Bijlagen bij COM(2024)63 - Onze toekomst veiligstellen De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met het oog op de totstandbrenging van een duurzame, rechtvaardige en welvarende samenleving - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)63 - Onze toekomst veiligstellen De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met ... |
---|---|
document | COM(2024)63 |
datum | 6 februari 2024 |
Deze mededeling effent de weg voor een politiek debat en politieke keuzes van Europese burgers en regeringen over de te volgen koers. De volgende Commissie zal dit gebruiken als basis voor haar wetgevingsvoorstel om de doelstelling voor 2040 in de Europese klimaatwet op te nemen en om een passend beleidskader voor de periode na 2030 te ontwikkelen. Wat in periode 2024-2029 wordt bereikt, zal bepalend zijn voor het traject dat Europa tot 2040 en daarna tot 2050 zal volgen. Het beleidskader moet ervoor zorgen dat alle sectoren een evenwichtige en kosteneffectieve bijdrage leveren aan broeikasgasemissiereducties en koolstofverwijderingen.
Tegelijkertijd moeten er randvoorwaarden worden gecreëerd om de noodzakelijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en koolstofverwijderingen te verwezenlijken. Dit omvat de volledige uitvoering van het kader voor 2030; waarborging van het concurrentievermogen van de Europese industrie en landbouw; maatregelen om een rechtvaardige transitie te waarborgen; een gelijk speelveld wereldwijd, en een strategische dialoog met belanghebbenden over het kader voor de periode na 2030, onder meer om de landbouwsector in staat te stellen zijn rol als hoeder van de voedselzekerheid te behouden en tegelijkertijd de sector koolstofvrij te maken.
Met de vaststelling van de EU-doelstelling voor 2040 laat de EU zien dat zij vastbesloten is om voorop te blijven lopen in het wereldwijde streven om de productie van schone technologie te ontwikkelen en de daarmee gepaard gaande kansen voor economische groei en nieuwe banen te benutten. Hiermee geeft de EU een duidelijk signaal af aan de rest van de wereld dat het zich ten volle blijft inzetten voor de Overeenkomst van Parijs en multilaterale actie, door het goede voorbeeld te geven en de weg vrij te maken voor anderen om zelf ook actie te ondernemen.
BIJLAGE
8. Bouwstenen voor het verwezenlijken van de doelstelling voor 2040
1. Een veerkrachtig en koolstofvrij energiesysteem voor onze gebouwen, ons vervoer en onze industrie
- Alle koolstofvrije en koolstofarme energieoplossingen (hernieuwbare energiebronnen, kernenergie, energie-efficiëntie, meer duurzame bio-energie, koolstofopslag, koolstofafvang en -gebruik, koolstofverwijdering en alle andere bestaande en toekomstige emissievrije energietechnologieën).
- De transitie van fossiele brandstoffen zal de onafhankelijkheid en strategische autonomie van de EU vergroten en het risico op sterke prijsschommelingen verminderen. Vaste fossiele brandstoffen moeten worden uitgefaseerd. In overeenstemming met REPowerEU moet het gas- en oliegebruik mettertijd zodanig afnemen dat de voorzieningszekerheid van de EU wordt gewaarborgd. De toeleveringsketen voor hernieuwbare en koolstofarme waterstof moet bijdragen tot seizoensopslag en sectoren helpen die moeilijk koolstofvrij te maken zijn.
- Met de uitrol van oplaadinfrastructuur, warmtepompen en de isolatie van gebouwen speelt elektrificatie een centrale rol in de energietransitie. De elektriciteitssector moet in de tweede helft van 2030-2040 bijna volledig koolstofvrij worden, waarbij meer flexibiliteit wordt bereikt door middel van slimme netwerken, energieopslag, vraagsturing en regelbare, koolstofarme energieopslag. Dit vereist een aanzienlijke omscholing in de productie- en de onderhoudssector.
