Bijlagen bij COM(2020)831 - Noodmaatregelen bij ontstentenis van een akkoord met het Verenigd Koninkrijk over een toekomstig partnerschap - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)831 - Noodmaatregelen bij ontstentenis van een akkoord met het Verenigd Koninkrijk over een toekomstig partnerschap. |
---|---|
document | COM(2020)831 |
datum | 10 december 2020 |
Er zij ook aan herinnerd dat de EU en het Verenigd Koninkrijk er in het voorwoord op het Protocol inzake Ierland en Noord-Ierland op hebben gewezen dat zij vast voornemens zijn om het PEACE+-programma in de toekomst voort te zetten. Aangezien dit een programma voor Europese territoriale samenwerking (ETS) is, is het mogelijk om een financieringsovereenkomst te sluiten die de voortzetting van PEACE+ ook mogelijk maakt wanneer geen akkoord wordt bereikt, naar analogie met de deelname van andere derde landen aan ETS-programma’s. De Commissie zal deze besprekingen voortzetten om in alle situaties over een dergelijke financieringsovereenkomst te beschikken.
3. De behoefte aan gerichte noodmaatregelen van de EU in het geval geen akkoord wordt bereikt
De overgangsperiode loopt weldra af en het is nog steeds onzeker of op 1 januari 2021 een akkoord over een toekomstig partnerschap tussen de EU en het VK van toepassing zal zijn. Als er tegen die datum geen akkoord is, is de Commissie voornemens in 2021 beschikbaar te blijven om de onderhandelingen over een nieuw partnerschap voort te zetten. Het is echter ook duidelijk dat een beperkt aantal gerichte maatregelen nodig is om de periode tot een toekomstig akkoord te overbruggen, teneinde de belangen van de EU te beschermen.
De Commissie stelt een beperkt aantal gerichte noodmaatregelen voor om volledig voorbereid te zijn op een scenario waarin geen akkoord wordt bereikt 9 . Deze noodmaatregelen zijn gebaseerd op de volgende beginselen:
a. Noodmaatregelen mogen niet voor continuïteit zorgen of voor dezelfde voordelen als die van het EU-lidmaatschap of de overgangsperiode. Ze mogen ook niet leiden tot een situatie die even voordelig is als een partnerschapsovereenkomst. Noodmaatregelen mogen dus in beginsel nooit verder gaan dan wat de EU aan het Verenigd Koninkrijk heeft aangeboden in de op 18 maart 2020 gepubliceerde ontwerptekst van het akkoord over het nieuwe partnerschap tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk 10 .
b. Noodmaatregelen moeten erop gericht zijn onevenredige verstoringen die het gevolg zijn van een “no deal”-scenario te voorkomen of te beperken, uitsluitend wanneer deze gevolgen niet kunnen worden verholpen of verzacht door de toepassing van bestaande internationale of multilaterale overeenkomsten of passende paraatheidsmaatregelen. Noodmaatregelen mogen in geen geval tot doel hebben marktdeelnemers te compenseren voor het niet nemen van de nodige maatregelen.
c. Noodmaatregelen moeten een tijdelijke oplossing bieden terwijl de onderhandelingen over een toekomstig partnerschap worden voortgezet, en mogen er niet op gericht zijn de negatieve gevolgen van de brexit op duurzame wijze te verzachten. Ze moeten van tijdelijke aard zijn en mogen niet in de plaats komen van een akkoord op lange termijn.
d. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel worden noodmaatregelen alleen genomen wanneer optreden op EU-niveau onontbeerlijk is om de EU-belangen te beschermen, om verstoringen of versnippering van de eengemaakte markt te voorkomen en omdat een soortgelijk resultaat niet kon worden bereikt via optreden op het niveau van de lidstaten.
e. Noodmaatregen zijn per definitie unilaterale maatregelen, die worden genomen om de belangen van de EU te beschermen. In sommige gevallen hangt de toepassing ervan echter af van wederkerige maatregelen van het Verenigd Koninkrijk.
f. Gibraltar valt niet onder het territoriale toepassingsgebied van de noodmaatregelen.
3.
