Bijlagen bij COM(2021)562 - Gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)562 - Gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart. |
---|---|
document | COM(2021)562 |
datum | 13 september 2023 |
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
Scheepsexploitanten moeten vanaf 2025 de gemiddelde broeikasgasintensiteit van de aan boord gebruikte energie verminderen (d.w.z. de hoeveelheid broeikasgassen die per energie-eenheid wordt geproduceerd). Tot 2050 zullen de streefcijfers om de vijf jaar geleidelijk strenger worden.
De vervuilendste scheepstypen (volgens de MRV-gegevens van de EU container- en passagiersschepen) zullen vanaf 1 januari 2030 verplicht moeten aansluiten op walstroomvoorzieningen of alternatieve emissievrije oplossingen op de ligplaats.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (die kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” de waarde verstaan die een optreden van de Unie oplevert boven op de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)
Een gelijk speelveld voor scheepsexploitanten en scheepvaartmaatschappijen is cruciaal voor de goede werking van de Europese zeevaartmarkt. Het FuelEU-initiatief voor de zeevaart stelt een geharmoniseerd regelgevingskader in de EU voor om het aandeel van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de brandstofmix van de internationale zeevaart te verhogen zonder dat de eengemaakte markt daardoor wordt belemmerd. Het optreden van de EU zal voorkomen dat er een mogelijks incompatibele of suboptimale lappendeken van nationale maatregelen met uiteenlopende voorschriften en streefcijfers ontstaat.
Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)
Een voorspelbaarder regelgevingskader zal naar verwachting investeringen bevorderen, de technologische ontwikkeling en de brandstofproductie stimuleren en de sector helpen om de kip-of-eisituatie tussen de vraag naar en het aanbod van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen te doorbreken. Duidelijke en eenvormige verplichtingen aan de vraagzijde zijn noodzakelijk om het risico op koolstoflekkage te beperken. Door zijn internationale karakter en de mogelijkheid om brandstof buiten de EU te bunkeren en lange reizen te maken met één tank, is het zeevervoer daarvoor zeer vatbaar.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
De bevordering van het gebruik van alternatieve brandstoffen in het zeevervoer is in de bestaande EU-wetgeving met name geregeld in de richtlijn infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en de richtlijn hernieuwbare energie. Die regels gelden echter alleen voor de levering en distributie van brandstoffen en niet voor het gebruik ervan. Hoewel enige vooruitgang is geboekt, bestaat de brandstofmix in de zeevaart nog altijd voor 99 % uit fossiele brandstoffen. Er moeten specifieke voorschriften voor het gebruik van hernieuwbare koolstofarme brandstoffen door schepen worden vastgesteld om de huidige kip-of-eisituatie te doorbreken.
De gekozen aanpak stoelt op ervaringen uit het verleden door op EU-niveau duidelijke en geharmoniseerde regels voor het gebruik van brandstoffen vast te stellen, teneinde een gelijk speelveld te creëren en het aandeel van hernieuwbare energie op de markt voor zeevervoer te vergroten. Bovendien houdt de voorgestelde maatregel ook rekening met de lange aanlooptijd voor het gebruik van nieuwe brandstoffen in de zeevaart, zoals al is opgemerkt met betrekking tot de bovengenoemde initiatieven.
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
De voorgestelde verordening is een belangrijk te bereiken resultaat uit de mededeling van de Commissie over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, waarin een koers wordt uitgezet om de werking van de interne vervoersmarkt van de EU te verbeteren en de doelstelling wordt vastgesteld om het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart te stimuleren.
De voorgestelde verordening zal synergieën tot stand brengen met andere onderdelen van het EU-regelgevingskader, met name de EU-ETS-richtlijn, de richtlijn hernieuwbare energie en de verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.
Wat de begrotingsmiddelen betreft, zijn de benodigde kredieten voor de uitvoering van de voorgestelde verordening opgenomen in het begrotingsonderdeel “Ondersteunende activiteiten in het kader van het Europees vervoersbeleid, beveiliging van het vervoer en passagiersrechten, met inbegrip van communicatieactiviteiten”.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
Het overgrote deel van de budgettaire gevolgen van dit voorstel wordt behandeld in dit financieel memorandum bij het voorstel voor een verordening betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart. Wat de uitgaven betreft, is de specifieke budgettaire impact van dit initiatief beperkt tot de nodige middelen voor IT-diensten en IT-systeemontwikkeling ter ondersteuning van de monitoring van en rapportage over de eisen van de verordening.
