Bijlagen bij COM(2021)554 - Wijziging van Verordening (EU) 2018/841 wat betreft het toepassingsgebied, vereenvoudiging van de nalevingsvoorschriften, vaststelling van de streefcijfers voor de lidstaten voor 2030 en de verbintenis tot de collectieve verwezenlijking van klimaatneutraliteit in de sector landgebruik, bosbouw en landbouw tegen 2035, en van Verordening (EU) 2018/1999 wat betreft verbetering van monitoring, rapportage, het volgen van de vooruitgang en beoordeling - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)554 - Wijziging van Verordening (EU) 2018/841 wat betreft het toepassingsgebied, vereenvoudiging van de nalevingsvoorschriften, ... |
---|---|
document | COM(2021)554 |
datum | 19 april 2023 |
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |||
DG: CLIMA | ||||||||
Personele middelen | 0,608 | 0,608 | 0,760 | 0,760 | 0,912 | 3,648 | ||
Andere administratieve uitgaven | 0,055 | 0,107 | 0,107 | — | — | 0,269 | ||
TOTAAL DG CLIMA | Kredieten | 0,663 | 0,715 | 0,867 | 0,760 | 0,912 | 3,917 | |
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | (totaal vastleggingen = totaal betalingen) | 0,663 | 0,715 | 0,867 | 0,760 | 0,912 | 3,917 | |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |||
TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 van het meerjarig financieel kader | Vastleggingen | 1,663 | 1,715 | 4,059 | 0,802 | 2,979 | 11,218 | |
Betalingen | 0,663 | 1,115 | 2,059 | 2,602 | 2,779 | 9,218 |
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs ⇩ | Jaar 2023 | Jaar 2024 | Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | TOTAAL | ||||||||||||
OUTPUTS | ||||||||||||||||||
Soort 60 | Gem. kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Totaal aantal | Totale kosten | |
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 61 | ||||||||||||||||||
— Bijwerken van het register en uitvoering | 0,000 | 0,000 | 0,192 | 0,042 | 0,067 | 0,301 | ||||||||||||
— Vaststelling van studies | 0,300 | 0,300 | 0,300 | 0,900 | ||||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 | 1,201 | |||||||||||||||||
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 | ||||||||||||||||||
— Eerlijke uitvoering | 0,300 | 0,300 | 2,300 | 2,000 | 4,900 | |||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 | ||||||||||||||||||
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 | ||||||||||||||||||
— Vereenvoudiging | 0,400 | 0,400 | 0,400 | 1,200 | ||||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 | ||||||||||||||||||
TOTAAL | 1,000 | 1,000 | 3,192 | 0,042 | 2,067 | 7,301 |
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–✓ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |
RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | ||||||
Personele middelen | 0,608 | 0,608 | 0,760 | 0,760 | 0,912 | 3,648 |
Andere administratieve uitgaven | 0,055 | 0,107 | 0,107 | — | — | 0,269 |
Subtotaal RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader | 0,663 | 0,715 | 0,867 | 0,760 | 0,912 | 3,917 |
Buiten RUBRIEK 7[1] van het meerjarig financieel kader | ||||||
Personele middelen | — | — | — | — | — | — |
Andere administratieve uitgaven | — | — | 0,192 | 0,042 | 0,067 | 0,301 |
Subtotaal buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | — | — | 0,192 | 0,042 | 0,067 | 0,301 |
TOTAAL | 0,663 | 0,715 | 1,059 | 0,802 | 0,979 | 4,218 |
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–✓ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | ||
Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) | ||||||
20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 | |
20 01 02 03 (delegaties) | ||||||
01 01 01 01 (onderzoek door derden) | ||||||
01 01 01 11 (eigen onderzoek) | ||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||||
Extern personeel (in voltijdequivalenten vte)[1] | ||||||
20 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”) | ||||||
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties) | ||||||
XX 01 xx yy zz [2] | - zetel | |||||
- delegaties | ||||||
01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek door derden) | ||||||
01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek) | ||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||||
TOTAAL | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 |
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel | Aanvullende personele middelen nodig voor: — opstellen van wetgeving en vaststelling van wijzigingen van secundaire wetgeving met gedetailleerde uitvoeringsbepalingen inzake het veilen, het Unieregister, toezicht en verslaglegging en verificatie van verslagen; — uitvoeringstaken in verband met de uitbreiding van de landsector met niet-CO2-emissies afkomstig van landbouw; — toezicht op de verbeterde uitvoering van monitoring-, rapportage- en verificatieverplichtingen en toezicht op werkzaamheden door het EEA; — bedrijfsanalyse voor IT-aanpassingen en daaropvolgende uitvoering van de nieuwe elementen in het Unieregister. Verplichtingen inzake bedrijfsinformatie en verslaglegging. Beheer van klantenrelaties en coördinatie van nieuwe hulpmiddelen voor servicebalies. |
Extern personeel |
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
Het voorstel/initiatief:
–✓ kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
De uitgaven zullen worden gedaan vanuit het LIFE-budget.