4.Voorgestelde wetgevende noodmaatregelen die vanaf januari 2021 van toepassing zullen zijn
Naast het voorstel inzake de spoorwegverbinding door de Kanaaltunnel, dat op 27 november 2020 is vastgesteld, heeft de Commissie vandaag een pakket van vier wetgevingsvoorstellen aangenomen. De Commissie zal nauw samenwerken met het Europees Parlement en de Raad om deze voorstellen tijdig, vóór eind 2020, vast te stellen.
4.1 Basisconnectiviteit in de luchtvaart en luchtvaartveiligheid
a) Als aan het eind van de overgangsperiode geen noodmaatregel geldt voor luchtvervoer, dan zal het luchtverkeer tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk worden onderbroken.
Om basisconnectiviteit in het luchtvervoer te waarborgen, heeft de Commissie vandaag een voorstel voor een verordening gedaan teneinde te garanderen dat bepaalde luchtdiensten tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU gedurende een beperkte periode kunnen worden verleend.
Deze maatregel zou luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk het recht geven om gedurende hoogstens zes maanden het grondgebied van de Unie te overvliegen zonder er te landen, te landen op het grondgebied van de Unie voor niet-verkeersgebonden doeleinden, en om geregeld en niet-geregeld internationaal passagiers- en goederenvervoer te verrichten tussen punten in het Verenigd Koninkrijk en punten in de EU (derde en vierde “vrijheden van de lucht”). Voorwaarde voor deze regeling is dat het Verenigd Koninkrijk gelijkwaardige rechten toekent aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie, en sterke garanties biedt op eerlijke concurrentie en doeltreffende handhaving van deze rechten en garanties.
Daartoe verleent de voorgestelde noodverordening aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden die vergelijkbaar zijn met die van Noodverordening (EU) 2019/502 betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Unie 11 , die niet van toepassing is geworden ten gevolge van de inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord.
b) Zonder noodmaatregel inzake luchtvaartveiligheid zullen bestaande ontwerpcertificaten die vóór het einde van de overgangsperiode door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA) aan in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ondernemingen zijn afgegeven, niet langer geldig zijn in de Unie. Na het einde van de overgangsperiode wordt het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor deze certificaten als derde land (“land van ontwerp”). Dit geldt ook voor certificaten die zijn afgegeven door ontwerporganisaties die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd en door het EASA zijn gecertificeerd. Als deze bestaande ontwerpcertificaten ongeldig worden in de EU, moeten veel EU-luchtvaartuigen die producten bevatten met de bestaande EASA-ontwerpcertificaten die aan Britse bedrijven zijn afgegeven, aan de grond worden gehouden.
Daarom heeft de Commissie vandaag een voorstel aangenomen voor een verordening die garandeert dat de betrokken luchtvaartproducten of -ontwerpen, die vóór het einde van de overgangsperiode door het EASA of een door het EASA gecertificeerde ontwerporganisatie zijn gecertificeerd, zonder verstoring verder kunnen worden gebruikt in EU-luchtvaartuigen. Deze maatregel is alleen van toepassing op luchtvaartuigen die geregistreerd zijn in de Unie.
c) Wat daarentegen de eigendom van en de zeggenschap over EU-luchtvaartmaatschappijen betreft, zal de Commissie geen verdere noodmaatregelen voorstellen. Verordening (EU) 2019/502, die in februari 2019 is vastgesteld, is - op enkele punten na - niet van toepassing geworden 12 . Deze verordening voorzag in een overgangsperiode van zes maanden, zodat luchtvaartmaatschappijen de nodige maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat de eigendoms- en zeggenschapsvereisten volledig worden nageleefd. Voorwaarde voor die overgangsperiode was dat luchtvaartmaatschappijen een bevredigend plan voor corrigerende maatregelen indienen bij de bevoegde nationale autoriteiten. Die verplichting gold vanaf de inwerkingtreding van de verordening. Sommige luchtvaartmaatschappijen hebben de nodige maatregelen genomen, en noodmaatregelen mogen geen oneerlijke voordelen opleveren voor belanghebbenden en bedrijven die zich niet tijdig hebben aangepast aan de nieuwe situatie.