In het voorstel is ook voorzien dat de boetes die uit hoofde van de voorgestelde verordening worden geïnd, worden toegewezen aan steun voor gemeenschappelijke projecten die gericht zijn op de snelle inzet van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart. Die ingezamelde fondsen vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement en zouden worden ingevoerd overeenkomstig de regels van de verordening tot oprichting van het Innovatiefonds. Het bedrag van de verwachte inkomsten zou echter rechtstreeks afhangen van de mate waarin de voorgestelde streefcijfers worden gehaald.
In de effectbeoordeling zijn verschillende opties overwogen om de algemene doelstelling te bereiken van geharmoniseerde regels om een concurrerend gelijk speelveld op de zeevaartmarkt van de Unie in stand te houden en tegelijk het gebruik van hernieuwbare koolstofarme brandstoffen te verhogen in de periode 2025-2050. De voorkeursoptie is de meest kostenefficiënte aanpak.
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
◻ Beperkte duur
–◻ Van toepassing vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.
☑ Onbeperkte duur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2022 tot en met 2025,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Geplande beheersvorm(en) 31
☑ Direct beheer door de Commissie
–☑ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie
–☑ door de uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met lidstaten
☑ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;
–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–☑ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–☑ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–◻ publiekrechtelijke organen;
–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.
Opmerkingen
Het beheer van de voorgestelde verordening zal in het algemeen worden uitgevoerd door de diensten van de Commissie, waar nodig bijgestaan door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
De lidstaten zullen de verordening moeten handhaven door sancties vast te stellen tegen marktdeelnemers die hun verplichtingen uit hoofde van de voorgestelde verordening niet nakomen.
2. BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Schepen moeten een monitoringplan opstellen met een beschrijving van hun plannen om aan de verordening te voldoen. Vanaf 2025 moeten scheepsexploitanten jaarlijks toezicht houden op en verslag uitbrengen over een aantal parameters in verband met hun gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen. Vanaf 2030 moeten exploitanten van passagiers- en containerschepen ook een aantal parameters monitoren en rapporteren in verband met hun gebruik op de ligplaats van walstroomvoorzieningen of een alternatieve emissievrije technologie.
De Commissie zal ook een evaluatie beginnen om na te gaan of de doelstellingen van het initiatief zijn bereikt, op basis van de verzamelde gegevens, de ontwikkeling van de distributie-infrastructuur en een reeks gerichte enquêtes. Dat moet ook een indicatie geven van het effect van het initiatief op de productie van HKB voor de zeevaart en de kostenontwikkeling van die brandstoffen. Ook de wisselwerking met andere beleidsmaatregelen voor het koolstofvrij maken van de zeevaart zal een belangrijk onderdeel van die beoordeling vormen om blijvende consistentie en complementariteit tussen initiatieven te waarborgen. Indien nodig zal de evaluatie de basis vormen voor toekomstige besluitvormingsprocessen waarbij de nodige aanpassingen worden gewaarborgd om de vastgestelde doelstellingen te bereiken en waarbij ook rekening wordt gehouden de ontwikkeling van andere beleidsinitiatieven.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
De Commissie zal algemeen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de voorgestelde verordening en voor de rapportage aan het Europees Parlement en de Raad over de efficiëntie ervan, en zal zo nodig herzieningen voorstellen. De Commissie kan indien nodig door het EMSA worden bijgestaan voor het verlenen van de IT-diensten en het ontwikkelen van de nodige IT-instrumenten voor de rapportage-, monitoring- en verificatiebepalingen van de voorgestelde verordening. De lidstaten zullen de handhaving moeten waarborgen, met name door het opleggen van administratieve boetes in geval van niet-naleving door scheepsexploitanten. Handhavingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd als onderdeel van bestaande inspecties, met name tijdens havenstaatcontrole.
De externe bestemmingsontvangsten uit de geïnde boetes zullen worden ingevoerd volgens de regels van het Innovatiefonds.
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
De belangrijkste beleidsrisico’s in verband met het initiatief:
1) risico van een daling van het concurrentievermogen van de zeevervoersmarkt of een afname van de connectiviteit. Dat risico zou zich kunnen voordoen als door de invoering van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen de kosten voor exploitanten zouden oplopen, waardoor hun werkzaamheden en concurrentievermogen op de mondiale zeevaartmarkt worden ondermijnd. Dat zou kunnen leiden tot een vermindering van het aantal geëxploiteerde routes en een verlies aan connectiviteit binnen of naar de EU. Dat risico is weinig waarschijnlijk omdat het beperkt wordt door diverse factoren. Ten eerste zullen de in deze verordening voorgestelde maatregelen in gelijke mate van toepassing zijn op alle schepen, ongeacht hun vlag. Ten tweede zullen de streefcijfers aanvankelijk laag blijven en geleidelijk worden verhoogd, zodat de totale stijging van de prijs van scheepsbrandstoffen minimaal zal zijn. Bovendien bleek uit de voorlopige analyse in het kader van de effectbeoordeling dat het risico op verlies van concurrentievermogen in het algemeen gering is.
