Bijlagen bij COM(2017)665 - Verslag over de toepassing in de lidstaten van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in 2012-2014

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage VI tijdens de periode 2000- 2014 18


Tussen 2000 en 2014 zijn in totaal 490 ongevallen aangemeld bij de eMARS-databank. Hiervan waren er 421 zware ongevallen die aan minimaal één criterium voldeden van bijlage VI 19 bij de Seveso II-richtlijn. Dit betekent dat er gemiddeld 30 zware ongevallen per jaar plaatsvinden. Circa 70 % van de zware ongevallen vond plaats in hogedrempelinrichtingen. Zoals te zien valt in Figure 10 , blijft het aantal zware ongevallen relatief stabiel ondanks de toename in het aantal inrichtingen dat onder de Seveso II-richtlijn valt. Daarnaast suggereert Figure 11 dat het aantal ongevallen met dodelijke afloop sinds 2000 is afgenomen, wat erop zou kunnen wijzen dat het effect van ongevallen dalende zou kunnen zijn. Het is vooral bemoedigend dat er na 2004 geen enkel sterfgeval buiten de inrichting gemeld is.

Grafiek 11: Aantal sterfgevallen binnen of buiten inrichtingen in 2000- 2014


De redenen voor het melden van zware ongevallen zijn in de loop der jaren weinig veranderd. Onder de gevaarlijke verschijnselen die betrokken waren bij de gemelde ongevallen, blijken toxische emissies het vaakst voor te komen. Dit correleert met het feit dat bij een meerderheid van de ongevallen toxische en/of ontvlambare stoffen betrokken zijn. Ook gelet op het aantal inrichtingen laten de verzamelde gegevens zien dat de sector petrochemie & olieraffinaderijen het meest onderhevig is aan zware ongevallen.


Grafiek 12: Redenen voor het melden van zware ongevallen in eMARS voor de periode 2000-2014 20   21


De eMARS-databank bevat beperkte informatie over sociaal-economische gevolgen (zoals het verlies van eigendommen, milieuschade, banenverlies, imagoschade, langetermijneffecten op de omgeving). Slechts 124 van de 490 gemelde ongevallen bevatten dergelijke gegevens in enige mate. Dit is typisch beperkt tot het onmiddellijke effect (zoals verzekerde verliezen) en neemt geen bredere of langetermijneffecten mee in beschouwing (zoals banenverlies of milieuschade). Substantiëlere informatie over sociaal-economische gevolgen is alleen voor een klein aantal uitzonderlijk zware ongevallen publiek beschikbaar. De dienst Gezondheid en Veiligheid ("Health and Safety Executive") van het Verenigd Koninkrijk heeft een methode ontwikkeld om de economische gevolgen van sommige effecten van een zwaar ongeval te modelleren 22 . Hoewel deze bepaalde belangrijke effecten niet meeweegt (waaronder milieuschade), suggereert een toepassing van deze benadering op de Europese Unie een jaarlijkse schade in orde van grootte van enkele miljarden euro. Hoewel een verbeterde kennis van sociaal-economische gevolgen nuttig zou zijn om de effecten en baten van het wetgevend kader beter te begrijpen, zou het een aanzienlijke inspanning vergen om dergelijke informatie systematischer te verzamelen.


4.Conclusies en toekomstige aanpak

De Seveso II-richtlijn heeft ertoe bijgedragen dat zware ongevallen relatief weinig voorkomen, gezien de zeer hoge industrialisatiegraad in de Europese Unie. De richtlijn wordt in brede kring gezien als ijkpunt op het gebied van industrieel ongevallenbeleid en heeft wereldwijd in veel landen als rolmodel gefungeerd.

De bovenstaande analyse bevestigt dat de Seveso II-richtlijn goed functioneert. De uitvoering en handhaving van de Seveso II-richtlijn zijn in de praktijk op de meeste gebieden verder verbeterd. Met name de exploitanten in de sector houden zich in hoge mate aan de vereisten betreffende veiligheidsrapporten en interne noodplannen. Echter, zoals al eerder is opgemerkt bij de vorige verslagperiodes, vraagt een aantal gebieden in een klein aantal lidstaten nog om inspanningen. Het gaat hier met name om de ontwikkeling en het testen van externe noodplannen, het verstrekken van informatie aan het publiek en inspecties. Hoewel deze tekortkomingen wellicht het risico verhoogd hebben, is er geen bewijs dat dit al geleid heeft tot een hoger aantal zware ongevallen in die lidstaten.

Ondanks de toename van het aantal inrichtingen dat onder de Seveso II-richtlijn valt, is het aantal zware ongevallen per jaar stabiel gebleven rond 30 per jaar en zijn er aanwijzingen dat het effect van deze ongevallen afneemt.

