Bijlagen bij COM(2023)391 - 2022 discharge: Key Digital Technologies Joint Undertaking (KDT JU) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)391 - 2022 discharge: Key Digital Technologies Joint Undertaking (KDT JU). |
---|---|
document | COM(2023)391 |
datum | 28 juni 2023 |
De herprogrammering van niet-gebruikte vastleggingskredieten van 2021 voor programma’s in gedeeld beheer overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening is uitgevoerd door middel van een specifieke aanpassing van het MFK zoals voorzien in de mededeling van de Commissie van 28 januari 202224, met een aanpassing van de MFK-maxima en een daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2022. De toewijzingen die in 2021 niet zijn gebruikt en niet zijn overgedragen, zijn in gelijke delen overgedragen naar de jaren 2022 tot en met 2025. De totale overdracht uit 2021 ten bedrage van 49 miljard EUR vloeide voort uit belangrijke gevolgen in 2022 voor rubriek 2a (46,4 miljard EUR), rubriek 3 (1,8 miljard EUR), rubriek 4 (0,7 miljard EUR) en rubriek 5 (0,1 miljard EUR). De belangrijkste gevolgen in 2022 waren voor rubriek 2a (11,6 miljard EUR), rubriek 3 (0,4 miljard EUR, rubriek 4 (0,2 miljard EUR) en rubriek 5 (0,02 miljard EUR).
Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2022 bedroeg 179 765 miljoen EUR, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 170 558 miljoen EUR.
Overeenkomstig artikel 312, lid 3, VWEU worden in het MFK de bedragen van de jaarlijkse maxima voor vastleggingskredieten per uitgavencategorie (“rubrieken”) en van de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten vastgesteld. De rubrieken van het MFK komen overeen met de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie. Hieronder wordt een toelichting gegeven bij de verschillende rubrieken van het MFK 2021-2027.
Het MFK 2021-2027 bedraagt 1 211 miljard EUR (1 074 miljard EUR in prijzen van 2018), met inbegrip van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Daarnaast voorziet NextGenerationEU in een extra bedrag van 806,9 miljard EUR (750 miljard EUR in prijzen van 2018) tot 2023 voor vastleggingen en tot 2026 voor betalingskredieten.
Voor de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt de begrotingsnomenclatuur verder gestructureerd door beleidsclusters, die meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afzonderlijke uitgavenprogramma’s bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de Unie.
Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid
Deze rubriek omvat belangrijke EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, digitale transformatie, strategische infrastructuur, versterking van de eengemaakte markt en strategische ruimtevaartprojecten. De programma’s onder deze rubriek omvatten Horizon Europa, het InvestEU-fonds, de Connecting Europe Facility, het programma voor de eengemaakte markt en het Europees ruimtevaartprogramma.
Programma’s die bijdragen ontvangen uit NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: Horizon Europa en het InvestEU-fonds.
Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
Deze rubriek is onderverdeeld in twee subrubrieken: Economische, sociale en territoriale cohesie (2a) en veerkracht en waarden (2b).
De uitgaven in het kader van deze rubriek zijn gericht op het versterken van de veerkracht en cohesie tussen de EU-lidstaten. De financiering helpt de verschillen in en tussen EU-regio’s en binnen en tussen de lidstaten te verkleinen en duurzame territoriale ontwikkeling te bevorderen (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus). Zij ondersteunt ook de solidariteit en samenwerking van de Unie op het gebied van paraatheid en respons bij rampen (Uniemechanisme voor civiele bescherming en rescEU). Daarnaast zijn de programma’s onder deze rubriek erop gericht om de EU veerkrachtiger te maken jegens de huidige en toekomstige uitdagingen door te investeren in de groene en digitale transitie, jongeren (Erasmus), gezondheid (EU4Health) en maatregelen om de waarden van de EU (justitie, rechten en waarden) te beschermen, en door culturele diversiteit te bevorderen (Creatief Europa).
Deze rubriek omvat de herstel- en veerkrachtfaciliteit, waaraan het merendeel van de middelen van NGEU wordt uitgegeven in de periode 2021-2023. Andere programma’s die bijdragen ontvangen van NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: React-EU, Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU). Voor een uitgebreider overzicht van de RRF-activiteiten, zie de punten over NGEU 2.2 en 2.3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.