- De klimaatdoelstelling voor 2040 vereist een aanzienlijke uitbreiding en modernisering van de elektriciteitsnetten en opslagfaciliteiten in de EU. Veranderingen in de energiemix zullen de komende 10 tot 15 jaar aanzienlijke investeringen vergen en zullen afhangen van het vermogen om het juiste regelgevingskader, geïntegreerde infrastructuurplanning, concurrerende productieprocessen en stimulansen voor veerkrachtige toeleveringsketens te creëren.
2. Een industriële revolutie gericht op concurrentievermogen op basis van onderzoek en innovatie, circulariteit, efficiënt gebruik van hulpbronnen, industriële decarbonisatie en productie met schone technologie
- Er is een uitgebreide investeringsagenda nodig om particulier kapitaal aan te trekken en ervoor te zorgen dat de EU een aantrekkelijke bestemming blijft voor investeringen in onderzoek, innovatie, de uitrol van nieuwe technologieën, circulaire oplossingen en infrastructuur. Tegelijkertijd moet overheidssteun voor deze overgang slim en eerder dan gepland worden gebruikt en moet het risico van grootschalige particuliere investeringen worden beperkt.
- Aangezien de Green Deal ook een pact voor industriële decarbonisatie moet zijn, moet een faciliterend kader voor een koolstofvrije industrie gepaard gaan met een versterkt industriebeleid van de EU door middel van veerkrachtige waardeketens, met name voor primaire en secundaire kritieke grondstoffen, en een verhoging van de binnenlandse productiecapaciteit in strategische sectoren, alsmede de volledige integratie van het beginsel van concurrerende duurzaamheid in overheidsopdrachten. Dit vereist goed gefinancierde financieringsmechanismen op EU-niveau en de totstandbrenging van leidende markten, onder meer door middel van regels voor overheidsopdrachten, marktgebaseerde stimulansen, normen en labels om de consumptie te sturen in de richting van duurzame, bijna koolstofvrije materialen en goederen.
- Hiervoor is ook een meer strategische aanpak nodig om strategische grondstoffen op de wereldmarkt veilig te stellen door middel van mechanisme voor gezamenlijke aankopen, alsook maatregelen om het concurrentievermogen van de Europese uitvoer op de wereldmarkten aan te pakken.
- Naast gerichte investeringssteun zal koolstofbeprijzing een belangrijke aanjager van verandering blijven. De huidige emissiehandelssystemen moeten worden aangevuld met een efficiënt gebruik van energiebelasting en de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen die niet gericht zijn op energiearmoede of niet bijdragen tot een rechtvaardige transitie.
3. Infrastructuur voor het leveren, het vervoer en de opslag van waterstof en CO2
- Gerichte overheidsinterventie kan fungeren als katalysator om investeringen te versnellen, ook op Europees niveau. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van een slimme geïntegreerde energie-infrastructuur op distributieniveau, onder meer voor het opladen en bijtanken van voertuigen en voor industriële clusters, onder meer om waterstof en koolstofarme grondstoffen te leveren ter vervanging van fossiele grondstoffen.
- Stedelijke en ruimtelijke planning zal burgers en bedrijven in staat stellen hun omgeving koolstofvrij te maken, bijvoorbeeld door oplaadinfrastructuur of stadsverwarming.
4. Grotere reductie van emissies in de landbouw
- De landbouw is van essentieel belang voor het waarborgen van voedselzekerheid en heeft, net als andere sectoren, een rol te spelen in de groene transitie. Door een doeltreffend beleid in te voeren dat het gebruik van goede praktijken beloont, is het mogelijk om de landbouwemissies sneller te verminderen en tegelijkertijd de koolstofverwijdering in de landsector, de bodem en de bossen te verhogen. De waardeketen van de agrovoedingssector moet hierbij worden betrokken om synergieën tot stand te brengen en het potentieel voor klimaatbescherming maximaal te benutten.
- Er moeten duidelijke beleidsmaatregelen en stimulansen worden ingevoerd om het innovatiepotentieel van het voedselsysteem en de bio-economie als geheel te benutten en om de EU-burgers te voorzien van gezond en duurzaam voedsel.
