Bijlagen bij COM(2023)600 - Europees Semester 2023 - Voorjaarspakket - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)600 - Europees Semester 2023 - Voorjaarspakket. |
---|---|
document | COM(2023)600 |
datum | 24 mei 2023 |
Kader 1: Het toezicht in het kader van het stabiliteits- en groeipact – een stand van zaken
In het kader van het voorjaarspakket 2023 van het Europees Semester heeft de Commissie op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, een verslag aangenomen voor 16 lidstaten. Het gaat om België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Estland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Polen, Slovenië, Slowakije en Finland. Voor al deze lidstaten, met uitzondering van Finland, wordt in het verslag beoordeeld of zij aan het tekortcriterium voldoen. In het geval van Bulgarije, Duitsland, Estland, Slovenië en Slowakije werd het verslag opgesteld wegens een gepland tekort dat in 2023 de referentiewaarde van 3 % van het bbp uit het Verdrag zou overschrijden, en in het geval van de overige lidstaten omdat zij in 2022 een overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp hadden. Daarnaast wordt in het verslag voor Frankrijk, Italië en Finland nagegaan of zij, op basis van de begrotingsresultaten, in 2022 het schuldcriterium in acht hebben genomen.
Zoals de Commissie reeds in haar mededeling van 8 maart 2023 over richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 heeft vermeld, stelt zij voor om in het voorjaar van 2023 geen nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de blijvende macro-economische en fiscale gevolgen van de COVID-19-pandemie creëren onzekerheid, ook voor het uitstippelen van een gedetailleerd traject voor begrotingsbeleid. Wat betreft lidstaten met een schuldquote boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp, is de Commissie, in het kader van haar beoordeling van alle relevante factoren, van oordeel dat de naleving van de schuldreductiebenchmark een te veeleisende en te vroege begrotingsinspanning zou inhouden die de groei in gevaar dreigt te brengen. Daarom is het, volgens de Commissie, in de huidige economische omstandigheden niet raadzaam om aan de schuldreductiebenchmark te voldoen.
Roemenië is de enige lidstaat waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, op basis van de ontwikkelingen vóór de pandemie. Op 3 april 2020 had de Raad beslist dat er in Roemenië, op grond van het geplande buitensporige tekort in 2019, sprake was van een buitensporig tekort. In zijn herziene aanbeveling van 17 juni 2022 heeft de Raad Roemenië verzocht uiterlijk 2024 een eind te maken aan deze situatie van een buitensporig tekort. Het algemene overheidstekort van Roemenië lag in 2022 in lijn met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd lag de aanpassing aan het structurele evenwicht onder het door de Raad aanbevolen niveau, terwijl het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven boven het aanbevolen percentage lag. De procedure wordt opgeschort.
De Commissie zal de economische en begrotingssituatie van de lidstaten blijven monitoren. In het najaar zal de Commissie adviezen vaststellen over de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten van de eurozone, om ervoor te zorgen dat de begrotingen voor 2024 overeenstemmen met de landspecifieke aanbevelingen, die ook deel uitmaken van het voorjaarspakket 2023 van het Europees Semester en later in 2023 zullen worden goedgekeurd. In het voorjaar van 2024 zal de Commissie de Raad voorstellen om op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te leiden op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.
Kader 2: Macro-economische onevenwichtigheden in de lidstaten
De Commissie is nagegaan of er sprake was van macro-economische onevenwichtigheden voor de 17 lidstaten die in het waarschuwingsmechanismeverslag van 2023 waren geselecteerd voor diepgaande evaluatie. Voor tien lidstaten bleek er sprake te zijn van onevenwichtigheden of van buitensporige onevenwichtigheden in de laatste jaarlijkse toezichtscyclus in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden. De andere zeven lidstaten werden geacht risico’s van nieuwe opkomende onevenwichtigheden te vertonen. Als onderdeel van de toezichtscyclus van dit jaar, en om informatie te geven over de vaststelling van onevenwichtigheden en buitensporige onevenwichtigheden in diepgaande evaluaties van dit jaar, heeft de Commissie het effect van gewone schokken op de economieën van geselecteerde lidstaten onderzocht en drie thematische nota’s gepubliceerd – over inflatie, huizenprijzen en externe duurzaamheid[1].
De beoordeling van macro-economische kwetsbaarheden wordt gekenmerkt door onzekerheid bij hoge inflatie. Als de afwijkende infIatiedynamiek aanhoudt, kan het kostenconcurrentievermogen in lidstaten met een hoge inflatie worden ondermijnd, wat zou kunnen leiden tot toegenomen kwetsbaarheden. Tegelijkertijd houdt hoge inflatie het risico op aangescherpte financieringsvoorwaarden in. Inflatie heeft ook nadelige verdelingseffecten. Een terugkeer naar lage en convergerende inflatietrends in de hele EU zou deze bezorgdheden afzwakken. Op dezelfde wijze doet de sterke stijging van de huizenprijzen sinds 2020, samen met de sterke toename van de financieringskosten en de druk op het reële inkomen van huishoudens, het vooruitzicht van prijscorrecties toenemen, met name in lidstaten met een meer overgewaardeerde vastgoedmarkt.
Langdurige onevenwichtigheden die verband houden met publieke en private schulden, beginnen opnieuw te dalen, mede dankzij nominale economische groei, met name hoge inflatie. De schuldratio’s van de private en de publieke sector dalen aangezien de nominale groei van het bbp een sterk noemereffect had. De aanscherping van financieringsvoorwaarden vormt een bijkomend risico, vooral in landen en sectoren met vooral variabele rentetarieven of waar de (her)financieringsbehoeften groter zijn; volatiele wisselkoersen kunnen wegen op de schuldaflossing wanneer schulden in buitenlandse valuta worden aangehouden. Aan de externe zijde doet een sterke groei van het nominale bbp de waarde van de buitenlandse positie van landen dalen wat het bbp betreft, terwijl de sterke daling in handelsbalansen heeft geleid tot een algemene vermindering op lopende rekeningen, ook voor nettocrediteurlanden. De verdere dalingen van energieprijzen na de piek midden 2022 zullen echter naar verwachting de lopende rekeningen in 2023 versterken, zowel wat tekorten als overschotten betreft, terwijl een aantal lidstaten nog steeds tekorten en overschotten op de lopende rekening heeft. De bankensector heeft de pandemie goed doorstaan, en het aantal niet-renderende leningen blijft dalen, vooral in de landen waar deze het meest voorkwamen.
De Commissie heeft in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden een aantal besluiten genomen. In Cyprus daalt het aantal kwetsbaarheden, wat leidt tot een verbetering van de indeling van onevenwichtigheden van het land. In Hongarije daarentegen is het aantal kwetsbaarheden zodanig toegenomen dat dit leidt tot nieuwe bevindingen over onevenwichtigheden. Sommige lidstaten die de afgelopen jaren voor het eerst aan een diepgaande evaluatie werden onderworpen, bleken op dit punt geen onevenwichtigheden te vertonen. De ontwikkelingen zijn over het algemeen gunstig in de overige lidstaten die zijn geanalyseerd, maar er blijven relevante uitdagingen. De uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester en de beleidsagenda die in de herstel- en veerkrachtplannen is opgenomen, moet een verdere vermindering van macro-economische kwetsbaarheden ondersteunen.
— Cyprus vertoont onevenwichtigheden na buitensporige onevenwichtigheden tot 2022 omdat kwetsbaarheden met betrekking tot private, publieke en externe schuld over het algemeen zijn gedaald, maar zij blijven een punt van zorg.
— Hongarije vertoont nu onevenwichtigheden. De risico’s hellen over naar de neerwaartse kant, en de onevenwichtigheden kunnen in de toekomst buitensporig worden als er niet dringend beleidsactie wordt ondernomen.
— Duitsland, Spanje, Frankrijk, Nederland, Portugal, Roemenië en Zweden vertonen nog steeds onevenwichtigheden.
— De risico’s in Roemenië hellen over naar de neerwaartse kant, en de onevenwichtigheden kunnen in de toekomst buitensporig worden als er niet dringend beleidsactie wordt ondernomen. Daar staat tegenover dat het aantal kwetsbaarheden in Duitsland, Spanje, Frankrijk en Portugal afneemt, in die mate dat een voortzetting van deze trends volgend jaar zou kunnen leiden tot het besluit dat er geen onevenwichtigheden zijn.
— Griekenland en Italië vertonen nog steeds buitensporige onevenwichtigheden, maar hun kwetsbaarheden lijken af te nemen, onder meer dankzij beleidsvooruitgang.
— Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Luxemburg en Slowakije vertonen geen onevenwichtigheden, aangezien de kwetsbaarheden over het algemeen momenteel binnen de perken lijken te blijven.
In bijlage 4 komen de landspecifieke aspecten voor de 17 betrokken lidstaten meer in detail aan bod.
4.2 Energie en ecologische duurzaamheid
Ondanks verwezenlijkingen met betrekking tot energievoorzieningszekerheid de voorbije maanden, is er bij de voorbereiding voor de volgende winter geen reden voor zelfgenoegzaamheid. Het afgelopen jaar heeft de EU aanzienlijke vooruitgang geboekt bij energiebesparing door zijn energievoorziening te diversifiëren en de bestaande infrastructuur te optimaliseren. De aardgasconsumptie in de EU is tussen augustus 2022 en maart 2023 met 17,7 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde maanden tussen 2017 en 202220. Het aandeel invoer via Russische pijpleidingen in de totale gasinvoer van de EU is in januari 2023 gedaald tot 7 % ten opzichte van ongeveer 50 % in het verleden. Dit is het gevolg van een combinatie van maatregelen die de EU en de nationale overheden hebben genomen, structurele veranderingen in de vraag maar ook hoge prijzen. Over zee vervoerd vloeibaar aardgas (lng) speelde een belangrijke rol bij de vervanging van de volumes Russisch gas, met een sterke toename van 81 miljard m³ in 2021 tot ongeveer 135 miljard m³ in 2022. Door nieuwe lng-projecten moet de lng-invoercapaciteit van de EU nog toenemen, terwijl onnodige lock-ins in de toekomst moeten worden vermeden. Een potentieel volledige stopzetting van de Russische gastoevoer, infrastructuurincidenten, droogten en ongeplande onderhoudswerken aan energiecentrales kunnen echter problemen voor de voorzieningszekerheid van de EU met zich meebrengen, iets wat voortdurende waakzaamheid vereist. De diversificatie-inspanning via lng zal in 2023 worden versterkt met de eerste gezamenlijke gasaankopen en de intensifiëring van de zoektocht naar alternatieve gasleveranciers. Bovendien zullen maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken van de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten, samen met cohesiebeleidsprogramma’s, inkomsten uit de EU-regeling voor de handel in emissierechten, financiële steun uit het innovatiefonds en het moderniseringsfonds en het InvestEU-programma naar verwachting bijdragen tot energievoorzieningszekerheid doordat zij schone energie en energie-efficiëntie stimuleren en tegelijkertijd de daling van de energievraag aanmoedigen, energiearmoede aanpakken, en binnenlandse en grensoverschrijdende transmissie- en distributieknelpunten wegwerken. Daarnaast blijft het cruciaal om investeringen op elkaar af te stemmen, vergunningsprocedures te vereenvoudigen en belemmeringen weg te werken om de uitrol van hernieuwbare energiebronnen en de integratie ervan in het net mogelijk te maken. Er moeten ook inspanningen worden gedaan om elektriciteitsopslag en veerkracht van het net te ondersteunen om de toenemende schommelingen in vraag en aanbod op te vangen.
Nu het pakket “Fit for 55” grotendeels is goedgekeurd, moet de aandacht gaan naar de uitvoering van maatregelen om de doelstellingen op het gebied van klimaat, energie en vervoer te halen. Het pakket zorgt voor een evenwicht tussen prijsstelling, doelstellingen, normen en steunmaatregelen om de klimaatdoelstellingen voor 2030 van de Europese klimaatwet te halen. De ambitieuzere doelstellingen op het gebied van klimaat, vervoer en energie voor 2030 en het besluit van de EU om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen te verminderen, houden in dat de groene transitie verder zal worden versneld. De komende uitdaging omvat de gestage uitvoering van de geplande en/of overeengekomen maatregelen. Tegelijkertijd moeten er nieuwe maatregelen voor klimaat- en energiebeleid worden vastgesteld om de hogere ambitie voor 2030 te halen. De actualisering van de nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten zal hierbij de leidraad zijn. De plannen, waarin rekening moet worden gehouden met de recentste landspecifieke aanbevelingen21, bevatten voorspelbaarheid van investeringen op de korte, middellange en lange termijn en zijn cruciaal om de grootschalige investeringen aan te trekken die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 te halen22. Op de meeste gebieden zijn er meer inspanningen nodig, zoals voor duurzaam waterbeheer, de voedselsystemen, met inbegrip van het behoud van bodems en het tegengaan van het verlies aan biodiversiteit, en andere sectoren van landgebruik. Parallel daarmee moeten de lidstaten de andere op EU-niveau overeengekomen milieubeleidsdoelstellingen halen, zoals verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul. De jaarlijkse investeringskloof om de EU-milieudoelstellingen te halen die verder gaan dan klimaat en energie, wordt op 110 miljard EUR geraamd23. Bij de begrotingsplanning moet ook rekening worden gehouden met voorwaardelijke verplichtingen met betrekking tot klimaatgerelateerde risico’s, en groene begrotingspraktijken moeten verder worden ontwikkeld om overheidsinvesteringen, consumptie en belasting te verleggen naar groene prioriteiten.
