Bijlagen bij COM(2024)600 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)600 - . |
---|---|
document | COM(2024)600 |
datum | 19 juni 2024 |
4.2 Productiviteit
Sinds het begin van de jaren 2000 is de productiviteitsgroei in de EU vertraagd, een negatieve trend die nog eens wordt versterkt door de gematigde investeringen als gevolg van de financiële crisis en het steeds grotere verschil in productiviteit met andere grote economieën. De investeringen hebben zich hersteld, maar de productiviteitsgroei in de EU blijft achter, met name ten opzichte van die in de Verenigde Staten. Dit komt doordat snelgroeiende sectoren, zoals de ICT-industrie en digitale diensten, kleiner zijn, innovaties onvoldoende worden opgeschaald, er onvoldoende wordt geïnvesteerd in onderzoek en innovatie en het tekort aan vaardigheden aanhoudt. Bovendien heeft de EU een ondernemingsklimaat nodig dat innovatie meer bevordert. Hiervoor moet eerst een aantal knelpunten op regionaal, nationaal en EU-niveau worden weggenomen. In het bijzonder moet de EU de administratieve lasten verminderen, de eengemaakte markt toekomstbestendig maken, de toegang tot financiering verbeteren en meer particulier kapitaal mobiliseren door de bankenunie te voltooien en de Europese kapitaalmarkten te verdiepen en integreren, de vaardighedenniveaus verhogen, het regelgevingsklimaat stabiliseren en de rapportagevereisten voor bedrijven versoepelen.
Het verdiepen van de eengemaakte markt is cruciaal om de productiviteit en het concurrentievermogen te optimaliseren. Een volledig geïntegreerde markt leidt tot een klimaat waarin start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) kunnen gedijen en de schaal kunnen bereiken die vereist is om internationaal te concurreren. De aandacht moet met name uitgaan naar dienstenmarkten, die cruciaal zijn voor de economie van de EU en steeds meer verbonden zijn met de rest van de industriële ecosystemen. Er zijn gezamenlijke inspanningen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau vereist, met name om de bureaucratie, rapportageverplichtingen en de kosten van de naleving van de belastingwetgeving te verminderen, normen te homologeren en barrières voor investeringen weg te nemen. De Commissie heeft onlangs de eerste wetgevingsvoorstellen gepresenteerd om de rapportageverplichtingen op Europees niveau met 25 % te verminderen, en de lidstaten worden aangemoedigd ditzelfde ambitieniveau te hanteren. Door mededinging te bevorderen door middel van openbare aanbestedingen en de bestuurlijke en administratieve capaciteit te verbeteren (13) kan ook worden bijgedragen tot een gunstig ondernemingsklimaat. Eerbiediging van de rechtsstaat, met name onafhankelijke, hoogwaardige en efficiënte justitiële stelsels, rechtszekerheid en gelijkheid voor de wet zijn ook belangrijke bepalende factoren voor een ondernemingsklimaat dat investeringen en innovatie bevordert. Deelname van alle regio’s aan de eengemaakte markt is noodzakelijk om hen in de Europese en internationale waardeketens te integreren en stagnatie van de ontwikkeling, en derhalve ontwikkelingsvalkuilen, te voorkomen. Er is ruimte om het potentieel en de concurrentievoordelen van alle EU-regio’s verder te benutten, met name in de lidstaten waar economische ontwikkeling wordt gedreven door het concurrentievermogen van de hoofdstedelijke regio’s. Verbetering van de toegankelijkheid en connectiviteit door middel van meer investeringen in vervoersinfrastructuur en moderne, emissiearme vervoersdiensten en -middelen is van cruciaal belang voor een geografisch evenwichtige ontwikkeling. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de effecten die de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne kan hebben op de weerbaarheid van de regio’s die aan Rusland grenzen.
Een consistent en integraal industriebeleid is van cruciaal belang om de technologische transformatie van de EU te ondersteunen en de weerbaarheid van toeleveringsketens te waarborgen, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat markten concurrerend blijven en niet worden verstoord. Een industriebeleid op EU-niveau, afgestemd op acties op nationaal niveau om een gelijk speelveld en de integriteit van de eengemaakte markt te waarborgen, is essentieel om de productiecapaciteit op te schalen en hoogwaardige banen te scheppen, met name voor kritieke toeleveringsketens en technologieën. Dit kan worden bereikt door het industrieel plan voor de Green Deal (14) uit te voeren; EU-middelen en andere financieringsinstrument van de EU strategischer aan te wenden om de beschikbaarheid van particuliere financiering te bevorderen; openbare aanbestedingen in strategische sectoren aan te wenden voor de ondersteuning van weerbare, groene, sociale, digitale en innovatieve oplossingen; en met het STEP-initiatief, waarmee wordt beoogd kritieke technologieën een impuls te geven. Tegelijkertijd moet eerlijke mededinging worden gewaarborgd, niet alleen binnen de eengemaakte markt maar ook ten aanzien van derde landen.
Het handelsbeleid kan een belangrijke rol spelen in de versterking van het concurrentievermogen van de EU. De COVID-19-pandemie en de niet-uitgelokte agressie van Rusland tegen Oekraïne hebben geleid tot verstoringen in de toeleveringsketens en kwetsbaarheden blootgelegd die samenhangen met een gebrek aan diversificatie van bronnen voor bepaalde kritieke grondstoffen en een bovenmatige afhankelijkheid van een beperkt aantal handelspartners. De beste verzekeringspolis voor de toeleveringsketens van de EU is samenwerking met een combinatie van binnenlandse leveranciers en gediversifieerde leveranciers uit derde landen en de ontwikkeling van verwante industriële capaciteiten. Economische openheid is een kracht, en het uitgebreide netwerk van handelsverdragen van de EU draagt bij aan groei en werkgelegenheid. De handel moet blijven doorlopen in tijden van toenemende internationale spanningen. Geconfronteerd met de dreiging van overcapaciteit in strategische sectoren, veroorzaakt door verstorende subsidies en unilaterale handelsbeslissingen, zal de EU trachten alle instrumenten te benutten waarover zij beschikt om een gelijk speelveld te garanderen, de transparantie van toeleveringsketens te vergroten en te werken aan een intensivering van de samenwerking met handelspartners (15), en tegelijkertijd haar economische veiligheid te vergroten.
Meer investeringen in onderzoek en innovatie (O&I), met name door de particuliere sector, is essentieel om het concurrentievermogen een impuls te geven. De EU loopt qua investeringen van bedrijven in O&I achter op andere grote economieën als de Verenigde Staten, China en Japan. De EU is ver verwijderd van haar streefdoel om 3 % van het bbp aan O&I uit te geven (16), doordat het bedrijfsleven terughoudend is (17) en de overheid ook weinig investeert in O&I. Om particuliere investeringen in O&I aan te moedigen is een kader met gunstige voorwaarden nodig, zoals een gunstig belasting- en ondernemingsklimaat. De lidstaten moeten ambitieuze hervormingen implementeren om geïntegreerde O&I-ecosystemen op te zetten, met een nadruk op governance, openbare onderzoeksstelsels en -infrastructuur, samenwerking en kennisoverdracht tussen wetenschap en bedrijfsleven, alsmede de ontwikkeling en toepassing van innovaties, onder meer door middel van openbare aanbestedingen, met bijzondere aandacht voor loopbaanvooruitzichten voor onderzoekers en het aantrekken en vasthouden van talent in Europa. De synergieën tussen programma’s op EU- en lidstaatniveau moeten worden gemaximaliseerd.
Er moeten ook hernieuwde inspanningen worden gericht op de digitale transitie, die cruciaal is voor de totstandbrenging van een concurrerende moderne economie. Aan de ene kant is de EU een wereldleider als het gaat om de ontwikkeling van technologieën die digitale en groene innovaties combineert. Aan de andere kant gebruikte slechts 8 % van de bedrijven in 2023 AI-technologieën en bereikte slechts 58 % van de kmo’s een basisniveau van digitale intensiteit. De EU is zich meer gaan inspannen om haar digitale capaciteiten te versterken door meer EU-financiering beschikbaar te stellen, onder meer via de herstel- en veerkrachtplannen en cohesiebeleidprogramma’s en de lancering van initiatieven zoals de belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) voor micro-elektronica (18) en cloudcomputingtechnologieën (19). Overheden moeten echter meer investeren in digitale infrastructuur en vaardigheden, met name om iets te doen aan het tekort aan ICT-specialisten (20) en de digitale kloof te dichten. Daarnaast zijn initiatieven om barrières weg te nemen voor een grensoverschrijdend gebruik van technologieën, administratieve procedures te vereenvoudigen en de uitwisseling van informatie binnen de EU te automatiseren ook cruciaal voor de digitale transitie. Op lidstaatniveau moeten particuliere investeringen en openbare aanbestedingen op het gebied van digitale technologieën en artificiële intelligentie (AI) worden gestimuleerd.
Het verbeteren van de toegang tot financiering voor innovatieve projecten is cruciaal, met name voor start-ups, maar ook voor scale-ups. De prestaties van de EU worden belemmerd door het feit dat risicovolle en innovatieve activiteiten maar beperkt toegang hebben tot financiering, bijvoorbeeld aandelenfinanciering en durfkapitaal (21). Deze onderontwikkeling heeft tot gevolg dat slechts een klein aantal start-ups in de EU een hoge waardering krijgt en succes heeft op internationale markten. Nationale hervormingen die tot doel hebben om de benutting van spaartegoeden en kapitaalfinanciering te verbeteren en financiering via de kapitaalmarkt en andere vormen van financiering te vergemakkelijken, met name voor kmo’s en ondernemingen in de sociale economie, zijn noodzakelijk om deze tekortkomingen aan te pakken en productiviteit en innovatie in de hele Unie te bevorderen. Op EU-niveau is het cruciaal dat sneller vorderingen worden gemaakt met de kapitaalmarktenunie, zodat meer marktgebaseerde bronnen van financiering beschikbaar komen voor bedrijven van alle groottes en de kapitaalmarkten van de EU deel gaan uitmaken van een daadwerkelijke eengemaakte markt voor kapitaal. Een snel, ambitieus akkoord tussen de EU-medewetgevers over het voorstel van de Commissie om doeltreffende en geharmoniseerde insolventiekaders te waarborgen, zou ten goede komen aan een doeltreffendere toewijzing van middelen en steun voor activiteiten aan sectoren met het grootste groeipotentieel.
Het verbeteren van de onderwijsresultaten en ontwikkeling van vaardigheden is essentieel voor de productiviteit en het concurrentievermogen van de EU. In de huidige veranderlijke economie en voor een geslaagde groene en digitale transitie zijn meer solide vaardigheden nodig. Tegelijkertijd blijkt uit de laatste testresultaten van het programma van de OESO voor de internationale beoordeling van studenten (PISA) dat de basisvaardigheden van leerlingen van 15 jaar oud in de EU aanzienlijk zijn verslechterd. Toegang tot hoogwaardige en inclusieve onderwijs- en opleidingsprogramma’s, met gekwalificeerde docenten en gemoderniseerde lesprogramma’s, in de lidstaten en hun regio’s, blijft cruciaal om welvaart en maatschappelijke mobiliteit in de EU te garanderen en de lacunes bij de ontwikkeling van talent, waarmee sommige regio’s worden geconfronteerd, te dichten (22). Door de vaardigheden op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) te verbeteren en het aantal STEM-afgestudeerden, met name vrouwen, te verhogen, kan ook een impuls worden gegeven aan onderzoek, innovatie en het concurrentievermogen.
