voordelen waren van transnationale partnerschappen bij het uitvoeren van DPVP-projecten: de oprichting van een netwerk van internationale partners (90 % van de ondervraagden), grotere kennis over/expertise in het gebied (85 % van de ondervraagden) en een grotere kennis van het beleid en praktijken in andere lidstaten (70 % van de ondervraagden). Transnationale partnerschappen hebben derhalve ook bijgedragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het DPVP met betrekking tot ondersteuning van transnationale acties zoals de oprichting van multidisciplinaire netwerken, de ontwikkeling van de kennisbasis, de uitwisseling van informatie en de identificatie en verspreiding van goede praktijken. Bovendien hebben DPVP-projecten bij het uitvoeren van transnationale activiteiten op het gebied van het terugdringen van de vraag naar drugs ook transnationaal leren bevorderd door middel van partnerschappen. Uit follow-upgesprekken met projectbegunstigden bleek dat transnationale partnerschappen hebben geholpen bij het verspreiden van beste praktijken, het stimuleren van transnationaal leren en het identificeren van informatielacunes en veelvoorkomende problemen bij het terugdringen van de vraag naar drugs.

De specifieke voordelen van transnationale partnerschappen (zie Figuur 2 7 ) vloeide ook voort uit goede werkervaringen tussen projectpartners. De meeste respondenten hebben gemeld dat zij een goede werkrelatie hadden met hun transnationale partners (74 %) en dat zij tevreden waren met de ten behoeve het project opgerichte partnerschappen (62 %). Deze positieve relaties hebben transnationaal leren mogelijk gemaakt en ook versterkt – de meeste respondenten (68 %) hebben nuttige opgedane ervaring uitgewisseld met hun partners tijdens de uitvoering van het project. In dit verband vond 48 % van de respondenten dat het bevorderlijk zou zijn geweest als er meer partners uit verschillende lidstaten bij de projectuitvoering betrokken waren geweest om dit effect te versterken.


Figuur 27 De mate waarin projectbegunstigden een goede ervaring hebben gehad met het transnationale partnerschap




Bron: Enquête voor de ex-postevaluatie van de vijf programma's van DG Justitie 2007-2013.


Een andere vorm van waarde die het programma heeft opgeleverd was het "EU-merk" en de reputatie van het DPVP. Dit betekende een grotere zichtbaarheid, interesse in de projecten en een grotere invloed ervan op Europese en nationale beleidsmakers, beroepsbeoefenaars en het grote publiek.


Tenslotte blijkt uit de evaluatie dat EU-financiering noodzakelijk was om de DPVP-projecten uit te voeren en de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. Daarom is de kans dat EU-doelstellingen – en derhalve de doelstellingen van de EU-drugsstrategie – zonder EU-financiering worden verwezenlijkt intrinsiek beperkt 58 .


3CONCLUSIES

Relevantie van het programma 59

• Over het geheel genomen waren de prioriteiten van de oproepen tot het indienen van voorstellen en de geselecteerde initiatieven relevant voor de doelstellingen van het programma zoals die in de rechtsgrondslag waren bepaald. De algemene en specifieke doelstellingen van het DPVP zijn in de wetstekst ruim van opzet en te ambitieus. De jaarlijkse prioriteiten van de Commissie waren echter niet alleen duidelijk omschreven, maar ook realistisch en haalbaar en gericht op de belangrijkste beleidsontwikkelingen op beleidsgebied. Ze werden een steeds belangrijker instrument voor de Commissie om het toepassingsgebied van de gefinancierde projecten gedurende de looptijd van het programma te beïnvloeden.

• De geselecteerde acties zijn relevant voor de doelstellingen van het programma. De project-/programmadoelstellingen van alle 51 projecten waren in overeenstemming met de specifieke doelstellingen van het programma. Exploitatiesubsidies waren slechts gedeeltelijk afgestemd op de specifieke doelstellingen van het DPVP.

• Op het projectniveau lijken de geselecteerde initiatieven beleidsontwikkelingen voldoende te hebben ondersteund. Overheidsopdrachten waren ook bijzonder relevant voor het ontwikkelen van beleid en wetgeving op dit gebied.

• Het programma was over het algemeen relevant voor de behoeften van de subsidiebegunstigden. Het programma is uniek op dit gebied en dichtte een financieringskloof op nationaal niveau. Bovendien waren het conceptuele kader van het programma en de prioriteiten ervan afgestemd op de behoeften van de betrokken partijen die werkzaam zijn op het gebied van de drugspreventie.