–◻ hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.
–◻ hiervoor is een herziening van het MFK nodig.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
–✓ voorziet niet in medefinanciering door derden
–◻ voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | Totaal | |
Medefinancieringsbron | ||||||
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–✓ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
–◻ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻ voor de eigen middelen
–◻ voor overige ontvangsten
–Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: | Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten | Gevolgen van het voorstel/initiatief 62 | ||||||
Jaar 2023 | Jaar 2024 | Jaar 2025 | Jaar 2026 | Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | ||||
Artikel …………. |
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
[…]
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).
[…]
FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”
Inhoud
1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.Het voorstel betreft
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
1.4.4.Prestatie-indicatoren
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
1.7.Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]
3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”
1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2018/841 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 [...]
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
Klimaat
Rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu) Titel 9 (Milieu- en klimaatmaatactie) (MFK 2021-2027)
1.3.Het voorstel betreft
◻ een nieuwe actie
◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 63
✓ de verlenging van een bestaande actie
◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
Herziening van Verordening (EU) 2018/841 (de LULUCF-verordening) op een wijze die is afgestemd op de klimaatdoelstelling voor 2030, teneinde tegen 2030 een netto broeikasgasemissiereductie van ten minste 55 % ten opzichte van het niveau van 1990 te verwezenlijken, via een geleidelijk en evenwichtig traject naar klimaatneutraliteit tegen 2050, op een kosteneffectieve en coherente manier, rekening houdend met de noodzaak van een rechtvaardige transitie en de noodzaak dat alle sectoren bijdragen aan de klimaatinspanningen van de EU.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
Specifieke doelstelling nr. 1
Een klimaatneutrale landsector in 2035. In de mededeling van de Commissie “Een schone planeet voor iedereen” uit 2018 wordt duidelijk gemaakt dat we aanzienlijk meer koolstofverwijderingen nodig hebben om in 2050 klimaatneutraliteit te verwezenlijken. Om op de juiste weg naar klimaatneutraliteit in 2050 te zijn, moet de EU daarom de recente daling van op het land gebaseerde verwijderingen keren en actie beginnen te ondernemen om nog in dit decennium de verwijderingen op te voeren, om zo rekening te houden met de lange aanlooptijden voor op land gebaseerde mitigatie van de klimaatverandering.
Doelstelling van het EEA: aanvullende kwaliteitscontroles van landbouw- en LULUCF-emissie-inventarissen, met inbegrip van consistentiecontroles tussen de broeikasgasinventarisgegevens en koolstofcertificeringsregelingen van de EU en de lidstaten.
Actiepunten:
Aangezien meer van de lidstaten wordt verwacht ten aanzien van de methoden die zij gebruiken, moet er bij de eerste controles van de LULUCF-inventarissen meer informatie op kwaliteit worden gecontroleerd, terwijl het tijdschema om die controles uit te voeren hetzelfde blijft.
Er moet worden gezorgd voor samenhang tussen de broeikasgasinventarisgegevens van de lidstaten en koolstofcertificeringsinformatie op het niveau van de landbouwbedrijven (indien de wetgeving wordt vastgesteld).
Vanaf 2024: integratie van het proces voor kwaliteitsborging en -controle van niet-CO2-emissies in de landbouw, zodat de inventarisgegevens van emissies uit de landbouw en de LULUCF-sector consistent kunnen worden gecontroleerd, ter voorbereiding op de uitvoering in de gecombineerde landsector.