4.3 Milieuduurzaamheid
In overeenstemming met de doelstellingen om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn en het concurrentievermogen en de open strategische autonomie te verbeteren, zal de EU zich blijven inspannen om haar energievoorziening te diversifiëren en energie-infrastructuur te moderniseren. Het aandeel van Russisch gas in de totale hoeveelheid gas die de EU invoert, daalde in 2023 naar 15 % (in het verleden was dit circa 40 %), maar bepaalde lidstaten moeten aanvullende inspanningen leveren om de invoer van vloeibaar aardgas uit Rusland geleidelijk af te schaffen. De overgrote meerderheid van de EU-landen heeft REPowerEU-hoofdstukken opgenomen in hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen, voor een totaalbedrag van meer dan 60 miljard EUR, om het gebruik van hernieuwbare energie en de energie-efficiëntie te verhogen en uiterlijk in 2030 de noodzakelijke vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te realiseren. De geplande 47 miljard EUR aan steun uit het cohesiebeleid voor energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en slimme-energiesystemen zal ook een belangrijke rol spelen in de uitvoering van diverse kernacties in het kader van het REPowerEU-plan. Van investeringen in energieproductie die worden gesteund in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, wordt verwacht dat zij de capaciteit voor opwekking van hernieuwbare energie uiterlijk in 2026 met ten minste 60 GW zullen vergroten en in het kader van het cohesiebeleid zal uiterlijk in 2029 9,5 GW extra capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie worden geïnstalleerd. In 2023 steeg het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de opwekking van elektriciteit naar 43 % (23) en hervormingen van de vergunningsprocedures, ook in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen, hebben bijgedragen aan deze aanzienlijke stijging. Om de vaart in dit proces te houden moet prioriteit worden toegekend aan het wegnemen van resterende knelpunten met betrekking tot administratieve capaciteit, met inbegrip van plannings- en vergunningsprocedures op lokaal niveau. Voorts is het versnellen van de uitbreiding en modernisering van elektriciteitsnetwerken, met inbegrip van nieuwe voorzieningen voor energieopslag en interconnecties, cruciaal voor de verdere integratie van hernieuwbare energie in het energiesysteem en voor toenemende elektrificatie. Het EU-actieplan voor netwerken (24) dat in november 2023 werd vastgesteld, maakt de weg vrij voor de ontwikkeling van duurzame en weerbare elektriciteitsnetten. Op de eerste EU-lijst van projecten van gemeenschappelijk Europees belang (25) staat energie-infrastructuur die voor de EU van prioritair belang is met het oog op de uitvoering van de Green Deal en het vergroten van de energiezekerheid. Hierbij ligt het accent op de netten die nodig zijn voor elektrificatie, de offshore-ontwikkeling van hernieuwbare energie en de uitrol van de groene waterstofeconomie.
Ondanks enige vorderingen, is het ambitieniveau niet hoog genoeg om de doelstellingen voor 2030 op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie te realiseren. De Europese industrie lijdt onder relatief hoge energieprijzen. Het is derhalve essentieel voor het Europese concurrentievermogen om de vraag naar energie te verlagen door de energie-efficiëntie te verbeteren en over te stappen op minder kostbare hernieuwbare energie. De meeste lidstaten beschikken echter niet over een solide en voldoende gedetailleerde raming van de investeringsbehoeften en ook ontbreken concrete maatregelen om particuliere investeringen aan te trekken voor de financiering van de transitie naar schone energie. De Commissie verzoekt de lidstaten uiterlijk 30 juni 2024 concrete definitieve, bijgewerkte nationale energie- en klimaatplannen in te dienen waarin rekening wordt gehouden met haar aanbevelingen naar aanleiding van de ontwerpplannen en met de landspecifieke aanbevelingen van het Europees Semester. In dit kader moeten de lidstaten onder meer hun beleid aanscherpen om subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen in overeenstemming met de doelstelling van de EU om een klimaatneutrale economie te worden. De Commissie moedigt de lidstaten ook aan hoofdstukken over onderzoek en innovatie in hun nationale energie- en klimaatplannen op te nemen of deze verder uit te werken, en hierin te verwijzen naar het strategisch plan voor energietechnologie (26).
Het versterken van de autonomie, de weerbaarheid en het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU is cruciaal voor de groene transitie en het concurrentievermogen van de EU. In mei 2024 werd de verordening voor een nettonulindustrie (27) vastgesteld met als doel de productie van schone technologieën op te schalen. Deze verordening brengt het gunstige regelgevingsklimaat tot stand dat vereist is om investeringen in technologieën en verwante projecten aan te trekken en te steunen zodat kan worden tegemoetgekomen aan de toenemende vraag op EU- en internationaal niveau. Ook wordt met de verordening beoogd de vergunningsprocedures in de lidstaten te versnellen en stroomlijnen, met name zodat meer productiefaciliteiten voor nettonultechnologieën kunnen worden gebouwd en kan worden geïnvesteerd in de decarbonisatie van energie-intensieve industriële locaties. Voorbeelden van dit soort technologieën zijn onder meer vervoer op waterstof, duurzame luchtvaartbrandstoffen, emissievrije voertuigen, hogesnelheidslijnen en intelligente vervoerssystemen. In aanvulling op de investeringen voor een bedrag van 85 miljard EUR in hernieuwbare energie en schone technologieën in het kader van het cohesiebeleid, heeft de herstel- en veerkrachtfaciliteit circa 27 miljard EUR beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van de productie en uitrol van nettonultechnologie en is hiervoor in het kader van het Innovatiefonds ongeveer 407 miljoen EUR beschikbaar. De lidstaten worden ook aangemoedigd om 25 % van hun opbrengsten uit ETS-veilingen voor dit doel aan te wenden. InvestEU heeft tot nu toe meer dan 250 miljard EUR aan investeringen gemobiliseerd, waarvan meer dan de helft ter ondersteuning van maatregelen op klimaatgebied. Twee derde van die financiering is afkomstig uit particuliere investeringen.
Om de EU-doelstellingen in het kader van de groene en de digitale transitie te kunnen verwezenlijken, is toegang tot veilige, duurzame en gediversifieerde bronnen van kritieke grondstoffen vereist. Hiervoor moeten toeleveringsketens worden ontwikkeld voor ontginning, verwerking en verfijning en moeten duurzame bevoorradingspraktijken, recycling en gebruik van secundaire grondstoffen worden bevorderd. De wet betreffende kritieke grondstoffen, die op 23 mei 2024 in werking trad, brengt een regelgevingskader tot stand om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen in de EU te vergroten. In het kader van de wet worden strategische projecten aangewezen in de waardeketen van een subset van kritieke grondstoffen en de wet bevat ook maatregelen om de monitoringcapaciteiten van de EU te versterken en de circulariteit van kritieke grondstoffen op de Europese markt te verbeteren. Het bevorderen van de circulaire economie, met inbegrip van circulaire oplossingen, zal verder bijdragen aan het bereiken van klimaatneutraliteit, aangezien hiermee 25 % van de huidige broeikasgasemissies van de EU kan worden voorkomen (28).
Met de Europese klimaatwet heeft de EU zich ertoe verbonden uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn en sterker in te zetten op klimaataanpassing. Om de bindende tussentijdse streefdoelen voor 2030 te kunnen verwezenlijken, zijn grotere inspanningen nodig om de broeikasgasemissies en het energieverbruik te verminderen, met name op het gebied van vervoer, gebouwen en landbouw. Een aanzienlijk deel van de investeringen van de lidstaten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is gericht op de ontwikkeling van duurzame mobiliteit en het verbeteren van de energie-efficiëntie. De richtlijn energieprestatie van gebouwen (29) en het initiatief Nieuw Europees Bauhaus (30) zijn van cruciaal belang voor de totstandbrenging van een klimaatneutrale, circulaire en natuurvriendelijk gebouwde omgeving (31). Een vermindering van de industriële verontreiniging door middel van de uitrol van schonere productietechnologieën zou ook aanzienlijke kostenbesparingen opleveren (32). De geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen, de hervorming van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu en de invoering van groene begrotingspraktijken moeten ook worden versneld. Tegelijkertijd moeten de koolstofreservoirs die beschikbaar zijn in de sectoren van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in de lidstaten worden versterkt. Voorts heeft de Commissie in maart 2024 een mededeling vastgesteld over beheersing van klimaatrisico’s (33) waarin wordt gewezen op de aanzienlijke inspanningen die de lidstaten moeten leveren om te waarborgen dat er passende institutionele kaders zijn om deze risico’s te beheersen. Kustgebieden, het Middellandse Zeegebied en de oostelijke regio zijn gevoeliger voor deze risico’s en worden er onevenredig zwaar door getroffen. Zij worden geconfronteerd met economische verliezen van minstens 1 % van hun bbp en een grotere menselijke blootstelling aan klimaatgerelateerde schade. De veerkracht van watersystemen (34) en de beschikbaarheid van water blijven, samen met waterbeheer, cruciaal voor een goede werking van ecosystemen, met name in de regio’s die zwaarder worden getroffen door klimaatverandering en waterverontreiniging, met inbegrip van de ultraperifere gebieden. Dit heeft met name betrekking op de energietransitie en de energieleveringszekerheid. De toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt zou garanderen dat prijssignalen externe milieueffecten in acht nemen.
4.4 Rechtvaardigheid
De arbeidsmarkt in de EU blijft zich weerbaar tonen, met een werkgelegenheid die recordhoogten nadert, en het reële inkomen is voor de meeste mensen weer aan het stijgen. De groei van de werkgelegenheid was sterker onder vrouwen, legale migranten en ouderen, en ging gepaard met een solide stijging van de lonen, die in 2023 naar verwachting met 5,9 % zullen stijgen. De loonstijging was in het derde kwartaal van 2023 hoger dan de inflatie en de reële lonen zullen naar verwachting in 2025 het niveau van 2021 weer volledig bereiken. Minimumlonen blijven in dit opzicht een belangrijke rol spelen (35).
Tegelijkertijd is er in alle sectoren en op alle vaardighedenniveaus nog steeds sprake van een tekort aan arbeidskrachten. Ondanks enige verlichting in recente kwartalen (36), blijft het werkloosheidspercentage in sommige regio’s hoog en blijven er ongelijkheden bestaan. Er is nog veel ruimte voor verbetering wat betreft de arbeidsmarktparticipatie van ondervertegenwoordigde groepen, zoals vrouwen, ouderen en jongeren, alsmede achtergestelde groepen als de Roma, mensen met een migratieachtergrond en personen met een handicap, zoals wordt onderstreept in een recentelijk vastgesteld actieplan om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken (37), alsmede in het pakket “Mobiliteit van vaardigheden en talent” (38) en in de strategieën van de Unie van gelijkheid (39). Op de lange termijn zullen de tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden waarschijnlijk groter worden, gezien de krimping van de beroepsbevolking als gevolg van demografische veranderingen en de toenemende vraag naar werknemers met specifieke vaardigheden, bijvoorbeeld de vaardigheden waaraan behoefte is in het kader van de digitale en de groene transitie en in de gezondheidszorg en langdurige zorg. In het actieplan wordt het belang onderstreept van een hogere participatie in onderwijs en opleiding. De lidstaten en de sociale partners moeten gezamenlijk inzichten over vaardigheden ontwikkelen, nieuwe sectorale en regionale partnerschappen voor vaardigheden opzetten en leerplannen, waaronder in beroepsonderwijs en -opleiding, beter afstemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt. Daarnaast kan door middel van een passend ontwerp van belastingvoordelen en sociale uitkeringen (met aandacht voor hun verdelingseffecten), adequate arbeidsomstandigheden en een verbeterd actief arbeidsmarktbeleid de arbeidsmarktparticipatie worden bevorderd. Investeringen en hervormingen om de onderwijsresultaten en vaardigheden te verbeteren, kunnen niet alleen de arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen helpen dichten maar ook bijdragen tot gelijke kansen, arbeidsmarktresultaten en productiviteit.