Door de groene transitie voor onze sectoren te versterken, verminderen we de algemene afhankelijkheid van de EU van fossiele brandstoffen en vergroten we onze veerkracht voor schokken in de energievoorziening. Veel ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen in energie-intensieve sectoren, werden zwaar getroffen door de stijgende energieprijzen, ook al kregen zij overheidssteun. Beleidsmaatregelen moeten toegespitst blijven op de bevordering van de groene transitie op gebieden zoals de energie-efficiëntie van industriële en productieprocessen en gebouwen, het koolstofvrij maken van de industrie en de circulaire economie24. Er moeten zoveel mogelijk synergieën met de digitale transitie komen. De lidstaten moeten, via hun herstel- en veerkrachtplannen, blijven investeren in hernieuwbare of fossielvrije waterstof voor toepassingen in de industrie en bepaalde vervoerssectoren waar het moeilijk is om de emissies af te bouwen, zoals wegvervoer, scheepvaart en luchtvaart. Bovendien zouden de verdere afbouw van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu en de integratie van het beginsel “de vervuiler betaalt” bijdragen tot het internaliseren van de kosten van de achteruitgang van de natuur, alsook hulpbronnenefficiëntie en productiviteit aanmoedigen. Om ervoor te zorgen dat geen enkele persoon en geen enkele regio achterblijft, moet rekening worden gehouden met verdelings-, territoriale en sociale effecten. Het fonds voor een rechtvaardige transitie moet goed worden ingezet opdat het bijdraagt tot een rechtvaardige transitie voor de meest getroffen gebieden, onder meer door maatregelen voor om- en bijscholing te ondersteunen.
Inspanningen van de lidstaten om vergunningsprocedures te verkorten en te vereenvoudigen, zijn cruciaal om de productie en de uitrol van hernieuwbare energie en andere nettonuloplossingen te versnellen. Langdurige en complexe vergunningsprocedures op nationaal niveau vormen in de meeste lidstaten een groot knelpunt bij de uitrol van hernieuwbare energiebronnen. In 2022 heeft de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt25, op basis van rapportage van bedrijven, onderzoek gedaan naar zo’n 170 procesgerelateerde belemmeringen voor vergunningen voor hernieuwbare energiebronnen in de lidstaten, en er werd overeengekomen meer dan 80 daarvan weg te werken. Opmerkelijke voorbeelden hiervan zijn langdurige procedures, onderbemande vergunningsautoriteiten, gefragmenteerde besluitvorming en gebrek aan coördinatie, wat leidt tot inconsequente beslissingen en timing tussen regio’s.
De snellere uitbreiding en modernisering van de transmissie- en distributie-infrastructuur voor elektriciteit, met inbegrip van grensoverschrijdende verbindingen, is een belangrijke voorwaarde voor de integratie van een aanzienlijk hoger aandeel hernieuwbare energiebronnen en voor de verdere elektrificatie van de vraag. De lidstaten moeten zich toespitsen op nieuwe energieopslagfaciliteiten voor de lange en de korte termijn, om te zorgen voor flexibiliteit en leveringszekerheid van energiesystemen met een hoog aandeel variabele hernieuwbare energiebronnen. Uit de ambitie van de lidstaten om hernieuwbare offshore-energie uit te rollen (111 GW tegen 2030), blijkt de behoefte van de lidstaten om snel werk te maken van cruciale offshorenetten en de nodige versterking van de onshorenetten.
Een sterke en innovatieve productiecapaciteit in waardeketens in de clean tech zal de groene transitie versnellen. Om de veerkracht en het concurrentievermogen van de nettonultechnologieën in de EU te versterken en het energiesysteem van de EU veiliger en duurzamer te maken, heeft de Commissie in maart 2023 de verordening voor een nettonulindustrie voorgesteld26. Tegelijkertijd moeten de lidstaten verder gebruik blijven maken van hun talent, intellectuele activa en industriële capaciteit, en particuliere investeerders verder aanmoedigen om te investeren in start-ups en doorgroei-innovaties in de EU27. De lidstaten moeten ook uitdagingen aanpakken met betrekking tot het tekort aan geschoold personeel in verschillende segmenten van de schone-energietechnologie. Het versterken van het concurrentievermogen van de schone-energiesector is cruciaal voor de uitvoering van het REPowerEU-plan en de langetermijnambitie van de EU28.
Clean tech-productie moet de toegang tot kritieke grondstoffen verzekeren, onder meer door diversificatie, recycling en vervanging. Om de doelstellingen van de groene en de digitale transitie van de EU te halen, is toegang tot veilige, duurzame en gediversifieerde bronnen van kritieke grondstoffen nodig, waardoor we onze afhankelijkheid van enkele aanbieders verminderen en bouwen aan veilige en duurzame toeleveringsketens voor ontginning, verwerking en verfijning en voor recycling. In dit kader zal het belangrijk zijn de samenwerking met handelspartners in de EU voort te zetten en uit te breiden, onder meer door wederzijds gunstige strategische partnerschappen met opkomende markten en economieën aan te gaan. Oplossingen en bedrijfsmodellen voor de circulaire economie omvatten ook aanzienlijke kansen om doelstellingen voor strategische autonomie na te streven en tegelijkertijd het milieu te respecteren. Ontwerp voor de recycleerbaarheid, recycling en bevordering van de transitie naar een circulaire economie zijn prioriteiten van de wet betreffende kritieke grondstoffen29. De lidstaten moeten deze wet verder aanvullen, bijvoorbeeld met betrekking tot permanente magneten en het hergebruik van winningsafval. Er moeten coherente strategieën worden ontwikkeld die niet alleen belemmeringen wegnemen, maar ook het onderzoek, de winning, de verwerking en de recycling van materialen in heel Europa bevorderen. Meer algemeen moet de transitie van de EU-industrieën naar circulariteit nog worden uitgevoerd, aangezien de hulpbronnenproductiviteit tussen 2012 en 2021 slechts zeer beperkt is toegenomen.
4.3 Productiviteit
In een goed werkende eengemaakte markt worden leemten in productiviteit en concurrentievermogen tussen de lidstaten en regio’s van de EU opgevuld. Sinds de eengemaakte markt dertig jaar geleden werd opgericht, heeft zij de Europese welvaart ondersteund. EU-ondernemingen kunnen profiteren van een “binnenlandse markt” van meer dan 450 miljoen klanten voor hun producten, gemakkelijker toegang tot een brede waaier van aanbieders en lagere eenheidskosten, terwijl EU-burgers profiteren van meer innovatie, lagere prijzen en hogere normen voor veiligheid en milieubescherming vanwege de mededinging tussen ondernemingen30. Bovendien beschermt de eengemaakte markt de EU tegen grote schokken in vraag of aanbod en kan zij helpen de prijsdruk bij hoge inflatie binnen de perken te houden. Op de middellange tot de lange termijn kan zij helpen kwetsbaarheden in de toeleveringsketen aan te pakken en opschalingscapaciteiten voor de digitale en de groene transitie, en de veerkracht en veiligheid van de EU te ondersteunen. Hoewel de eengemaakte markt van fundamenteel belang is voor de wereldwijde aantrekkelijkheid van de EU, is de gemiddelde productiviteitsgroei de afgelopen decennia vertraagd en was hij zwakker dan in andere grote economieën, wat het concurrentievermogen van bedrijven in de EU in de weg staat31. In verschillende lidstaten en regio’s van de EU stagneert de productiviteit zelfs, wat leidt tot steeds grotere verschillen, met name binnen de EU-lidstaten. Er zijn ook aanzienlijke regionale verschillen in toegang tot onderwijs, onderzoek en innovatie, en mobiliteit, die nog sterker naar voren komen in plattelandsgebieden en uiterst afgelegen gebieden, zoals de ultraperifere gebieden waar toegang tot essentiële en sociale ondersteuningsdiensten over het algemeen een uitdaging blijft. De uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s en de herstel- en veerkrachtplannen tot 2026 zal substantieel bijdragen tot een beter concurrentievermogen en een versterkte cohesie binnen de EU. Naast investeringsmaatregelen, onder meer in het kader van het InvestEU-programma, omvatten de herstel- en veerkrachtplannen hervormingen die gericht zijn op vereenvoudiging van het regelgevingskader op nationaal en regionaal niveau, versnelling van de toegang tot financiering en verbetering van de groei en veerkracht van kleine en middelgrote ondernemingen door om- en bijscholing van werknemers of door versterking van hun onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten.
Een echte eengemaakte markt voor diensten zou ook aanzienlijke productiviteitswinsten met zich meebrengen. De dienstenmarkten in de EU hebben met verschillende uitdagingen te kampen, zoals lage concurrentiedruk, lagere productiviteitsniveaus en lagere groeipercentages dan in de productiesector, slechte integratie van grensoverschrijdende diensten en lage beroepsmobiliteit. Een vermindering van regelgevingsbeperkingen op nationaal niveau zou de concurrentie vergroten, de mobiliteit van werknemers vergemakkelijken en het aanbod van diensten waar zij het meest nodig zijn, doen toenemen. Zij zou het concurrentievermogen vergemakkelijken van productiesectoren die ook veel professionele diensten aanbieden en hun producten steeds vaker aanbieden in combinatie met diensten. Er wordt echter maar traag vooruitgang geboekt bij de vermindering van regelgevingsbelemmeringen, en in sommige gevallen werden hervormingen teruggedraaid en blijven er veel belemmeringen bestaan32. Zo zijn er in veel lidstaten met name veel regelgevingsbelemmeringen in belangrijke zakelijke dienstverlening (juridische beroepen, boekhouding en voor architecten). De bouwsector, die cruciaal is voor de groene transitie, heeft vaak te lijden onder onnodig belastende vergunnings- en kwalificatievereisten. Versnipperde verantwoordelijkheden en activiteiten die voorbehouden zijn voor verschillende beroepen en specialisaties (met name architecten en burgerlijk ingenieurs), zijn ook van invloed op het vrije verkeer van beroepsbeoefenaren. In veel lidstaten bleef het niveau van restricties in de detailhandel ongewijzigd of lag het in 2022 zelfs hoger ten opzichte van 201833.
Door regelgevingsbelemmeringen weg te werken en tegelijkertijd te zorgen voor goede governance en eerbiediging van de rechtsstaat, zal de institutionele veerkracht toenemen en het ondernemingsklimaat verbeteren. 60 % van de belemmeringen waarmee bedrijven in de EU vandaag de dag worden geconfronteerd, zijn van hetzelfde type als 20 jaar geleden. De meeste belemmeringen hebben te maken met nationale regelgeving en administratieve praktijken die de lidstaten rechtstreeks kunnen aanpakken. De voordelen van het wegnemen van belemmeringen op het niveau van de lidstaten voor de eengemaakte markt voor goederen en diensten zouden de hele economie tegen eind 2029 met naar schatting 713 miljard EUR kunnen doen groeien34. Het aanpakken van wetgevings- en administratieve belemmeringen wordt ondersteund door hervormingen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en de Commissie heeft de lidstaten verzocht hervormingen op dit gebied te versterken als onderdeel van hun lopende herzieningen. Dit vormt een aanvulling op de werkzaamheden van de taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt, zoals hierboven is vermeld. Het gebruik van Solvit35 voor de aanpak van problemen met betrekking tot wetgeving over de eengemaakte markt neemt ook toe, vooral bij zakelijke stakeholders. Goede governance en de eerbiediging van de rechtsstaat, met name onafhankelijke, hoogwaardige en efficiënte justitiële stelsels36, goed functionerende en doeltreffende belastingstelsels, en doeltreffende en robuuste kaders voor insolventie, corruptiebestrijding en fraudebestrijding zijn ook belangrijke bepalende factoren voor een economie die werkt voor de mensen en helpen het ondernemingsklimaat te verbeteren. Bovendien zal de Commissie er nogmaals op aandringen de verslagleggingsverplichtingen voor ondernemingen en overheden te rationaliseren en te vereenvoudigen, met als doel deze lasten met 25 % te verminderen, zonder de verwante beleidsdoelstellingen te ondermijnen.
Goed werkende kapitaalmarkten zijn cruciaal voor de financiering van de groene en de digitale transitie en voor de ondersteuning van de macro-economische veerkracht en de open strategische autonomie van de EU. Overheidsfinanciering, in combinatie met een versnelling van de kapitaalmarktenunie, kan de aanzienlijke bedragen aan particuliere financiering vrijmaken die nodig zijn voor de groene en de digitale transitie. Hoewel er vooruitgang is geboekt sinds het initiatief voor de kapitaalmarktenunie in 2015 werd gelanceerd, blijven de EU-kapitaalmarkten gefragmenteerd en onderontwikkeld, en hebben zij behoefte aan bijkomende concrete actie. In een klimaat van stijgende rentetarieven krijgen veel ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, moeilijker toegang tot financiering. Late betalingen, die nog worden verergerd door hoge energieprijzen, vormen ook een belemmering voor de veerkracht van ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen. Dit vraagt om meer gezamenlijke inspanningen om vooruitgang te boeken, met medewerking van beleidsmakers en marktdeelnemers in de hele EU37. Extra winsten in de productiviteit en het concurrentievermogen van de EU zullen komen van meer innovatieve en veilige betalingsstelsels en van een open financieringskader dat ons in staat zal stellen de vruchten van de digitalisering te plukken.
Digitalisering speelt een belangrijke rol in de vergroting van het concurrentievermogen en vereist werknemers met sterkere digitale vaardigheden, ook voor kleine en middelgrote ondernemingen, en de verdere digitalisering van overheidsdiensten. Een digitaal vaardige bevolking vergroot de technologische vooruitgang en is gunstig voor de productiviteit. De digitalisering van kleine en middelgrote ondernemingen is onontbeerlijk om hun innovatiepotentieel en concurrentievermogen te vergroten. Dit kan worden versterkt door uitgebreide actie, zoals gesuggereerd door de twee recente voorstellen voor aanbevelingen van de Raad over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden38, waarvoor de gestructureerde dialoog over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden als basis heeft gediend. De digitale transformatie van regeringen, met inbegrip van de verruiming van het aanbod aan en de interoperabiliteit van online beschikbare overheidsdiensten en de beschikbaarheid van open data, verbetert de efficiëntie van ondernemingen. Bovendien versterkt de digitale transitie ook de groene transitie, aangezien digitale technologieën zoals ruimtegegevens een significante rol spelen bij klimaatactie39. Het beleidsprogramma voor het digitale decennium omvat een stappenplan om het potentieel voor digitale transformatie van de EU te ontsluiten en zo de weg vrij te maken voor een concurrerender Europa.