Specifieke doelstelling nr. 2
Een eerlijk, flexibel en geïntegreerd klimaatbeleidskader voor de landsector. Aangezien de mogelijkheden tot koolstofverwijdering ongelijk over de lidstaten zijn verdeeld en de multifunctionaliteit van land zowel voor synergieën als voor compromissen zorgt, moet de herziening van de LULUCF-verordening voor een eerlijk, flexibel en geïntegreerd beleidskader zorgen.
Doelstelling van het EEA: ondersteuning van de algehele evaluatie van emissie-inventarissen van de landbouw- en LULUCF-sectoren
Actiepunten: opzetten van en optreden als beoordelingssecretariaat om samen met gecontracteerde beoordelaars een algehele evaluatie van de landbouw- en LULUCF-sector uit te voeren, zowel om streefcijfers voor naleving vast te stellen (2025) als om te controleren of die streefcijfers worden verwezenlijkt (2027 en 2032).
Specifieke doelstelling nr. 3
Vereenvoudiging van de LULUCF-voorschriften. De LULUCF-voorschriften zijn vaak te complex en zijn niet langer nodig gezien de formulering van de nieuwe doelstelling van 55 % emissiereductie. Op basis van de opgedane ervaring, met name wat betreft de vaststelling van de referentieniveaus voor bossen, kunnen een aantal boekhoudkundige concepten worden geoptimaliseerd en vereenvoudigd. Aangezien in de herziene LULUCF-verordening hoogwaardigere methoden voor de lidstaten worden ingevoerd, met name om verschillende soorten land beter te kunnen onderverdelen in land met een grote koolstofvoorraad, beschermde gebieden en gebieden met klimaatveranderingsrisico’s, moeten ter ondersteuning van de lidstaten aanvullende geospatiale gegevenssets worden aangemaakt. Hiermee kunnen de uitvoeringskosten worden teruggedrongen en kan de integratie van de LULUCF-sector in de algehele nationale klimaatstrategieën worden verbeterd. Daarnaast moeten de monitoring- en rapportagesystemen de klimaatprestaties van de sector beter weerspiegelen.
Doelstelling van het EEA: faciliteren van verbeterde en jaarlijkse geografische tracering van koolstofreservoirs en ontwikkelen van een pan-Europese gegevensset voor het volgen en beoordelen van de vooruitgang; waarborgen dat opvoering van de koolstofverwijderingen geen negatieve gevolgen voor het milieu heeft.
Actiepunten:
ondersteunen van de lidstaten bij het gebruik van dergelijke gegevens (capaciteitsopbouw), waarmee een beoordeling van die gebieden in de hele EU kan worden uitgevoerd en bij de kwaliteitsborgings-, kwaliteitscontrole- en beoordelingsprocessen van gegevens van lidstaten rekening te houden met dergelijke gestratificeerde landgebruikgebieden;
opzetten en uitvoeren van een tweejaarlijkse beoordeling om te waarborgen dat de toegenomen vraag naar koolstofverwijderingen in de landbouw- en LULUCF-sector geen negatieve gevolgen heeft voor het milieu, en met name voor de biodiversiteit;
opstellen van regelmatige beoordelingen van de effecten van klimaatverandering op de bosbouw en de landbouw om de capaciteit van de sectoren met betrekking tot de CO2-putten te waarborgen.
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Het belangrijkste gevolg van de herziening is een toename van de LULUCF-verwijderingen om de bijdrage van de sector aan de ambitieuzere klimaatdoelstelling van de EU voor 2030 als aangekondigd in het klimaatdoelstellingsplan (55 % reductie) te verhogen. Dit houdt verband met de eerste doelstelling van deze effectbeoordeling: een klimaatneutrale landsector in 2035. Dit heeft gevolgen voor de autoriteiten van de lidstaten, die ambitieus landbeleid moeten uitwerken om deze doelstellingen te realiseren, en op landbeheerders (landbouwers, bosbeheerders), die dit beleid moeten uitvoeren. Meer in het algemeen is er sprake van gevolgen voor alle Europese en wereldburgers, aangezien klimaatactie een grensoverschrijdend publiek goed is.
1.4.4.Prestatie-indicatoren
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
Indicator 1: mate van reductie van broeikasgasemissies in de EU in 2030 (nettoreductiedoelstelling van 55 % ten opzichte van 1990, als vastgelegd in de Europese klimaatwet).