4.2 Connectiviteit in het wegvervoer
Als er op 1 januari 2021 geen akkoord is over een toekomstig partnerschap tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, bevat het Unierecht geen grondslag waarop wegvervoerders zich kunnen baseren om na die datum goederenvervoersdiensten over de weg tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten te verlenen. Het multilaterale quotasysteem van de Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (ECMT) is dan het enige rechtskader waarop de voortzetting van de dienstverlening kan worden gebaseerd. Door de strikte beperkingen die gelden voor het aantal ECMT-vergunningen zouden er echter onvoldoende vergunningen zijn om goederen over weg te vervoeren tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten, wat tot ernstige verstoringen kan leiden en zelfs een bedreiging kan vormen voor de openbare orde.
Als er op 1 januari 2021 geen akkoord is over een toekomstig partnerschap tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, moeten geregelde busdiensten van en naar het Verenigd Koninkrijk worden onderbroken. De multilaterale noodmaatregel (het protocol bij de Interbus-overeenkomst) waarop kan worden teruggevallen, zal waarschijnlijk pas in de loop van 2021 van kracht worden tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.
Daarom heeft de Commissie vandaag een voorstel aangenomen voor een verordening betreffende basisconnectiviteit voor zowel goederen- als het personenvervoer over de weg 13 gedurende een beperkte periode.
a) Basisconnectiviteit voor goederenvervoer over de weg
De voorgestelde verordening zal zorgen voor basisconnectiviteit in het goederenvervoer over de weg gedurende hoogstens zes maanden 14 . Voorwaarde hiervoor is dat het Verenigd Koninkrijk gelijkwaardige rechten toekent aan wegvervoerders uit de Unie, en regels inzake eerlijke concurrentie, alsook sociale en technische regels toepast die gelijkwaardig zijn aan die van de EU. Zorgen voor monitoring en handhaving van de gelijkwaardigheid van de rechten inzake markttoegang en voor eerlijke concurrentie maakt deel uit van de bevoegdheden die aan de Commissie zijn gedelegeerd, op dezelfde wijze als in Verordening (EU) 2019/501 betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het goederen- en personenvervoer over de weg 15 , die nooit van toepassing is geworden als gevolg van de inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord.
Zoals het geval was in Verordening (EU) 2019/501 voorziet de voorgestelde noodverordening niet in de erkenning (“grandfathering”) van VK-vergunningen en -certificaten die in het bezit zijn van EU-exploitanten, bijvoorbeeld op het gebied van vakbekwaamheid. EU-exploitanten die nog steeds in de EU werken met in het Verenigd Koninkrijk afgegeven certificaten moeten uiterlijk op 1 januari 2021 over EU-certificaten beschikken.
b) Passagiersvervoer - busdiensten
De voorgestelde verordening zorgt ervoor dat de connectiviteit van busdiensten voor een periode van hoogstens zes maanden gewaarborgd blijft 16 . De regels inzake eerlijke concurrentie en de sociale en technische regels zijn op dezelfde wijze van toepassing als in het goederenvervoer over de weg.
Wat grensoverschrijdende busdiensten op het eiland Ierland betreft, voorziet de voorgestelde noodverordening ook in het recht om passagiers in de grensregio op te halen en af te zetten in het kader van een geregelde dienst. Het doel hiervan is de economie op heel het eiland en de gevoelige situatie op het eiland Ierland te beschermen, door te zorgen voor connectiviteit tussen de grensgemeenschappen, die anders zal worden onderbroken.
4.3 De spoorwegverbinding door de Kanaaltunnel
Zonder noodmaatregel van de Unie zou de exploitatie van de vaste kanaalverbinding (de Kanaaltunnel) na het einde van de overgangsperiode moeten worden opgeschort. In dat geval zouden treinen niet kunnen rijden door de Kanaaltunnel, die het Verenigd Koninkrijk verbindt met het Europese continent.
Gezien het economische belang van de vaste kanaalverbinding voor de Unie heeft de Commissie op 27 november een voorstel aangenomen voor een verordening 17 die garandeert dat de vaste kanaalverbinding ook na 1 januari 2021 operationeel blijft, totdat andere regelingen zijn getroffen.
De exploitatie van de vaste kanaalverbinding (de Kanaaltunnel) staat onder toezicht van een intergouvernementele commissie (“IGC”) die is opgericht bij het op 12 februari 1986 ondertekende Verdrag van Canterbury tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk. Tot het einde van de overgangsperiode wordt de IGC erkend als een nationale veiligheidsinstantie die er door twee lidstaten mee belast is te waarborgen dat de veiligheids- en interoperabiliteitsvoorschriften van de Unie van toepassing zijn op de gehele Kanaaltunnel. De IGC geeft relevante veiligheidscertificaten en -vergunningen af.