Voor overheidsopdrachten levert vrije concurrentie de beste prijs-kwaliteitsverhouding op. Het aantal aanbestedingen met slechts één inschrijving is de afgelopen jaren toegenomen. In 2022 bereikte dit het hoogste percentage op EU-niveau (37 %) sinds de vaststelling van de richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten van 201440. De lidstaten moeten inspanningen leveren om dit percentage terug te dringen en een gelijk speelveld te creëren. Overheidsopdrachten kunnen de toeleveringsketens stimuleren door de vraag te diversifiëren. Wanneer zij strategisch worden ingezet en niet alleen toegespitst zijn op de prijs, kunnen zij ook de kwaliteit, de veerkracht en de duurzaamheid verbeteren. Met de wetgeving voor een nettonulindustrie zou het voor innovatieve, duurzame kleine en middelgrote ondernemingen of voor groepen waaraan kleine en middelgrote ondernemingen deelnemen, gemakkelijker moeten worden om deel te nemen aan aanbestedingen41. Zo mogelijk moeten aanbestedingen zo zijn opgesteld dat kleine en middelgrote ondernemingen eraan kunnen deelnemen.
Innovatie is een van de belangrijkste aanjagers van sterkere productiviteitsgroei, maar heeft te kampen met diverse knelpunten. Het tekort aan hooggeschoold personeel op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) is een algemene uitdaging geworden voor de meeste lidstaten, dat het groeipotentieel van bedrijven ondermijnt, ook in hooginnovatieve, hoogtechnologische sectoren. Innovatie is in hoge mate geconcentreerd in enkele lidstaten en regio’s van de EU, vooral in hoofdstedelijke en andere grootstedelijke regio’s, en blijft veel hoger in Noord- en West-Europa. Sterkere innovatieprestaties worden belemmerd door een reeks tekortkomingen, zoals onvoldoende en/of onregelmatige overheidsinvesteringen in O&O, te zwakke banden tussen de academische wereld en het bedrijfsleven in de meeste lidstaten en inefficiënte overheidssteun voor zakelijke innovatie. Baanbrekende innovaties worden bijvoorbeeld ingeperkt door een gebrek aan durfkapitaal voor scale-ups, problemen met toegang tot kapitaal, regelgevingsdruk en belemmeringen op de eengemaakte markt. Er worden veel maatregelen uitgevoerd in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen. Investeringen in cohesiebeleid en andere initiatieven, zoals de regionale innovatievalleien, zullen ook helpen deze uitdagingen aan te pakken.
4.4 Rechtvaardigheid
Hoewel de arbeidsmarkt van de EU tot nu toe veerkrachtig is gebleken, kunnen de hoge inflatie en onzekerheid de arbeidsmarktvooruitzichten aantasten en wegen zij zwaar door op de huishoudens. De arbeidsmarkt in de EU heeft in het [vierde kwartaal] van 2022 een recordwerkgelegenheidsgraad van [74,8 %] bereikt, wat een aanzienlijke vooruitgang is naar de doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van ten minste 78 % tegen 2030. De tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden blijven hoog en boven de niveaus van 2019, maar zijn in de tweede helft van 2022 beginnen te dalen tegen een achtergrond van een voortdurend positieve algemene prestatie van de arbeidsmarkt. Toch zal de vertraging van de economische activiteit naar verwachting leiden tot tragere arbeidsmarktontwikkelingen in 2023 en 2024, terwijl regionale verschillen op de arbeidsmarkt groot blijven. Zo zijn er regio’s waar de werkgelegenheidsgraad minder dan 50 % bedraagt. Tegelijkertijd blijven er voor bepaalde bevolkingsgroepen, zoals vrouwen en jongeren, aanzienlijke werkgelegenheidskloven bestaan. Snelle prijsstijgingen, vooral voor voedsel, energie en vervoer, hebben de koopkracht van met name huishoudens met een laag of lager middeninkomen aangetast. Deze uitgaven wegen zwaarder door in hun consumptiemand, wat noopt tot doelgerichte sociale beleidsmaatregelen. In dit kader zijn responsieve loonmaatregelen en doeltreffende collectieve onderhandelingen cruciaal om ontwikkelingen van het toereikende reële loon te bevorderen, vooral voor werknemers met een laag inkomen. In dit opzicht spelen regelmatige actualiseringen van minimumlonen een belangrijke rol. De vaststelling van de EU-richtlijn betreffende minimumlonen42 creëert een positief momentum voor maatregelen die voor toereikende minimumlonen zorgen.
Om het verlies aan koopkracht te matigen en een toename van armoederisico’s te voorkomen, moeten socialebeschermingsstelsels en de toereikendheid en duurzaamheid daarvan worden gehandhaafd en versterkt. Voortdurende monitoring van de sociale situatie en snelle beleidsresponsen zijn nodig om te voorkomen dat mensen in armoede of sociale uitsluiting terechtkomen, waaronder energiearmoede, en dat bestaande ongelijkheden worden verergerd. In het kader van de toegenomen kosten van levensonderhoud speelt het dichten van kloven in toegang tot toereikende en duurzame stelsels voor sociale bescherming en sociale inclusie een belangrijke rol in het verkleinen van de effecten van hoge inflatie op kwetsbare personen, samen met loonontwikkelingen die het verlies aan koopkracht, met name voor mensen met een laag inkomen, beperken. Structurele of ad-hocmechanismen om sociale voordelen aan te passen als reactie op hoge inflatie, zijn belangrijk om de toereikendheid ervan te behouden en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de respectieve kosten houdbaar blijven voor de begroting. Tegelijkertijd moeten socialebeschermings- en inclusiestelsels werkstimulansen behouden en arbeidsmarktdeelname en integratie actief bevorderen, onder meer via geïntegreerde kwaliteitsvolle diensten. De vergrijzing, de last van chronische ziekten, nieuwe gezondheidszorgvragen en nieuwe technologieën zullen ook de creatie vereisen van meer banen, met veranderende vaardigheden, in de gezondheidszorg- en de sociale sector. De toegang tot betaalbare, kwaliteitsvolle en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg moet worden verbeterd. E-gezondheid blijft de manier waarop mensen gezondheidszorg benaderen en ontvangen veranderen, wat een toenemend niveau van digitale vaardigheden vereist alsook een grotere veelzijdigheid van de werknemers in de gezondheidszorg.
Onderwijs- en opleidingsstelsels zijn cruciaal om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken. De grootste tekorten aan arbeidskrachten zijn er momenteel in langdurige zorg, de horeca, de bouwsector, de ICT en verwante beroepen, en in sleutelsectoren voor de groene transitie zoals hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. Tekorten aan vaardigheden wijzen niet alleen op cyclische ontwikkelingen, maar ook op structurele veranderingen in de EU-economie, zoals een vergrijzende bevolking en de aan de gang zijnde groene en de digitale transformatie, wat leidt tot veranderende vereisten op het gebied van vaardigheden. Tegelijkertijd leggen zij de bestaande zwakke punten van onderwijs- en opleidingsstelsels bloot. Het aantal jongeren dat niet werkt en geen onderwijs of opleiding volgt, daalt weliswaar, maar blijft in sommige lidstaten hoog. Al in 2018 had één op de vijf 15-jarigen onvoldoende basisvaardigheden, en hadden kansarme jongeren bijna zes keer meer kans om ondermaats te presteren aan de universiteit. De afgelopen jaren is de druk op onderwijs- en opleidingsstelsels toegenomen, aangezien zij te maken kregen met de gevolgen van de pandemie, gebrek aan passende digitale infrastructuur en het toenemende tekort aan onderwijspersoneel, op alle onderwijsniveaus, met name in vakken die het meest relevant zijn voor de groene en de digitale transitie. Hoewel het tertiaire onderwijsniveau in de lift zit, zijn er in de meeste lidstaten minder afgestudeerden in STEM-richtingen (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde) dan er vraag is op de arbeidsmarkt. Het verbeteren van de kwaliteit, inclusiviteit en arbeidsmarktrelevantie van onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus in de hele Unie blijft cruciaal voor sterke arbeidsmarkten en een rechtvaardige transitie. Ook een toename van de arbeidsmarktdeelname van vrouwen, jongeren en ondervertegenwoordigde groepen, zoals personen met een handicap, mensen met een migrantenachtergrond en Roma, blijft een belangrijke opportuniteit voor inclusieve groei en gelijkheid.
Met name de ontwikkeling en verwerving van vaardigheden en competenties die relevant zijn voor de groene transitie, worden steeds dringender. Het wordt steeds belangrijker om ervoor te zorgen dat alle werknemers, met name in sectoren en regio’s die sterker beïnvloed worden door de groene transitie, kunnen profiteren van de werkgelegenheidswinsten van een koolstofvrije economie. Vooral beroeps- en technische profielen zullen nodig zijn in het licht van de versnelde energietransitie en de technologische transformatie in het kader van het industrieel plan voor de Green Deal van de EU. De lidstaten worden geconfronteerd met aanzienlijke en toenemende tekorten aan arbeidskrachten, terwijl het beperkte opleidingsaanbod in cruciale sectoren zou kunnen leiden tot knelpunten in de transitie naar een koolstofvrije economie. De uitdaging is des te groter in een aantal perifere of economisch stagnerende gebieden. In dit kader is het uiterst belangrijk dat de lidstaten de anticipatie, verwerving en verstrekking van vaardigheden voor de groene economie ondersteunen, zoals is aangestipt in de landspecifieke aanbevelingen voor alle lidstaten en aansluitend bij de aanbeveling van de Raad over een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, om te kunnen voldoen aan de arbeidsmarktbehoeften en om iedereen gelijke kansen te bieden. Het bevorderen van bij- en omscholing voor werknemers in de overheidssector op alle niveaus (ook lokale overheden) zou ook investeringen en hervormingen versnellen die nodig zijn voor de groene transitie43.
De herstel- en veerkrachtfaciliteit en de cohesiebeleidsfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds Plus, helpen de uitdagingen in onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus aan te pakken. De maatregelen die worden ondersteund, zijn onder meer ruimere toegang tot onderwijs en opvang voor jonge kinderen, hervorming van curricula, modernisering van hoger onderwijs, vergemakkelijking van de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt, het scheppen van bij- en omscholingskansen – met name voor vaardigheden die relevant zijn voor de groene transitie – alsook hervorming en modernisering van actief arbeidsmarktbeleid. Door een versnelde herkwalificatie van werknemers naar vaardigheden die relevant zijn voor de groene transitie te ondersteunen, zullen de specifieke REPowerEU-hoofdstukken die in de bestaande herstel- en veerkrachtplannen moeten worden opgenomen, zorgen voor aanvullende financiering voor hervormingen en investeringen op dit gebied. In combinatie met deze toegenomen investeringen, onder meer in het kader van het InvestEU-programma, kan het ambitieuze en duurzame beleid voor legale migratie dat de Commissie in haar pakket vaardigheden en talent44 heeft voorgesteld, ook helpen de tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken en het volledige potentieel van de Europese werknemers te benutten. Het Europees Jaar van de Vaardigheden 2023 zal een nieuwe impuls geven om stakeholders aan te trekken en overheids- en particuliere financiering vrij te maken om tekorten aan vaardigheden alsook tekorten aan arbeidskrachten op de middellange en de lange termijn aan te pakken, met name in digitale en groene vaardigheden45.
Sinds het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zijn bijna 4 miljoen ontheemden in de EU opgevangen in het kader van de richtlijn tijdelijke bescherming. Integratie op de arbeidsmarkt is van fundamenteel belang, willen ontheemden financieel onafhankelijk zijn, hun gezin kunnen onderhouden en kunnen bijdragen aan de gemeenschap in het ontvangende land46. Volgens beschikbare schattingen47 hebben in de hele EU tussen 600 000 en 1 miljoen ontvangers van tijdelijke bescherming een baan gevonden, terwijl meer dan 350 000 mensen zich hebben ingeschreven als werkzoekende. Taalbarrières zijn een grote hindernis om ontheemden aan het werk te krijgen. De verstrekking van taalopleidingen is dan ook van cruciaal belang. De snelle validering van vaardigheden en de erkenning van kwalificaties, ook in sectoren met personeelstekorten zoals de gezondheidszorg, is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat mensen toegang krijgen tot een baan die past bij hun vaardigheden en ervaring. Veel lidstaten hebben al belangrijke stappen gezet om dit proces te vergemakkelijken, aansluitend bij de richtsnoeren van de Commissie48, door ook gebruik te maken van de financieringsflexibiliteit van CARE (cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa). Aangezien veel mensen die tijdelijke bescherming krijgen vrouwen met kinderen zijn, is de beschikbaarheid van voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang een bijzonder cruciale voorwaarde voor hun arbeidsmarktdeelname.
De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten blijft de sociale convergentie in de EU naar boven leiden. Twee jaar na de sociale top in Porto en de verbintenissen die zijn aangegaan over de belangrijkste doelstellingen betreffende werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding voor 2030, blijft de uitvoering van de nodige hervormingen en investeringen om vooruitgang te boeken naar de nationale doelstellingen, een prioriteit voor de lidstaten. Dit is cruciaal om opwaartse sociale convergentie en sociale samenhang in de EU te ondersteunen. Als onderdeel van het voorjaarspakket stelt de Commissie ook voor de werkgelegenheidsrichtsnoeren over te hevelen naar de volgende jaarlijkse cyclus. Dit is het gevolg van een grote wijziging in 2022 om de omgeving na de COVID-19-crisis en de recentste beleidsinitiatieven beter weer te geven, alsook van toenemende besprekingen over het belang om te zorgen voor duurzaam en inclusief welzijn.