Coherentie en complementariteit

• Complementariteit van het DPVP met andere EU-programma's en -interventies werd bijna volledig verwezenlijkt. Complementariteit werd verwezenlijkt door middel van mechanismen die de Commissie had ingesteld tijdens de ontwerpfase van het programma en tijdens de ontwerpfase van de oproepen tot het indienen van voorstellen.

Doeltreffendheid

• Over het geheel genomen was het DPVP doeltreffend in het verwezenlijken van zijn algemene programmadoelstellingen, hoewel het effect enigszins beperkt werd door de relatief lage begroting en het relatief lage aantal gefinancierde projecten. Het DPVP heeft bijgedragen tot de bevordering van de intra-Europese bewustmaking en voorlichting over drugs en de daarmee samenhangende schade, met name onder jongeren en druggebruikers. Voorts leidde door het DPVP financierde actie tot een verbeterde dialoog over drugs en een eenvoudigere uitwisseling van beste praktijken tussen belanghebbenden.

• Sommige DPVP-projecten hebben bijgedragen tot Europese beleidsvorming/wetgevingsontwikkeling. Overheidsopdrachten, die met name waren gericht op de ontwikkeling en de uitvoering van beleid en wetgeving op het gebied van drugspreventie, waren in dit opzicht doeltreffender, omdat zij beleidsdebatten op gang hebben gebracht en het beleidsvormingsproces op Europees en nationaal niveau hebben aangestuurd.

• Op projectniveau verwezenlijkten de meeste initiatieven hun eigen doelstellingen, met name dankzij de goede werkrelatie met partners en een duidelijke interventielogica met betrekking tot de doelgroep, de doelstellingen, de methode en de uit te voeren activiteiten. Er werden geen ernstige belemmeringen ervaren bij de uitvoering van de projectactiviteiten.

• Dankzij door het DPVP gefinancierde acties werden ook instrumenten ontwikkeld die als innovatief werden beschouwd in een aantal gebieden. Deze instrumenten omvatten preventie- en schadebeperkende maatregelen en behandelingsmethoden, onderzoeksmethoden of bijdragen aan nieuw onderzoek om leemten in kennis op te vullen, vernieuwende benaderingen inzake voorlichting en bewustmaking van kwetsbare groepen.

Duurzaamheid en verspreiding

• Over het algemeen heeft de verspreiding van DPVP-resultaten bijgedragen tot een groter effect van de projecten ter plaatse, met name als gevolg van de ingevoerde verspreidingsmethoden, wat heeft bijgedragen tot het bereiken van een grote verscheidenheid van belanghebbenden (Europese en nationale beleidsmakers, niet-gouvernementele organisaties/organisaties uit het maatschappelijk middenveld, maatschappelijk werkers, jonge mensen en deskundigen op het gebied van drugs).

• Projectresultaten werden via websites en netwerken van begunstigden verspreid alsmede via de websites van de Commissie en het EWDD. Dit heeft de zichtbaarheid van het programma zelf bevorderd (wat wordt bevestigd door het toenemende aantal ontvangen aanvragen). Daarnaast werden overheidsopdrachten gebruikt voor de productie van informatiemateriaal en de organisatie van verspreidingsevenementen om de resultaten van de projecten te publiceren. Mechanismen en strategieën voor verspreiding werden echter niet ten volle benut.

• Voor de meeste initiatieven werd een plan inzake duurzaamheid en/of verspreiding ontwikkeld. De mate waarin projectbegunstigden doeltreffend waren in het verzekeren van de duurzaamheid en de overdraagbaarheid van projectresultaten en -activiteiten liep echter erg uiteen.

Efficiëntie

• De voor de uitvoering van het DPVP ter beschikking gestelde financiering was misschien onvoldoende, gezien het ambitieniveau van een aantal doelstellingen, de grote vraag naar financiering, de hoge opnamegraad van subsidies en het omvangrijke aantal bereikte output en resultaten. Toch waren de in het kader van het DPVP ter beschikking gestelde middelen voldoende zodat begunstigden hun eigen doelstellingen konden verwezenlijken.

• Het beheer door de Commissie is na verloop van tijd efficiënter geworden en de samenwerking met de Commissie werd door subsidiebegunstigden als positief ervaren.