Betere onderwijsresultaten voor iedereen zijn van essentieel belang om de productiviteit en het concurrentievermogen te verbeteren en opwaartse sociale convergentie in de EU te ondersteunen. De zorgwekkende achteruitgang in de PISA-resultaten weerspiegelt het feit dat schoolprestaties over de hele linie zijn gedaald — ook voor de beste leerlingen die geacht worden de toekomstige innovatie aan te sturen — evenals een groeiende sociaal-economische kloof als het gaat om onderwijsresultaten, hetgeen de noodzaak benadrukt om onderwijsresultaten over de hele linie te verbeteren, ongelijkheden te verminderen en uitmuntendheid op onderwijsgebied te bevorderen (40). De inactiviteit onder jongeren is nog altijd groot. Groeiende ongelijkheden, waaronder grote regionale verschillen, ongelijke toegang tot en kwaliteit van onderwijs vormen een beletsel voor de ontwikkeling van hele regio’s en kansarme bevolkingsgroepen, en ondermijnen de sociale en territoriale cohesie en concurrentiekracht van de lidstaten. Beleidsinspanningen zijn vereist om de beschikbaarheid, inclusiviteit en kwaliteit van onderwijs naar een hoger plan te tillen; succes op school te bevorderen; trajecten uit te stippelen zodat leerlingen uitmuntendheid kunnen bereiken; en te zorgen voor een soepele overgang tussen onderwijs en werkgelegenheid. Dergelijke inspanningen dienen tevens om democratische waarden en het functioneren van onze vrije samenlevingen te ondersteunen. De verlening van meer hoogwaardige en inclusieve onderwijs- en zorgdiensten aan jonge kinderen kan de leermogelijkheden voor kansarme kinderen verbeteren en de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen een impuls geven.
De toegenomen kosten van levensonderhoud treffen vooral de kwetsbaardere lagen van onze samenleving. Hoewel de inflatie momenteel in rap tempo daalt, hebben de hogere kosten van voedsel, energie en vervoer een negatieve invloed op lagere-inkomensgroepen en kansarmen (41). Voortdurende inspanningen zijn derhalve vereist om de armoede, met inbegrip van energie-armoede, tegen te gaan. Ofschoon de algemene armoederisico’s grotendeels onveranderd zijn gebleven, moet voortdurend aandacht worden besteed aan kinderarmoede en sociale ongelijkheden, d.w.z. verschillen tussen diverse groepen en regio’s. Betaalbare toegang tot essentiële diensten blijft belangrijk om in de basisbehoeften van personen te voorzien, aangezien hierdoor minder mensen bloot worden blootgesteld aan een risico van armoede of sociale uitsluiting en de genderkloof op de arbeidsmarkt wordt verkleind (42). De onvoldoende beschikbaarheid van betaalbare huisvesting is een steeds groter probleem binnen de EU dat sommige lidstaten harder treft dan andere.
Socialebeschermingsstelsels moeten passend en klaar voor de toekomst worden gemaakt. Met het oog op de vergrijzing, veranderingen op de arbeidsmarkt, maar ook de groene en digitale transitie vereisen moet verder worden gesleuteld aan het ontwerp en de financiering van socialebeschermingsstelsels, om ervoor te zorgen dat mensen blijven bijdragen aan en profiteren van sociale bescherming. Dit omvat sterkere stimulansen om rechthebbenden te helpen tot de arbeidsmarkt toe te treden, en om diensten, waaronder gezondheidszorg en langdurige zorg, passender, kosteneffectiever en beter dekkend te maken. In veel lidstaten blijft het versterken van de veerkracht en capaciteit van gezondheidszorgstelsels en stelsels voor langdurige zorg een prioriteit, onder meer door de-instutionalisering, voldoende en geschikte infrastructuur en het aanpakken van personeelstekorten, onder meer door passende arbeidsomstandigheden. Als het potentieel van digitale hulpmiddelen en AI beter benut wordt, kan dat tevens helpen om de gezondheidszorg beter toegankelijk te maken, maar om dit te bereiken moeten de digitale vaardigheden van gezondheidswerkers en het grote publiek worden verbeterd. Bovendien is het zaak ervoor te zorgen dat de digitale transformatie van gezondheidsstelsels ten goede komt aan alle burgers en bijdraagt aan het verkleinen van de ongelijkheid op gezondheidsgebied. Daarnaast worden lidstaten aangemoedigd om over alle beleidsterreinen heen in te spelen op demografische veranderingen, door gebruik te maken van de beschikbare instrumenten op EU-niveau, waaronder het instrumentarium voor demografie (43), in combinatie met nationale beleidsmaatregelen en door hun inspanningen te verankeren in de lokale realiteit.
De transitie naar een klimaatneutraal Europa moet rechtvaardig en inclusief zijn. Dankzij de financiële en technische ondersteuning van het Fonds voor een rechtvaardige transitie en andere instrumenten kunnen kwetsbare regio’s hun economische diversificatie versnellen, en kunnen mensen in die regio’s vaardigheden verwerven voor banen die in het kader van de transitie naar een klimaatneutraal Europa worden gecreëerd.
De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten blijft de sociale convergentie in de EU naar boven leiden (44). Ofschoon vooruitgang is geboekt op de nationale werkgelegenheidsdoelstellingen voor 2030, moeten de lidstaten meer aanzienlijke inspanningen leveren, in het bijzonder om de doelstellingen inzake vaardigheden en armoedebestrijding te halen, maar ook om de EU-brede verplichtingen op deze gebieden na te komen en om opwaartse sociale convergentie en sociale cohesie in de EU te ondersteunen. Bovenop de uitvoering van belangrijke hervormingen op deze terreinen investeren lidstaten fors in een socialer Europa; zo wordt in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ruim 163 miljard EUR uitgetrokken voor onderwijs, gezondheid, werkgelegenheid en sociaal beleid, en in het kader van het cohesiebeleid wordt in 2021-2027 ruim 165 miljard EUR geïnvesteerd (met nationale cofinanciering). Op 6 mei 2024 publiceerde de Commissie voor zeven lidstaten een gedetailleerde landenanalyse op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, vaardigheden en sociale bescherming en inclusie, in overeenstemming met de kenmerken van het kader voor sociale convergentie (zie kader 3) (45). In het voorjaarspakket stelt de Commissie nu ook voor om de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de eerstvolgende jaarlijkse cyclus te actualiseren, teneinde de recente sociaal-economische context en beleidsinitiatieven te weerspiegelen.
Kader 3: Analyse van opwaartse sociale convergentie in overeenstemming met de kenmerken van het kader voor sociale convergentie.
De Commissie beoordeelde of er in de zeven lidstaten sprake is van uitdagingen die opwaartse sociale convergentie in overeenstemming met de kenmerken van het kader voor sociale convergentie in de weg staan. Het kader voor sociale convergentie omvat een analyse in twee fasen van de risico’s en uitdagingen voor opwaartse sociale convergentie in de lidstaten. Bij de analyse in de eerste fase, gepresenteerd in het gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid 2024 (46), worden arbeidsmarkt, vaardigheden en sociaal beleid geanalyseerd voor alle lidstaten. In zeven lidstaten (Bulgarije, Estland, Spanje, Italië, Litouwen, Hongarije en Roemenië) was sprake van risico’s voor opwaartse sociale convergentie. Een analyse in de tweede fase voor deze zeven landen werd in mei 2024 gepubliceerd door de diensten van de Commissie, en richtte zich op de beleidsterreinen die in de eerste fase via de kernindicatoren van het sociale scorebord waren aangemerkt als potentieel risicovol voor opwaartse sociale convergentie. Deze analyse in de tweede fase berust op een brede verzameling van kwantitatief en kwalitatief bewijsmateriaal en de belangrijkste factoren die ten grondslag liggen aan de uitdagingen voor opwaartse sociale convergentie. Bij deze analyse worden de ontwikkelingen nader tegen het licht gehouden, rekening houdend met de relevante beleidsmaatregelen die door de lidstaten zijn genomen of gepland. De bevindingen van de analyse van de sociale convergentie worden weerspiegeld in de landenverslagen en dienden als input voor het Europees Semester 2024.
De analyse is meegewogen bij de multilaterale evaluaties binnen de betreffende comités van de Raad.
5. CONCLUSIE
Het Europees Semester vormt het beleidscoördinatiekader om belangrijke economische en sociale uitdagingen op EU- en lidstaatniveau aan te pakken. Het Europees Semester 2024 legt bijzondere nadruk op het concurrentievermogen, en roept de EU en haar lidstaten op om obstakels uit de weg te ruimen waaraan de maatregelen in de herstel- en veerkrachtplannen of cohesieprogramma’s onvoldoende aandacht besteden. Ook effent het de weg voor de succesvolle uitvoering van het nieuwe economische governancekader, dat de houdbaarheid van de begrotingen zal verbeteren en zal bijdragen tot langdurige, duurzame groei en veerkracht, terwijl het er tevens voor zorgt dat de EU voortdurend vooruitgang boekt bij de naleving van de SDG’s in het algemeen en de klimaat- en energiedoelstellingen in het bijzonder. De meeste lidstaten boeken gestaag vooruitgang bij de uitvoering van hun herstel- en veerkrachtplannen en cohesieprogramma’s. Met het oog op de deadline van 2026 voor uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en op de tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid, krijgen sommige lidstaten het advies om opgelopen vertragingen en structurele uitdagingen dringend aan te pakken. De tussentijdse evaluatie van de cohesieprogramma’s vormt een gelegenheid om aanpassingen door te voeren, maar ook om het concurrentievermogen te versterken via het STEP-initiatief.
De Commissie roept de Europese Raad op om de Commissievoorstellen voor landspecifieke aanbevelingen voor 2024 te bekrachtigen en verzoekt de Raad van de EU deze aan te nemen. Ook roept zij alle lidstaten op om deze aanbevelingen onverkort en tijdig uit te voeren in nauw overleg met hun sociale partners, het maatschappelijke middenveld en andere stakeholders.
BIJLAGE 1 – OVERZICHT VAN THEMATISCHE GEBIEDEN DIE IN LANDSPECIFIEKE AANBEVELINGEN AAN BOD KOMEN
BIJLAGE 2 – VOORUITGANG BIJ DE UITVOERING VAN DE LANDSPECIFIEKE AANBEVELINGEN
Het Europees Semester 2024 maakt de stand van zaken op van de beleidsmaatregelen die de lidstaten hebben genomen om structurele uitdagingen aan te pakken die zijn genoemd in de landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) die sinds 2019 zijn goedgekeurd. Na de instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit als een cruciaal instrument om EU- en nationale beleidsprioriteiten te verwezenlijken, wordt bij de beoordeling in de landspecifieke aanbevelingen 2024 rekening gehouden met de beleidsmaatregelen die de lidstaten tot dusver hebben genomen (47), alsmede de toezeggingen die in de herstel- en veerkrachtplannen zijn gedaan, afhankelijk van hun stand van uitvoering. In die beoordeling komt dus alleen de huidige, nog relatief vroege fase van uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen aan bod, en niet de mate van vooruitgang die zou kunnen worden behaald indien uitgegaan wordt van een volledige uitvoering van de plannen (48). Overeenkomstig de reikwijdte van de herstel- en veerkrachtfaciliteit omvat de evaluatie in het kader van de landspecifieke aanbevelingen 2024 de landspecifieke aanbevelingen 2019-2022 (meerjarige evaluatie) en de evaluatie in het kader van de landspecifieke aanbevelingen 2023 (jaarlijkse evaluatie).