5. CONCLUSIE
In het licht van de huidige geopolitieke realiteit en de complexe economische en sociale uitdagingen streeft de EU ernaar een robuuste en toekomstbestendige economie uit te bouwen die concurrentievermogen en welvaart op de lange termijn voor iedereen veiligstelt. Hiervoor is een geïntegreerde aanpak nodig over alle beleidsterreinen heen om productiviteit, veerkracht, rechtvaardigheid en duurzame groei in de hele economische basis te vergroten. Het Europees Semester biedt hiertoe het juiste kader voor beleidscoördinatie en omvat ook de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en van cohesiebeleidsprogramma’s. Terwijl de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan in sommige landen al ver gevorderd is, dreigt zij in andere landen vertraging op te lopen ten opzichte van de in de uitvoeringsbesluiten van de Raad overeengekomen indicatieve tijdschema’s voor de uitvoering. Nu de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s voor 2014-2020 in 2023 afloopt, bieden de recent vastgestelde programma’s voor 2021-2027 een kans om investeringen in volle aanvulling op de herstel- en veerkrachtfaciliteit te stimuleren. Om voor blijvende vooruitgang te zorgen, moeten de lidstaten zich blijven toespitsen op de volledige en tijdige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen tot 2026 en snel werk maken van de uitvoering van de recent vastgestelde cohesiebeleidsprogramma’s. De geplande evaluaties van de herstel- en veerkrachtplannen, waaronder de REPowerEU-hoofdstukken met aanvullende financiering samen met de cohesiebeleidsprogramma’s, zijn een opportuniteit om te reageren op hardnekkige uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester, ook op het gebied van klimaat en energie.
De landverslagen van 2023 bevatten een momentopname van de economische, arbeidsmarkt- en sociale ontwikkelingen en uitdagingen waarmee de lidstaten momenteel worden geconfronteerd. De analyse van de uitdagingen bevestigt de landspecifieke aanbevelingen van 2023. In het Europees Semester van dit jaar wordt bijzondere aandacht besteed aan concurrentievermogen en productiviteit op de lange termijn en wordt een geactualiseerde, meer gedetailleerde analyse gegeven van energiezekerheid en -betaalbaarheid. De Commissie roept op tot ambitieuze actie van de lidstaten om de kwetsbaarheden aan te pakken die door recente crises aan het licht zijn gekomen en die in de landverslagen op nationaal en regionaal niveau zijn vastgesteld. Dit omvat een versterking van de veerkracht en productiviteit, vergemakkelijking van de toegang tot financiering, verstrekking van betaalbare energie, vermindering van strategische afhankelijkheden, versnelling van de transitie naar de circulaire economie, zorgen voor de vaardigheden voor de toekomst, ondersteuning van de creatie van kwaliteitsvolle banen, en de economische, wetenschappelijke, industriële en technologische basis geschikt maken voor de groene en de digitale transitie terwijl niemand wordt achtergelaten.
De Commissie roept de Europese Raad op om de Commissievoorstellen voor landspecifieke aanbevelingen voor 2023 te bekrachtigen en verzoekt de Raad deze aan te nemen. Ook roept zij alle EU-lidstaten op om deze aanbevelingen onverkort en tijdig uit te voeren in nauw overleg met hun sociale partners, het maatschappelijke middenveld en andere stakeholders.
BIJLAGE 1 – OVERZICHT VAN THEMATISCHE GEBIEDEN DIE IN LANDSPECIFIEKE AANBEVELINGEN AAN BOD KOMEN
BIJLAGE 2 – VOORUITGANG BIJ DE UITVOERING VAN DE LANDSPECIFIEKE AANBEVELINGEN
Het Europees Semester 2023 maakt de stand van zaken op van de beleidsmaatregelen die de lidstaten hebben genomen om structurele uitdagingen aan te pakken die zijn genoemd in de landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) die sinds 2019 zijn goedgekeurd. Na de instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit als een cruciaal instrument om EU- en nationale beleidsprioriteiten te verwezenlijken, wordt bij de beoordeling in de landspecifieke aanbevelingen 2023 rekening gehouden met de beleidsmaatregelen die de lidstaten tot dusver hebben genomen49, alsmede de toezeggingen die in de herstel- en veerkrachtplannen zijn gedaan, afhankelijk van hun stand van uitvoering. In die beoordeling komt dus alleen de huidige, nog relatief vroege fase van uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen aan bod, en niet de mate van vooruitgang die zou kunnen worden behaald indien uitgegaan wordt van een volledige uitvoering van de plannen tot 202650.
Figuur 1: Huidige stand van uitvoering landspecifieke aanbevelingen 2019-2020 | Figuur 2: Uitvoering landspecifieke aanbevelingen 2019-2022: jaarlijkse evaluatie in elk opeenvolgend jaar afgezet tegen stand van uitvoering tot op heden |
Opmerking: In de meerjarige evaluatie in figuur 1 wordt gekeken naar de stand van uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen van 2019 en 2020, vanaf het ogenblik waarop de aanbevelingen voor het eerst werden aangenomen tot de publicatie van deze mededeling. In figuur 2 toont de jaarlijkse beoordeling de vooruitgang die in het eerste jaar na de vaststelling van de landspecifieke aanbevelingen is geregistreerd, terwijl de meerjarige beoordeling de beoordeling van dit jaar van voorgaande landspecifieke aanbevelingen toont. De landspecifieke aanbevelingen van 2021 betreffen alleen het begrotingsbeleid. |
Vanuit een meerjarenperspectief is ten minste enige vooruitgang geboekt voor 68 % van de landspecifieke aanbevelingen 2019-2020 (zie figuur 1). Ten opzichte van de evaluatie van vorig jaar is extra vooruitgang geboekt met betrekking tot zowel de structurele landspecifieke aanbevelingen van 2019 als de meer crisisgerichte landspecifieke aanbevelingen van 2020. Het percentage van deze landspecifieke aanbevelingen waarbij minstens enige vooruitgang is geboekt bij de uitvoering, is dus gestaag toegenomen van 59 % in 2021, tot 63 % in 2022 en tot 68 % nu. Dit toont duidelijk de stimulansen die de herstel- en veerkrachtfaciliteit sinds 2021 heeft gegeven, waarvan de op prestatie gebaseerde aanpak naar verwachting de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen het komende jaar zal blijven versterken. De lidstaten hebben de afgelopen jaren het meeste progressie gemaakt voor “toegang tot financiering en financiële diensten”, gevolgd door “werking van de arbeidsmarkt”, “bestrijding witwassen” en “ondernemingsklimaat”. Tegelijkertijd was er minder vooruitgang zichtbaar op de gebieden “eengemaakte markt”, “mededinging en staatssteun”, “huisvesting”, “langdurige zorg” en “pensioenstelsels”.
Ook was de progressie bij de uitvoering van de in 2022 vastgestelde aanbevelingen aanzienlijk. De lidstaten hebben ten minste “enige vooruitgang” geboekt voor bijna 52 % van de aanbevelingen die in juli 2022 tot hen gericht werden (figuur 2). Wanneer we kijken naar de gebieden waarop een aanzienlijk aantal lidstaten in 2022 een aanbeveling kreeg, is globaal gezien de meeste vooruitgang geboekt op “begrotingskader en begrotingsgovernance”, gevolgd door “vervoer”, “ondernemingsklimaat” en “energie-efficiëntie”. Daar staat tegenover dat er minder vooruitgang is geboekt bij het aanpakken van aanbevelingen over belastingbeleid.
De uitkomsten van de evaluatie in het kader van de landspecifieke aanbevelingen 2023 zullen, samen met de uitkomsten van vorige jaren, beschikbaar komen op de website van de Commissie.
BIJLAGE 3 – VOORUITGANG BIJ DE UITVOERING VAN SDG’S IN DE EU
Opmerking: De bovenstaande figuur geeft aan tegen welk tempo de EU, volgens de geselecteerde indicatoren, over de afgelopen vijf jaar voor elk van de 17 doelen vooruitgang heeft geboekt. De methode om de trends voor indicatoren te beoordelen en deze op het niveau van elk doel te aggregeren is, samen met nadere analyses, te vinden op de website van Eurostat: Overzicht – Indicatoren voor duurzame ontwikkeling – Eurostat (europa.eu).
Tijdens de voorbije vijfjarige periode die is beoordeeld, heeft de EU aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het zorgen voor waardig werk en economische groei (SDG 8) en geen armoede (SDG 1). Er is ook aanzienlijke vooruitgang geboekt inzake gendergelijkheid (SDG 5). Daarnaast is goede, maar eerder matige vooruitgang geboekt op het vlak van het verminderen van ongelijkheid (SDG 10), kwaliteitsonderwijs (SDG 4), het bevorderen van vrede en persoonlijke veiligheid op het grondgebied van de EU en het verbeteren van toegang tot de rechter en vertrouwen in sterke publieke diensten (SDG 16), goede gezondheid en welzijn (SDG 3), ondanks de tegenslagen die te wijten waren aan de COVID-19-pandemie, en op het gebied van industrie, innovatie en infrastructuur (SDG 9). De vooruitgang naar de overige doelstellingen – geen honger (SDG 2), schoon water en sanitair (SDG 6) en betaalbare en duurzame energie (SDG 7) – was minder aanzienlijk.
Er wordt meer vooruitgang verwacht voor drie doelstellingen – klimaatactie (SDG 13), leven op het land (SDG 15) en wereldwijde partnerschappen (SDG 17) – aangezien de EU-lidstaten het hogere ambitieniveau voor de milieudoelstellingen op EU-niveau moeten uitvoeren. Wat klimaatactie (SDG 13) betreft, heeft de EU zeer ambitieuze en nooit geziene klimaatdoelstellingen voor 2030 vastgesteld die meer inspanningen zullen vergen. De EU heeft al de nodige beleidsmaatregelen ingevoerd om deze bijkomende inspanningen te leveren, namelijk via het pakket “Fit for 55”, met een herziening van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS), en de verordening inzake de verdeling van de inspanningen waarin bindende jaarlijkse doelstellingen voor vermindering van broeikasgasemissies voor de lidstaten zijn vastgesteld. Wat energie betreft, heeft de EU ook ambitieuzere doelstellingen voor 2030 vastgesteld. Dit houdt in dat er de komende jaren ook meer zichtbare vooruitgang wordt verwacht op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in de EU51. Wat leven op het land (SDG 15) betreft, is het aantal beschermde gebieden op aarde sinds 2013 weliswaar toegenomen, maar wordt de EU nog steeds geconfronteerd met dalingen van de populaties van veelvoorkomende vogels en graslandvlinders. Bijkomende inspanningen die nodig zijn om de achteruitgang van ecosystemen om te keren, zijn gepland in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, in de dit jaar gelanceerde EU-bosstrategie voor 2030 en in de EU-bodemstrategie, waarin een doelstelling voor 2030 is vastgesteld over de herstelling van aangetast land en aangetaste bodem en over de bestrijding van woestijnvorming. Wat partnerschappen om doelstellingen te bereiken (SDG 17) betreft, weerspiegelt de trend gedeeltelijk cyclische effecten en meer bepaald de toename van overheidsschuld als gevolg van de COVID-19-crisis.
BIJLAGE 4 – BEVINDINGEN VAN DIEPGAANDE EVALUATIES VAN MACRO-ECONOMISCHE ONEVENWICHTIGHEDEN IN EU-LANDEN
Onevenwichtigheden of buitensporige onevenwichtigheden zijn vastgesteld voor 11 van de 17 landen waarvoor een diepgaande evaluatie is uitgevoerd. Bij de diepgaande evaluatie wordt gekeken naar de ernst van de onevenwichtigheden, hun recente en toekomstige ontwikkeling en de daarmee samenhangende beleidsrespons. Voorts wordt ook rekening gehouden met relevante overloopeffecten en de systemische grensoverschrijdende gevolgen van onevenwichtigheden. De diepgaande evaluaties waren gebaseerd op de bevindingen van drie thematische nota’s, over i) externe duurzaamheid, ii) inflatieverschillen en het effect ervan op het concurrentievermogen, en iii) huizenmarktdynamieken, die toegespitst waren op een aantal lidstaten waarvoor in de huidige ronde een diepgaande evaluatie is uitgevoerd52.
De hoge inflatie is de achtergrond waartegen onevenwichtigheden nu evolueren. Wanneer een voortdurend hoge inflatie niet door productiviteitswinsten wordt gecompenseerd, kan zij een nadelige invloed hebben op het concurrentievermogen en leiden tot de ontwikkeling of verergering van macro-economische onevenwichtigheden wanneer er ook andere kwetsbaarheden aanwezig zijn. Dit kan gebeuren als inflatie verankerd raakt, vooral bij loon- en prijsspiralen, die mogelijk worden verergerd door grotere winstmarges, die doorsijpelen in de prijzen van verhandelbare goederen en diensten. De kans hierop is groter naarmate de binnenlandse toegevoegde waarde op de uitvoer hoger is. Zij kan dan negatieve gevolgen hebben voor het concurrentievermogen, wat mogelijk leidt tot hogere externe schulden. Inflatie brengt ook uitdagingen met zich mee voor huishoudens van wie het inkomen momenteel ver achterophinkt bij de prijzen, wat leidt tot een verlies aan koopkracht en nadelige verdelingseffecten heeft. Voor bedrijven die hun gestegen kosten niet in hun prijzen kunnen doorberekenen, belemmert voortdurende inflatie de schuldaflossing, wat mogelijk gevolgen heeft voor de financiële sector en de economische groei doet vertragen door verminderde consumptie en minder investeringen. Om de inflatie te verlagen, zijn beleidsinspanningen nodig, onder meer door de vraag af te remmen, wat op zijn beurt de groei van het bbp op de korte termijn kan beïnvloeden. Dit is met name een probleem wanneer de kerninflatie ver boven het gemiddelde van de EU of de eurozone ligt en permanent dreigt te worden; in die gevallen kan de inflatie niet alleen door monetair beleid worden verminderd.
