Bijlagen bij COM(2017)342 - Verslag mbt gedelegeerde handelingen van de Commissie in lijn met Richtlijn 2016/802/EU betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2017)342 - Verslag mbt gedelegeerde handelingen van de Commissie in lijn met Richtlijn 2016/802/EU betreffende een vermindering van het ... |
---|---|
document | COM(2017)342 |
datum | 28 juni 2017 |
·artikel 2, onder a) tot en met e) en onder p), waarin de definities en specificaties voor de onder de richtlijn vallende brandstoffen zijn vastgelegd;
·artikel 13, lid 2, onder b), i), betreffende de monsterneming en analyse van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord, op het moment van de levering aan schepen;
·artikel 13, lid 3, waarin de referentiemethode voor vaststelling van het zwavelgehalte van vloeibare brandstoffen is vastgelegd;
·de bijlagen I en II, waarin de equivalente emissiewaarden voor en de criteria voor het gebruik van emissiereductiemethoden als bedoeld in artikel 8 zijn vastgelegd.
2. RECHTSGRONDSLAG
De opstelling van dit verslag is verplicht op grond van artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2016/802/EU. Krachtens die bepaling wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 17 december 2012 en moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 16, lid 2.
3. UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE
De uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie werd nodig geacht om diverse bepalingen van de richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Sinds de laatste wijziging van de wettelijke bepalingen (in 2012) 2 hebben zich echter geen significante ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van brandstofspecificaties, normen voor de controle van het zwavelgehalte van brandstoffen, of emissiereductiemethoden, die de Commissie zouden noodzaken gebruik te maken van de haar uit hoofde van de richtlijn toegekende gedelegeerde bevoegdheden.
Aangezien echter op grond van artikel 6, lid 1, onder b), van de richtlijn op 1 januari 2020 de strengere eis van 0,50 % zwavelgehalte in brandstoffen van kracht wordt voor schepen die in EU-wateren buiten de beheersgebieden voor SOX-emissie (SOX-ECA's) varen, of die wereldwijd varen, is het mogelijk dat nieuwe scheepsbrandstoffen en emissiereductiemethoden hun intrede doen op de EU-markt zodat aan de strengere eis kan worden voldaan. Voorts werkt de IMO momenteel aan nieuwe relevante normen en overige technische bepalingen. Beide ontwikkelingen zullen de Commissie waarschijnlijk noodzaken gebruik te maken van haar gedelegeerde bevoegdheden om ervoor te zorgen dat de richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang wordt aangepast en in overeenstemming wordt gebracht met de door de IMO vastgestelde normen.
4. CONCLUSIE
De Commissie heeft tijdens de voorbije vijf jaar de bij Richtlijn 2016/802/EU aan haar toegekende gedelegeerde bevoegdheden niet uitgeoefend. Zij verzoekt het Europees Parlement en de Raad nota te nemen van dit verslag.
(1) PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58.
(2) PB L 327 van 27.11.2012, blz. 1.