2) risico van een gebrek aan hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen of aan walstroominstallaties. Dat risico zou zich met name kunnen voordoen als voor het behalen van de in de verordening vastgelegde streefcijfers veel meer HKB beschikbaar moeten zijn dan er in werkelijkheid op de markt worden aangeboden, om redenen die verband houden met een tekort aan grondstoffen, een gebrek aan productiecapaciteit of concurrentie met andere sectoren. Dat risico is duidelijk geïdentificeerd en wordt door diverse factoren beperkt. De streefcijfers zijn binnen de Commissie grondig onderzocht in het kader van de economische analyse van het klimaatdoelstellingsplan voor 2030 en tijdens het overleg met de sector; op basis daarvan mag worden aangenomen dat ze gepast zijn, gezien de waarschijnlijke ontwikkeling van de markt. Daarnaast zijn de in deze verordening vastgestelde eisen inzake de vraag nauwkeurig afgestemd op de voorgestelde infrastructuurbepalingen in de verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en op de bepalingen voor brandstofvoorziening in de richtlijn hernieuwbare energie. Mede daardoor zullen de coördinatieproblemen tussen vraag, infrastructuur en aanbod worden opgelost, zal de regelgeving voorspelbaarder worden en zullen de nodige investeringen worden gefaciliteerd. De voorgestelde verordening bevat rapportage- en beoordelingsmechanismen die het mogelijk maken de streefcijfers aan te passen aan de ontwikkeling van de markt, als die streefcijfers achterhaald zouden worden.
3) risico van koolstoflekkage. Aangezien de zeevaart van nature een internationale sector is, is hij zeer gevoelig voor koolstoflekkage. Door hun grote tankcapaciteit kunnen de meeste schepen lange reizen maken nadat ze gebunkerd hebben. Als de regels van toepassing zouden zijn op brandstoffen die in Europa worden verkocht zonder verplichtingen voor het gebruik, zouden veel schepen, zowel in de kustvaart als de grote vaart, brandstof kunnen bunkeren buiten de EU. Daarom verplicht deze verordening de schepen om HKB te gebruiken, en richt zij zich specifiek op de vraag.
De belangrijkste risico’s op het gebied van interne controle zijn:
4) onvoldoende of onbetrouwbare gegevens. Dit zou het vermogen om de doeltreffendheid van de voorgestelde verordening te beoordelen in gevaar brengen en zou het moeilijk maken om te bepalen welke kenmerken moeten worden herzien om de doeltreffendheid ervan te verbeteren, voor zover nodig. Om dat risico te beperken, moeten scheepsexploitanten robuuste en gedetailleerde gegevens verstrekken. Geaccrediteerde verificateurs zullen daarom de kwaliteit van de ingediende gegevens moeten beoordelen. De Commissie moet derhalve voldoende middelen krijgen om de benodigde IT-infrastructuur op te zetten en te gebruiken en om regelmatig activiteiten voor capaciteitsopbouw te organiseren, zoals workshops en seminars voor brandstofleveranciers en scheepvaartmaatschappijen, teneinde hen informatie en opleiding te verstrekken over de rapportageverplichtingen.
5) gebrek aan uniforme controleprocedures. Als de geaccrediteerde verificateurs heterogene criteria zouden toepassen bij hun beoordeling van de door scheepsexploitanten verstrekte gegevens, zou dat kunnen leiden tot een gebrek aan consistentie in de berekening van de gemiddelde jaarlijkse broeikasgasintensiteit van een schip. Dat zou het gelijke speelveld kunnen verstoren. Om geharmoniseerde verificatieprocedures te waarborgen, moeten de onafhankelijke verificateurs worden geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008. Daarnaast worden in de verordening de verificatieprocedures gespecificeerd die de verificateur moet volgen. Als een verificateur niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan zijn accreditatie worden ingetrokken.