• Met betrekking tot mogelijke vereenvoudiging is de mate van detail die vereist was in het aanvraagformulier vanaf de oproepen van 2010 toegenomen en dit omvatte de invoering van werkstromen. Dit heeft voordelen opgeleverd, zowel voor de Commissie als voor de aanvragers. De overgrote meerderheid van de respondenten vond de rapportagevereisten geschikt. De regelingen voor monitoring van de Commissie werden op zijn minst gedeeltelijk goed en nuttig geacht tijdens de uitvoering van het project/de activiteiten. De rapportagevereisten weerspiegelen ook een evenwichtigere aanpak van financiële verantwoording enerzijds en evaluatie van feitelijke resultaten en mogelijke effecten van de projecten anderzijds.

Toegevoegde waarde van de EU

• De meeste EU-lidstaten hebben deelgenomen aan het DPVP, hetzij als leidinggevende organisatie, hetzij als partner.

• De toegevoegde waarde van de EU ten aanzien van het programma lag in het feit dat organisaties die in verschillende lidstaten waren gevestigd dankzij het DPVP een verschil konden maken op het gebied van het terugdringen van de vraag naar drugs. De partnerschappen die in het kader van de projecten werden gevormd, hebben bijgedragen tot de bevordering van transnationaal leren, het verbeteren van de zichtbaarheid van de uitgevoerde initiatieven en tot de identificatie van informatie op het gebied van drugspreventie en de bestrijding van drugs. De partnerschappen hebben ook bijgedragen tot een betere grensoverschrijdende samenwerking, de uitwisseling en verspreiding van beste praktijken en informatie, de ontwikkeling van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten en de totstandkoming van praktische instrumenten en oplossingen waarmee mondiale uitdagingen kunnen worden aangepakt. De omvang van de verbetering en de bijdrage, zoals de effecten van de toegevoegde waarde van de EU, kon niet worden gemeten.

Belangrijkste aanbevelingen

• De prioriteiten beter definiëren: de Commissie moet meer tijd en personeel investeren in prioriteitsbepaling, zodat de prioriteiten naar behoren kunnen worden verwezenlijkt binnen de voorziene begroting.

• Realistische beoordeling van projectrisico's en betere risicobeperkende strategieën: de Commissie moet tijdens de gehele duur van het project beter toezicht houden op risico's, bijvoorbeeld door te vragen naar korte voortgangsverslagen waarin de potentiële risico's worden geïdentificeerd naargelang zij zich voordoen tijdens de uitvoering van het project.

• Wat betreft toezicht en evaluatie dient meer nadruk te worden gelegd op de beoordeling van effecten op alle niveaus en niet alleen van output. Dit gaat samen met de noodzaak om objectieve en onafhankelijke bewijsmaterialen te verzamelen, te analyseren en te gebruiken om het programma en het project te kunnen evalueren.

• Zoeken naar manieren ter verbetering van de overname van output, resultaten en beste praktijken van projecten door andere organisaties, ook uit andere lidstaten, met inbegrip van extra middelen voor vertalingen, communicatie en verspreiding. 

• Aanscherpen van de interventielogica van het programma; in het verlengde van het toepassingsgebied van het programma en de algemene en specifieke doelstellingen en prioriteiten, de soorten acties en financieringsvormen en uitvoeringsmaatregelen, dient de Commissie ervoor te zorgen dat de interventielogica wordt aangescherpt 60 en dat de relaties tussen de beweegredenen, doelstellingen, input, output, begunstigden, verwachte uitkomsten en effecten bij een toekomstige voortzetting van het programma duidelijker, preciezer en concreter worden gemaakt.

(1)

Artikel 15, lid 3, onder d), Besluit nr. 1150/2007/EG van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie".

(2)

Het ex-postevaluatieverslag van de externe beoordelaar is te vinden op: Hoofdrapport: http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf , bijlagen: http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_annex_1,_2_and_3.pdf , http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_annex_4_quantitative_analysis.pdf

Het tussentijdse evaluatieverslag van de externe beoordelaar is te vinden op: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52011DC0246&qid=1467122450426&from=NL  

(3)

Artikel 8, Besluit nr. 1150/2007/EG van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma "Drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie".

(4)

 Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 2.

http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf  

(5)

Artikel 12, Besluit nr. 1150/2007/EG van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma "Drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie".