Rubriek 3 – Natuurlijke hulpbronnen en milieu
De uitgaven in het kader van deze rubriek vormen investeringen in duurzame landbouw (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en visserij- en maritiem beleid (Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur), alsook in programma’s voor milieubescherming en klimaatactie (LIFE-programma, Fonds voor een rechtvaardige transitie).
Programma’s die bijdragen ontvangen uit NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: plattelandsontwikkeling, Fonds voor een rechtvaardige transitie.
Rubriek 4 – Migratie en grensbeheer
De programma’s (Fonds voor asiel, migratie en integratie, Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en de gedecentraliseerde agentschappen (zoals het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Asielagentschap van de Europese Unie) die in het kader van deze rubriek worden gefinancierd, hebben tot doel de uitdagingen in verband met migratie en het beheer van de buitengrenzen van de EU aan te pakken en het asielstelsel binnen de EU te beschermen.
Rubriek 5 – Veiligheid en defensie
Deze rubriek weerspiegelt de toegenomen behoefte aan samenwerking op het niveau van de Unie om veiligheidsdreigingen aan te pakken en de strategische autonomie van de Unie te vergroten. Deze rubriek omvat programma’s die tot taak hebben de beveiliging en veiligheid van de Europese burgers te verbeteren (Fonds voor interne veiligheid), de defensievermogens van Europa te versterken (Europees Defensiefonds) en de instrumenten ter beschikking te stellen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan interne en externe veiligheidsuitdagingen.
Rubriek 6 – Nabuurschap en internationaal beleid
De programma’s in deze rubriek versterken de sociaal-economische impact van de EU in haar nabuurschap, in ontwikkelingslanden en in de rest van de wereld. In het nieuwe instrument NDICI — Europa als wereldspeler zijn verschillende vroegere externe financieringsinstrumenten van de EU samengevoegd, waaronder die voor de samenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die voorheen door het Europees Ontwikkelingsfonds werden gefinancierd. De rubriek omvat ook bijstand aan landen die zich voorbereiden op toetreding tot de EU (pretoetredingssteun) en het programma voor humanitaire hulp van de Unie.
Rubriek 7 – Europees openbaar bestuur
Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven voor alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen.
S - Speciale instrumenten
Flexibiliteitsmechanismen in de EU-begroting stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen zoals crises, natuurrampen en noodsituaties. Het toepassingsgebied, de financiële toewijzing en de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn vastgelegd in de MFK-verordening en in het Interinstitutioneel Akkoord. Zij zorgen ervoor dat de begrotingsmiddelen kunnen inspelen op veranderende prioriteiten, zodat elke euro wordt gebruikt waar deze het hardst nodig is.
In de jaarlijkse begrotingsnomenclatuur en -uitvoering worden zij vermeld als speciale instrumenten (“S”), aangezien zij kunnen worden ingezet voor zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten boven de uitgavenplafonds van het MFK.
3. GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)
De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+ enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op dit programmaniveau. De verslaglegging over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 6.7-6.12 hieronder).
4. NextGenerationEU
Met een budget van 421,1 miljard EUR voor niet-terugvorderbare steun (subsidies) heeft NGEU een grote impact op de totale jaarlijkse begrotingen van de EU voor 2021 tot en met 2026 en op de uitvoering ervan. In 2021 is dit bedrag volledig opgenomen als kredieten uit bestemmingsontvangsten. Alle vastleggingen voor de niet-terugvorderbare steun worden uiterlijk op 31 december 2023 aangegaan en zullen uiterlijk op 31 december 2026 door middel van betalingen worden nagekomen, overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 3, lid 9, van de EURI-verordening25.
Voor een uitgebreid overzicht van de NGEU-activiteiten, zie de punten 2.2 en 2.3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.
5. JAARLIJKSE BEGROTING
De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het onderstaande diagram worden de termijnen en de stappen van de vaststelling van de begroting weergegeven.
1. In de praktijk streven de drie instellingen ernaar hun respectieve documenten eerder in het jaar te presenteren om het proces vlot te laten verlopen.
2. Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
3. Het Europees Parlement keurt de gemeenschappelijke tekst goed en besluit vervolgens (met een meerderheid van zijn leden en 3/5 van de uitgebrachte stemmen), binnen 14 dagen na de verwerping door de Raad, om alle of een deel van de amendementen te bevestigen.
De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:
- vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de uitvoering zich over verschillende jaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;
- betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.