Figuur 1: Huidige stand van uitvoering landspecifieke aanbevelingen 2019-2022 | Figuur 2: Uitvoering landspecifieke aanbevelingen 2019-2023: jaarlijkse evaluatie in elk opeenvolgend jaar afgezet tegen stand van uitvoering tot op heden |
Opmerking: In de meerjarige evaluatie in figuur 1 wordt gekeken naar de stand van uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen 2019-2022, vanaf het ogenblik waarop de aanbevelingen voor het eerst werden aangenomen tot de publicatie van deze mededeling. NB: De landspecifieke aanbevelingen 2021 hebben enkel betrekking op het begrotingsbeleid en worden niet langer relevant geacht voor de evaluatie in het kader van de landspecifieke aanbevelingen 2024. In figuur 2 toont de jaarlijkse evaluatie de vooruitgang die in het eerste jaar na de vaststelling van de landspecifieke aanbevelingen is geregistreerd, terwijl de meerjarige evaluatie de beoordeling van voorgaande landspecifieke aanbevelingen toont. | |
Vanuit een meerjarenperspectief is ten minste enige vooruitgang geboekt voor 71 % van de landspecifieke aanbevelingen 2019-2022 (zie figuur 1). Ten opzichte van de evaluatie van vorig jaar is aanzienlijke extra vooruitgang geboekt met betrekking tot de landspecifieke aanbevelingen van zowel 2019 als 2020. Tot dusver is voor 75 % van de landspecifieke aanbevelingen ten minste enige vooruitgang geboekt, vergeleken met 68 % in 2023. Hieruit blijkt dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit, als prestatiegebaseerd instrument, de versnelde uitvoering van relevante landspecifieke aanbevelingen nog altijd bevordert met beleidsmaatregelen, en de uitvoering van landspecifieke aanbevelingen naar verwachting verder zal stimuleren doordat de herstel- en veerkrachtplannen in de komende jaren voorzien in aanvullende hervormingen en investeringen. De stand van uitvoering van de hervormingen verschilt echter aanzienlijk afhankelijk van de beleidsterreinen. De afgelopen jaren hebben de lidstaten de meeste vooruitgang geboekt op het gebied van de toegang tot financiering en financiële diensten, gevolgd door de bestrijding van het witwassen van geld, het functioneren van de arbeidsmarkt, het begrotingskader en het begrotingsgovernance. Bijzonder gering was dan weer de progressie voor belastingbeleid, belastingdiensten, belastingontduiking en -vermijding, non-discriminatie en gelijke kansen, pensioenstelsels, en huisvesting.
Ook was de progressie bij de uitvoering van de in 2023 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen aanzienlijk. De lidstaten hebben ten minste “enige vooruitgang” geboekt voor bijna 59 % van de aanbevelingen die in juli 2023 tot hen gericht werden (figuur 2). Wanneer we kijken naar de beleidsterreinen waarop een aanzienlijk aantal lidstaten in 2023 een aanbeveling kreeg, is globaal gezien de meeste vooruitgang geboekt op “begrotingskader en begrotingsgovernance”, gevolgd door “ondernemingsklimaat” en “energie-efficiëntie”, “duurzame energie”, “energie-infrastructuur en energienetwerken”. Daar staat tegenover dat er minder vooruitgang is geboekt bij het aanpakken van aanbevelingen over belastingbeleid.
De uitkomsten van de evaluatie in het kader van de landspecifieke aanbevelingen 2024 zullen, samen met de uitkomsten van vorige jaren, beschikbaar komen op de website van de Commissie.
BIJLAGE 3 – VOORUITGANG BIJ DE UITVOERING VAN SDG’S IN DE EU
Tijdens de voorbije vijfjarige periode die is beoordeeld (49), heeft de EU aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verminderen van ongelijkheid (SDG 10), het zorgen voor waardig werk en economische groei (SDG 8) en het terugdringen van armoede (SDG 1). Ook is goede vooruitgang geboekt ten aanzien van de doelstellingen geen honger (SDG 2), industrie, innovatie en infrastructuur (SDG 9), verantwoorde consumptie en productie (SDG 12), leven onder water (SDG 14), kwaliteitsonderwijs (SDG 4) en gendergelijkheid (SDG 5). De EU heeft tevens vooruitgang geconstateerd naar de doelstellingen vrede, rechtvaardigheid en sterke instellingen (SDG 16), duurzame steden en gemeenschappen (SDG 11), partnerschappen om doelstellingen te bereiken (SDG 17) en klimaatactie (SDG 13).
De vooruitgang naar de doelstelling schoon water en sanitair (SDG 6) was beperkt; verscheidene indicatoren wezen op positieve ontwikkelingen terwijl andere geen vooruitgang of zelfs achteruitgang lieten zien. Voor betaalbare en schone energie (SDG 7), is de doelstelling iets verder uit zicht geraakt door het negatieve effect op de betaalbaarheid van energie van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende energiecrisis in de EU. De vooruitgang naar de doelstelling goede gezondheid en welzijn (SDG 3) werd ondermijnd door de tegenslagen als gevolg van de COVID-19-pandemie, die nu volledig zichtbaar zijn in de beschikbare gegevens. De doelstelling leven op het land (SDG 15) wordt gekenmerkt door verschillende niet-duurzame trends op het gebied van biodiversiteit en bodemaantasting, hetgeen leidt tot een tamelijk ongunstige beoordeling van de vooruitgang die door de EU tijdens de korte evaluatieperiode op dit punt is geboekt. De Europese Commissie heeft belangrijke beleidsinitiatieven voorgesteld om de aantasting van ecosystemen ongedaan te maken in het kader van de Europese Green Deal, zoals de EU-biodiversiteitsstrategie, de EU-bosbouwstrategie, de EU-bodemstrategie voor 2030 en de strategie “van boer tot bord”.
BIJLAGE 4 – BEVINDINGEN VAN DIEPGAANDE EVALUATIES VAN MACRO-ECONOMISCHE ONEVENWICHTIGHEDEN IN EU-LANDEN
Onevenwichtigheden of buitensporige onevenwichtigheden zijn vastgesteld voor 9 van de 12 landen waarvoor een diepgaande evaluatie is uitgevoerd. Bij de diepgaande evaluatie werd gekeken naar de ernst van de onevenwichtigheden, hun recente en toekomstige ontwikkeling en de daarmee samenhangende beleidsrespons. Dit jaar is de diepgaande evaluatie gepresenteerd voorafgaand aan het voorjaarspakket van het Europees Semester om meer diepgaande multilaterale besprekingen met lidstaten mogelijk te maken in afwachting van de conclusies over de vastgestelde onevenwichtigheden en de daaruit voortvloeiende formulering van de landspecifieke aanbevelingen (50).
De indeling weerspiegelt de inwerkingtreding van het nieuwe economische governancekader, door de respectieve rollen van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden en het stabiliteits- en groeipact bij het algemene macro-economische toezicht te verduidelijken, met name bij het beoordelen van risico’s voor de houdbaarheid van de begroting. Wanneer risico’s hoofdzakelijk voortkomen uit bezorgdheid over de houdbaarheid van de begroting en de vereiste beleidsrespons grotendeels op het vlak van begrotingsbeleid ligt, geldt het stabiliteits- en groeipact als het passende instrument voor het uitoefenen van toezicht en voor het doen van beleidsaanbevelingen. Wanneer er naast de houdbaarheid van de begroting sprake is van bredere macro-economische risico’s, waaronder mogelijke overloopeffecten, die een bredere beleidsrespons vereisen, moet de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden het toezicht in het kader van het stabiliteits- en groeipact blijven aanvullen. Wanneer kwetsbaarheden niet voortkomen uit een hoge schuld of budgettaire laksheid, is de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden het belangrijkste instrument om een voldoende sterk toezichtsmechanisme te waarborgen.
De ontwikkeling van de kwetsbaarheden verschilt per lidstaat maar in veel gevallen zijn de kwetsbaarheden afgenomen doordat de economie zich heeft aangepast aan de hoge, zij het dalende inflatie. De beoordeling van de onevenwichtigheden vond dit jaar plaats tegen een achtergrond van een kwakkelende economie vorig jaar en de verwachting dat de groei dit jaar geleidelijk zal versnellen. De inflatiedruk is afgenomen, deels vanwege de fors dalende energieprijzen, hetgeen de externe posities ten goede kwam, maar de kosten- en prijsdruk is nog altijd relevant. Tegelijkertijd nemen de risico’s toe door de verkrapping van de financieringsvoorwaarden in de afgelopen twee jaar. Parallel daarmee is de ontwikkeling van de kwetsbaarheden ook beïnvloed door de uiteenlopende mate waarin beleidsmaatregelen worden genomen. Het effect van deze economische ontwikkelingen is wellicht nog niet volledig zichtbaar; derhalve moeten de onevenwichtigheden nog altijd nauwlettend worden gevolgd, waarbij het zaak is een op de toekomst gericht perspectief te hanteren. In de paragrafen hieronder worden de meest relevante kwetsbaarheden en vooruitzichten op dit punt uiteengezet.
De kosten- en prijsdruk neemt af maar de verschillen in dynamiek tussen landen vormen nog altijd een probleem. De algemene inflatie is in alle EU-landen duidelijk gedaald — waarbij de dalende energieprijzen een belangrijke rol spelen — hoewel de desinflatie breder was, getuige forse dalingen van de kerninflatie sinds begin 2023. De inflatiespreiding is afgenomen in de eurozone en de EU, maar niet overal in gelijke mate. Het uiteenlopende tempo waarin de inflatie daalt valt te verklaren door de verschillende snelheden waarmee lagere energieprijzen doorwerkten in de prijzen van andere goederen en diensten en de verschillende tijdstippen waarop de maatregelen om de energieprijzen in 2022 te beteugelen werden uitgefaseerd. De binnenlandse inflatiedruk bleef aanzienlijk, en de loonkosten per eenheid en winstmarges liepen verder op. De loonkosten per eenheid versnelden in 2023 door een forse loongroei, historisch hoge werkloosheidsniveaus en een zwakke arbeidsproductiviteitsgroei. De stijging van de nominale wisselkoersen, ook in de meeste landen buiten de eurozone, heeft de inflatiedruk daarentegen enigszins doen afnemen.
Ofschoon deze naar verwachting verder zal dalen, blijft de kosten- en prijsdruk een probleem. De kostendruk, waaronder de arbeidskosten per eenheid, zal vermoedelijk verder afnemen, doordat de loongroei naar verwachting zal afvlakken en de productiviteit zal toenemen onder invloed van de economische cyclus. De inflatie is in grote delen van de eurozone en de EU echter nog altijd hoog. De desinflatie kan langzamer dan verwacht vorderen indien de druk van de loon- en winstdynamiek langdurig sterk blijft. Aanhoudende verschillen in de ontwikkeling van kosten en prijzen die niet samenhangen met productiviteitsgroei kunnen een verlies van concurrentievermogen met zich meebrengen, met risico’s voor de externe posities en de doeltreffendheid van monetair beleid. Om dit te ondervangen zijn beleidsmaatregelen vereist, waaronder begrotingsbeleid om de vraag terug te brengen tot houdbaardere niveaus, en inspanningen om de werking van de markten te verbeteren.
De lagere energieprijzen pakten voordelig uit voor de lopende rekeningen, maar de aanhoudende grote tekorten en overschotten op de lopende rekeningen geven aanleiding tot bezorgdheid over de dynamiek van de binnenlandse vraag. Externe posities binnen de EU hebben geprofiteerd van de dalende invoerprijzen voor energie, nadat deze in 2022 een hoogtepunt hadden bereikt. Tegelijkertijd profiteerden sommige landen van de aanhoudend sterke groei van de uitvoer van toerisme, terwijl de handelsbalansen van andere landen nadelig werden beïnvloed door de zwakke wereldhandel, met name de productie van goederen en in het bijzonder de handel met landen buiten de EU. Afgezien van de energiebalans ontwikkelden de externe posities zich over het algemeen in uiteenlopende richtingen, afhankelijk van de kracht van de binnenlandse vraag. In sommige gevallen leidden de dynamische bestedingen en investeringen tot het voortduren van grote overschotten op de lopende rekeningen; in andere gevallen droeg de achterblijvende binnenlandse vraag bij tot aanhoudend grote overschotten.