Indicator 2: broeikasgasverwijderingen in de LULUCF-sectoren in 2030 (doelstelling van 3XX Mt CO2-equivalent verwijderingen in 2030).
Indicator 3: doelstelling van klimaatneutraliteit van de gecombineerde landsector (LULUCF-sector en niet-CO2-emissies van de landbouw) in 2035.
De reductie van broeikasgasemissies in de EU wordt gerapporteerd in het kader van Verordening (EU) 2018/1999 en andere secundaire wetgeving met betrekking tot monitoring en rapportage in het kader van de LULUCF-verordening.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
De lidstaten moeten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om aan deze verordening te voldoen en de Commissie moet de relevante uitvoeringsmaatregelen opstellen.
Bovendien is voor de uitvoering na de wijziging van het rapportage- en nalevingsmechanisme in 2026 bijgewerkte en verbeterde monitoring nodig, waarbij gebruik wordt gemaakt van de gegevensdiensten van het Europees Milieuagentschap en aanverwante diensten in het kader van het Copernicus-programma.
In de herziene LULUCF-verordening worden ambitieuze maar haalbare streefcijfers voor de LULUCF- en landbouwsector vastgesteld ter ondersteuning van de verwezenlijking van een nettobroeikasgasemissiereductie van ten minste 55 % in 2030 ten opzichte van 1990, zoals vastgesteld in de Europese klimaatwet. Met het voorstel tot herziening van de LULUCF-verordening wordt beoogd de koolstofvastlegging in de landbouw- en LULUCF-sectoren te verhogen, teneinde tegen 2035 de doelstelling van koolstofneutraliteit in die gecombineerde sectoren te verwezenlijken. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat deze verhoogde CO2-verwijderingen geen negatieve gevolgen hebben voor het milieu, met name de biodiversiteit, voor de volksgezondheid of voor sociale of economische doelstellingen.
Krachtens de herziene LULUCF-verordening zullen de lidstaten daarom worden verplicht nauwkeurigere methoden te gebruiken om de emissies en verwijderingen van hun landbouw- en LULUCF-sectoren te ramen, onder meer door meer gebruik te maken van geospatiale gegevens ter ondersteuning van deze hoogwaardigere berekeningen. Om koolstofreservoirs in gebieden met een hoge koolstofvoorraad, beschermde gebieden en gebieden met een klimaatveranderingsrisico te kunnen identificeren en volgen, zijn met name methoden nodig met tijdige, gestandaardiseerde en op EU-niveau geharmoniseerde gegevenssets en diensten, die in overeenstemming met de IPCC-richtsnoeren moeten worden toegepast.
Als gevolg van deze omschakeling in 2026 van een verordening op basis van de “geen debet”-toezegging naar een netto-emissiebijdrage van de LULUCF-sector aan de algehele klimaatdoelstelling van de EU, moeten streefcijfers voor naleving worden vastgesteld, waarvoor aanvullende algehele broeikasgasinventarisevaluaties nodig zijn. Hiervoor is een voorbereidende fase gedurende 2024 en 2025 nodig.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
De klimaatverandering is een grensoverschrijdende uitdaging, en regionale, nationale en lokale beleidsinstrumenten kunnen met EU-maatregelen worden aangevuld en versterkt. Het verhogen van de broeikasgasreductiedoelstelling van de EU voor 2030 zal gevolgen hebben voor veel sectoren in de gehele EU-economie. Daarom is een gecoördineerd optreden op EU-niveau, dat een veel grotere kans heeft om tot de noodzakelijke transformatie te leiden, als krachtige motor voor kostenefficiënte verandering en opwaartse convergentie onontbeerlijk.
Naast het vermogen om koolstof op te slaan en vast te leggen, levert land veel andere belangrijke producten en diensten op: het voorziet de bio-economische sectoren van voedsel, voeder en grondstoffen en de biodiversiteit van habitats, levert vele ecosysteemdiensten die van essentieel belang zijn voor leven (bijvoorbeeld zuivering van water en lucht), en beschermt ons tegen sommige gevolgen van de klimaatverandering (zoals overstromingen en woestijnvorming). Vanwege de onderlinge afhankelijkheid van deze functies en het vermogen van de LULUCF-sector om koolstof uit de atmosfeer vast te leggen, moet klimaatactie in de landsector op geïntegreerde wijze worden aangepakt om de planning van landgebruik te optimaliseren en win-winpraktijken in kaart te brengen.