De inflatieverschillen tussen de lidstaten zijn historisch hoog. Een deel van de inflatieverschillen heeft te maken met de verschillende effecten van de hogere energie- en voedselprijzen op elk van de landen, wat blijkt uit de verschillen in aankoop van energie, diverse economische structuren en de hiermee verband houdende energievraag, alsook het aandeel energie en voedsel in de consumptie. Voor veel landen gaat dit evenwel gepaard met andere bronnen van inflatiedruk, zoals hogere loonkosten per eenheid en opwaardering en winsten van bedrijven. Daarnaast hebben overheidsuitgaven, waaronder steunmaatregelen, in sommige gevallen bijgedragen tot inflatieverschillen tussen landen in de EU en in de eurozone. In landen waar de inflatie grotendeels toe te schrijven is aan de doorwerking van energieprijzen, zou de normalisatie van energieprijzen voldoende moeten zijn om inflatieverschillen uit te vlakken, wanneer zich geen andere effecten voordoen en zolang de prijzen naar beneden worden bijgesteld waar nodig. Waar de inflatie echter hoofdzakelijk toe te schrijven is aan binnenlandse prijsdruk en verband houdt met dynamieken in lonen en winsten, kan het moeilijker zijn de inflatiedynamieken snel terug te draaien, vooral als die prijsdynamieken blijvender zijn of meer geworteld zijn in permanentere factoren, waardoor mogelijk structurele maatregelen nodig zijn om op bepaalde markten meer mededinging tot stand te brengen.
Inflatieverschillen zijn een belangrijk punt van zorg binnen een monetaire unie en dit vraagt om bijzondere aandacht. In een monetaire unie maken afwijkende inflatie-effecten de taak van de monetaire instantie bijzonder moeilijk, aangezien de eenvormige doorgifte van wijzigingen van de monetaire koers naar alle delen van de unie wordt belemmerd. Aangezien het opnieuw op elkaar afstemmen van binnenlandse kosten en prijzen via wijzigingen in de nominale wisselkoersen geen optie is, kunnen hardnekkige inflatieverschillen leiden tot blijvend verlies aan concurrentievermogen en structurele verschuivingen die maar moeilijk en slechts tegen een hoge prijs kunnen worden overwonnen; zij vereisen mogelijk aanvullende aanscherping van begrotingsbeleid om een buitensporige vraag te matigen, de opstapeling van kwetsbaarheden weg te werken en de behoefte aan meer schadelijke correcties in de toekomst te vermijden.
Voor landen buiten de eurozone kan de nominale wisselkoers worden aangepast om druk op het concurrentievermogen te corrigeren, maar dit kan ook risico’s met zich meebrengen. Met name devaluatie en afschrijving kunnen leiden tot bijkomende inflatiedruk, aangezien ingevoerde goederen en diensten duurder worden. Tegelijkertijd stijgt de kostprijs van in buitenlandse valuta luidende schulden, wat kan leiden tot hogere risicopremies of de uitgifte van soevereine schulden en lenen vanuit het buitenland.
De hoge schuldquote in de private en de publieke sector bleef in 2022 dalen, soms zelfs versneld, maar er blijven nog kwetsbaarheden. Na de pauze in de schuldafbouw door de COVID-19-crisis is de schuldquote sindsdien verminderd met een hogere groei van het nominale bbp. Dit wijst op een terugkeer naar de langdurige trend van schuldafbouw, die in veel landen de voorbije jaren een aanzienlijke daling van de schuldquote met zich meebracht. In sommige gevallen waarbij sprake is van een hoge schuld is de schuldquote in 2022 meer gedaald dan in de voorgaande jaren, door het sterke noemereffect. Toch blijft de schuldquote hoog, en vooral voor publieke schuld ligt zij soms nog duidelijk hoger dan de niveaus vóór de COVID-19-crisis. In sommige gevallen is de vermindering van de schuldquote in de publieke sector beperkt door de steunmaatregelen die zijn ingevoerd om de gevolgen van de hogere energieprijzen in te perken.
Een voortgezette groei van het nominale bbp zal naar verwachting leiden tot een verdere schuldafbouw, maar onder minder gunstige financiële voorwaarden. De versterking van de potentiële groei van het bbp, met name door de herstel- en veerkrachtplannen daadwerkelijk uit te voeren, zal de vermindering van de schuldquote verder ondersteunen. Hoewel de hoge inflatie het nominale bbp momenteel doet toenemen en de schuldenlast als aandeel van economische output vermindert, zal de inflatie naar verwachting dalen, terwijl aangescherpte financieringsvoorwaarden kunnen doorwegen op de aflossing van hoge schulden. Dit is vooral een punt van zorg wanneer de rentetarieven variabel zijn of sneller veranderen of wanneer de financieringsbehoeften hoger zijn; schulden en leningen in vreemde valuta kunnen die zorgen voor sommige landen wegnemen. In die gevallen kunnen veranderingen in percepties of risicobereidheid van financiële markten niet worden uitgesloten, wat gezond economisch en begrotingsbeleid vereist.
Externe posities werden meestal verzwakt door een schok van de invoerprijzen voor energie, en de forse binnenlandse vraag heeft hier in sommige gevallen nog extra toe bijgedragen. De handelsbalansen zijn in de hele EU aanzienlijk gedaald naarmate de invoerprijzen voor energie zijn gestegen. Toch werden sommige landen meer dan andere getroffen door hun afhankelijkheid van fossiele energiebronnen en de geografische herkomst van die energie. Daarnaast is in sommige gevallen de verslechtering van de lopende rekeningen nog uitvergroot door dalende niet-energetische balansen waar de binnenlandse vraag zeer sterk is toegenomen. Daar staat tegenover dat het verdere herstel van internationale toerisme de verslechtering van de lopende rekeningen van een paar grote landen die nettodebiteur zijn met een aanzienlijke toeristische sector heeft helpen beperken, maar in sommige gevallen was dit onvoldoende om aanzienlijke tekorten op de lopende rekening te vermijden. Grote overschotten op de lopende rekening namen ook af, maar bleven aanzienlijk.
De lagere prijzen voor de invoer van energie zullen de lopende rekeningen van bijna alle lidstaten in 2023 naar verwachting doen toenemen, zowel tekorten als overschotten. De grote negatieve netto internationale investeringsposities zijn in 2022 verder verbeterd, dankzij een groei van het nominale bbp en ondanks verslechterende lopende rekeningen; zij zullen naar verwachting dit jaar en volgend jaar blijven groeien, maar trager, waardoor zij de lagere groei van het nominale bbp en in sommige gevallen de hardnekkigheid van grote externe financieringsbehoeften weerspiegelen. Ondanks de toename op de lopende rekening die zou moeten voortvloeien uit de daling van de energieprijzen, kunnen de tekorten op de lopende rekening in een aantal gevallen zwakker blijven dan de voorbije jaren. De evolutie daarvan moet dan ook van nabij worden opgevolgd. De overschotten op de lopende rekening, die in 2022 zijn afgenomen, zullen naar verwachting in 2023, wanneer het effect van de energieprijzen wordt omgekeerd, toenemen, maar tot meer gematigde niveaus. Een stabilisering van de energieprijzen op een hoger niveau of een blijvend hogere inflatie zijn risicofactoren die kunnen leiden tot een blijvende verslechtering op de externe saldi. De instroom van middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit zal de komende jaren de externe positie in een aantal gevallen verbeteren.
De huizenprijzen bleven het grootste deel van 2022 sterk stijgen, maar de afgelopen maanden was een afkoeling van de huizenmarkt te merken. De nominale huizenprijzen bleven in 2022 in de meeste lidstaten stijgen, wat de verhoudingen tussen huizenprijzen en inkomens verder opstuwt. De trend veranderde in de loop van het jaar, toen de toename van de huizenprijzen begon af te koelen en een aantal landen in de tweede helft van 2022 een daling van de nominale prijzen optekende. Aangescherpte financieringsvoorwaarden in combinatie met dalingen van het reële inkomen van huishoudens hebben de vraag naar huizen doen dalen en aanzet gegeven tot een correctie van de huizenprijzen.
De huizenprijzen zullen naar verwachting verder dalen door aangescherpte financiële voorwaarden en inkomens die onder druk staan, terwijl het aanbod van huizen wordt afgeremd door stijgende bouwkosten. Waar de huizenprijzen meer overgewaardeerd lijken en waar de stijging van de huizenprijzen samengaat met hoge – en toenemende – schulden van huishoudens, kunnen huishoudens en kredietverleners in toenemende mate kwetsbaar worden voor neerwaartse correcties van huizenprijzen. Met name landen met vooral variabele rentetarieven kunnen meer worden getroffen, aangezien de schuldaflossingsverplichtingen snel toenemen, vooral bij lange hypotheektermijnen en wanneer de rente een aanzienlijk deel van de maandelijkse aflossingen uitmaakt en mogelijk de consumptie en het bbp aantast. Tegelijkertijd worden sommige lidstaten gekenmerkt door toenemende bezorgdheden over hun commerciële vastgoedsector, die in sommige gevallen bijzonder hard getroffen is door de hogere financieringskosten. Voor de iets verdere toekomst moet worden verwacht dat de beperkingen van het aanbod die al vóór de pandemie bestonden, de komende jaren nog zullen voortduren, wat over het algemeen tot prijsdalingen kan leiden, maar een knelpunt blijft voor de toename van het aantal woningen; in sommige landen is de bouwactiviteit recent gedaald. Als zij niet worden aangepakt, kunnen deze beperkingen van het aanbod leiden naar nieuwe opwaartse prijsdruk en een verergering van de betaalbaarheid op de middellange termijn.
De bankensector heeft blijk gegeven van toegenomen sterkte, dankzij hervormingen in het verleden, maar de kwetsbaarheden kunnen in de huidige macro-economische context toenemen. Lidstaten met veel niet-renderende leningen uit het verleden zijn deze verder blijven afbouwen, in sommige gevallen zelfs fors. Als er zich echter neerwaartse risico’s voordoen, zoals een verslechtering van de economische vooruitzichten en een verhoogde volatiliteit op financiële markten, zou dit problemen met zich kunnen meebrengen voor de balansen van de banken. Hogere rentetarieven zijn gunstig voor de winstmarges van banken, maar kunnen ook uitdagingen vormen als huishoudens en niet-financiële vennootschappen moeite hebben om hun schulden af te lossen. In lidstaten met een sterke vervlechting tussen overheid en banken kunnen toegenomen financieringskosten voor de overheid ook een risico inhouden voor banken. Blootstelling aan de vastgoedmarkt, en met name de markt voor commercieel vastgoed, kan in sommige landen een bron van bezorgdheden worden.
Tabel 1: INDELING VAN LIDSTATEN IN HET KADER VAN HET PMO
Resultaten diepgaande evaluaties 2022 | Resultaten diepgaande evaluaties 2023 | |
Geen onevenwichtigheden | HR, IE | CZ, EE, LV, LT, LU, SK |
Onevenwichtigheden | DE, ES, FR, NL, PT, RO, SE | CY, DE, ES, FR, HU, NL, PT, RO, SE |
Buitensporige onevenwichtigheden | CY, EL, IT | EL, IT |
p.m.: Geen diepgaande evaluatie | AT, BE, BG, CZ, DK, EE, FI, HU, LV, LT, LU, MT, PL, SK, SI | AT, BE, BG, DK, HR, FI, IE, MT, PL, SI |
Opmerking: Lidstaten waarvan de indelingsstatus tussen 2022 en 2023 is gewijzigd, zijn in beide kolommen in vet weergegeven.
Andere lidstaten die geen onevenwichtigheden vertonen
Tsjechië vertoont geen onevenwichtigheden. Er zijn kwetsbaarheden met betrekking tot prijsconcurrentievermogen en huizenprijzen, maar deze lijken beperkt aangezien de schuld van huishoudens binnen de perken blijft en de inflatie naar verwachting aanzienlijk sneller zal dalen dan het EU-gemiddelde. De economie werd hard getroffen door de schok van de energieprijzen, en de inflatie nam snel toe. Een losse begrotingskoers sinds de pandemie heeft ook bijgedragen tot de versnelling van de inflatie. Terwijl de algemene prijsdruk hoog blijft, zal het kostenconcurrentievermogen naar verwachting gedeeltelijk herstellen naarmate de energieprijzen dalen, zonder dat er onmiddellijke externe duurzaamheidsuitdagingen zijn. De inflatie zal naar verwachting aanzienlijk sneller afnemen dan het EU-gemiddelde. Als de inflatie echter blijft aanhouden, kan dit problemen opleveren voor het concurrentievermogen van Tsjechië. De recente verslechtering van de lopende rekening vereist nauwe opvolging. De voorbije jaren is de vraag naar huisvesting sterk toegenomen, onder impuls van lage rentetarieven, een sterke groei van het inkomen en soepelere macroprudentiële maatregelen, en het aanbod van huizen kon niet volgen. De huizenprijzen stegen sterker tijdens de pandemie maar begonnen halverwege 2022 te stagneren, door hogere rentetarieven en strengere leenvoorwaarden. De risico’s op een aanzienlijke correctie van de huizenprijzen lijken echter laag, de schuld van huishoudens blijft binnen de perken en de bankensector is gezond; een voortdurend beperkt aanbod op de middellange termijn zou echter de prijzen blijven opdrijven. Er moeten blijvend inspanningen worden geleverd om de inflatie af te remmen. Om de inflatie snel te doen dalen, moet de stijgende vraag sterk worden afgeremd, wat op zijn beurt kan worden gerealiseerd door voldoende streng monetair en begrotingsbeleid.