Frankrijk is gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst voor de instandhouding van een uniforme veiligheidsregeling en de IGC, en om deze overeenkomst te ondertekenen en te sluiten. Een dergelijke overeenkomst zal echter nog niet in werking zijn getreden aan het einde van de overgangsperiode. Zonder een dergelijke overeenkomst wordt de IGC vanaf 1 januari 2021 niet meer beschouwd als een nationale veiligheidsinstantie op grond van het EU-recht en zijn de door de IGC afgegeven certificaten en vergunningen niet meer geldig.
De voorgestelde verordening zou de geldigheidsduur van de door de IGC afgegeven vergunningen met twee maanden verlengen. Dit zou de Franse nationale veiligheidsinstantie voldoende tijd geven om het toezicht over te nemen en haar eigen certificaten af te geven.
Om de connectiviteit tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk te waarborgen, is het ook van essentieel belang dat de spoorwegexploitanten die diensten in de tunnel verlenen, dit kunnen blijven doen en het grensstation van Calais-Fréthun kunnen bereiken. Daarom moet de geldigheidsduur van hun door het Verenigd Koninkrijk afgegeven vergunningen en van hun door de Intergouvernementele Commissie afgegeven veiligheidscertificaten met negen maanden worden verlengd. Deze verlenging zou voldoende tijd bieden voor de onderhandelingen over en de sluiting van de nodige bij het Unierecht voorziene regelingen om verstoringen te vermijden.
4.4 Visserijactiviteiten
De Commissie blijft groot belang hechten aan een visserijovereenkomst in het kader van het toekomstige partnerschap tussen de EU en het VK. Als de overgangsperiode zou verstrijken zonder een akkoord over de toekomstige betrekkingen, zou dit bijzonder verstorend kunnen zijn voor het levensonderhoud van kustgemeenschappen en een bedreiging kunnen vormen voor duurzame visserij in de wateren in kwestie.
Om de belangen van vissers in de EU te beschermen, heeft de Commissie een voorstel aangenomen tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 inzake vismachtigingen voor de periode tot eind 2021.
Dit voorstel voorziet in wederzijdse toegang voor EU- en VK-vaartuigen tot elkaars wateren. Zodra de wettelijke bepalingen van het voorstel zijn goedgekeurd, kan de Unie toestemming verlenen aan VK-vaartuigen om de EU-wateren binnen te varen en kan zij verzoeken om toestemming van EU-vaartuigen om de VK-wateren binnen te varen, beheren, op voorwaarde dat duurzaamheidsvoorwaarden zijn vervuld en dat er sprake is van wederkerigheid. De vangstmogelijkheden die door dergelijke regelingen worden geboden en die door beide partijen samen zijn vastgesteld, moeten in overeenstemming zijn met het duurzame beheer van de betrokken bestanden.
Deze bepalingen zouden de visserijsector rechtszekerheid bieden en de instandhouding van de visbestanden garanderen. Op basis van voorafgaande coördinatie met de lidstaten staat de Commissie klaar om onmiddellijk na het einde van de overgangsperiode de verzoeken om toestemming voor EU-vaartuigen in te dienen bij het Verenigd Koninkrijk.
5. De gevolgen beperken via de EU-begroting
5.1 De reserve voor aanpassing aan de brexit
De Commissie zal binnenkort een voorstel voor de reserve voor aanpassing aan de brexit (BAR) ter waarde van 5 miljard indienen, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad 18 . De BAR-financieringsvoorwaarden zullen rekening houden met zowel een “deal”- als een “no deal”-scenario.
Wat de meest getroffen regio’s en sectoren betreft, is het al duidelijk dat een no-deal-scenario specifieke risico’s inhoudt voor de visserijsector in de EU. Het voorstel zal deze realiteit weerspiegelen.