In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee hoofdcategorieën:
- definitief goedgekeurde begrotingskredieten en
- aanvullende kredieten uit:
- overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat voor een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het voorgaande jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en
- bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit terugbetalingen, bijdragen van derden/landen aan EU-programma’s en werkzaamheden voor derden; deze worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde pijler van de financiering.
Alle soorten financiering vormen samen de beschikbare kredieten.
6. ONTVANGSTEN
1. Ontvangsten uit eigen middelen
De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:
1. traditionele eigen middelen (TEM): waren in 2022 goed voor ongeveer 16 % van de ontvangsten uit eigen middelen;
2. middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): waren in 2022 goed voor ongeveer 13 % van de ontvangsten uit eigen middelen;
3. middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval: waren in 2022 goed voor ongeveer 4 % van de ontvangsten uit eigen middelen;
4. middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): waren in 2022 goed voor ongeveer 67 % van de ontvangsten uit eigen middelen;
In Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (eigenmiddelenbesluit 2020) zijn de categorieën eigen middelen en de methoden voor de berekening ervan vastgesteld. Dit besluit is op 1 juni 2021 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.
In het eigenmiddelenbesluit 2020 is bepaald dat het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen niet hoger mag zijn dan 1,40 % van de som van de bni’s van alle lidstaten. Daarnaast machtigt het besluit de Commissie bij wijze van uitzondering om namens de Unie tijdelijk maximaal 750 miljard EUR in prijzen van 2018 op de kapitaalmarkten te lenen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken via het herstelinstrument NextGenerationEU. Het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten zal tijdelijk met 0,6 procentpunt worden verhoogd om alle uit deze leningen voortvloeiende verplichtingen te dekken.
Vanaf 2021 omvatten de “overige ontvangsten” van de EU-begroting de financiële bijdragen van het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de financiële regeling in het kader van het terugtrekkingsakkoord VK.
2. Traditionele eigen middelen (TEM)
Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten die worden geheven op invoer uit derde landen en die door de lidstaten namens de EU worden geïnd. De lidstaten mogen evenwel 25 % inhouden om hun inningskosten te dekken. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van de volgende door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:
- in de “normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;
- in de specifieke boekhouding zoals bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.
Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.
3. Belasting over de toegevoegde waarde (btw)
De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe in overeenstemming met de EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat.
4. Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval
Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval.
5. Bruto nationaal inkomen (bni)
De middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet wordt gedekt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt een uniform percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.
6. Brutovermindering
Voor de periode 2021-2027 genieten de volgende lidstaten een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdragen; 565 miljoen EUR voor Oostenrijk, 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze brutoverminderingen worden gemeten in prijzen van 2020 en worden gefinancierd door alle lidstaten.
7. Aanpassingen aan eigen middelen van vorige begrotingsjaren
De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in maart van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Deze punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact ervan niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen. De prognose van de eigen middelen op basis van kunststof wordt op vergelijkbare wijze aangepast. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten volgens hun jaarrekening met de begrotingsresultaten verschuldigd zijn en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vijf jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt.
7. BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.
De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.
Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n-1 en 15 oktober hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.
Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:
- de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en
- het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.
Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:
- het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;
- de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten; en
- de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.
Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden per definitie nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde vastleggingskredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.
De overgedragen betalingskredieten omvatten automatische overdrachten en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen omvat de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.
8. AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis en op basis van de EU-boekhoudregels, terwijl het begrotingsresultaat wordt gebaseerd op het gewijzigdekasbeginsel. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, met uitzondering van de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de agentschappen en de EGKS in liquidatie, die uitsluitend in het economisch resultaat worden opgenomen, is het aansluiten van het economisch resultaat voor het jaar met het begrotingsresultaat voor het jaar een nuttige consistentiecontrole.
Afstemmingsposten – ontvangsten
De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten, en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.
De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit bedragen in verband met financiële correcties, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
Afstemmingsposten – uitgaven
De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op de afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de aansluiting bij het economisch resultaat worden opgeteld.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen, ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.
De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële deelnemingen, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.
Sluitpost – Economisch resultaat agentschappen en EGKS in liquidatie
Het begrotingsresultaat voor het jaar is een niet-geconsolideerd cijfer en omvat niet de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de geconsolideerde agentschappen en de EGKS in liquidatie (zie toelichting 6). Voor de aansluiting van het economisch resultaat voor het jaar – een geconsolideerd cijfer waarin die bedragen wel zijn opgenomen – met het begrotingsresultaat voor het jaar wordt het volledig geconsolideerde economisch resultaat voor het jaar van de agentschappen en de EGKS i.l. weergegeven als sluitpost.
4. UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2022
Zie punt 3 “Overzicht van de uitvoering van de begroting” in de markante feiten betreffende het begrotingsjaar voor een toelichting bij de uitvoering van de begroting 2022 voor ontvangsten en uitgaven, nog betaalbaar te stellen vastleggingen en begrotingsresultaten.
5. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
1. OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
6. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
1. MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
3. MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
4. MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
5. MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.
6. MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN
7. MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
11. MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.
12. MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN
1. UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING
1. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.
De begroting van de agentschappen en de uitvoering ervan zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting en zijn niet opgenomen in de begrotingsverslaglegging van de EU. De subsidie die de Commissie aan de agentschappen betaalt, maakt evenwel deel uit van de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.
Wat de EDEO betreft, zij erop gewezen dat deze naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 221,7 miljoen EUR ontvangt (2021: 193,6 miljoen EUR) en uit de EOF-erfenis en de trustfondsen van 19,6 miljoen EUR (2021: 18,7 miljoen EUR). Deze bijdragen dekken de in het kader van het EOF en de trustfondsen gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en omvatten in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten.
2. BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
3. BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
8. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN
De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen, zoals hieronder weergegeven in de verslagen 8.1 en 8.2, worden niet geconsolideerd in de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.
In de begrotingsuitvoeringsverslagen van de EU zijn de eventuele subsidies die uit de EU-begroting aan de agentschappen zijn betaald, opgenomen als vastleggings- en betalingskredieten.
De onderstaande verslagen voor de agentschappen geven een overzicht van alle agentschappen, zowel gedecentraliseerde (of “klassieke”) als uitvoerende agentschappen, en van hun ontvangsten (8.1) en uitgaven (8.2).
Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen stel jaarrekeningen.
1. BEGROTINGSONTVANGSTEN
In miljoen EUR | |||
Soort ontvangsten van de agentschappen | Ontvangen bedragen | ||
Subsidie van de Commissie | 3 133 | ||
Inkomsten uit heffingen | 867 | ||
Overige inkomsten | 2 316 | ||
Totaal | 6 316 |
2. VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
Actuariële veronderstellingen
Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.
Actuariële winsten en verliezen
Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Deze ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.
Administratieve kredieten
Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).
Goedgekeurde begroting
De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra deze is goedgekeurd door de begrotingsautoriteit en definitief is goedgekeurd door de voorzitter van het Europees Parlement.
Gewijzigde begroting
Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.
Bij de lidstaten op te vragen bedragen
Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)
De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft, en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen, moet de “gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.
Kredieten
De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.
Bestemmingsontvangsten
Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).
Begrotingsonderdeel
De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.
Annulering van kredieten
Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.
Overdracht van kredieten
Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.
Vastlegging
Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.
Vastleggingskredieten
Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten
De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.
Vrijmaking
Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.
Regeling met toegezegde uitkeringen
Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.
Derivaten
Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.
Direct beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.
Disconteringsvoet
Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.
Effectieve rentevoet
De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt gedisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.
Financiële activa en verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs
Alle financiële activa en verplichtingen die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd.
Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).
Financiële correctie
Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van onregelmatige betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.
Een “bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een “vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.
De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.
Indirect beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.
Onderbrekingen en opschortingen
Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat heeft nagelaten om ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.
Onregelmatigheid
Een onregelmatigheid is een handeling die niet in overeenstemming is met de toepasselijke EU- of nationale regels en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de financiële belangen van de EU. Onregelmatigheden kunnen het gevolg zijn van het gedrag van begunstigden die geldmiddelen aanvragen of van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Het begrip onregelmatigheid is ruimer dan het begrip fraude, dat verwijst naar gedrag dat als strafbaar feit kan worden aangemerkt.
Vervallen kredieten
Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.
Nog betaalbaar te stellen vastleggingen
Ook wel reste à liquider (RAL) genoemd: de bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Eigen middelen
De belangrijkste bron van inkomsten voor de EU-begroting. De verschillende eigen middelen zijn opgenomen in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en bestaan uit traditionele eigen middelen, btw-middelen, op het bni gebaseerde middelen en eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.
Betalingskredieten
Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.
Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal termijnen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald.
Preventieve maatregel
Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.