In de toekomst zullen de lopende rekeningen naar verwachting minder bewegingen vertonen dan in de afgelopen jaren, en veelal licht stijgen. De verwachte veranderingen worden veroorzaakt door beperkte variaties in de handelsvoorwaarden evenals het vooruitzicht dat de wereldhandel enigszins aantrekt, gekoppeld aan beperkte veranderingen in de binnenlandse vraag. De meeste grote tekorten op de lopende rekeningen zullen naar verwachting slechts in geringe mate afnemen. Die tekorten zijn bovendien veelal geringer dan naar voren komt uit de kerncijfers en ernstiger vergeleken met de niveaus van vóór de pandemie. In de meeste andere gevallen zal naar verwachting sprake zijn van lichte stijgingen, waaronder langdurige grote overschotten op de lopende rekeningen, die echter ruim onder de niveaus van 2022 zullen blijven.
De meeste negatieve netto internationale investeringsposities zijn in 2023 verder verbeterd, mede dankzij een groei van het nominale bbp. Sommige van de negatievere posities zijn verbeterd ondanks grote tekorten op de lopende rekeningen. Sommige van die negatievere NIIP/bbp-ratio’s zullen dit jaar of volgend jaar mogelijk echter niet verder groeien, en in andere gevallen minder sterk dan recentelijk het geval was, waardoor zij de lagere groei van het nominale bbp en de hardnekkigheid van grote externe financieringsbehoeften weerspiegelen.
De huizenprijzen hebben in sommige gevallen pas op de plaats gemaakt of zijn gedaald, waardoor de overwaardering op de woningmarkt is afgenomen. De woningmarkt is in 2023 verder afgekoeld onder invloed van krappere financieringsvoorwaarden en de druk op het inkomen van huishoudens; deze twee factoren beperkten de leencapaciteit van huishoudens en temperden de vraag naar woningen. De correctie van de huizenprijzen was forser in landen waar de prijzen meer overgewaardeerd waren en de huishoudens meer schulden hadden. In die gevallen liep de mate van overwaardering van de woningmarkten terug — hoewel de huizenprijzen veelal overgewaardeerd blijven — en daalde de verhouding tussen huizenprijzen en inkomens. In een paar gevallen bleven de huizenprijzen echter fors stijgen; soms lag dit in het verlengde van de dynamiek in voorgaande jaren, soms ook was het een nieuwere ontwikkeling. Ook de prijzen van commercieel vastgoed hebben correcties ondergaan, maar zijn in sommige landen nog altijd een probleem.
De huizenprijzen zullen naar verwachting een gematigde dynamiek laten zien doordat de financieringsvoorwaarden nog altijd krap zijn, maar naarmate de leencapaciteit zich herstelt en het aanbod beperkt blijft, zullen de prijzen mogelijk weer gaan stijgen. De periode van dalende huizenprijzen loopt weliswaar ten einde maar op korte termijn worden de vooruitzichten nog altijd bepaald door krappe financieringsvoorwaarden, die een dempend effect hebben op de vraag en de prijzen. Die factoren worden echter mogelijk omgekeerd wanneer de rente daalt en het inkomen van huishoudens stijgt onder invloed van stijgende reële lonen. Tegelijkertijd wijst de recente daling in het aantal nieuwe huizen dat wordt gebouwd en het aantal bouwvergunningen in diverse landen erop dat het onderaanbod van huizen mogelijk aan het verslechteren in plaats van aan het verbeteren is, hetgeen waarschijnlijk meer opwaartse prijsdruk zal veroorzaken. Parallel daarmee wordt schuldgefinancierd eigenwoningbezit in diverse landen in de hand gewerkt door beleidsaspecten, waaronder belastingregelingen en een niet goed werkende huurmarkt, hetgeen mogelijk prijsstijgingen teweegbrengt zodra de financieringsvoorwaarden aantrekkelijk genoeg worden. De bezorgdheid over commercieel vastgoed is nog niet verdwenen, en de sector blijft bijzonder gevoelig voor de financieringsvoorwaarden.
De hoge schuldquote in de private en publieke sector bleef dalen door een forse groei van het nominale bbp en een geringer aantal kredieten, maar is in sommige gevallen nog altijd aanzienlijk. De schuldquote is sinds 2021 aanmerkelijk gedaald, grotendeels vanwege een krachtigere groei van het nominale bbp, maar dat effect ebde in 2023 reeds weg naarmate de groei van het reële bbp vertraagde. Daarnaast droogden de kredietstromen in de richting van zowel huishoudens als niet-financiële ondernemingen flink op vanwege krappere financieringsvoorwaarden, waarbij die stromen in sommige gevallen zelfs licht negatief werden, hetgeen de schuldafbouw in de hand werkte. Desondanks blijvende private schulden in sommige gevallen hoog. Wat de overheidsschuld betreft, droegen aanzienlijke begrotingstekorten in sommige landen bij tot de schuldquota, die nog altijd boven het niveau van vóór de COVID-19-crisis liggen en naar verwachting zullen stijgen door het gebrek aan verdere beleidsmaatregelen in sommige landen met hoge schulden.
De schuldafbouw moet worden voortgezet, zij het in mindere mate doordat de inflatie verder terugloopt en de financieringsvoorwaarden nog altijd risico’s met zich mee kunnen brengen voor debiteuren. De lagere inflatie effent de weg voor lagere rente, maar de financieringsvoorwaarden kunnen voor sommige debiteuren en kredietnemers problematisch blijven. Ofschoon de rente naar verwachting zal dalen, zal deze naar verwachting boven de lage niveaus blijven liggen waarvan sprake was in de jaren voorafgaand aan de stijging van de inflatie, waardoor de kosten voor schuldaflossing onder druk komen te staan. Dit is een probleem wanneer de herfinancieringsbehoeften groter zijn. Wanneer veel kredieten worden verleend in buitenlandse valuta’s, kunnen de risico’s bovendien toenemen door kwetsbaarheden in de externe positie die zich kunnen vertalen in wisselkoerschommelingen en hogere risicopremies, waardoor prudent beleid vereist is. Het versterken van de potentiële economische groei, onder meer door de doeltreffende uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen, zal naar verwachting bevorderlijk zijn voor de schuldafbouw op de middellange termijn.
De bankensector heeft ondanks de kwakkelende economie veerkracht getoond, maar de effecten van de krappere financieringsvoorwaarden zijn mogelijk nog niet ten volle voelbaar geworden. De bankensector heeft de meest recente macro-economische ontwikkelingen goed doorstaan. De winstgevendheid van de banken is toegenomen dankzij hogere rentebaten, waardoor hun kapitaalratio’s verder werden versterkt. De zwakke economische groei en krappere financieringsvoorwaarden lijken de activa van banken vooralsnog niet te hebben aangetast. Het aantal niet-renderende leningen is verder gedaald, zij het slechts marginaal. In sommige landen is de afwikkeling van niet-renderende leningen buiten de bankensector nog altijd een probleem. In sommige gevallen vormt de aanzienlijke blootstelling aan binnenlandse soevereine schulden nog altijd een risico. De gevolgen van de verkrapping van de monetaire voorwaarden in de afgelopen twee jaar voor de schuldafbouw zijn mogelijk nog niet volledig zichtbaar en zullen wellicht met enige vertraging tot uiting komen. In de huidige context vraagt de situatie van de commerciële vastgoedsector mogelijk om aandacht, aangezien banken en andere financiële instellingen in sommige landen in hoge mate aan de sector zijn blootgesteld.
Tabel 1: INDELING VAN LIDSTATEN IN HET KADER VAN DE PMO
Resultaten 2023 | Resultaten 2024 | |
Geen onevenwichtigheden | CZ, EE, LV, LT, LU, SK | ES, FR, PT |
Onevenwichtigheden | CY, DE, ES, FR, HU, NL, PT, RO, SE | CY, DE, EL, HU, IT, NL, SK, SE |
Buitensporige onevenwichtigheden | EL, IT | RO |
p.m.: Geen diepgaande evaluatie | AT, BE, BG, DK, HR, FI, MT, PL, SI | AT, BE, BG, CZ, DK, EE, HR, FI, IE, LV, LT, LU, MT, PL, SI |
Opmerking: Lidstaten waarvan de indelingsstatus tussen 2023 en 2024 is gewijzigd, zijn in beide kolommen in vet weergegeven.
Lidstaten die geen onevenwichtigheden meer vertonen
Frankrijk vertoont geen onevenwichtigheden meer. Beleidsmaatregelen hebben bijgedragen tot het beperken van de kwetsbaarheden, die grensoverschrijdend relevant zijn, met betrekking tot het concurrentievermogen tegen een achtergrond van lage productiviteitsgroei, maar er moeten meer inspanningen worden geleverd; kwetsbaarheden die verband houden met een hoge overheidsschuld blijven aanwezig. Het prijsconcurrentievermogen heeft zich sinds 2021 gunstig ontwikkeld, deels doordat de inflatie in Frankrijk lager is dan bij zijn handelspartners. Het kostenconcurrentievermogen laat echter een gemengder beeld zien aangezien de arbeidsproductiviteit wordt afgeremd door tijdelijke factoren in de nasleep van de COVID-19-crisis, waaronder het in dienst houden van overbodige arbeidskrachten in een aantal belangrijke sectoren, en werkgelegenheidsbevorderende beleidsmaatregelen. Dit heeft in de afgelopen jaren geleid tot een sterke groei van de werkgelegenheid. De arbeidsproductiviteit en het concurrentievermogen zullen naar verwachting gaandeweg verbeteren, mede dankzij geplande investeringen en hervormingen, waardoor schuldafbouw mogelijk wordt. De schuld in de private sector nam tijdens de pandemie aanzienlijk toe, maar ging gepaard met een hogere spaarquote van huishoudens, en met een toename van eigen vermogen en een accumulatie van liquiditeitsbuffers, die momenteel worden aangewend. De kredietverlening voor bedrijfsinvesteringen blijft dynamisch ondanks de krappere financieringsvoorwaarden. De overheidsschuldquote is enigszins gedaald doordat het bbp zich sinds 2021 herstelt, tot net boven 110 % in 2023. De schuldquote zal in 2024 naar verwachting min of meer stabiel blijven maar in 2025 weer oplopen onder invloed van de aanhoudend hoge overheidstekorten. De beleidsrespons op de geïdentificeerde kwetsbaarheden die verband houden met het concurrentievermogen tegen een achtergrond van lagere productiviteitsgroei was al met al passend en zal de productiviteit in de komende jaren naar verwachting ten goede komen, maar er moeten meer inspanningen worden geleverd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zal helpen om de concurrentie-uitdagingen aan te pakken en tegelijkertijd de productiviteitsgroei te verbeteren. Ofschoon beleidsmaatregelen zijn genomen om de overheidsfinanciën te versterken, moeten hoe dan ook meer inspanningen worden geleverd om de hoge overheidsschuld te verminderen. Het hervormde stabiliteits- en groeipact, dat onder meer voorziet in de toepassing van de buitensporigtekortprocedure, vormt een passend en sterk toezichtsmechanisme om de risico’s voor de houdbaarheid van de begroting aan te pakken.