De bevindingen betreffende de vorige verslagperiode zijn door de Commissie meegenomen bij de evaluatie van de Seveso II-richtlijn, wat heeft geleid tot de vaststelling van de Seveso III-richtlijn. De nieuwe richtlijn verruimt het recht van burgers om naar behoren te worden geïnformeerd en breidt het toepassingsgebied van een aantal bepalingen uit tot lagedrempelinrichtingen. Het bevat ook gedetailleerde regels ter garandering van toereikende inspraak betreffende individuele projecten en introduceert striktere voorschriften betreffende inspecties. Een goede naleving van de Seveso III-richtlijn zal naar verwachting dan ook bijdragen aan de in dit verslag genoemde noodzakelijke verbeteringen.

De Commissie zal nauwlettend toezicht houden op deze aspecten en de lidstaten blijven bijstaan om hun resultaten te verbeteren door middel van diverse ondersteunende activiteiten en eventuele handhavingsmaatregelen.

De Commissie zal ook blijven werken aan de vereenvoudiging van het verslaggevingsproces, wat de administratieve druk zal verlichten en tegelijkertijd de relevantie en de kwaliteit van de uit de verslagen afgeleide gegevens verbeteren. Om dit te bereiken zullen de bewakingssystemen herzien worden, mede met het oog op de ontwikkeling van indicatoren om de uitvoering van de Seveso III-richtlijn beter te kunnen bewaken en de prestaties van de richtlijn beter te kunnen beoordelen.

(1) Richtlijn 96/82/EG, PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13; gewijzigd bij Richtlijn 2003/105/EG, PB L 345 van 31.12.2003, blz. 97.
(2) Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst), PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1-37.
(3) Document C(2011) 4598 definitief, Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30.6.2011.
(4) https://emars.jrc.ec.europa.eu Rapporteringssysteem voor zware ongevallen ().
(5) https://publications.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/26c9aa63-523e-11e7-a5ca-01aa75ed71a1
(6) Document C(2004)3335.
(7) C(2007)3842  Document .
(8) Document C(2010)5422 definitief.
(9) Document C(2013)4035 definitief.
(10) https://circabc.europa.eu/w/browse/4cc9ca17-0920-4d8a-8796-6ffa170612b7   
(11) Gebaseerd op de verslagen van de lidstaten.
(12) De gegevens over 1996 en 1999 zijn niet volledig vergelijkbaar door verschillen in de definities van inrichtingen en installaties. Verschillende installaties binnen dezelfde inrichtingen zijn mogelijk apart gemeld, wat de schijnbare afname in 2002 verklaart.
(13) Deze gegevens omvatten niet de 187 inrichtingen waarvan de bevoegde autoriteiten besloten hebben dat een extern noodplan niet vereist was op grond van artikel 11, lid 6, van de Seveso II-richtlijn.
(14) Deze gegevens omvatten niet de 187 inrichtingen waarvan de bevoegde autoriteiten besloten hebben dat een extern noodplan niet vereist was op grond van artikel 11, lid 6, van de Seveso II-richtlijn.
(15) Sommige waarden zijn hoger dan 100 % door wisselende aantallen inrichtingen tijdens de verslagperiode.
(16) Sommige lidstaten maakten melding van gemengde stelsels, bijvoorbeeld afhankelijk van de regionale aanpak. Ten behoeve van dit verslag zijn die lidstaten meegeteld alsof zij systematisch evaluaties toepasten.
(17) Bijna-ongevallen zijn bijvoorbeeld ernstige incidenten die relevant zijn voor de veiligheid, maar die uiteindelijk niet tot een ongeluk leidden doordat de toestand beheerst kon worden.
(18) Deze grafiek toont alleen hogedrempelinrichtingen, omdat het aantal lagedrempelinrichtingen alleen beschikbaar is sinds de verslagperiode 2009-2011, zoals eerder in dit verslag reeds werd toegelicht. Echter, het valt aan te nemen dat het opnemen van lagedrempelinrichtingen het totaalbeeld nauwelijks zou veranderen, aangezien de toename van lagedrempel- en hogedrempelinrichtingen over de jaren heen grotendeels gelijkloopt. Statistisch betrouwbare gegevens over ongevallen zijn niet beschikbaar van vóór 1991.
(19) Om redenen van redactionele eenvoud verwijst de term "zwaar ongeval" alleen voor dit hoofdstuk naar de 421 ongevallen waarvan gemeld is dat deze aan minimaal één criterium van bijlage VI voldeden. Voor de overige gemelde ongevallen is het niet eenvoudig vast te stellen of dit zware ongevallen waren of andere soorten ongevallen die op basis van vrijwilligheid gemeld zijn, bijvoorbeeld om lering uit te trekken.
(20) De som van de redenen is hoger dan het totale aantal gemelde ongevallen omdat een ongeval aan meerdere redenen kan voldoen.
(21) De achterliggende criteria bij de redenen kunnen als volgt worden samengevat:
(22) http://www.hse.gov.uk/research/rrhtm/rr1055.htm