Het vermogen om op het land gebaseerde koolstofverwijderingen te verhogen is, evenals de kosten daarvoor, bovendien ongelijk verdeeld over de lidstaten. Een belangrijke factor is de oppervlakte die voor klimaatactie beschikbaar is, hetgeen afhangt van topografische of economische factoren. Bovendien zijn de bodemsoort en het landgebruik in combinatie met andere klimaatgerelateerde factoren en de breedtegraad allemaal van invloed op het vermogen om de verwijderingen te vergroten.
De herziene LULUCF-verordening moet worden ondersteund door een robuust en transparant systeem voor monitoring, rapportage en verificatie dat uitgebreider is dan het huidige systeem als opgezet bij de bestaande LULUCF-verordening. Ook moet in de herziene verordening het verband kunnen worden gelegd tussen de keuzes die in de landbouw- en LULUCF-sector worden gemaakt en de effecten daarvan op koolstofvastlegging en de bescherming van de biodiversiteit.
Momenteel zijn beperkte EEA-middelen beschikbaar ter ondersteuning van de monitoring, rapportage en verificatie van de LULUCF-emissie-inventaris, overeenkomstig de vereisten van de Verordeningen (EU) 2018/841 (de LULUCF-verordening) en (EU) 2018/1999 (de governanceverordening).
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
De LULUCF-verordening is een bestaand beleidsinstrument van de EU dat recentelijk, in 2018, is vastgesteld. De Commissie heeft sinds 2013, toen Besluit nr. 529/2013/EU 64 , waarbij de lidstaten werden verplicht plaatsvervangende boekhoudregels voor land op hun grondgebied toe te passen, in werking is getreden, echter waardevolle ervaring opgedaan. De diensten van de Commissie en het EEA hebben directe ervaring met het evalueren van de LULUCF-inventarissen van de lidstaten, maar beschikken momenteel over beperkte middelen (als gevolg van het momenteel beperkte toepassingsgebied van het LULUCF-regelgevingskader). Uit deze ervaring is rechtstreeks gebleken welke lacunes er zijn en welke inspanningen ter verbetering nodig zijn om het opstellen van de inventarissen volledig te moderniseren en daarbij gebruik te maken van instrumenten en diensten die met EU-programma’s onder beheer van het EEA zijn gerealiseerd (met name Copernicus).
Met dit voorstel wordt daarom voortgebouwd op de ervaring die bij deze eerdere wetgevingsinitiatieven is opgedaan, alsook bij de mededeling over een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030, de langetermijnstrategie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie, en andere relevante initiatieven in het kader van de Europese Green Deal, zoals Digitaal Europa. Het initiatief bouwt ook voort op het proces op basis van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en het kader van de governanceverordening, die een belangrijk onderdeel zullen uitmaken van de toekomstige vaststelling van de streefcijfers. […]
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Dit voorstel maakt deel uit van het klimaat- en energiepakket “Klaar voor 55”. De algehele doelstelling van het pakket is de Uniewetgeving in overeenstemming te brengen met de verhoogde klimaatambitie van de EU. Alle initiatieven van het pakket hangen nauw samen, en elk initiatief is afhankelijk van de opzet van de andere initiatieven. Dit wetgevingsvoorstel vult de andere voorstellen van het pakket aan en is daarmee in overeenstemming.
Dit voorstel hangt ook nauw samen met andere initiatieven van de Commissie voor het beschermen en verbeteren van op de natuur gebaseerde koolstofverwijderingen, het vergroten van de klimaatveerkracht van bossen in de EU, het herstellen van aangetaste bodem en ecosystemen, het vernatten van veengebieden en het bevorderen van de bio-economie, met inbegrip van het gebruik van duurzame houtproducten en met volledige inachtneming van de ecologische beginselen ter bevordering van de biodiversiteit, waaronder:
a) de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 65 ;
b) de “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem 66 ;
c) de EU-bosstrategie 67 ;
d) het EU-plan voor het herstel van de natuur;
e) de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering 68 ;
f) de EU-strategie om de methaanuitstoot terug te dringen 69 ;
g) [de EU-bodemstrategie] 70 ;
h) een duurzame bio-economie voor Europa 71 ;
i) het actieplan voor de circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa 72 ;
j) het actieplan om de vervuiling tot nul terug te brengen 73 ;
k) een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU 74 .