Portugal vertoont geen onevenwichtigheden meer. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het beperken van kwetsbaarheden met betrekking tot hoge private, publiek en externe schuld, die naar verwachting verder zullen afnemen. Na een onderbreking als gevolg van de COVID-19-crisis hebben de quota van de private en overheidsschuld hun daling hervat. Deze zijn sinds 2021 aanzienlijk teruggelopen, mede dankzij een sterke bbp-groei en een recent begrotingsoverschot voor wat betreft de overheidsschuld. De duidelijk negatieve netto internationale investeringspositie is aanzienlijk verbeterd, mede dankzij de economische groei en een overschot op de lopende rekening, en de structuur ervan is nog altijd gunstig gezien het hoge aandeel van instrumenten zonder debiteurenrisico. De schuldenlast in de private en publieke sector en de netto internationale investeringspositie blijven hoog, maar zullen naar verwachting gaandeweg verder teruglopen, ondanks het feit dat de groei van het nominale bbp minder gunstig wordt. De lopende rekening vertoonde vorig jaar weer een overschot en de verwachting is dat deze dit jaar en volgend jaar positief zal blijven, en inmiddels is sprake van een begrotingsoverschot. De rentestijging heeft huishoudens met een schuld enigszins onder druk gezet, en de huizenprijzen stijgen al jarenlang fors. Het aantal niet-renderende leningen, dat al niet hoog was, bleef dalen. Door middel van beleidsmaatregelen wordt er voortdurend vooruitgang geboekt bij de aanpak van de genoemde kwetsbaarheden, wat heeft geleid tot zichtbare resultaten. De huidige uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan heeft nog altijd een positief effect op het groeipotentieel, draagt bij tot de houdbaarheid van de externe duurzaamheid van Portugal en komt de houdbaarheid van de begroting ten goede.
Spanje vertoont geen onevenwichtigheden meer. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verminderen van kwetsbaarheden, die grensoverschrijdend relevant waren, met betrekking tot de hoge private en externe schuld, en de overheidsschuld is verminderd. Na een onderbreking als gevolg van de COVID-19-crisis hebben de private schuld en de negatieve NIIP-ratio’s hun daling in 2021 hervat, mede dankzij een sterke groei van het nominale bbp. Beide zullen in de komende jaren naar verwachting verbeteren, zij het geleidelijker dan recentelijk het geval was doordat de nominale bbp-groei naar verwachting minder gunstig zal zijn. De lopende rekening vertoont al tien jaar een overschot, dat in 2023 verder opliep, als gevolg van een snel groeiende uitvoer en lagere energieprijzen. De hoge overheidsschuldquote loopt terug, mede dankzij de sterke groei van het nominale bbp, zij het dat de daling dit jaar en volgend jaar naar verwachting zal afvlakken vanwege het aanhoudende begrotingstekort en de minder gunstige groei van het nominale bbp. De werkloosheid laat al tien jaar een dalende trend zien en zal naar verwachting verder dalen. De bankensector bleef veerkrachtig ondanks krappere financieringsvoorwaarden voor kredietnemers. Er is in de afgelopen jaren aanzienlijke vooruitgang geboekt met beleidsmaatregelen om de geïdentificeerde kwetsbaarheden aan te pakken, onder meer dankzij de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, maar er moeten meer inspanningen worden geleverd, met name om de hoge overheidsschuld te verminderen.
Lidstaten die sinds kort onevenwichtigheden vertonen
Slowakije vertoont onevenwichtigheden. Ondanks enkele recente verbeteringen, blijven de kwetsbaarheden in verband met het kostenconcurrentievermogen, de externe balans, de huizenmarkt en schulden van huishoudens een probleem, en er is op deze terreinen nog geen beleidsactie ondernomen. Slowakije werd in 2023 onderworpen aan een diepgaande evaluatie, en de uitkomst daarvan was dat de kwetsbaarheden van het land niet neerkwamen op macro-economische onevenwichtigheden aangezien deze naar verwachting op de middellange termijn zullen afnemen. Deze kwetsbaarheden zijn inderdaad afgenomen, zij het niet zo snel als een jaar geleden werd verwacht. De verbeteringen lijken bovendien cyclisch te zijn, met kennelijk diepgewortelde structurele kwetsbaarheden, en beleidsmaatregelen blijven uit. Het grote tekort op de lopende rekening liep vorig jaar terug, maar zal naar verwachting zichtbaar negatief blijven, met het voortduren van de bijzonder negatieve netto internationale investeringspositie tot gevolg. De kerninflatie is hardnekkiger gebleken dan verwacht en was nog altijd hoger dan in de eurozone, terwijl de arbeidskosten per eenheid sterker blijven stijgen dan bij de meeste handelspartners. Deze prijs- en kostendruk zal dit jaar of volgend jaar naar verwachting niet verdwijnen, hetgeen verbeteringen van het concurrentievermogen en de handelsbalans mogelijk in de weg zal staan. De kredietverlening aan huishoudens is door de jaren heen aanzienlijk toegenomen en vlakte in 2023 af doordat het aantal hypotheekleningen daalde. De huizenprijzen zijn gedaald maar blijven enigszins overgewaardeerd, en zullen naar verwachting weer gaan stijgen doordat het aanbod van huizen nog altijd beperkt is. De vraag naar huizen wordt in de hand gewerkt door beleidsmaatregelen zoals de onlangs goedgekeurde hypotheeksubsidies die de transmissie van het monetair beleid in de weg staan en zwaar op de begroting drukken. Begrotingsaanpassingen zijn uitgesteld, en het hoge overheidstekort zal dit jaar naar verwachting verder oplopen, terwijl de overheidsschuldquote in 2024 en 2025 waarschijnlijk zal stijgen ondanks een gunstige bbp-groei, waardoor opwaartse druk op de binnenlandse vraag ontstaat. Al met al zijn de beleidsmaatregelen ontoereikend om de geïdentificeerde kwetsbaarheden aan te pakken, waardoor ze diepgewortelder raken. Begrotingsaanpassingen zouden van pas komen om de kerninflatie te beteugelen en de externe positie te versterken, maar ook om de toename van de overheidsschuld binnen de perken te houden; een dergelijke aanpassing moet ondersteund worden door de invoering van de buitensporigtekortprocedure. Maatregelen zijn ook vereist om het al dan niet met het prijsniveau samenhangende concurrentievermogen te verbeteren en risico’s in verband met de huizenmarkt en zich opstapelende schulden van huishoudens te beperken, onder meer door een goed functionerende huurmarkt tot stand te brengen.
Lidstaten die onevenwichtigheden vertonen
Cyprus vertoont nog steeds onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden die verband houden met private, publieke en externe schuld zijn afgenomen maar blijven relevant, terwijl het grote tekort op de lopende rekening verder is opgelopen. De schuldquota van zowel huishoudens als niet-financiële vennootschappen zijn verder gedaald, maar blijven hoog. De schulden van bedrijven en de externe schuld worden echter opgedreven door de aanwezigheid van entiteiten voor specifieke doeleinden, die een beperkt risico voor de binnenlandse economie vormen. Het grote aantal niet-renderende leningen op de balans van banken is in de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen, ook in 2023, en door de afwikkeling van niet-renderende leningen door bedrijven die kredieten opkopen zal de private schuld naar verwachting verder worden gereduceerd. Desalniettemin zullen de krappere financieringsvoorwaarden de druk op huishoudens en bedrijven met hoge schulden waarschijnlijk doen toenemen. De overheidsschuldquote neemt in hoog tempo af, en Cyprus zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting een begrotingsoverschot vertonen, hetgeen verdere verlagingen van de schuldquote in de hand zal werken. Het grote tekort op de lopende rekening liep in 2023 verder op door de aanhoudend sterke binnenlandse vraag en de repatriëring van winsten. Het tekort zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting groot blijven. De bijzonder negatieve netto internationale investeringspositie is vorig jaar niet verbeterd en zal verder verslechteren tenzij de lopende rekening aanmerkelijk verbetert. Omvangrijke beleidsinspanningen zijn geleverd om de geïdentificeerde kwetsbaarheden aan te pakken. De volledige en tijdige uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan en verdere maatregelen zullen de uitvoer naar verwachting ten goede komen en de te grote afhankelijkheid van de invoer van olie verminderen.
Duitsland vertoont nog steeds onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden die verband houden met het grote overschot op de lopende rekening blijven relevant, ofschoon deze door de jaren heen enigszins zijn beperkt, aangezien het onderliggende probleem van de zwakke binnenlandse vraag en gematigde investeringen, wat van grensoverschrijdend belang is, blijft bestaan, terwijl de beleidsrespons beperkt is geweest. Dankzij lagere energieprijzen, een zwakke binnenlandse vraag en een kwakkelende wereldhandel steeg het overschot op de lopende rekening in 2023 naar 5,9 % van het bbp, tegenover 4,2 % in 2022. De verwachting is dat het overschot dit jaar en volgend jaar enigszins zal oplopen, waarbij het echter ver onder het niveau van vóór de pandemie blijft. Gezien de omvang van de Duitse economie en de handelsintegratie van het land in de eurozone, heeft dit een negatief overloopeffect op de andere eurolanden. Dalende huizenprijzen hebben de overwaardering van de huizenprijzen aanzienlijk verminderd, met vooralsnog een beperkt effect op het financiële stelsel, maar commercieel vastgoed behoeft verdere monitoring. Doordat de investeringen in vastgoed teruglopen, kan prijsdruk en daaruit voortvloeiende risico’s van overwaardering in de nabije toekomst weer de kop opsteken. In de toekomst zal het kostenconcurrentievermogen naar verwachting licht verslechteren, en huishoudens zien hun koopkracht weer wat toenemen nu de reële lonen waarschijnlijk gaan stijgen. Het herstel van de private investeringen kost tijd en begrotingsconsolidatie zal naar verwachting doorwegen op de binnenlandse vraag, en mogelijk druk leggen op overheidsinvesteringen. De onderliggende kwetsbaarheden als het gaat om de brede kloof tussen besparingen en investeringen zijn niet wezenlijk veranderd: investeringsbehoeften zijn door de jaren heen toegenomen, voornamelijk vanwege overheidsinvesteringen op regionaal niveau en bedrijfsinvesteringen in het algemeen, hetgeen in de toekomst gunstig zou moeten uitpakken voor de economische groei. Terwijl de regering een aantal maatregelen heeft genomen om investeringen te ondersteunen, en het herstel- en veerkrachtplan belangrijke maatregelen omvat om investeringen te bevorderen, heeft de omvang van de beleidsrespons tot dusver nog niet geleid tot aanzienlijke vooruitgang.Evenmin is deze respons toereikend geweest om de algemene uitdaging van grotere private en overheidsinvesteringen het hoofd te bieden.
Hongarije vertoont nog steeds onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden die verband houden met prijsdruk en externe en publieke financieringsbehoeften blijven relevant, hoewel een gunstigere externe omgeving een aantal kortetermijnrisico’s heeft beperkt. Het grote tekort op de lopende rekening liep in 2023 terug doordat de binnenlandse vraag kromp als gevolg van een recessie in Hongarije, en door lagere energieprijzen. In combinatie met een krapper monetair beleid dragen deze factoren bij tot het verlagen van de zeer hoge inflatie. De kerninflatie behoort echter nog altijd tot de hoogste in de EU, en de arbeidskosten per eenheid blijven fors toenemen, waardoor het concurrentievermogen onder druk komt te staan. De lopende rekening zal naar verwachting weer een gering tekort gaan vertonen naarmate de binnenlandse vraag zich herstelt, terwijl de economie, en de externe financiering ervan, nog altijd blootstaan aan ontwikkelingen van de energieprijzen en risicopremies. De stijging van de huizenprijzen is in 2023 vertraagd en de overwaardering nam af, onder invloed van hogere rentetarieven. Het grote begrotingstekort duurt voort vanwege expansief beleid en zwakke groei sinds de recessie in 2023. Het tekort zal naar verwachting enigszins teruglopen, maar aanzienlijk blijven en bijdragen aan de inflatie en de externe financieringsbehoeften. De overheidsschuldquote en de rentelast zullen hoog blijven. Er is op alle terreinen beperkte vooruitgang geboekt met beleidsmaatregelen, met name op begrotingsgebied en wat structurele hervormingen betreft, waardoor de geïdentificeerde kwetsbaarheden voortduren. Begrotingsaanpassingen zouden van pas komen om de kerninflatie te beteugelen en de externe positie te versterken, maar ook om de toename van de overheidsschuld binnen de perken te houden; een dergelijke aanpassing moet ondersteund worden door de invoering van een buitensporigtekortprocedure. De tijdige en doeltreffende uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting bijdragen tot het beperken van de kwetsbaarheden door concurrentieverstorende ingrepen in markten uit te faseren en door hervormingen die begrotingsconsolidatie bevorderen.
