Bijlagen bij COM(2020)187 - Tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II en verplicht zij de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om daar gebruik van te maken (artikel 12). Het formulier moet standaardinformatie over de betrokken personen, bijzonderheden over het EPO en de bevoegde autoriteiten vermelden.

Eén lidstaat heeft deze verplichting niet omgezet.


4.Gegevensverzameling

Teneinde de evaluatie van de toepassing van de richtlijn te vergemakkelijken, bepaalt de richtlijn dat de lidstaten aan de Commissie relevante gegevens moeten verstrekken met betrekking tot de toepassing van nationale procedures inzake EPO´s. In ieder geval moeten gegevens worden verstrekt over het aantal keren dat een EPO is aangevraagd, uitgevaardigd en/of erkend (artikel 22). Daarnaast wordt de lidstaten verzocht ook andere gegevens te verstrekken, zoals de aard van het strafbare feit (overweging 32).

Aan de lidstaten werden twee vragenlijsten toegezonden waarin werd gevraagd om uiterlijk op 1 september 2017 (voor de jaren 2015 tot medio 2017 9 ) respectievelijk 11 maart 2019 (voor de jaren 2015-2018) de bovenvermelde informatie verstrekken.

19 lidstaten hebben geantwoord op de in 2017 verzonden vragenlijst en/of op de vragenlijst die in 2019 is verzonden. 3 van de 19 beantwoordden alleen de in 2017 verzonden vragenlijst. De overige 16 lidstaten hebben in 2019 actuele informatie verstrekt.

Volgens de statistieken die door de lidstaten voor de jaren 2015-2018 zijn opgesteld en verstrekt, werden in totaal 37 EPO´s uitgevaardigd. Volgens de antwoorden op de vragenlijst werd de meerderheid van de gerapporteerde EPO´s door één lidstaat uitgevaardigd (27 van de 37). Twee andere lidstaten meldden ook dat zij EPO´s hadden uitgevaardigd. Slechts 15 EPO´s werden, volgens de beschikbare informatie, erkend en leidden tot de vaststelling van een of meer beschermingsmaatregelen in de tenuitvoerleggingsstaat (4 in 2015, 5 in 2016, 3 in de eerste helft van 2017 en 3 in 2017-2018). Ten slotte hebben 10 lidstaten gemeld dat zij geen EPO´s hebben uitgevaardigd of erkend.

Enkele lidstaten bieden voorbeelden van goede praktijken op het gebied van casemanagementsystemen. In sommige lidstaten worden EPO's bijvoorbeeld geregistreerd.


5.Conclusie

De nationale uitvoeringsbepalingen die zijn ontvangen van alle 26 lidstaten die door de richtlijn gebonden zijn, lijken over het algemeen bevredigend te zijn, met name wat het mechanisme voor de erkenning van EPO´s betreft. In alle lidstaten, op één na, zijn de omzettingsbepalingen toereikend om de uitvaardiging en erkenning van EPO´s mogelijk te maken.

Uit de analyse van de praktische toepassing van de richtlijn blijkt echter dat haar potentieel nog niet volledig is benut. Het geringe aantal uitgevaardigde en ten uitvoer gelegde EPO´s getuigt hiervan. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, werden slechts 37 EPO´s uitgevaardigd en zijn er slechts 15 ten uitvoer gelegd. De voor de uitvaardiging van EPO´s bevoegde nationale autoriteiten zijn zich niet ten volle bewust van de mogelijkheden daartoe. Bovendien zijn personen die bescherming behoeven er wellicht niet altijd van op de hoogte dat zij om een EPO kunnen verzoeken.

De uitvoering van sommige bepalingen van de richtlijn, zoals de verplichting om informatie te verstrekken, moet in sommige lidstaten worden verbeterd.

Sommige lidstaten voorzien niet in sancties voor de overtreding van een in het kader van de erkenning van een EPO genomen maatregel. Dit kan personen afschrikken die anders wellicht om deze vorm van grensoverschrijdende bescherming zouden verzoeken,

De grote verscheidenheid aan beschermingsmaatregelen in de lidstaten (in het kader van civiele, administratieve of strafrechtelijke procedures) kan een andere reden zijn waarom het EPO onderbenut blijft.

De Commissie zal de naleving van de richtlijn door de lidstaten blijven beoordelen en passende maatregelen treffen om de conformiteit met haar bepalingen in de hele Unie te waarborgen. Indien nodig zal de Commissie inbreukprocedures inleiden tegen lidstaten die niet aan de richtlijn voldoen.

Tegelijkertijd werkt de Commissie nauw samen met de lidstaten om de moeilijkheden bij de uitvoering van de richtlijn te overwinnen. In het bijzonder bevordert de Commissie, met name via het verlenen van financiële steun, de doeltreffende toepassing van nationale beschermingsbevelen. Daartoe wordt voorlichting gegeven en de noodzaak benadrukt om mensen uit de praktijk via opleiding vertrouwd te maken met de beschikbaarheid van het EPO 10 .

(1) Verordening (EU) nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 4).
(2) Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).
(3) Verslag over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel (2016/2329(INI), 14 maart 2018), https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-8-2018-0065_NL.html
(4) European protection order Study, EPRS, PE 603.272, september 2017, http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2017/603272/EPRS_STU(2017)603272_EN.pdf
(5) Criminal procedural laws across the European Union — A comparative analysis of selected main differences and the impact they have over the development of EU legislation, PE 604.977, augustus 2018, https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2018/604977/IPOL_STU(2018)604977_EN.pdf
(6) Het verslag betreft ook het VK, aangezien de beoordeling zowel betrekking heeft op de tijd dat dit land deel uitmaakte van de EU als op een deel van de overgangsperiode, gedurende welke de richtlijn ook geldt voor het VK.
(7) https://www.ejn-crimjust.europa.eu/ejn/libcategories.aspx?Id=85
(8) Dit is van toepassing in geval van een vonnis in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/947/JBZ betreffende proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen, of een beslissing inzake toezichtmaatregelen in de zin van artikel 4 van Kaderbesluit 2009/829/JBZ.
(9) 30 juni 2017
(10) Verordening (EU) nr. 1382/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma “Justitie” voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 73).