5. Klimaatbeleid als investeringsbeleid
- Ten opzichte van het decennium 2011-2020 moet jaarlijks nog eens 1,5 % van het bbp worden geïnvesteerd in de transitie, waarbij middelen worden weggehaald bij minder duurzame toepassingen, zoals subsidies voor fossiele brandstoffen. Een sterke mobilisatie van de particuliere sector is noodzakelijk om dit mogelijk te maken. Als het beleidskader koolstofarme investeringen stimuleert en koolstofintensieve investeringen ontmoedigt, zal de particuliere sector de meeste van deze investeringen inbrengen, mits er sterke zakelijke argumenten voor zijn.
- Er is specifiek beleid nodig om de EU te promoten als een toonaangevende bestemming voor duurzame investeringen. Om dit te bereiken moet uitgebreid rekening worden gehouden met alle elementen: van belastingen tot toegang tot financiering, van de vereiste vaardigheden tot regeldruk en van verdieping van de eengemaakte markt tot energiekosten. Dit is een cruciaal element voor het toekomstige succes van de EU-agenda, en daarom is coördinatie met de EU-lidstaten nodig.
- De transitie vereist ook een slim gebruik van overheidssteun en financiële regelingen om particuliere investeringen op grote schaal aan te trekken. Overheidssteun op grote schaal in de sectoren met hoge bedrijfsrisico’s en voor huishoudens, waarvoor eigen vermogen een probleem is, zal van essentieel belang zijn. Dit vereist een actievere betrokkenheid en minder risicoaversie van institutionele financiële actoren en met name de EIB. Tegelijkertijd blijft overheidssteun cruciaal en moet een doeltreffend gebruik van passende middelen, onder meer via EU-financiering, deel uitmaken van de overwegingen om koolstofvrije en koolstofarme industriële projecten commercieel levensvatbaar te maken.
6. Rechtvaardigheid, solidariteit en sociaal beleid staan centraal bij de transitie
- Een klimaatneutrale en veerkrachtige economie zal de welvaart en het welzijn van de EU-burgers op lange termijn waarborgen. Overheidsbeleid en publieke fondsen, alsook de sociale dialoog, zullen echter uitdagingen voor bepaalde groepen en regio’s moeten aanpakken en investeringen in het koolstofvrij maken van huishoudens moeten ondersteunen.
- Om sociale problemen aan te pakken, zal veel aandacht moeten worden besteed aan billijkheid, solidariteit en sociaal beleid dat niet alleen de directe gevolgen van koolstofbeprijzing waar nodig verzacht, maar ook huishoudens met een laag inkomen in staat stelt om daadwerkelijk de overgang naar klimaatneutraliteit te maken.
7. Klimaatdiplomatie en partnerschappen van de EU ter aanmoediging van wereldwijde decarbonisatie
- De EU moet het goede voorbeeld blijven geven door ten volle bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en door haar internationale partnerschappen te verbreden en te verdiepen.
- Zij moet een actieve wereldwijde diplomatie voor koolstofbeprijzing inzetten in synergie met andere EU-instrumenten voor klimaatbeleid, zoals het CBAM.
8. Risicobeheer en veerkracht
- De natuurlijke hulpbronnen van de EU zijn van essentieel belang voor de volledige levering van de bijbehorende ecosysteemdiensten, met name wat betreft de beperking van de klimaatverandering en de verbetering van koolstofvastlegging.
- De uitvoering van het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal en van de EU-biodiversiteitsstrategie zal van essentieel belang zijn met het oog op de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU, waaronder de doelstelling voor 2040.
- Klimaatverandering zal onze samenlevingen echter nog jaren beïnvloeden, dus we moeten ons voorbereiden en aanpassen. Strengere preventie- en paraatheidsmaatregelen en een gecoördineerde uitvoering van beleid zoals waterefficiëntie of op de natuur gebaseerde oplossingen zullen de veerkracht van de hele economie verbeteren en de kosten verlagen.