Nederland vertoont nog steeds onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden die verband houden met een hoge private schuld tegen een achtergrond van een overgewaardeerde huizenmarkt, die grensoverschrijdende relevantie hebben, blijven aanwezig ondanks enkele verbeteringen. Kwetsbaarheden die verband houden met het grote overschot op de lopende rekening zijn verminderd door de vrij sterke toename van de binnenlandse vraag. Het overschot op de lopende rekening zal naar verwachting groot blijven door een fors overschot in de handel in goederen en diensten, hetgeen weerspiegelt dat de binnenlandse besparingen de investeringen overtreffen voor de economie als geheel. In de afgelopen jaren is de binnenlandse vraag echter sterker gestegen dan in de eurozone, hetgeen erop wijst dat het overloopeffect van het huidige overschot op de lopende rekening naar de rest van de eurozone minder problematisch wordt. De grote aanwezigheid van multinationale ondernemingen in Nederland, het statistische effect van ingehouden bedrijfswinsten, en de rol van pensioenfondsen die grote bedragen aan spaargeld accumuleren die in het buitenland worden geïnvesteerd zijn stuk voor stuk aspecten die bijdragen aan de grote kloof tussen besparingen en investeringen. De private schuld bleef fors dalen in 2023, en verdere reducties zijn te verwachten, maar de schuld blijft hoog. Het hoge schuldniveau gekoppeld aan grote hoeveelheden niet-liquide activa, voornamelijk vastgoed en pensioenspaargelden, maakte huishoudens kwetsbaar voor veranderende economische omstandigheden, met name gezien de overgewaardeerde huizenmarkt. De huizenprijzen ondergingen gedurende grote delen van vorig jaar enige correctie onder invloed van krappere financieringsvoorwaarden, maar blijven overgewaardeerd, zij het minder dan voorheen. Sommige beleidsmaatregelen zijn genomen om de geïdentificeerde kwetsbaarheden aan te pakken, maar meer inspanningen moeten worden geleverd. Diverse opties zouden kunnen worden aangewend om het tekort aan huizen daadkrachtiger aan te pakken door meer te investeren in woningbouw en obstakels voor de bouw van nieuwe woningen uit de weg te ruimen, terwijl fiscale stimulansen voor schuldgefinancierd eigenwoningbezit verder kunnen worden ontwikkeld. Recente hervormingen op de private huurmarkt zullen de beschikbaarheid van huisvesting waarschijnlijk niet bevorderen.
Zweden vertoont nog steeds onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden die verband houden met de vastgoedmarkt en de hoge private schuld blijven relevant ofschoon zich onlangs enige correctie heeft voorgedaan, en er zijn weinig beleidsmaatregelen genomen om deze kwetsbaarheden aan te pakken. Na jarenlang fors te zijn gestegen, vertonen de vastgoedprijzen sinds eind 2022 een dalende trend. De schuld van de private sector daalde ten opzichte van het bbp vanwege de hoge groei van het nominale bbp en de hoge inflatie, terwijl de schuld in nominale termen nog altijd steeg. De snelle stijging van de rente pakte nadelig uit voor de schuldaflossing van huishoudens en commerciële vastgoedondernemingen, beperkte de vraag en ondermijnde de vastgoedprijzen. Het veel voorkomen van variabele rente en hypotheken met zeer lange looptijden heeft de balansen van huishoudens onder druk gezet, de aflossingscapaciteit aangetast, een daling van de consumptie uitgelokt en bijgedragen tot de recessie van 2023. Tegelijkertijd werden er aanzienlijk minder huizen gebouwd. Ondanks de recente dalingen zijn de huizenprijzen nog altijd overgewaardeerd; commerciële vastgoedprijzen lijken zich daarnaast nog niet volledig te hebben aangepast, en er zijn risico’s voor de schuldaflossing als de rente hoog blijft en de waarderingen teruglopen. De financiële sector is erg blootgesteld aan de vastgoedsector, maar de sterke kerncijfers moeten als bastion dienen tegen het doorsijpelen van vastgoedproblemen naar de bredere economie. Er is weinig vooruitgang geboekt met beleidsmaatregelen, en door het gebrek aan doortastender optreden zullen de geïdentificeerde kwetsbaarheden blijven bestaan en mogelijk leiden tot een heropleving van de schuldgefinancierde aankoop van huizen en overgewaardeerde huizenprijzen. Maatregelen die het woningaanbod vergroten zouden goed van pas komen om deze problemen uit de weg te gaan. Daarnaast blijft het belastingstelsel de schuldgefinancierde aankoop van huizen bevorderen door aanzienlijke belastingaftrekbaarheid van de betaling van hypotheekrenten, en eigenwoningbezit bevoordelen. De huurmarkt is niet hervormd.
Lidstaten die nu onevenwichtigheden vertonen (voorheen buitensporige evenwichtigheden)
Griekenland vertoont onevenwichtigheden nadat er in 2023 buitensporige onevenwichtigheden waren vastgesteld. Kwetsbaarheden die verband houden met een hoge overheidsschuld en een groot aantal niet-renderende leningen blijven relevant maar zijn aanmerkelijk afgenomen en zullen naar verwachting verder afnemen, maar de externe positie blijft zwak. De overheidsschuldquote is verder gedaald, en hoewel deze hoog blijft met bijna 162 % in 2023, lijken de kortetermijnrisico’s voor de houdbaarheid van de schuld gering. De nominale bbp-groei was in de afgelopen jaren een belangrijke oorzaak van de snel dalende schuldquote, maar de verwachte verdere verbetering van de begrotingsevenwichten zal ervoor zorgen dat de schuldquote blijft dalen. Het huidige tekort op de lopende rekening, dat in de periode 2020 tot en met 2022 aanzienlijk was opgelopen, liep in 2023 fors terug, maar blijft hoog onder invloed van een levendige binnenlandse vraag. Dit jaar en volgend jaar worden slechts marginale verbeteringen van de lopende rekening verwacht, aangezien de invoer naar verwachting hoog zal blijven vanwege de sterke groei van de investeringen. Ook de bijzonder negatieve NIIP/bbp-ratio verbeterde vorig jaar onder invloed van de hoge nominale bbp-groei, maar deze ratio blijft de zwakste in de EU. Het aantal niet-renderende leningen liep in de afgelopen jaren fors terug en bleef in 2023 dalen, maar de afwikkeling van niet-renderende leningen buiten de bankensector blijft traag, en als gevolg daarvan wegen ze nog altijd op de economie. De werkgelegenheid nam toe en de werkloosheid daalde verder, maar is nog altijd hoog. Jarenlange beleidsmaatregelen en omvangrijke structurele hervormingen hebben duidelijk bijgedragen aan een vermindering van de geïdentificeerde kwetsbaarheden. Het handhaven van voorzichtig begrotingsbeleid en de tijdige verdere uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan blijven van cruciaal belang om het concurrentievermogen te verbeteren en om de economie weer in evenwicht te brengen.
Italië vertoont onevenwichtigheden nadat er in 2023 buitensporige onevenwichtigheden waren vastgesteld. Kwetsbaarheden in verband met een hoge overheidsschuld en een zwakke productiviteitsgroei, tegen een achtergrond van een fragiele arbeidsmarkt en een aantal zwakke punten van de financiële markten, die van grensoverschrijdend belang zijn, blijven bestaan. De overheidsschuldquote van Italië daalde fors sinds de piek tijdens de COVID-19-crisis, voornamelijk vanwege de sterke groei van het nominale bbp. De overheidsschuldquote is echter nog altijd hoog, ruim 137 % van het bbp in 2023, en de neerwaartse trend zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting omkeren. Deze omkering is het gevolg van een aanzienlijke schuldverhogende stockflow adjustment, nog altijd omvangrijke maar afnemende overheidstekorten, en een lagere groei van het nominale bbp. De productiviteitsgroei is over het algemeen en gemiddeld positief geweest, zij het beperkt, hetgeen de noodzaak van hervormingen en investeringen bevestigt om structurele tekortkomingen te overwinnen en gunstige voorwaarden voor productiviteitsgroei te bevorderen. De arbeidsmarktomstandigheden zijn in de afgelopen jaren verbeterd, en dit heeft zich niet vertaald in loondruk. De arbeidsmarktparticipatie is tot recordhoogten gestegen, al is deze verhoudingsgewijs nog altijd gering. De financiële sector is versterkt dankzij verbeteringen in de kwaliteit en winstgevendheid van bankactiva, terwijl Italiaanse banken op hun balansen nog altijd sterk blootgesteld zijn aan staatsobligaties en door de staat gegarandeerde leningen. Beleidsmaatregelen zijn aangewend om de kwetsbaarheden aan te pakken, onder meer door de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, dat de productiviteit en potentiële bbp-groei bevordert om de overheidsschuldquote op de lange termijn te verminderen. Het tempo van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan blijft essentieel en aanvullende beleidsinspanningen zouden welkom zijn. Het is duidelijk dat meer maatregelen nodig zijn om de hoge overheidsschuldquote te verminderen. Het hervormde stabiliteits- en groeipact, dat onder meer voorziet in de toepassing van de buitensporigtekortprocedure, vormt een passend en sterk toezichtsmechanisme om de risico’s voor de houdbaarheid van de begroting aan te pakken en om het toezicht in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden aan te vullen.
Lidstaten die nu buitensporige onevenwichtigheden vertonen (voorheen onevenwichtigheden)
Voor Roemenië, dat in 2023 onevenwichtigheden vertoonde, zijn buitensporige onevenwichtigheden geconstateerd. Er is nog steeds sprake van kwetsbaarheden in verband met externe rekeningen, met name geassocieerd met grote en toenemende overheidstekorten, de prijzen en kosten blijven aanzienlijk stijgen en de beleidsmaatregelen zijn ontoereikend geweest. Het huidige tekort op de lopende rekening verbeterde enigszins in 2023, vooral dankzij de zwakkere particuliere bestedingen en handelswinsten, maar het blijft ontegenzeggelijk hoog en zal naar verwachting dit jaar en volgend jaar niet verbeteren. Als gevolg hiervan verbetert de netto internationale investeringspositie niet meer als percentage van het bbp, ondanks de hoge groei van het nominale bbp en de voortzetting van het grote tekort op de lopende rekening die de netto internationale investeringspositie verder negatief dreigt te maken. De algemene inflatie is teruggelopen maar de kerninflatie blijft zeer hoog; deze is slechts marginaal lager dan het recente hoogtepunt en hoger dan een jaar geleden. De lonen en de arbeidskostendynamiek versnelden in 2023 en bleven sterk in 2024, hetgeen deels de omvangrijke verhogingen van de minimumlonen en ambtenarensalarissen tegen de achtergrond van een krappe arbeidsmarkt weerspiegelde. Dit heeft geleid tot bezorgdheid over het kostenconcurrentievermogen, terwijl het niet aan kosten gerelateerde concurrentievermogen nog altijd wordt ondermijnd door structurele knelpunten. Al deze factoren werken bezorgdheid in de hand over de verankering van de verliezen aan concurrentievermogen en vertragingen bij de vereiste verbetering van de handelsbalans. De begrotingssituatie, een belangrijke oorzaak van het hoge tekort op de lopende rekening, is vorig jaar verslechterd. Het omvangrijke begrotingstekort zal in 2024 en 2025 naar verwachting nog enigszins verslechteren. De overheidsschuldquote steeg ondanks de sterke groei van het nominale bbp, hoewel gematigd met 53 %, maar een groot deel van de overheidsschuld luidt in buitenlandse valuta. De hardnekkigheid van het grote overheidstekort kan de externe schuldenlast opstuwen en Roemenië afhankelijker maken van externe financieringsbronnen, waardoor het land kwetsbaar wordt voor veranderingen in het marktsentiment onder beleggers en externe schokken. De beleidsrespons op de geïdentificeerde kwetsbaarheden was zwak. Een geloofwaardig begrotingsconsolidatietraject is van groot belang om de risico’s voor de stabiliteit van de economie te beperken. Dit vereist naleving van de aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure en volledige uitvoering van de structurele begrotingshervormingen in het herstel- en veerkrachtplan, met name die welke gericht zijn op het structureel vergroten van de overheidsinkomsten, en een veel striktere uitgavenbeheersing dan in de afgelopen jaren. Ook de uitvoering van hervormingen van investeringen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan bovenop de structurele begrotingshervormingen zou het concurrentievermogen ten goede komen.