Estland vertoont geen onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot het concurrentievermogen en ontwikkelingen in de huizenprijzen zijn recent toegenomen, maar lijken momenteel over het algemeen binnen de perken te blijven. De lonen en met name de prijzen zijn in 2022 sterk gestegen, maar de verliezen aan concurrentievermogen lijken beperkt te zijn, terwijl de lopende rekening slechts een klein tekort vertoont en naar verwachting dit jaar en volgend jaar bijna een evenwicht zal bereiken. Toch dreigen de inflatie- en de loondruk, als zij blijven voortduren, het concurrentievermogen van Estland aan te tasten, vooral aangezien de kerninflatie ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt. De huizenprijzen zijn sinds de pandemie sterk gestegen, maar vertonen geen tekenen van overwaardering. De huizenprijzen zullen naar verwachting afzwakken gezien de stijgende rentetarieven en de recente economische recessie. Bovendien zijn de schuld van en kredietverlening aan huishoudens relatief matig en is de financiële sector gezond. Het beleidsklimaat is algemeen gunstig, hoewel enkele aanvullende inspanningen zouden kunnen helpen om de risico’s van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Voortgezette anticyclische fiscale en macroprudentiële beleidsmaatregelen, die waar nodig worden versterkt, zijn in dit verband belangrijk. Het stimuleren van mededinging op de binnenlandse markt zou kunnen helpen om de prijsdruk te beheren.
Letland vertoont geen onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot externe kredieten en huisvesting blijven mild; er zijn risico’s met betrekking tot het concurrentievermogen, maar deze lijken in de nabije toekomst algemeen te worden ingeperkt. De recente vergroting van het huidige tekort op de lopende rekening was aanzienlijk, maar het tekort zal naar verwachting dit jaar aanzienlijk afnemen en ook in 2024 verder dalen. De netto internationale investeringspositie van Letland, die de voorbije tien jaar aanzienlijk is verbeterd, zal naar verwachting algemeen stabiel blijven. Toch dreigen de inflatie- en de loondruk, als zij blijven voortduren, het concurrentievermogen van Letland aan te tasten, vooral aangezien de kerninflatie ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt. Hoewel de stijging van de huizenprijzen recent is toegenomen, lijkt de overwaardering van de huizenprijzen niet substantieel te zijn. Bovendien is de stijging van de huizenprijzen eind 2022 vertraagd, de hypothecaire kredietverlening was zwak, en de schuld van huishoudens is beperkt en daalt ten opzichte van het inkomen van huishoudens. Letland wordt geconfronteerd met aanzienlijke structurele economische uitdagingen die te maken hebben met een daling van de toevoer van arbeidskrachten, wat heeft bijgedragen tot een snelle stijging van de loonkosten per eenheid en het concurrentievermogen op de middellange termijn in gevaar dreigt te brengen. Het beleidsklimaat is algemeen gunstig, hoewel enkele aanvullende inspanningen zouden kunnen helpen om de risico’s van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Beleidsmaatregelen om het concurrentievermogen te vrijwaren, waaronder maatregelen om de kwaliteit en het aantal arbeidskrachten te vergroten, zouden in dat opzicht belangrijk zijn. Een verkorting van de procedures voor bouwvergunningen zou helpen het aanbod aan huizen te vergroten en de situatie op de woningmarkt te verbeteren.
Litouwen vertoont geen onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot het prijsconcurrentievermogen, externe balansen en ontwikkelingen in de huizenprijzen zijn recent toegenomen, maar lijken momenteel algemeen binnen de perken te blijven. De economie was hard getroffen door de schok van de energieprijzen en de inflatie nam snel toe; het concurrentievermogen van Litouwen zal echter naar verwachting langzaam herstellen naarmate de energieprijzen dalen. De lopende rekening is in 2022 aanzienlijk verslechterd door de gestegen invoerprijzen voor energie, maar zal naar verwachting dit jaar bijna een evenwicht bereiken. Milde tekorten op de lopende rekening zullen de externe duurzaamheid niet in het gedrang brengen dankzij de stevige aandelenpositie. Toch dreigen de inflatie- en de loondruk, als zij blijven voortduren, het concurrentievermogen van Litouwen aan te tasten, vooral aangezien de kerninflatie ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt. De huizenprijzen zijn sinds de pandemie sterk gestegen, maar er is geen bewijs van overwaardering en de prijzen zijn aan het matigen gezien de hogere rentetarieven en de economische recessie. Bovendien is de schuld van huishoudens laag en is de bankensector goed gefinancierd, erg winstgevend en zijn er weinig niet-renderende leningen. Het beleidsklimaat is algemeen gunstig, hoewel enkele beleidsmaatregelen zouden kunnen helpen om de risico’s van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Voortgezette anticyclische fiscale en macroprudentiële beleidsmaatregelen, die waar nodig worden versterkt, zijn in dit verband belangrijk. Tegelijkertijd zouden meer aandacht voor bevordering van mededinging op de binnenlandse markt en beleidsmaatregelen om de kwaliteit en het aantal arbeidskrachten te vergroten, kunnen helpen om de druk op prijzen en loonkosten per eenheid te beheren.
Luxemburg vertoont geen onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot hoge huizenprijzen en hoge schulden van huishoudens zijn onlangs toegenomen, maar lijken over het algemeen binnen de perken te blijven en zullen naar verwachting op de middellange termijn afnemen. Een sterke bevolkingsgroei in combinatie met meer hypotheekleningen, die nog worden gestimuleerd door fiscale steun, heeft de vraag naar huizen doen toenemen, terwijl het aanbod beperkt was door de beperkte hoeveelheid land die beschikbaar is voor bebouwing en door het hamsteren van land. De groeiende kloof tussen vraag naar en aanbod van huizen heeft geleid tot sterke stijgingen van de huizenprijzen, met toenemende risico’s voor overwaardering van de huizenprijzen en afnemende betaalbaarheid tot gevolg. De huizenprijzen zijn eind 2022 duidelijk afgekoeld, en het aantal huizenverkopen is aanzienlijk gedaald, aangezien de stijging van de rentetarieven heeft geleid tot een kentering op de markt. Een scherpe correctie in de huizenprijzen wordt echter niet verwacht, aangezien de inkomens goed standhouden en het tekort aan aanbod naar verwachting zal blijven aanhouden. De schuld van huishoudens ten opzichte van het beschikbare inkomen is zeer hoog en is nog toegenomen, hoewel het aantal kredieten eind 2022 enigszins is gedaald. De financiële vaste activa van huishoudens zijn ook aanzienlijk, de verlaging van de schuldenlast neemt toe naar de hogere inkomens- en welvaartsniveaus, en de bankensector is gezond, wat in zijn geheel de macrofinanciële risico’s inperkt. Aanvullende beleidsinspanningen, onder meer door de vaststelling en uitvoering van recente maatregelen te versnellen en te prioriteren, waaronder terugkerende belastingen om het aanbod van bouwgrond te vergroten, in combinatie met de huidige hervorming van planning van landgebruik, zouden kunnen helpen om het aanbod van huizen te stimuleren, onder meer door te voorzien in betaalbare en sociale huizen voor wie deze het meest nodig heeft. De efficiëntie van de huurmarkt zou ook kunnen worden verbeterd. Bovendien zou een vermindering van de aftrekbaarheid van hypotheekrenten, die onlangs aanzienlijk is verhoogd, de fiscale prikkels om te lenen – die de hoge huizenprijzen in stand houden – verminderen.
Slowakije vertoont geen onevenwichtigheden. Het aantal kwetsbaarheden met betrekking tot concurrentievermogen, huisvesting, schuld van huishoudens en externe balans is toegenomen, maar lijkt over het algemeen in de nabije toekomst te worden ingeperkt en zal naar verwachting verdwijnen naarmate de economische omstandigheden weer normaal worden. De economie was hard getroffen door de schok van de energieprijzen en de inflatie nam snel toe. De kerninflatie en de loonkosten per eenheid lagen ver boven het gemiddelde van de eurozone. Hoewel deze naar verwachting opnieuw zullen normaliseren, bestaat het risico dat het een tijdje zal duren voordat de druk op het kostenconcurrentievermogen afneemt en dat een sterke binnenlandse vraag druk zal blijven leggen op externe rekeningen. De huidige lopende rekening is in 2022 aanzienlijk verslechterd door de hogere invoerprijzen voor energie alsook door duidelijke dalingen van netto-uitvoer van niet-energetische goederen. Het huidige tekort op de lopende rekening zal in 2023 en 2024 naar verwachting licht verbeteren maar groot blijven, ondanks de dalende energieprijzen. Toch worden externe duurzaamheidsrisico’s beoordeeld zodat ze in de volgende periode kunnen worden beperkt. Overheidstekorten zullen dit jaar en volgend jaar naar verwachting aanzienlijk zijn en vanaf 2024 verbeteren. De huizenprijzen lijken licht overgewaardeerd na jaren van marktgroei. Dit gebeurde in combinatie met een groot aantal kredieten, dat nu afneemt, en een sterke toename van de schulden van huishoudens, wat alles bij elkaar enigszins een risico voor financiële stabiliteit is. De bankensector blijft evenwel goed gefinancierd, erg winstgevend en er zijn weinig niet-renderende leningen. Er zijn voortdurende inspanningen nodig om de economische kwetsbaarheden van Slowakije aan te pakken. Met name de buitensporige vraag moet worden ingeperkt om de correctie van het huidige tekort op de lopende rekening en het kerninflatieverschil ten opzichte van de rest van de eurozone te ondersteunen. Dit kan worden bereikt door te zorgen voor toereikende begrotingsconsolidatie en -maatregelen om de schulden van huishoudens aan te pakken terwijl de betaalbaarheid van wonen behouden blijft door vastgoedbelasting en maatregelen die het aanbod van huizen ondersteunen.
Lidstaten die onevenwichtigheden vertonen
Cyprus vertoont onevenwichtigheden nadat er tot 2022 buitensporige onevenwichtigheden waren vastgesteld. De kwetsbaarheden met betrekking tot private, publieke en externe schuld zijn algemeen afgenomen maar blijven een punt van zorg. Met name het aantal hoge schulden, waaronder niet-renderende leningen, is aanzienlijk gedaald en zal naar verwachting blijven dalen, terwijl de tekorten op de lopende rekening een probleem blijven. De private schuld is sinds 2015 gedaald, behalve in 2020 tijdens de COVID-19-crisis, en zal naar verwachting dit jaar en volgend jaar blijven dalen, mede dankzij een groei van het nominale bbp. Toch zouden hogere rentetarieven de schuldaflossing onder druk kunnen zetten, omdat er vooral leningen met variabele rentetarieven zijn. Private en externe schulden worden getroffen door de aanwezigheid van special purpose entities in Cyprus, die de niveaus optrekken maar slechts een beperkt risico voor de economie vormen. Niet-renderende leningen bij banken zijn de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen dankzij de verkoop, afschrijving, terugbetaling in contanten, curing en debt-to-asset swaps van niet-renderende leningen. De overheidsschuld is gestaag gedaald tot onder het niveau van vóór de pandemie en zal naar verwachting in 2023 en 2024 verder dalen. Ondanks de opleving van het toerisme nam het grote tekort op de lopende rekening in 2022 nog toe, door een sterke binnenlandse vraag en hoge energieprijzen; het tekort zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting enigszins afnemen maar toch groot blijven. De beleidsrespons was gunstig. Diverse maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan zullen naar verwachting bijdragen tot een diversifiëring van de economie, de uitvoergroei ondersteunen en de te grote afhankelijkheid van olie-invoer verkleinen. Als onderdeel van het herstel- en veerkrachtplan is midden 2022 een pakket wijzigingswetten over kredietverwervende ondernemingen en kredietverleners vastgesteld, waardoor hun werkomgeving is verbeterd en de vermindering van niet-renderende leningen wordt ondersteund. Na meerdere uitbreidingen is eind februari een einde gemaakt aan de opschorting van gedwongen verkopen: een doeltreffend kader voor gedwongen verkopen is cruciaal om leners ertoe aan te zetten mee te werken aan de herstructurering van leningen, niet-renderende leningen in de economie verder te verminderen, te helpen de private schuldenlast te verlagen en de betalingsdiscipline te vergroten.
Spanje vertoont nog steeds onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot hoge private, publieke en externe schuld, die grensoverschrijdend relevant zijn, nemen af maar blijven aanwezig. De quota van externe schuld en vooral private schuld zijn in de jaren 2010 gedaald en hervatten na een tijdelijke onderbreking in 2020 hun daling in 2021 en zullen naar verwachting blijven dalen, gesterkt door economische groei. Zij blijven evenwel hoog. De externe positie heeft geprofiteerd van een lopende rekening die tien jaar een overschot heeft vertoond, ook al is dit recent gedaald door het effect van de pandemie op toerisme-uitvoer en van de hogere energieprijzen in 2022. De overheidsschuld blijft hoog. In 2022 is zij opnieuw beginnen te dalen, net als vóór de pandemie, wat leidde tot verbeteringen dankzij een sterke groei van het nominale bbp, maar zij blijft nog steeds hoger dan vóór de pandemie. Deze daling zal zich naar verwachting in 2023 en 2024 tegen een lager tempo voortzetten, ondersteund door beleidsmaatregelen in het herstel- en veerkrachtplan. Het financiële stelsel vertoonde veerkracht in het licht van de recente schokken door de pandemie en de energiecrisis. De werkloosheidsgraad is opnieuw gedaald, maar blijft hoog en er zijn nog enkele kwetsbaarheden, zoals een zeer hoge langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid. Potentiële risico’s die de verdere afbouw van kwetsbaarheden in de weg kunnen staan, hebben hoofdzakelijk te maken met het effect van de aanscherping van financiële voorwaarden voor de financiële positie van huishoudens en ondernemingen alsook met de duurzaamheid op de lange termijn van overheidsschuld in het licht van de huidige marktomstandigheden en de vergrijzing. Er is positieve beleidsvooruitgang geboekt en de voortzetting van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan moet voor verdere verbeteringen zorgen.