1 IPCC, AR6 Synthesis Report: Climate Change 2023.
2 Gebaseerd op handelsgegevens voor de eerste tien maanden en het verwachte bbp.
3 Voortgangsverslag 2023 over klimaatactie in de EU.
4 Raming uit de Ameco-databank (Europese Commissie, DG ECFIN), reëel bbp.
5 Eurostat, Circular Economy Monitoring Framework.
6 Bij deze werkzaamheden moet terdege rekening worden gehouden met het streven van de EU naar wereldwijde koolstofbeprijzingsmaatregelen voor het internationale luchtvervoer en zeevervoer, via respectievelijk de ICAO en de IMO.
7 Exclusief emissies van de LULUCF-sector.
8 De analyse is gebaseerd op scenario’s die de beleidslijnen en maatregelen tot maart 2023 weergeven. De lidstaten zullen in 2024 hun definitieve nationale energie- en klimaatplannen indienen, die aanvullende maatregelen kunnen omvatten.
9 In overeenstemming met het in artikel 8 van de Europese klimaatwet bedoelde traject, d.w.z. een lineair traject tussen de overeengekomen doelstelling voor 2030 en klimaatneutraliteit in 2050, waarbij in 2040 ongeveer 78 % wordt bereikt.
10 ESABCC (2023). Wetenschappelijk advies voor het bepalen van een EU-brede klimaatdoelstelling voor 2040 en een broeikasgasbegroting voor 2030-2050. DOI: 10.2800/609405.
11 Zie voor meer informatie bijlage 14 bij de effectbeoordeling.
12 Bij investeringen in de vervoerssector wordt rekening gehouden met uitgaven voor voertuigen, rollend materieel, vliegtuigen en vaartuigen, evenals oplaad- en tankinfrastructuur. Zij hebben geen betrekking op investeringen in infrastructuur ter ondersteuning van multimodale mobiliteit en duurzaam stedelijk vervoer. Met name de aankoopkosten van particuliere voertuigen maken ongeveer 60 % van het totaal uit.
13 De kosten van het energiesysteem zijn niet beperkt tot de investeringen, maar omvatten ook de kapitaalkosten (op jaarbasis berekende investeringskosten) en de energie-uitgaven voor economische activiteiten. Voor nadere gegevens: zie de effectbeoordeling.
14 Europees Milieuagentschap (2023), Economic losses from weather- and climate-related extremes in Europe.
15 Ballester, J., Quijal-Zamorano, M., Méndez Turrubiates, R.F. et al., Heat-related mortality in Europe during the summer of 2022, Nat Med 29, 1857–1866 (2023). https://doi.org/10.1038/s41591-023-02419-z, https://www.nature.com/articles/s41591-023-02419-z.
16 Vergelijking tussen het effect van het representatief concentratiescenario RCP7.0 “hogere opwarming” van de IPCC (de opwarming zou op middellange termijn (2041-2060) in het beste geval 2,1 °C en op lange termijn (2081-2100) 3,6 °C bedragen) en het RCP1.9-scenario, dat verenigbaar is met de doelstelling van 1,5 °C (de opwarming zou naar schatting 1,6 °C en in het beste geval 1,4 °C bedragen).
17 Gebaseerd op de waarde van een statistisch leven (methode van hoge waardering). Deze ramingen zijn indicatief en afgeleid van de methode die ten grondslag ligt aan de specifieke analyse van de Commissie inzake schone lucht, zoals in het derde verslag over de vooruitzichten voor schone lucht.
18 COM(2023) 796 final.
19 In overeenstemming met en voortbouwend op de aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit (C/2022/243).
20 De resterende 10 % wordt gecompenseerd door negatieve emissies of koolstofarme oplossingen, waaronder koolstofafvang en -opslag.
21 Met inbegrip van technologieën voor de omzetting van bio-energie (bv. biogas) in verband met de duurzame levering van biomassa.
22 De analyse is gebaseerd op scenario’s die de beleidslijnen en maatregelen tot maart 2023 weergeven. De lidstaten zullen in 2024 hun definitieve nationale energie- en klimaatplannen indienen, die aanvullende maatregelen kunnen omvatten, met name in de context van de meest recente aankondigingen van sommige lidstaten om de uitrol van kernenergie te vergroten.