5.2 Programma’s en instrumenten in de EU-begroting 2021-2027
Het is op dit ogenblik onmogelijk om de volledige impact te beoordelen van de beslissing van het Verenigd Koninkrijk om de overgangsperiode dit jaar te beëindigen, in combinatie met het ontbreken van een akkoord. Naast de BAR, moet bij de programmering van de financiering van de Unie voor de periode 2021-2027 duidelijk rekening worden gehouden met de gevolgen van het einde van de overgangsperiode, zowel in een “deal”- als een “no deal”-scenario. Aangezien er onbekende neveneffecten mogelijk zijn na het einde van de overgangsperiode, met name wanneer er geen akkoord is, staat de Commissie klaar om snel te handelen overeenkomstig de regelgeving, in het geval de lidstaten zouden besluiten hun onder de verordening gemeenschappelijke bepalingen vallende programma’s te wijzigen om een deel van hun beschikbare nationale middelen te herbestemmen. De Commissie zal ook snel optreden indien de lidstaten de toewijzing van hun nationale middelen in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij willen wijzigen, met inachtneming van de regelgeving.
Voor meer onmiddellijke steun aan getroffen belanghebbenden, bijvoorbeeld kleine en middelgrote ondernemingen met een aanzienlijke blootstelling op het Verenigd Koninkrijk, bieden de EU-staatssteunregels flexibele oplossingen voor nationale steunmaatregelen
6. Beginselen voor noodmaatregelen op lidstaatniveau
De Commissie is van mening dat er geen behoefte is aan andere Unie-wijde wetgevende noodmaatregelen dan die welke vandaag zijn voorgesteld.
Wat nationale maatregelen betreft, zal de Commissie met de lidstaten blijven samenwerken om te garanderen dat nationale maatregelen de eengemaakte markt niet versnipperen of ondermijnen.
De Commissie is dan ook van mening dat het tijdelijke karakter één van de kernbeginselen van nationale maatregelen moet zijn. Een tweede beginsel is dat het Verenigd Koninkrijk uit dergelijke maatregelen geen voordelen mag halen die vergelijkbaar zijn met die welke door de Unie worden aangeboden tijdens de onderhandelingen over het toekomstige akkoord. Nationale maatregelen moeten ook rekening houden met de overkoepelende prioriteit inzake de betrekkingen van de Unie met een derde land, teneinde de integriteit van de eengemaakte markt in stand te houden, het risico op versnippering te beperken en ongelijke behandeling van de lidstaten te vermijden. Nationale maatregelen, van welke aard dan ook, moeten in elk geval beantwoorden aan het beginsel van loyale samenwerking.
Collectief heeft de EU in elk geval een sterkere onderhandelingspositie dan elke lidstaat afzonderlijk. Deze onderhandelingspositie komt alle lidstaten ten goede. Ze moet worden gebruikt om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.
De Commissie kijkt uit naar verdere besprekingen met de lidstaten over hun nationale paraatheidsmaatregelen.
7. Reactie op verstoringen na het einde van de overgangsperiode
Aan het eind van de overgangsperiode kunnen veel belanghebbenden en burgers met verstoringen worden geconfronteerd. Het is van cruciaal belang dat de Unie op eensgezinde en gecoördineerde wijze blijft reageren op dergelijke verstoringen. De Commissie en de lidstaten zullen nauw contact blijven onderhouden om hun respons op opduikende problemen te coördineren en de beste aanpak te kiezen. Voor de periode vlak voor en na het einde van de overgangsperiode heeft de Commissie een brexit-hotline opgezet, een rechtstreeks communicatiekanaal dat door de nationale overheidsdiensten van de lidstaten kan worden gebruikt om snel toegang te krijgen tot de deskundigheid van de diensten van de Commissie.
Burgers, bedrijven en andere belanghebbenden uit de EU kunnen contact opnemen met hun nationale of lokale overheden via hun gebruikelijke kanalen. De Commissie zal op haar website een overzicht publiceren van de nationale brexit-contactpunten die door de lidstaten zijn opgezet. De lidstaten kunnen ook contact opnemen met het Europe Direct-contactcentrum voor alle vragen (gratis nummer 00 800 6 7 8 9 10 11 van overal in de Europese Unie, of per email, in alle talen van de EU 19 ); het contactcentrum zal voorrang geven aan vragen over de brexit.
(1)
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7 (“terugtrekkingsakkoord”)).
(2)
Op enkele uitzonderingen na, die in artikel 127 van het terugtrekkingsakkoord zijn vermeld. Geen van deze uitzonderingen is van belang in het kader van deze mededeling.