Frankrijk vertoont nog steeds onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot een hoge overheidsschuld, en concurrentievermogen en lage productiviteitsgroei, die grensoverschrijdende relevantie hebben, blijven aanwezig maar vertonen tekenen van vermindering. De overheidsschuld is sinds de heropleving van het bbp in 2021 gedaald, na een toename tijdens de pandemie. In 2022 hebben diverse fiscale maatregelen het effect van de energiecrisis aanzienlijk beperkt, maar hierdoor is ook de schuldvermindering vertraagd. De schuld zal naar verwachting dit jaar en volgend jaar verder afnemen, maar zal daarna wellicht opnieuw stijgen wanneer er geen beleidsmaatregelen komen, en hoog en boven het niveau van vóór de pandemie blijven, en er blijven veel uitdagingen voor de fiscale houdbaarheid van de begroting op de middellange termijn. De beleidsmaatregelen die de voorbije jaren zijn genomen, zijn erop gericht potentiële groei uit te breiden die zou kunnen helpen de verwachte toename van overheidsschuld op de middellange termijn te corrigeren. Er zijn meerdere hervormingen goedgekeurd om het kostenconcurrentievermogen te stimuleren. Een klein positief effect op het concurrentievermogen is al zichtbaar, en de volledige impact ervan zal waarschijnlijk de volgende jaren zichtbaar worden. Zo zal ook de arbeidsproductiviteit naar verwachting baat hebben bij de doeltreffende uitvoering van geplande investeringen en hervormingen. De Franse economie toonde zich het voorbije jaar veerkrachtig, aangezien het kostenconcurrentievermogen minder was aangetast door stijgende energieprijzen dan in de rest van de eurozone. De uitvoer neemt toe dankzij het verdere herstel van grensoverschrijdend toerisme en de luchtvaartindustrie, die erg getroffen waren door de pandemie. Terwijl de schuld in de private sector tijdens het zwaartepunt van de pandemie toenam, ging de hogere leenactiviteit bij bedrijven gepaard met een toename van eigen vermogen en een accumulatie van liquiditeitsbuffers. Hogere rentetarieven kunnen de publieke en private schuldafbouw moeilijker maken. De beleidsrespons was gunstig, maar een aantal uitdagingen blijft, voornamelijk inzake beheer van overheidsfinanciën. Een effectieve uitvoering van recent goedgekeurde hervormingen blijft centraal voor de verdere vermindering van kwetsbaarheden, namelijk de hervorming van het beheer van overheidsfinanciën en het nieuwe mechanisme om overheidsuitgaven jaarlijks te evalueren. Beide maatregelen zijn cruciaal om de uitgaven binnen de perken te houden en de overheidsschuld voortdurend te doen dalen. Bovendien heeft de overheid een hervorming van het overheidspensioenstelsel goedgekeurd die naar verwachting gunstig zal zijn voor de houdbaarheid van de schuld.
Duitsland vertoont nog steeds onevenwichtigheden. Het blijvende overschot op de lopende rekening, dat ook wijst op gematigde investeringen in verhouding tot de besparingen, wat van grensoverschrijdend belang is, is geleidelijk afgenomen, het meest recent nog tijdens de energiecrisis, maar zal naar verwachting aanzienlijk toenemen. Het overschot op de lopende rekening nam tot 2019 traag af, met een licht toenemende ratio van binnenlandse investeringen en een dalende handelsbalans, en wordt sindsdien gekenmerkt door ongebruikelijke economische omstandigheden. Het is in 2022 aanzienlijk gedaald door hogere invoerprijzen voor energie, samen met een daling van het niet-energetische handelsoverschot en een herstel van invoer uit toerisme. In 2022 bleef het overschot boven de niveaus die worden gesuggereerd door de fundamentals van het land en het zal naar verwachting aanzienlijk toenemen in 2023 en nagenoeg ongewijzigd blijven in 2024, maar naar verwachting onder de PMO-drempel blijven. De lonen zullen naar verwachting sterk stijgen, wat de binnenlandse vraag zal ondersteunen, terwijl de loonkosten per eenheid sneller kunnen toenemen dan in de rest van de eurozone. Toch zijn consumptie en investeringen tijdelijk gedaald door de hoge inflatie. De afgelopen jaren zijn de huizenprijzen sterk gestegen, ook al zijn ze sinds midden 2022 enigszins gedaald. Het aanbod van huizen kan de vraag niet volgen terwijl er weinig wordt geïnvesteerd in vastgoed, wat de voortdurende risico’s op overwaardering nog kan vergroten. Een verdere daling van kwetsbaarheden zou voortvloeien uit de tijdige en effectieve uitvoering van de initiatieven voor overheidsinvesteringen en het wegnemen van investeringsbelemmeringen.
Hongarije vertoont onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden met betrekking tot erg sterke prijsdruk en behoeften aan externe en overheidsfinanciering zijn toegenomen en zijn aanzienlijk. De inflatie is aanzienlijk gestegen en is nog niet zichtbaar beginnen af te nemen. Als de inflatie gedurende een lange periode hoog blijft, kan dit het kostenconcurrentievermogen ondermijnen en zorgen voor hoge financieringskosten. Het grote tekort op de lopende rekening is in 2022 sterk toegenomen door de hogere energieprijzen, en de externe schuld op de korte termijn is toegenomen. Verbeteringen in de lopende rekening dit jaar en volgend jaar hangen af van de verwachte verdere matiging van energieprijzen, maar het tekort op de lopende rekening zal in 2023 en 2024 naar verwachting toch aanzienlijk blijven. De energie-intensieve economie is belangrijk voor de dynamieken op de lopende rekening. Het overheidstekort was groot, slechts gedeeltelijk gestuurd door de beleidsrespons op de pandemie en de energiecrisis, en is verantwoordelijk voor een groot deel van de externe leningen van de economie. De overheidsschuldquote is gedaald dankzij een opmerkelijke groei van het nominale bbp, maar dit kan in het gedrang komen door een vertraging van activiteiten en de hardnekkigheid van hoge tekorten. De financieringskosten voor de overheid zijn sinds 2021 toegenomen, en de regering wordt geconfronteerd met een stijgende rentelast, terwijl de aflossing van de schulden nog steeds relatief laag is. De huizenprijzen zijn in vijf jaar tijd verdubbeld, maar de prijsstijgingen zijn eind 2022 stilgevallen. De kans op een substantiële daling van de nominale prijs lijkt echter klein door de beperkte verlaging van de schuldenlast van huishoudens, en ook in het licht van de huidige hoge inflatie. Inconsequenties in het beleid hebben de vastgestelde kwetsbaarheden nog verergerd. Effectieve coördinatie en duidelijke afbakening van macro-economische beleidsmaatregelen, ondersteund door een sterk institutioneel beleidskader, is van cruciaal belang om fiscale en externe duurzaamheid te vrijwaren en om verwachtingen verankerd te houden. Tijdige en volledige uitvoering van structurele hervormingen in het Hongaarse herstel- en veerkrachtplan wordt verwacht om te helpen de macro-economische kwetsbaarheden te verminderen en groei en aanpassing op de middellange termijn te ondersteunen.
Nederland vertoont nog steeds onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden in verband met de hoge schuld van de private sector en een groot overschot op de lopende rekening, die van grensoverschrijdend belang zijn, blijven bestaan, hoewel er tekenen van vermindering zijn. Het huidige overschot op de lopende rekening, ondanks recente herzieningen van gegevens, en de private schuld zijn hoog naar internationale normen en liggen boven de fundamentals van de economie. Het grote overschot op de lopende rekening is in 2022 gedaald, aangestuurd door verslechterende handelsvoorwaarden, waardoor de lopende rekening in constante prijzen toeneemt, en door een verruiming van het tekort in primaire inkomens. Naarmate de handelsvoorwaarden verbeteren, zal het overschot naar verwachting in 2023 aanzienlijk verbeteren en in 2024 stabiel worden. Er is beperkte beleidsvooruitgang geboekt, maar er moet meer worden gedaan om investeringsbelemmeringen weg te nemen. De schuld van niet-financiële vennootschappen en huishoudens blijft hoog: dit laatste is een probleem, want het maakt huishoudens kwetsbaar voor schokken, en de risico’s worden nog verergerd door de hoge en toenemende overwaardering van huizenprijzen. De schuld zal naar verwachting in de toekomst licht blijven dalen. Ondanks de licht dalende huizenprijzen blijft de druk op de huizenmarkt bestaan, met name naarmate er aanzienlijk minder nieuwe huizen worden gebouwd dan de overheid voor ogen heeft. Tegelijkertijd wordt schuldgefinancierd eigenwoningbezit nog steeds gesubsidieerd door gunstige belasting, terwijl beleidsmaatregelen met betrekking tot de private huurmarkt de ontwikkeling ervan dreigen te ondermijnen.
Portugal vertoont nog steeds onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden in verband met hoge private en externe schuld nemen af, maar blijven aanwezig. Na een tijdelijke onderbreking door de uitbraak van de pandemie is de schuldquote in de private en publieke sector in 2021 opnieuw beginnen te dalen en zij zal naar verwachting blijven dalen, dankzij economische groei. Hoewel zij nu lager ligt dan vóór de pandemie, blijft zij nog steeds hoog. De duidelijk negatieve netto internationale investeringspositie verbeterde ook, zowel voor als na de pandemie, en de externe schuldenlast zal naar verwachting verder dalen, dankzij voortgezette economische groei, ondanks enige vertraging in 2023. Het kleine tekort op de lopende rekening is in 2022 lichtjes verslechterd door de hogere energieprijzen, maar die verslechtering werd tegengegaan door het verdere aanzienlijke herstel in uitvoer, met name van toerisme. De verwachte verdere daling van de energieprijzen en een verdere toename van de uitvoer van toerisme, alsook de huidige beleidsmaatregelen ter ondersteuning van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, zullen naar verwachting de lopende rekening in evenwicht brengen en aanpassingen aan de netto internationale investeringspositie verder ondersteunen. De huizenprijzen zijn jarenlang sterk gestegen, terwijl het aantal niet-renderende leningen, dat al niet hoog was, bleef dalen. De belangrijkste risico’s voor de verdere afname van kwetsbaarheden hebben te maken met het effect van de aanscherping van financiële voorwaarden en met een onzekere externe omgeving, en het potentiële effect daarvan op economische groei. Er is positieve beleidsvooruitgang geboekt, met bijzondere nadruk op het herstel- en veerkrachtplan, en de voortzetting van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan moet voor verdere verbeteringen zorgen.
Roemenië vertoont nog steeds onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met externe rekeningen, die te maken hebben met grote overheidstekorten, terwijl de oververhittingsdruk is toegenomen. Het grote tekort op de lopende rekening is aanzienlijk verergerd na de recessie te wijten aan de pandemie en maakt de economie kwetsbaar voor externe financieringsschokken. De voortzetting van het grote tekort op de lopende rekening dreigt de netto internationale investeringspositie verder negatief te maken. Tekenen van oververhitting zijn duidelijk zichtbaar, met een oncomfortabel hoge kerninflatie, een loongroei van meer dan 10 % en een relatief lage werkloosheidsgraad. De indicatoren voor kostenconcurrentievermogen zullen naar verwachting stabiliseren, maar er blijven structurele problemen. De wisselkoers lijkt boven het niveau te liggen dat door fundamentals is aanbevolen en blijft zwaar beheerd. Het overheidstekort is al jaren groot en was verantwoordelijk voor een groot deel van de overmatige vraag en van de daaropvolgende externe tekorten; het overheidstekort neemt weliswaar af, maar zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting nog aanzienlijk blijven. De verkleining van het overheidstekort in 2022 was hoofdzakelijk te danken aan een duidelijke groei van het nominale bbp, wat op zijn beurt toe te schrijven is aan de oververhitting van de binnenlandse vraag. Risicopremies en financieringskosten voor de overheid zijn aanzienlijk hoger dan in de jaren vóór de pandemie. Gezien de huidige aanscherping van de wereldwijde liquiditeitsvoorwaarden zal het belangrijk zijn de huidige trends om te keren. In de toekomst zou de voorkeur moeten gaan naar fiscale aanpassingen om de vraag meer af te stemmen op het aanbod en om binnenlandse en externe tekorten binnen de perken te houden. De volledige uitvoering van belasting- en pensioenhervormingen uit het herstel- en veerkrachtplan en de naleving van begrotingsdoelstellingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure zouden al een stap in de goede richting zijn om de huidige dynamiek in te perken.
Zweden vertoont nog steeds onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot de vastgoedmarkt en hoge private schuld blijven hardnekkig. De vastgoedprijzen blijven hoog en zijn tot voor kort blijven stijgen. De stijging van de huizenprijzen ging gepaard met een toenemende private schuld. In 2022, tegen een achtergrond van een duidelijke aanscherping van monetaire en financieringsvoorwaarden, begonnen de vastgoedprijzen duidelijk te dalen naar wat het begin leek van de opheffing van het aantal opgestapelde kwetsbaarheden. De prijzen blijven aanzienlijk overgewaardeerd en zullen naar verwachting verder dalen. De omzet in de vastgoedsector is recent duidelijk gedaald, en als gevolg daarvan is de vraag naar nieuwbouwwoningen ook gedaald. De ongunstige ontwikkelingen waren tot nu toe beperkt tot de bouwsector en de vastgoedsector, die nu sterk afnemen na jaren van aanzienlijke groei. De Zweedse economie in haar geheel zal naar verwachting in 2023 krimpen, naarmate de veranderingen in de monetaire voorwaarden de balansen van huishoudens en commerciële vastgoedondernemingen aantasten, net als hun ruimte om te consumeren en te investeren. Het effect van hogere rentetarieven op hypotheekaflossingen is aanzienlijk doordat het land vooral variabele rentetarieven en zeer langdurige hypotheken kent. Het effect van veranderende voorwaarden op de financiële sector was beperkt; de sector is sterk en kent hoge winstmarges en risicogewogen kapitaalratio’s, die er waarschijnlijk voor zorgen dat de problemen van de vastgoedsector zich uitbreiden naar de ruimere economie via de financiële sector, hoewel die erg blootgesteld is aan vastgoed. Er is beperkte vooruitgang geboekt op beleidsgebied. Het belastingstelsel bevoordeelt nog steeds eigenwoningbezit door lage terugkerende eigendomsbelasting en bevordert de schuldgefinancierde aankoop van huizen door aanzienlijke belastingaftrekbaarheid van de betaling van hypotheekrenten. Bovendien zijn er weinig hervormingen op de inefficiënte huurmarkt.