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
Volgens de voorgestelde verordening zal de Commissie financiering nodig hebben voor het verlenen van de IT-diensten en het ontwikkelen van de nodige IT-instrumenten voor de rapportage-, monitoring- en verificatiebepalingen van de voorgestelde verordening. Die instrumenten zullen gebaseerd worden op THETIS-MRV, het bestaande IT-instrument ter ondersteuning van de EU-MRV-verordening. Door verder te bouwen op een bestaand instrument in plaats van een nieuw instrument van nul te ontwikkelen, zullen de middelen efficiënter worden gebruikt.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
De voorgestelde verordening bevat verschillende bepalingen die specifiek gericht zijn op het voorkomen van fraude en onregelmatigheden, in overeenstemming met de fraudebestrijdingsstrategie van DG MOVE. De voorgestelde verordening zorgt er namelijk voor dat de door marktdeelnemers ingediende gegevens moeten worden gecontroleerd door onafhankelijke, geaccrediteerde verificateurs. Om te garanderen dat marktdeelnemers hun verplichtingen niet omzeilen, bevat de voorgestelde verordening duidelijke en gedetailleerde regels voor de handhaving van de wetgeving. De Commissie zal voor passende maatregelen zorgen om de financiële belangen van de Unie te beschermen, onder meer door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten; door doeltreffende controles en, als er onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen worden vastgesteld, door ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen.
DG MOVE past een specifieke fraudebestrijdingsstrategie en een actieplan toe, waarin de binnen het DG uitgevoerde specifieke controles worden opgesomd, met inbegrip van bewustmakingsacties en opleidingen. De fraudebestrijdingsstrategie van DG MOVE is gebaseerd op de in 2019 door de Commissie vastgestelde fraudebestrijdingsstrategie en de uitvoering ervan wordt gecoördineerd met DG OLAF en het interne fraudebestrijdingsnetwerk van de Commissie.
De voorgestelde verordening bevat andere specifieke maatregelen om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en aan te pakken. De verordening zal met name (door OLAF aanbevolen) standaardmaatregelen inzake de bescherming van de financiële belangen van de EU bevatten, teneinde te garanderen dat de diensten van de Commissie, met inbegrip van OLAF, audits en controles ter plaatse kunnen uitvoeren.
3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader | Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Bijdrage | |||
Nummer | GK/ NGK 32 | Van EVA-landen 33 | Van kandidaat-lidstaten 34 | Van derde landen | In de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement | |
1 | 02.200401 | Gespl. | NEE | NEE | NEE | NEE |
3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel kader | Nummer | 1 - Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid |
DG: MOVE | Jaar 2023 | Jaar 2024 | TOTAAL | |||||||
• Beleidskredieten | ||||||||||
02.200401 | Vastleggingen | (1a) | 0,50 | 0 | 0,5 | |||||
Betalingen | (2a) | 0,25 | 0,25 | 0,5 | ||||||
TOTAAL kredieten voor DG MOVE | Vastleggingen | =1a+1b+3 | 0,50 | 0 | 0,5 | |||||
Betalingen | =2a+2b +3 | 0,25 | 0,25 | 0,5 |
• TOTAAL beleidskredieten | Vastleggingen | (4) | 0,50 | 0 | 0,5 | |||||
Betalingen | (5) | 0,25 | 0,25 | 0,5 | ||||||
• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten | (6) | |||||||||
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1 van het meerjarig financieel kader | Vastleggingen | =4+6 | 0,50 | 0 | 0,5 | |||||
Betalingen | =5+6 | 0,25 | 0,25 | 0,5 |
Rubriek van het meerjarig financieel kader | 7 | “Administratieve uitgaven” |
Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.
Miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Jaar N | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | TOTAAL | ||||
DG: <…….> | |||||||||
• Personeel | N.V.T. | N.V.T. | |||||||
• Andere administratieve uitgaven | N.V.T. | N.V.T. | |||||||
TOTAAL DG <….> | Kredieten |
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | (totaal vastleggingen = totaal betalingen) | N.V.T. | N.V.T. |
Miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Jaar N 35 | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | TOTAAL | ||||
TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 van het meerjarig financieel kader | Vastleggingen | 0,5 | 0 | 0,5 | |||||
Betalingen | 0,25 | 0,25 |
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten
Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs ⇩ | Jaar N | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | TOTAAL | ||||||||||||
OUTPUTS | ||||||||||||||||||
Soort 36 | Gem. kosten | Nee | Kosten | Nee | Kosten | Nee | Kosten | Nee | Kosten | Nee | Kosten | Nee | Kosten | Nee | Kosten | Totaal aantal | Totale kosten | |
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 37 … | ||||||||||||||||||
- Output | ||||||||||||||||||
- Output | ||||||||||||||||||
- Output | ||||||||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 | ||||||||||||||||||
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2… | ||||||||||||||||||
- Output | ||||||||||||||||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 | ||||||||||||||||||
TOTAAL |
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
–☑ Voor het voorstel/ initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–◻ Voor het voorstel/ initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Jaar N 38 | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | TOTAAL |
RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | ||||||||
Personeel | ||||||||
Andere administratieve uitgaven | ||||||||
Subtotaal RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
Buiten RUBRIEK 7 39 van het meerjarig financieel kader | ||||||||
Personeel | ||||||||
Andere administratieve uitgaven | ||||||||
Subtotaal buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
TOTAAL |
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften
–☑ Voor het voorstel/initiatief is geen personeel nodig.