Reste à liquider (RAL – nog betaalbaar te stellen vastleggingen)
De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Gedeeld beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer driekwart van de EU-uitgaven valt onder deze uitvoeringswijze.
Traditionele eigen middelen
Traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en omvatten douanerechten en suikerheffingen.
Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)
Overschrijvingen zijn verplaatsingen van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het specialiteitsbeginsel van de begroting. Overschrijvingen zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, hoofdstukken, artikelen en posten plaatsvinden en verschillende niveaus van goedkeuring vereisen.
LIJST VAN AFKORTINGEN
AAR | Jaarlijks activiteitenverslag |
AC | Geamortiseerde kostprijs |
VVB | Beschikbaar voor verkoop |
AMIF | Fonds voor asiel, migratie en integratie |
AOD | Gedelegeerd ordonnateur |
ATM | Luchtverkeersbeheer |
BB | Betalingsbalans |
BUFI-fonds | Fonds voor geldboeten |
GLB | Gemeenschappelijk landbouwbeleid |
CCS LGF | Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren |
CEF2 | Connecting Europe Facility |
CEF DI | Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility |
CF | Cohesiefonds |
CIP | Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie |
Commissie | Europese Commissie |
Cosme | Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo’s |
COSO | Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission |
GVF | Gemeenschappelijk voorzieningsfonds |
GB-verordening CRII+ | Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen Investeringsinitiatief coronavirusrespons plus |
D&WM | Ontmanteling en beheer van kernafval |
EAD | Blootstelling bij wanbetaling |
Elfpo | Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling |
ELGF | Europees Landbouwgarantiefonds |
EAR | Boekhoudregel van de Europese Unie |
EaSI | Werkgelegenheid en sociale innovatie |
EBWO | Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling |
ERK | Europese Rekenkamer |
ECB | Europese Centrale Bank |
ECL | Te verwachten kredietverliezen |
Ecofin | Raad Economische en Financiële Zaken |
EGKS i.l. | Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie |
EOF | Europees Ontwikkelingsfonds |
EDIF | Garantiefaciliteit voor de Westelijke Balkan |
EER | Europese Economische Ruimte |
EDEO | Europese Dienst voor extern optreden |
EFDO | Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling |
EFSE | Europees Fonds voor Zuidoost-Europa |
EFSF | Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit |
EFSI | Europees Fonds voor strategische investeringen |
EFSM | Europees financieel stabilisatiemechanisme |
EVA | Europese Vrijhandelsassociatie |
EGNOS | European Geostationary Navigation Overlay System (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie) |
EIB | Europese Investeringsbank |
EIF | Europees Investeringsfonds |
ElectriFI | Elektrificatiefinancieringsinitiatief |
ELM EMFF | Mandaat voor externe leningen Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij |
EMU | Economische en monetaire unie |
ENEF | Fonds voor bedrijfsuitbreiding |
ENIF | Fonds voor bedrijfsinnovatie |
ENPI | Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument |
EP | Europees Parlement |
EFRO | Europees Fonds voor regionale ontwikkeling |
ERI ESA | Initiatief voor economische veerkracht van de EIB Europees Ruimteagentschap |
ESF | Europees Sociaal Fonds |
ESIF | Europese structuur- en investeringsfondsen |
ESM | Europees Stabiliteitsmechanisme |
ETF | Indexfond |
EU | Europese Unie |
Eumetsat | Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten |
Euratom | Europese Gemeenschap voor Atoomenergie |
FGC | Financieelgarantiecontract |
FIFO | First in, first out |
FP7 | Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling |
FR | Financieel Reglement van de EU |
FSDA | Financiële staten — Bespreking en analyse |
FVNA | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in nettoactiva/eigen vermogen (Fair Value through Net Assets/Equity) |
FVSD | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (Fair Value through Surplus or Deficit) |
Bbp | Bruto binnenlands product |
Bni | Bruto nationaal inkomen |
GNSS | Wereldwijde satellietnavigatiesystemen |
H2020 | Horizon 2020 |
RCBHN | Risico- en compliancebeleid op hoog niveau |
IIW | Venster infrastructuur en innovatie |
IMF | Internationaal Monetair Fonds |
IPSAS | Internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards) |
IF | Innovatiefonds |
IT | Informatietechnologie |
ITER | Internationale thermonucleaire experimentele reactor |
JRC | Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek |
GO | Gemeenschappelijke Onderneming |
LGD | Loss given Default Rate (verlies bij wanbetaling) |
LGF | Leninggarantiefaciliteit |
LGTT | Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten |
MAP | Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap |
EP-lid | Lid van het Europees Parlement |
MFB | Macrofinanciële bijstand |
MFK | Meerjarig financieel kader |
GMF | Geldmarktfonds |
MKMO | Micro-, kleine of middelgrote onderneming |
NDICI | Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking |
NGEU | NextGenerationEU |
EMB | Eigenmiddelenbesluit |