De LULUCF-sector hangt samen met alle ecosystemen en economische activiteiten die afhankelijk zijn van het land en de diensten die het levert. Daarom biedt de LULUCF-verordening synergieën met ander EU-beleid dat betrekking heeft op landgerelateerde activiteiten, met name het gemeenschappelijk landbouwbeleid 75 en het energiebeleid, vooral met betrekking tot hernieuwbare energie.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
—
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
◻ beperkte geldigheidsduur
–◻ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
◻ onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Beheersvorm(en) 76
✓ Direct beheer door de Commissie via
–◻ uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met lidstaten
◻ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
✓ de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;
◻ publiekrechtelijke organen;
◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Opmerkingen
De Commissie wordt, zoals hierboven beschreven, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap (EEA) overeenkomstig zijn jaarlijkse werkprogramma. Het EEA zal deze taken verrichten in het kader van zijn huidige mandaat en in overeenstemming met het “enkelvoudig programmeringsdocument”, dat een meerjarig en jaarlijks werkprogramma voor het EEA bevat (artikel 32 van Verordening (EU) 2019/715 – de financiële kaderregeling).
2. BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
De Commissie zal de vooruitgang bij de uitvoering van de LULUCF-verordening, op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn jaarlijks verslag uit te brengen over beleid en maatregelen inzake emissies en verwijderingen, blijven monitoren en evalueren. De monitoring-, rapportage- en verificatiegegevens die via de regulering van de sector(en) door het EEA worden verkregen, zullen voor de Commissie een belangrijke bron van informatie zijn voor de beoordeling van de vooruitgang in de betrokken sectoren.
De Commissie voert uiteindelijk regelmatig studies uit over verschillende relevante aspecten van het klimaatbeleid van de EU.
[…]
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
Niet van toepassing – Het voorstel heeft geen betrekking op de tenuitvoerlegging van een financieel programma, maar op het vormgeven van een beleid voor de lange termijn. De beheersvorm, de uitvoeringsmechanismen voor financiering, de betalingsvoorwaarden en de controlestrategie met betrekking tot foutenpercentages zijn niet van toepassing. Voor de uitvoering van dit voorstel vereist de herschikking van personele middelen binnen de Commissie. Hiervoor zijn geschikte procedures voorhanden.
[…]
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
[…]
[…]
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)
Dit initiatief brengt geen significante nieuwe controles/risico’s met zich mee die niet onder een bestaand internecontrolekader vallen. Er zijn geen specifieke maatregelen overwogen, behalve de toepassing van het Financieel Reglement.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op het EEA. Het EEA beschikt over een specifieke fraudebestrijdingsstrategie en een daaruit resulterend actieplan. Daarnaast bevat de verordening tot oprichting van het EEA bepalingen betreffende de uitvoering van en de controle op de begroting van het EEA en de toepasselijke financiële regels, met inbegrip van die welke erop gericht zijn fraude en onregelmatigheden te voorkomen.
3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader | Begrotingsonderdeel | Soort | Bijdrage | |||
Nummer | GK/ NGK [1] | van EVA-landen [2] | van kandidaat-lidstaten [3] | van derde landen | in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement | |
3 | 09 02 03 | GK | JA | NEE | NEE | NEE |
3 | 09 10 02 | GK | JA | JA | JA | NEE |
7 | 20 01 02 01 | NGK | NEE | NEE | NEE | NEE |
7 | 20 02 06 01 | NGK | NEE | NEE | NEE | NEE |
7 | 20 02 06 02 | NGK | NEE | NEE | NEE | NEE |
7 | 20 02 06 03 | NGK | NEE | NEE | NEE | NEE |
·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: n.v.t.