1() Uitgedrukt in koopkrachtstandaarden, steeg het bbp per hoofd van de bevolking van de 10 “nieuwe” lidstaten die 20 jaar geleden bij de EU kwamen van 51 % op het moment van toetreding, in 2004, naar 79 % in 2023. Zie Europese Commissie (2024), voorjaarsprognose 2024.
2() Bijvoorbeeld in de mededeling van de Commissie over het concurrentievermogen van de EU op lange termijn; het jaarverslag 2024 over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen en het negende verslag over economische, sociale en territoriale cohesie.
3() Enrico Letta, “Much more than a market” (april 2024) (europa.eu).
4() Zoals het verbeteren van de toegang tot kapitaal voor Europese bedrijven; het verlagen van de kosten van energie; het verbeteren van de vaardigheden van werknemers in de EU; en het intensiveren van de handel met de rest van de wereld.
5() De inwerkingtreding van deze wetgeving luidt het einde in van de herziening van het economische governancekader, waarmee de Commissie in februari 2020 van start ging. Op 26 april 2023 presenteerde de Commissie wetgevingsvoorstellen.
6() In het plan moet worden toegelicht hoe de uitvoering zal worden gewaarborgd van investeringen en hervormingen in reactie op de relevante landspecifieke aanbevelingen. Landspecifieke aanbevelingen moeten als relevant worden beschouwd zolang de lidstaat nog geen “volledige” of “aanzienlijke” vooruitgang heeft geboekt bij het aanpakken ervan volgens de beoordeling in het kader van het Europees Semester.
7() Met de term “netto-uitgaven” wordt verwezen naar overheidsuitgaven zonder rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven aan programma’s van de Unie die volledig worden gefinancierd door inkomsten uit Uniefondsen, nationale uitgaven aan cofinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, cyclische elementen van uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.
8() Mededeling over richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024, COM(2023) 141 final, 8 maart 2023.
9() De evaluatie van naleving van het schuldcriterium is substantieel gewijzigd in het herziene economische governancekader. De schuldquote wordt verondersteld “voldoende te dalen en de referentiewaarde van 60 % van het bbp in een bevredigend tempo te naderen” als de lidstaat in kwestie het door de Raad uiteengezette traject voor netto-uitgaven blijft volgen. Aangezien de Raad een dergelijk traject voor netto-uitgaven nog niet heeft vastgesteld, kan het schuldcriterium in dit stadium niet worden beoordeeld.
10() Verslag over de vergrijzing 2024. Economische en budgettaire prognoses voor de lidstaten van de EU (2022-2070) − Europese Commissie (europa.eu)
11() Macro-economische onevenwichtigheden: Raad neemt conclusies aan – Consilium (europa.eu)
12() De diepgaande evaluaties van 2024 zijn in twee batches gepubliceerd: de eerste op 25 maart 2024 met de diepgaande evaluaties voor Spanje, Cyprus, Nederland, Roemenië, Slowakije en Zweden, en de tweede op 23 april met de diepgaande evaluaties voor Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Italië, Hongarije en Portugal.
13() Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de versterking van de Europese bestuurlijke ruimte (ComPAct).
14() Mededeling:“Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk”, Europese Commissie (europa.eu).
15() De Europese Unie en de hoge vertegenwoordiger van de EU hebben de Global Gateway geformuleerd, een strategie om koppelingen in de digitale, de energie- en de vervoerssector te bevorderen en gezondheidszorg-, onderwijs- en onderzoeksstelsels over de hele wereld te versterken.
16() In het Pact voor onderzoek en innovatie in Europa (2021) wordt het streefcijfer voor investeringen in O&O van 3 % van het bbp opnieuw genoemd, evenals in de conclusies van de Europese Raad van 17/18 april 2024.
17() 1,2 % van het bbp, ten opzichte van 2,3 % in de Verenigde Staten.
18() IPCEI op het gebied van micro-elektronica – belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (ipcei-me.eu)
19() Belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang op het gebied van computingtechnologie (europa.eu)
20() Daarnaast is de genderkloof op het gebied van ICT-vaardigheden zorgwekkend. In 2021, het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, was 81 % van de ICT-specialisten man. Zie https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=ICT_specialists_in_employment.
21() De Europese Innovatieraad (EIC) heeft de toegankelijkheid van financiering voor jonge bedrijven op Europees niveau verbeterd.
22() https://ec.europa.eu/regional_policy/whats-new/newsroom/14-12-2023-eu-addresses-talent-development-trap-in-new-call-for-regions-to-harness-existing-talent_en
23() Global Electricity Review 2024 |, Ember (ember-climate.org).
24() https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2023%3A757%3AFIN
25() Verordening (EU) 2022/869
26( ) Strategisch plan voor energietechnologie (europa.eu)
27() Verordening voor een nettonulindustrie - Europese Commissie (europa.eu)
28() Europese Commissie (2024), effectbeoordeling bij de mededeling “Onze toekomst veiligstellen − De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met het oog op de totstandbrenging van een duurzame, rechtvaardige en welvarende samenleving”.
29() https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX%3A32010L0031
30() Bij de uitvoering van hun investeringen moeten de lidstaten zich laten leiden door de waarden en beginselen van Nieuw Europees Bauhaus en in voorkomend geval duurzaamheid bevorderen door middel van betaalbare oplossingen en door lokale gemeenschappen te betrekken bij het vormgeven van transformatietrajecten. “New European Bauhaus: beautiful, sustainable, together.” – Europese Unie (europa.eu)
31() Instrumenten als “Level(s)” en het protocol inzake bouw- en sloopafvalbeheer zijn praktische richtsnoeren voor bouw- en renovatieprojecten die de duurzaamheid gedurende de levenscyclus verbeteren. Ook kunnen groene openbare aanbestedingen rechtstreeks worden toegepast door overheidsinstanties.
32() Tot 193 miljard EUR volgens het Europees Milieuagentschap (2024), “The costs to health and the environment from industrial air pollution in Europe – 2024 update”; cijfer voor luchtvervuilende stoffen (NH3, NOX, PM10, SO2, NMVOS) berekend aan de hand van de methode “statistische waarde van een leven”.
33() Europese Commissie, “Klimaatrisico’s beheren — De bevolking en de welvaart beschermen”, zie: b04a5ed8-83da-4007-9c25-1323ca4f3c92_nl (europa.eu)
34() Het vermogen om te overleven en gedijen in het licht van aan water verwante schokken en stress, bv. droogte en overstromingen.
35() De vaststelling van de EU-richtlijn betreffende minimumlonen (Richtlijn (EU) 2022/2041) creëert een positief momentum voor maatregelen die voor toereikende minimumlonen zorgen.
36() In het vierde kwartaal van 2023 bedroeg het vacaturepercentage in de EU nog steeds 2,5 %, meer dan twee keer zo hoog als tien jaar geleden.
37() Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in de EU aanpakken (europa.eu).
38() Het pakket “Mobiliteit van vaardigheden en talent” zal een bijdrage leveren aan de aanpak van tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden door het aantrekken en behouden van hooggeschoolde onderdanen van derde landen naar de Unie via de EU-talentenpool en de erkenning van kwalificaties.
39() De strategieën van de Unie van gelijkheid bevorderen gelijke kansen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs voor vrouwen en achtergestelde groepen, zoals personen met een handicap of personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren, waaronder de Roma.
40() Door de onevenredige toename ontbeerde circa de helft van de leerlingen in sociaal-economische achterstandsituaties (48 %) in 2022 basisvaardigheden in wiskunde.
41() Bv. alleenstaande ouders, personen met een handicap, en mensen met een migrantenachtergrond of etnische nationale minderheden (zoals Roma).
42() De regionale index voor sociale vooruitgang 2.0, editie 2024.
43() EUR-Lex - 52023DC0577 - EN - EUR-Lex (europa.eu)
44() Landenanalyse door de Commissie van de sociale convergentie in overeenstemming met de kenmerken van het kader voor sociale convergentie – SWD(2024) 132.
45() Zie Landenanalyse door de Commissie van de sociale convergentie in overeenstemming met de kenmerken van het kader voor sociale convergentie - SWD(2024) 132.
46() Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2024, door de EPSCO-Raad aangenomen op 11 maart 2024.
47() Waaronder de beleidsmaatregelen die zijn gerapporteerd in het nationale hervormingsprogramma en in de verslaglegging over de herstel- en veerkrachtfaciliteit (halfjaarlijkse verslaglegging over de vooruitgang in de richting van mijlpalen en streefdoelen, en voortvloeiend uit de beoordeling van het betalingsverzoek).
48() De lidstaten is gevraagd om in hun herstel- en veerkrachtplannen met een effectief antwoord te komen voor alle, of een aanzienlijke subset, relevante landspecifieke aanbevelingen. De hier gepresenteerde beoordeling in het kader van de landspecifieke aanbevelingen kijkt naar de stand van uitvoering van de maatregelen in de herstel- en veerkrachtplannen en met andere maatregelen buiten de herstel- en veerkrachtplannen op het tijdstip van evaluatie. Maatregelen die zijn voorzien in de bijlagen bij de goedgekeurde uitvoeringsbesluiten van de Raad betreffende de goedkeuring van herstel- en veerkrachtplannen die nog niet zijn goedgekeurd of uitgevoerd, maar die, overeenkomstig de beoordelingsmethodologie in het kader van landspecifieke aanbevelingen, als op geloofwaardige wijze aangekondigd gelden, krijgen de kwalificatie “beperkte vooruitgang”. Wanneer deze maatregelen zijn uitgevoerd, kunnen zij de kwalificatie “enige/aanzienlijke vooruitgang” of “volledige uitvoering” krijgen, afhankelijk van hun relevantie.
49Opmerking: De bovenstaande figuur geeft aan op welk tempo de EU, volgens de geselecteerde indicatoren, over de afgelopen vijf jaar voor elk van de 17 doelen vooruitgang heeft geboekt. De methode om de trends voor indicatoren te beoordelen en deze op het niveau van elk doel te aggregeren is, samen met nadere analyses, te vinden op de website van Eurostat: Overzicht – Indicatoren voor duurzame ontwikkeling – Eurostat (europa.eu).
50() De twaalf diepgaande evaluaties werden gepubliceerd in twee batches, één in maart (voor Cyprus, Nederland, Roemenië, Slowakije, Spanje en Zweden), en een andere in april (voor Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië en Portugal): Diepgaande evaluaties - Europese Commissie (europa.eu).
NL NL