(3)
Het terugtrekkingsakkoord voorzag in de mogelijkheid om de overgangsperiode na 31 december 2020 te verlengen met één of twee jaar. Tijdens de vergadering op hoog niveau van 15 juni 2020 hebben de partijen nota genomen van het besluit van het Verenigd Koninkrijk om geen verlenging van de overgangsperiode te vragen.
https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2020/06/15/eu-uk-statement-following-the-high-level-meeting-on-15-june-2020/
(4)
Met uitzondering van financiële instrumenten die na de terugtrekking zijn goedgekeurd.
(5)
Ongeacht de onderhandelingen tussen de EU en het VK over het toekomstige partnerschap is er ook een tijdelijke maatregel nodig voor de voortzetting van de exploitatie van de vaste kanaalverbinding (de Kanaaltunnel) vanaf 1 januari 2021; zie punt 4.3 van deze mededeling.
(6)
Zie de Mededelingen van de Commissie over de voorbereidingen voor de brexit COM/2018/556 final/2; COM/2018/880 final; COM(2018) 890; COM(2019) 195 final; COM(2019) 276 final; COM(2019) 394 final.
(7)
COM(2020) 324 final.
(8)
Deze mededelingen zijn beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/european-union-and-united-kingdom-forging-new-partnership/future-partnership/getting-ready-end-transition-period_nl
(9)
Er zij aan herinnerd dat een aantal wetgevingsmaatregelen van de Unie die in 2019 zijn vastgesteld, van kracht zullen blijven of van toepassing zullen worden aan het einde van de overgangsperiode, namelijk:
- de opname van het Verenigd Koninkrijk in de lijst van derde landen waarvan de onderdanen voor een kort verblijf zijn vrijgesteld van de visumplicht; Verordening (EU) 2019/592 van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, met betrekking tot de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 103I van 12.4.2019, blz. 1).
- de verdeling van de WTO-tariefcontingenten van de EU tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk; Rectificatie van Verordening (EU) 2019/216 van het Europees Parlement en de Raad van 30 januari 2019 inzake de verdeling van de in de WTO-lijst van de Unie opgenomen tariefcontingenten na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 32/2000 van de Raad (PB L 38 van 8.2.2019); PB L 85I van 27.3.2019, blz. 69.
(10)
Zie: https://ec.europa.eu/info/publications/draft-text-agreement-new-partnership-united-kingdom_en .
(11)
Verordening (EU) 2019/502 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 49).
(12)
De verordening werd niet van toepassing wegens de sluiting van een terugtrekkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van de volgende bepalingen, die van toepassing zijn geworden met ingang van de inwerkingtreding van de verordening op 28 maart 2019: artikel 7 betreffende de behandeling van exploitatievergunningen wat eigendoms- en zeggenschapsvereisten betreft; artikel 10, lid 3, betreffende vervroegde aanvragen voor exploitatievergunningen, en artikel 11, lid 2, betreffende aanvragen voor operationele plannen, programma's en tijdschema's.
(13)
Voorstel voor een verordening betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het goederen- en personenvervoer over de weg na het einde van de overgangsperiode
(14)
De bepalingen van de verordening betreffende connectiviteit in het goederenvervoer over de weg zijn niet langer van toepassing ofwel 1) vanaf de datum van inwerkingtreding van een internationale overeenkomst inzake wegvervoer tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk gesloten, ofwel 2) met ingang van 30 juni 2021, als deze datum eerder valt.
(15)
Verordening (EU) 2019/501 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het goederen- en personenvervoer over de weg in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 39).
(16)
De bepalingen inzake connectiviteit van busdiensten zijn niet langer van toepassing ofwel 1) vanaf de datum van inwerkingtreding van een internationale overeenkomst inzake wegvervoer die tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk is gesloten, ofwel 2) met ingang van 30 juni 2021, als deze datum eerder valt. De connectiviteit van de grensgemeenschappen in Ierland is een uitzondering, aangezien de desbetreffende bepaling van de verordening blijft gelden, zelfs als het protocol bij de Interbus-overeenkomst in werking treedt.
(17)
COM(2020) 782 final.
(18)
Conclusie van de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad (17, 18, 19, 20 en 21 juli 2020)
https://www.consilium.europa.eu/media/45109/210720-euco-final-conclusions-en.pdf
(19)
https://europa.eu/european-union/contact_nl