–◻ Voor het voorstel/initiatief is personeel nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
Jaar N | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | ||||
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) | ||||||||
20 01 02 01 (hoofdkantoor en vertegenwoordigingen van de Commissie) | ||||||||
20 01 02 03 (delegaties) | ||||||||
01 01 01 01 (onderzoek onder contract) | ||||||||
01 01 01 11 (eigen onderzoek) | ||||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||||||
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 40 | ||||||||
20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”) | ||||||||
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties) | ||||||||
XX 01 xx yy zz 41 | - Centrale diensten | |||||||
- Delegaties | ||||||||
01 01 01 02 (AC, END, INT - onderzoek onder contract) | ||||||||
01 01 01 12 (AC, END, INT - eigen onderzoek) | ||||||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||||||
TOTAAL |
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel | |
Extern personeel |
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
Het voorstel/initiatief:
–☑ kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
Herprogrammering binnen begrotingsonderdeel 02.200401
–◻ moet een beroep doen op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.
–◻ vraagt een herziening van het MFK.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
–☑ voorziet niet in medefinanciering door derden
–◻ voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Jaar N 42 | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | Totaal | |||
Medefinancieringsbron | ||||||||
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–◻ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
–☑ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻ voor de eigen middelen
–☑ voor overige ontvangsten
–☑ Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
Miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: | Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten | Gevolgen van het voorstel/initiatief 43 | ||||||
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | ||||
Artikel ............ afhankelijk van het begrotingsonderdeel voor uitgaven | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Het Innovatiefonds.
Andere opmerkingen (bv. over de methode/ formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).
In het voorstel is ook voorzien dat de boetes die uit hoofde van de voorgestelde verordening worden geïnd, worden gebruikt ter ondersteuning van de snelle inzet van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart. De in lid 1 vermelde fondsen vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement en zullen worden ingevoerd overeenkomstig de regels van de verordening tot oprichting van het Innovatiefonds. Het bedrag van de verwachte inkomsten zou echter rechtstreeks afhangen van de mate waarin de voorgestelde streefcijfers worden gehaald.
(1) EU-vervoer in cijfers, statistisch zakboekje 2020, https://ec.europa.eu/transport/media/media-corner/publications_en
(2) COM(2020) 563 final.
(3) COM(2020) 562 final.
(4) In het scenario met een combinatie van koolstofbeprijzing en regulerende maatregelen (de zogenaamde MIX) wordt een aandeel van 7,5 % in 2030 en 86 % in 2050 gepland.
(5) Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).
(6) Richtlijn 2003/87/EG.
(7) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.
(8) Richtlijn 2014/94/EU.
(9) Richtlijn (EU) 2018/2001.
(10) https://www.waterborne.eu/
(11) Mededeling van de Commissie (2014/C 200/01).
(12) Onder meer Nederland, Zweden en Italië (in de vorm van richtsnoeren voor energie- en milieuplanningsdocumenten voor havenautoriteiten). Ook niet-EU-lidstaten zoals het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hebben hun eigen plannen opgesteld. Het is belangrijk die plannen in dit opzicht te vermelden omdat de doelstellingen ervan een invloed kunnen hebben op de korte vaart van en naar de EU.
(13) Momenteel opgenomen in de eerste IMO-strategie voor de vermindering van broeikasgasemissies van schepen als potentiële maatregelen op middellange termijn, d.w.z. maatregelen die de IMO tussen 2023 en 2030 moet goedkeuren.
(14) https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12312-FuelEU-Maritime-/public-consultation
(15) https://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?do=groupDetail.groupDetail&groupID=2869
(16) https://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?do=groupDetail.groupDetail&groupID=3542
(17) PB C van , blz. .
(18) PB C van , blz. .
(19) COM(2020) 563 final.
(20) COM(2020) 562 final.
(21) Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).
(22) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(23) Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).
(24) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(25) Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(26) Richtlijn 2009/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 132).
(27) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(28) Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PB L 57 van 3.3.2017, blz. 1).
(29) Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).
(30) In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(31) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx
(32) GK = gedifferentieerde kredieten/ NGK = niet-gedifferentieerde kredieten.
(33) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(34) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(35) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/ initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(36) Outputs zijn te leveren producten en diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(37) Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
(38) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/ initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(39) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(40) AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(41) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(42) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/ initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(43) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.