23 ACER (2022), Final Assessment of the EU Wholesale Electricity Market Design (Eindbeoordeling van de opzet van de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de EU).
24 Actieplan van de Commissie voor de digitalisering van het energiesysteem.
25 COM(2023) 62.
26 https://s3platform.jrc.ec.europa.eu/hydrogen-valleys.
27 Dit omvat elektrificatie en overschakeling op alternatieve brandstoffen (bv. hernieuwbare en koolstofarme waterstof, e-brandstoffen of bio-energie), symbiotische industriële clusters, innovatie voor koolstofarme processen, energie- en hulpbronnenefficiëntie, materiaalvervanging en circulaire bedrijfsmodellen.
28 Volgens het Internationaal Energieagentschap is het aandeel van de energie-uitgaven in de totale productiekosten van de Europese energie-intensieve industrieën als gevolg van de grote afhankelijkheid van fossiele brandstoffen groter dan dat van concurrenten in de VS of China. Na de energieschok van 2021-2022 als gevolg van de afhankelijkheid van de EU van de invoer van fossiele brandstoffen, blijkt uit recente gegevens dat de daling van het aardgasverbruik deels is veroorzaakt door een daling van de industriële productie, met name in energie-intensieve industrieën.
29 Eurostat, EU-monitoringkader voor de circulaire economie, mei 2023. Directe banen. Deze cijfers omvatten geen banen in de circulaire economie wanneer deze in andere sectoren is geïntegreerd.
30 “Koolstofafvang” omvat koolstof die wordt afgevangen uit industriële processen, elektriciteits- en warmteproductie, de omzetting van biogas en directe luchtafvang.
31 Koolstofafvang en -opslag van biogene CO2-emissies die afkomstig zijn van de verbranding van biomassa om energie te produceren (BECCS) of van de verwerking van biomassa in industriële toepassingen.
32 Met inbegrip van vrachtwagens, bussen en touringcars.
33 Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG.
34 Verordening (EU) 2023/2405 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart).
35 Bijvoorbeeld voor de zakenluchtvaart en vaartuigen van minder dan 5000 GT.
36 Onder meer in overeenstemming met de IMO-strategie ter vermindering van de broeikasgasemissies (broeikasgasneutraliteit tegen ongeveer of rond 2050, met een indicatieve tussentijdse doelstelling van ten minste 70 % en idealiter 80 % tegen 2040 ten opzichte van 2008).
37 Technologieën voor klimaatbescherming zoals selectieve veredeling, geoptimaliseerde voederefficiëntie en beter mestbeheer kunnen de methaanuitstoot van vee verminderen. Precisielandbouw en een grotere efficiëntie van meststoffen kunnen de uitstoot van distikstofoxide verminderen.
38 Uit mest teruggewonnen stikstof.
39 Het gemeenschappelijk visserijbeleid vandaag en morgen:een Visserij- en oceaanpact voor duurzaam, wetenschappelijk onderbouwd, innovatief en inclusief visserijbeheer — Europese Commissie (europa.eu).
40 COM(2020) 381 final.
41 COM(2021) 800 final. In de mededeling over duurzame koolstofcycli werd de doelstelling aangekondigd dat elke landbeheerder tegen 2028 toegang moet hebben tot geverifieerde emissie- en verwijderingsgegevens om een brede toepassing van koolstoflandbouw mogelijk te maken. In 2022 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor koolstofverwijdering, dat zich momenteel in de medewetgevingsprocedure bevindt.
42 In een recent verslag van een denktank werd gesteld dat ondernemingen in de EU jaarlijks 470 miljard EUR extra aan financiering op de kapitaalmarkten zouden kunnen aantrekken. Zie A renewed vision for EU capital markets (New Financial), januari 2024.
43 Europese Commissie (2023), Scaling up innovative technologies for climate neutrality.
44 Zoals “Bestemming Aarde”, een vlaggenschipinitiatief van de Europese Commissie voor een duurzame toekomst.
NL NL