PBI | Initiatief inzake projectobligaties |
PD | Kans op wanbetaling |
PF4EE | Particuliere financiering voor energie-efficiëntie |
PGF | Deelnemersgarantiefonds |
PPP | Publiek-privaat partnerschap |
PSEO | Pensioenregeling voor Europese ambtenaren |
RAL | “Reste à liquider” (nog betaalbaar te stellen vastleggingen) |
RSFF | Financieringsfaciliteit met risicodeling |
RRF | Herstel- en veerkrachtfaciliteit |
OTO | Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie |
S&P | Standard & Poor’s Financial Services LLC |
Sanad | MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen |
Sapard | Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling. |
SEMED | Programma voor financiële inclusie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied |
SICR | Significante toename van het kredietrisico |
SIUGI | Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief |
KMO | Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf |
KMO/MKB | Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf SMEW Kmo-venster |
SURE | Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken) |
VWEU | Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
TEM | Traditionele eigen middelen |
TRDI | Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling |
Btw | Belasting over de toegevoegde waarde |
1 Uitvoeringsbesluit C(2021) 9336 final van de Commissie.
2 Maximale financiële bijdrage berekend voor elke lidstaat na de actualisering van 30 juni 2022 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 (vóór aftrek van de ondersteunende uitgaven), zie
https://commission.europa.eu/document/c22c182c-f53e-453f-b45a-dacdcf2d69dd_en.
3 Voor een uitgebreid overzicht van de NextGenerationEU (NGEU), zie ook de punten 2.2 en 2.3 hierboven.
4Het goedgekeurde bedrag voor NGEU in 2022 betrof de steun voor 2022 in de vorm van niet-terugvorderbare steun aan de lidstaten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU) en de extra financiering voor andere Europese programma’s of fondsen (namelijk Plattelandsontwikkeling, InvestEU-fonds, Fonds voor een rechtvaardige transitie, Horizon Europa en RescEU). De EURI-verordening stelt de wettelijke termijnen voor de juridische verbintenissen vast, terwijl de verdeling van de programmering wordt vastgesteld op basis van het geplande tijdschema voor de jaarlijkse vastleggingen die specifiek worden genoemd in de rechtsgrondslagen van de betrokken programma’s.
5Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie (EURI) ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis.
6Artikel 212 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018.
7 Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 1,2 miljard EUR tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 1,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 5,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne.
8Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter door de Unie kunnen worden bereikt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken (artikel 5 VEU).
9 Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30 juli 2018, blz. 1).
10 Zie artikel 317 VWEU.
11 C(2020) 4240 van 24.6.2020.
12De term “de Europese Commissie” wordt daarom gebruikt ter aanduiding van zowel de instelling — het College — die wordt gevormd door de leden van de Commissie als de administratie die wordt geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).
13Sinds medio 2019 is (overeenkomstig het herziene artikel 12 van de interne regels) het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gedeeld gedelegeerd aan vijf diensten (INTPA (DEVCO), ECHO, EAC, EACEA en JRC).
14 https://ec.europa.eu/info/publications/integrated-financial-and-accountability-reporting_nl.
15De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM(2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel).
16 https://commission.europa.eu/system/files/2022-01/high_level_risk_and_compliance_policy_hlrcp_formatted.pdf
17 Besluit C(2021) 2502 is ingetrokken en vervangen door Besluit C(2022) 9700.
18Bijvoorbeeld in werkdocument XI bij de ontwerpbegroting, waarin de uitvoering van de begrotingsgaranties, het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en de beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties en financiële bijstand overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het Financieel Reglement worden gepresenteerd.
19Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11).
20Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2023 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2021/365 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2022) 266 final van 7 juni 2022.
21Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2022 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2021/365 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2021) 365 final van 7 juni 2021.
22 Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
23 Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
24Aanpassing van het meerjarig financieel kader overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) 2021/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2022) 80 final van 28 februari 2022.
25Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis.
NL NL