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarige financiële kader | 3 | Natuurlijke hulpbronnen en milieu | |||||||
[Instantie]: EEA | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |||
Titel 1: | Vastleggingen | (1) | 1,967 | 2,006 | 2,046 | 2,087 | 8,106 | ||
Betalingen | (2) | 1,967 | 2,006 | 2,046 | 2,087 | 8,106 | |||
Titel 2: | Vastleggingen | (1a) | 0,177 | 0,181 | 0,184 | 0,198 | 0,740 | ||
Betalingen | (2 a) | 0,177 | 0,181 | 0,184 | 0,198 | 0,740 | |||
Titel 3: | Vastleggingen | (3 a) | 0,153 | 1,156 | 0,159 | 1,162 | 2,631 | ||
Betalingen | (3b) | 0,153 | 1,156 | 0,159 | 1,162 | 2,631 | |||
TOTAAL kredieten voor EEA | Vastleggingen | =1 + 1a + 3a | 2,297 | 3,343 | 2,390 | 3,447 | 11,476 | ||
Betalingen | =2 + 2a +3b | 2,297 | 3,343 | 2,390 | 3,447 | 11,476 |
Rubriek van het meerjarige financiële kader | 7 | “Administratieve uitgaven” | |||||||
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen) | |||||||||
DG: CLIMA | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |||
Personele middelen | 0,608 | 0,608 | 0,760 | 0,760 | 0,912 | 3,648 | |||
Andere administratieve uitgaven | 0,055 | 0,107 | 0,107 | — | — | 0,269 | |||
TOTAAL DG CLIMA | 0,663 | 0,715 | 0,867 | 0,760 | 0,912 | 3,917 | |||
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | (totaal vastleggingen = totaal betalingen) | 0,663 | 0,715 | 0,867 | 0,760 | 0,912 | 3,917 | ||
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen) | |||||||||
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | ||||
TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 van het meerjarig financieel kader* | Vastleggingen | 0,663 | 3,012 | 4,209 | 3,150 | 4,359 | 15,393 | ||
Betalingen | 0,663 | 3,012 | 4,209 | 3,150 | 4,359 | 15,393 |
* De gevolgen voor de begroting van de aanvullende financiële middelen voor het Europees Milieuagentschap worden gecompenseerd door middel van een verlaging van de LIFE-begroting.
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–✓ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs ⇩ | Jaar 2024 | Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | TOTAAL | ||||||||||||
OUTPUTS | ||||||||||||||||||
Soort 77 | Gem. kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Aantal | Kosten | Totaal aantal | Totale kosten | |
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 78 … | ||||||||||||||||||
— algehele evaluatie — uitkomst | 1M | 1M | 2M | |||||||||||||||
Output | ||||||||||||||||||
Output | ||||||||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 | ||||||||||||||||||
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 | ||||||||||||||||||
Output | ||||||||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 | ||||||||||||||||||
TOTALE KOSTEN |
3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]
3.2.3.1.Samenvatting
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–✓ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen) | 1,636 | 1,669 | 1,702 | 1,736 | 6,742 | |
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen) | — | — | — | — | — | |
Arbeidscontractanten | 0,331 | 0,338 | 0,344 | 0,351 | 1,364 | |
Gedetacheerde nationale deskundigen | — | — | — | — | — | |
TOTAAL | 1,967 | 2,006 | 2,046 | 2,087 | 8,106 |
Personeelsvereisten (vte):
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen) | 4 | 8 | 8 | 8 | 8 | 36 |
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen) | 0 | |||||
Arbeidscontractanten | 1 | 3 | 3 | 3 | 3 | 13 |
Gedetacheerde nationale deskundigen | 0 | |||||
TOTAAL | 5 | 11 | 11 | 11 | 11 | 49 |
Vermeld de geplande datum van indiensttreding en pas het aantal dienovereenkomstig aan (als de indiensttreding in juli plaatsvindt, wordt slechts rekening gehouden met 50 % van de gemiddelde kosten). Vermeld nadere informatie.