Lidstaten die buitensporige onevenwichtigheden vertonen
Griekenland vertoont nog steeds buitensporige onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden met betrekking tot de hoge overheidsschuld en een groot aantal niet-renderende leningen in combinatie met een hoge werkloosheidsgraad zijn afgenomen, maar de externe positie is verslechterd. Een belangrijk punt van zorg is dat het tekort op de lopende rekening in 2022 aanzienlijk is toegenomen, ondanks het herstel van de inkomsten uit toerisme. Hoewel het externe tekort dit jaar en volgend jaar naar verwachting enigszins zal afnemen, zal het naar verwachting ver boven het niveau blijven dat vereist is om te zorgen voor een blijvende verbetering van de netto internationale investeringspositie. Hoewel de schuldquote van de overheid de hoogste in de EU blijft, is ze in 2022 aanzienlijk verbeterd, wat in grote mate te danken is aan een sterke groei van het nominale bbp, en zij zal in 2023 en 2024 naar verwachting verder dalen. Het aantal niet-renderende leningen is vorig jaar aanzienlijk afgenomen, maar blijft hoog en blijft wegen op de winstgevendheid en leencapaciteit van banken, wat op zijn beurt afbreuk doet aan de vergroting van de kapitaalintensiteit en aan de productiviteitsgroei van de economie. De beleidsrespons heeft bijgedragen tot het afwikkelen van onevenwichtigheden, en de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan is een grote opportuniteit om overblijvende structurele zwakten aan te pakken. Er moeten evenwel meer inspanningen worden gedaan, met name om ervoor te zorgen dat externe balansen resoluut worden verbeterd en dat het aantal niet-renderende leningen verder afneemt, onder meer door de effectiviteit van opeisbaarheid van schulden te vergroten en de secundaire markt voor niet-renderende leningen te verbeteren.
Italië vertoont nog steeds buitensporige onevenwichtigheden. Hoewel er een aantal verbeteringen zijn, blijven kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld en een zwakke productiviteitsgroei, tegen een achtergrond van een fragiele arbeidsmarkt en een aantal zwakke punten van de financiële markten, die van grensoverschrijdend belang zijn, bestaan. De reeds lang bestaande kwetsbaarheden van Italië zijn de voorbije jaren enigszins afgenomen, maar zij blijven aanzienlijk en zullen naar verwachting niet snel opgelost zijn. De hardnekkig lage productiviteitsgroei is een bepalende factor voor de aanhoudend zwakke economische groei van Italië, die het terugdringen van de overheidsschuld vertraagt, de banenkansen aantast en de balansen van banken treft. De schuldquote van de overheid is in 2022 verder afgenomen, samen met het economische herstel. Zij blijft evenwel hoog en vormt een aanzienlijke uitdaging voor de houdbaarheid van de begroting. De schuldquote van de overheid zal tegen 2024 naar verwachting verder dalen, maar op de middellange termijn toenemen wanneer er geen consolidatiemaatregelen worden genomen. De overheid heeft bijkomende maatregelen uitgevoerd om de veerkracht van de financiële sector te ondersteunen en het aantal niet-renderende leningen is aanzienlijk afgenomen, maar de banken zijn nog steeds aanzienlijk blootgesteld aan de staatsschuld. Er is enige vooruitgang geboekt met beleidsmaatregelen om onevenwichtigheden aan te pakken, maar er zijn aanhoudende inspanningen nodig en de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan blijft de belangrijkste beleidsprioriteit aangezien dit plan omvangrijke hervormingen en aanzienlijke investeringen inhoudt. De hoge overheidsschuld drastisch doen afnemen in een context van stijgende kosten voor schuldaflossing en toenemende leeftijdsgerelateerde kosten, vereist een veelvuldige benadering die gebaseerd is op prudente begrotingsbeleidsmaatregelen met adequate primaire begrotingsoverschotten, groeistimulerende investeringen en hervormingen, betere belastingnaleving alsook een doeltreffend gebruik van nationale en Europese hulpbronnen. Italië heeft te kampen met uitdagingen die, samen met een voortgezette sterke uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, kunnen worden aangepakt met aanvullende beleidsinspanningen, namelijk op het gebied van belasting, begrotingskader en pensioenstelsels alsook op het gebied van demografie, arbeidsmarkt en energie.
1 COM(2023) 62 final.
2 COM(2023) 168 final.
3 SWD(2023) 601 – 627.
4 Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).
5 COM(2023) 601 – 627.
6 Zie Jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023: COM(2022) 780 final.
7 Zie Mededeling van de Commissie: richtsnoeren aan de lidstaten voor het actualiseren van de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 (C/2022/9264 final).
8 Zie bijlage 3. Op 15 mei heeft de Commissie ook haar eerste vrijwillige evaluatie op EU-niveau van de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (COM(2023) 700 final) gepubliceerd, die zij tijdens het politiek forum op hoog niveau voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties in 2023 zal voorstellen. In deze evaluatie wordt de verbintenis van de EU voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling in een overheidsbrede aanpak, waarbij de binnen- en buitenlandse dimensies met elkaar in verband worden gebracht, nogmaals bevestigd.
9 Op 25 januari 2023 deed de Commissie een voorstel voor een aanbeveling van de Raad (COM(2023) 38 final), waarin wordt uiteengezet hoe de EU-lidstaten de sociale dialoog op nationaal niveau kunnen versterken, alsook een mededeling over de versterking en bevordering van de sociale dialoog op EU-niveau. Bovendien zal de Commissie gebruik blijven maken van de bestaande fora voor het Europees Semester om sociale partners ook te informeren over en te betrekken bij de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.
10 De Europese Commissie heeft een interactieve kaart gepubliceerd met praktijkvoorbeelden van de positieve verandering die de gefinancierde projecten teweegbrengen: Herstel- en veerkrachtfaciliteit (europa.eu).
11 COM(2023) 240 – 242 final.
12Bij slapte op de arbeidsmarkt wordt gekeken naar werklozen, werknemers die deeltijds werken en meer willen werken, mensen die beschikbaar zijn om te werken maar geen werk zoeken, en mensen die werk zoeken maar niet onmiddellijk beschikbaar zijn. Deze ruimere definitie geeft beter de onbeantwoorde behoefte aan werkgelegenheid weer.
13 European Commission (2022), European Business Cycle Indicators – A closer look at labour shortages across the EU, European Economy-Technical Paper, 59.
14 Driekwart van de EU-respondenten (74 %) vindt dat het solidariteitsbeginsel dat de kern van de herstel- en veerkrachtfaciliteit vormt, een goede benadering is opdat de EU sterker uit de COVID-19-pandemie komt, terwijl twee derde van de EU-respondenten van mening is dat het een positief effect zal hebben op toekomstige generaties (zie Flash Eurobarometer 515, onderzoek naar het “EU-herstelplan NextGenerationEU”, in januari 2023).
15 De veerkrachtdashboards, die de Commissie heeft ontwikkeld, dienen om een holistische evaluatie te maken van de veerkracht in de EU en de EU-lidstaten. Zij beoordelen veerkracht als het vermogen om, in uitdagende omstandigheden, vooruitgang te boeken bij het behalen van beleidsdoelstellingen.
16 Meer informatie over de REPowerEU-hoofdstukken en het verband met de landspecifieke aanbevelingen is te vinden in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU (PB C 80 van 3.3.2023, blz. 1).
17 COM(2023) 141 final.
18 Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PB L 328 van 22.12.2022, blz. 1). De Commissie werkt ook aan specifieke initiatieven, zoals Befit en Faster, en heeft een reeks maatregelen voorgesteld om het btw-stelsel van de EU te moderniseren (COM(2022) 701, COM(2022) 703 en COM(2022) 704) om belastingregels te vereenvoudigen, bureaucratie weg te werken, en praktijken van agressieve fiscale planning en belastingontwijking te beperken.
19 De EU rondt momenteel ook de onderhandelingen af over het bankenpakket, en de Commissie heeft recent een voorstel goedgekeurd om de toepasbaarheid van haar kader voor crisisbeheer en depositoverzekering voor kleinere en middelgrote banken te verbeteren (COM(2023) 225 final).
[1][1] External Sustainability Analysis, European Economy-Institutional Papers 196; Housing Market Developments, European Economy-Institutional Papers 197; Inflation Differentials in Europe and Implications for Competitiveness, European Economy-Institutional Papers 198.
20 Eurostat, 19 april 2023.
21 Mededeling van de Commissie: richtsnoeren aan de lidstaten voor het actualiseren van de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 (C/2022/9264 final).
22 Zie ook COM(2022)83 final en SWD(2022) 230 final.
23 COM(2022) 438 final.
24 Het versnellen van de transitie naar een circulaire economie kan de open strategische autonomie van de EU vergroten en aanzienlijk bijdragen tot primaire energiebesparingen.
25 Taskforce voor de handhaving van de eengemaakte markt (2022), Report 2021-2022.
26 COM(2023) 62 final.
27 Zie ook COM(2022) 332 final.
28 COM(2022) 643 final.
29 COM(2023) 160 final.
30 COM(2023) 162 final.
31 COM(2023) 168 final.
32 COM(2021) 385 final.
33 Europese Commissie, actualisering 2022 van de restrictiviteitsindicator voor de detailhandel, komend.
34 COM (2023) 162 final van 16.3.2023.
35 SWD(2022) 325 final.
36 Naast het Europees Semester is de werking van de rechtsstelsels een van de pijlers van het verslag van de Commissie over de rechtsstaat.
37 In juni 2023 zal de Europese Commissie een steunpakket voor kleine en middelgrote ondernemingen publiceren, en onlangs heeft zij voorstellen voorgelegd om EU-clearingdiensten aantrekkelijker en veerkrachtiger te maken, bepaalde insolventieregels ten aanzien van ondernemingen in de hele EU te harmoniseren, en de administratieve lasten te verminderen voor ondernemingen van alle grootten, met name kleine en middelgrote ondernemingen, om een beursnotering aan te vragen of beursgenoteerd te blijven: COM(2022) 696 final.
38 COM(2023) 205 final; COM(2023) 206 final.
39 Zie bijvoorbeeld het EU-actieplan voor de digitalisering van het energiesysteem: COM(2022) 552.
40 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
41 Zie ook de nieuwe Europese innovatieagenda: COM(2022) 332 final.
42 Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (PB L 275 van 25.10.2022, blz. 33).
43 Het instrument voor technische ondersteuning (TSI) van de EU zal uitwisselingen tussen ambtenaren van nationale en/of regionale overheden vergemakkelijken via het vlaggenschipinitiatief PACE (Public Administration Cooperation Exchange) als een manier om de administratieve capaciteit uit te breiden en beste praktijken te bevorderen (Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1)).
44 COM(2022) 657 final.
45 Het Europees Jaar van de Vaardigheden 2023 heeft tot doel tekorten aan vaardigheden en tekorten aan arbeidskrachten op de middellange en de lange termijn aan te pakken door Europese werknemers bij en om te scholen en door vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen.
46 COM(2023) 140 final.
47 Het werkelijke aantal mensen dat tijdelijk bescherming geniet en in de EU werk heeft gevonden, is moeilijk te schatten, door een gebrek aan gegevens van een aantal lidstaten en verschillen in de administratieve bronnen die worden gebruikt. Sommige landen melden met name het cumulatieve aantal “meldingen van werkgelegenheid” (d.w.z. de aangiften die werkgevers indienen wanneer zij Oekraïense burgers aanwerven), wat eerder iets zegt over het aantal banen dat is gecreëerd dan over het aantal mensen dat effectief tewerkgesteld is.
48 Mededeling van de Commissie over richtsnoeren om vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie (PB C 233 van 16.6.2022, blz. 1).
49 Waaronder de beleidsmaatregelen die zijn gerapporteerd in het nationale hervormingsprogramma en in de verslaglegging over de herstel- en veerkrachtfaciliteit (halfjaarlijkse verslaglegging over de vooruitgang in de richting van mijlpalen en streefdoelen, en voortvloeiend uit de beoordeling van het betalingsverzoek).
50 De lidstaten is gevraagd om in hun herstel- en veerkrachtplannen met een effectief antwoord te komen voor alle, of een aanzienlijke subset, relevante landspecifieke aanbevelingen, met name die van 2019 en 2020. De hier gepresenteerde beoordeling in het kader van de landspecifieke aanbevelingen houdt rekening met de stand van uitvoering van de maatregelen in de herstel- en veerkrachtplannen en met andere maatregelen buiten de herstel- en veerkrachtplannen op het tijdstip van evaluatie. Maatregelen die zijn overwogen in de bijlagen bij de goedgekeurde uitvoeringsbesluiten van de Raad betreffende de goedkeuring van herstel- en veerkrachtplannen die nog niet zijn goedgekeurd of uitgevoerd, maar die, overeenkomstig de beoordelingsmethodologie in het kader van landspecifieke aanbevelingen, als op geloofwaardige wijze aangekondigd gelden, krijgen de kwalificatie “beperkte vooruitgang”. Wanneer deze maatregelen zijn uitgevoerd, kunnen zij de kwalificatie “enige/substantiële vooruitgang” of “volledige uitvoering” krijgen, afhankelijk van hun relevantie.
51 Bovendien waren de gegevens voor 2021 sterk beïnvloed door de ernstige overstromingen in Duitsland, Luxemburg en België, en hoewel de nettobroeikasgasemissies in 2021 nog steeds lager waren dan vóór de pandemie, begonnen ze al gedeeltelijk opnieuw te stijgen na de lage niveaus tijdens de pandemie.
52 Deze nota’s zijn gepubliceerd op 5 april 2023 als institutionele papers van ECFIN.
NL NL