(6)

Buiten beschouwing van deze evaluatie gelaten, omdat de eindverslagen niet werden ingediend tijdens dit evaluatieproces.

(7)

 Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 3.

http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf  

(8)

Ibid., blz. 2.

(9)

  http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_annex_1,_2_and_3.pdf  

(10)

 Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 9.

http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf

(11)

Ibid.

(12)

Ibid., blz. 11.

(13)

 Behoefteanalyses dienen relevante en betrouwbare gegevens te bevatten en dienen aan de hand van een betrouwbare analyse duidelijk aan te tonen dat de actie noodzakelijk is. De aanvrager kan verwijzen naar bestaande onderzoeken, studies en eerdere projecten waarin de noodzakelijkheid reeds werd onderkend. In de behoefteanalyse moet duidelijk worden aangegeven in hoeverre de actie tegemoetkomt aan de behoefte en dit moet worden gekwantificeerd. De aanvrager moet specifiek zijn en zich richten op de reële behoeften waarop het project voornemens is in te spelen en zich in de analyse niet beperken tot algemene uitspraken en informatie over de problemen en behoeften van de doelgroep in het algemeen.

(14)

Ibid., blz. 11. Op basis van de analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies; en de vijf uitgeschreven follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen.

(15)

Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma "Drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie".

(16)

 Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 15 -16.

http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf

(17)

Ibid., blz. 14.

(18)

Ibid.

(19)

Ibid.

(20)

  http://www.emcdda.europa.eu/  

(21)

European Commission (2011) Projects, studies and research on illicit drugs funded by the European Commission, 2007–2013: http://ec.europa.eu/justice/anti-drugs/files/2007-2010_drug_related_projects_en.pdf .

(22)

European Commission (2014) New Psychoactive Substances. Projects, Studies and Research funded by the European Commission: http://ec.europa.eu/justice/anti-drugs/files/nps_report_2014_en.pdf.

(23)

 Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 19.

http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf

(24)

Ibid., blz. 22.

(25)

Ibid.

(26)

Ibid.

(27)

Ibid., blz. 23.

(28)

Ibid.

(29)

Ibid.

(30)

Ibid., blz. 24.

(31)

Ibid., blz. 25.

(32)

Ibid.

(33)

  http://ec.europa.eu/justice/anti-drugs/files/equs_main_report_en.pdf  

(34)

  http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52013SC0319&from=EN  

(35)

 Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 27.

http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf

(36)

Enquêtevraag 23b: Hebben de beleidsmakers gereageerd op de informatie die via het project/de activiteiten werd verstrekt? (Meerkeuzevraag). In: Ibid., blz. 27. Op basis van de analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies; en de vijf uitgeschreven follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen.

(37)

Ibid., blz. 28.

(38)

Ibid., blz. 31.

(39)

Ibid., blz. 32.

(40)

Ibid., blz. 33.

(41)

Ibid., blz. 34.

(42)

Ibid., blz. 35

(43)

Ibid., blz. 36

(44)

Ibid.

(45)

Ibid., blz. 39

(46)

Ibid., blz. 37

(47)

Ibid.

(48)

Ibid., blz. 44

(49)

Ibid., blz. 45

(50)

Ibid.

(51)

Ibid.

(52)

Ibid. blz. 45-46

(53)

Ibid., blz. 46

(54)

Ibid.

(55)

  http://ec.europa.eu/justice/grants1/programmes-2007-2013/drug/index_en.htm .

(56)

Op basis van de analyse van de 23 reacties op de online-enquête van begunstigden van DPVP-subsidies; en de vijf uitgeschreven follow-upgesprekken met coördinatoren van projecten/organisaties die voor de periode 2007-2013 DPVP-subsidies hebben ontvangen. Ex-postevaluatie van vijf programma's die werden uitgevoerd in het kader van de financiële vooruitzichten van de periode 2007-2013. Evaluatie van het specifieke programma: Drugspreventie en -voorlichting (DPVP), ICF, 28 juli 2015, blz. 48-49. http://ec.europa.eu/justice/grants1/files/expost_evaluations_2007_2013/dpip_programme_evaluation_final_report.pdf

(57)

Ibid., blz. 50

(58)

Ibid., blz. 59

(59)

Ibid. blz. 60-62

(60)

Zie bijvoorbeeld Figuur 1 1 Interventielogica van het programma Drugspreventie en -voorlichting (2007-2013)   .