3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–✓ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | ||
Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) | ||||||
20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 | |
20 01 02 03 (delegaties) | ||||||
01 01 01 01 (onderzoek door derden) | ||||||
01 01 01 11 (eigen onderzoek) | ||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||||
Extern personeel (in voltijdequivalenten vte)[1] | ||||||
20 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”) | ||||||
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties) | ||||||
XX 01 xx yy zz [2] | - zetel | |||||
- delegaties | ||||||
01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek door derden) | ||||||
01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek) | ||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||||
TOTAAL | 4 | 4 | 5 | 5 | 6 |
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel | Aanvullende personele middelen nodig voor: — opstellen van wetgeving en vaststelling van wijzigingen van secundaire wetgeving met gedetailleerde uitvoeringsbepalingen inzake het veilen, het Unieregister, toezicht en verslaglegging en verificatie van verslagen; — uitvoeringstaken in verband met de uitbreiding van de landsector met niet-CO2-emissies afkomstig van landbouw; — toezicht op de verbeterde uitvoering van monitoring-, rapportage- en verificatieverplichtingen; — IT-aanpassingen van het Unieregister (samen met ETS). |
Extern personeel |
De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent dient in het derde onderdeel van bijlage V te worden opgenomen.
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
–◻ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader
–✓ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
De gevolgen voor de begroting van de aanvullende financiële middelen voor het Europees Milieuagentschap worden gecompenseerd door middel van een verlaging van de LIFE-begroting. De verhoging van de EU-bijdrage aan het EEA en de verlaging van de LIFE-begroting komt tot uiting in de financiële programmering voor toekomstige jaren.
–◻ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader 79
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
[…]
3.2.5.Bijdragen van derden
–✓ Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden
–Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | TOTAAL | |
Medefinancieringsbron | ||||||
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–✓ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
–◻ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻ voor de eigen middelen
–◻ voor overige ontvangsten
–◻ Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: | Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten | Gevolgen van het voorstel/initiatief 80 | ||||
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | ||
Artikel …………. |
Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
(1) COM(2019) 640 final.
(2) COM(2018) 773 final.
(3) COM(2020) 690 final.
(4) Conclusies van de Europese Raad van 10 en 11 december 2020 (EUCO 22/20 CO EUR 17 CONCL 8).
(5) Richtlijn 2003/87/EG van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(6) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).
(7) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(8) COM(2020) 380 final.
(9) COM(2020) 381 final.
(10) […]
(11) […]
(12) COM(2021) 82 final.
(13) COM(2020) 663 final.
(14) […]
(15) COM(2018) 673 final.
(16) COM(2020) 98 final.
(17) COM(2021) 400 final.
(18) COM(2021) [345] final.
(19) COM(2018) 392 final.
(20) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie‑unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(21) COM(2020) 564 final, https://europa.eu/!xc64CH
(22) Grondige analyse ter ondersteuning van mededeling COM(2018) 773 van de Commissie .
(23) COM(2018) 773 final , “Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie”.
(24) PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.
(25) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie‑unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(26) PB C […] van […], blz. […].
(27) PB C […] van […], blz. […].
(28) COM(2019) 640 final.
(29) https://www4.unfccc.int/sites/ndcstaging/PublishedDocuments/European%20Union%20First/EU_NDC_Submission_December%202020.pdf
(30) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(31) Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1).
(32) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).
(33) COM(2020) 562 final.
(34) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie‑unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(35) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32), als gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).
(36) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).
(37) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(38) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 – De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020) 380 final).
(39) COM(2020) 381 final.
(40) […]
(41) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(42) COM(2021) 82 final.
(43) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie‑unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(44) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(45) In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(46) http://data.europa.eu/eli/dec/2013/529/oj
(47) COM(2020) 380 final.
(48) COM(2020) 381 final.
(49) […]
(50) […]
(51) COM(2021) 82 final.
(52) COM(2020) 663 final.
(53) […]
(54) COM(2018) 673 final.
(55) COM(2020) 98 final.
(56) COM(2021) 400 final.
(57) COM(2021) [345] final.
(58) COM(2018) 392 final.
(59) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb:
https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx
(60) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(61) Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”.
(62) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(63) In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(64) http://data.europa.eu/eli/dec/2013/529/oj
(65) COM(2020) 380 final.
(66) COM(2020) 381 final.
(67) […]
(68) COM(2021) 82 final.
(69) COM(2020) 663 final.
(70) […]
(71) COM(2018) 673 final.
(72) COM(2020) 98 final.
(73) COM(2021) 400 final.
(74) […]
(75) […]
(76) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx
(77) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(78) Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”.
(79) Zie de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU, Euratom) 2093/2020 van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027.
(80) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.