Bijlagen bij COM(2024)493 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)493 - . |
---|---|
document | COM(2024)493 |
datum | 25 oktober 2024 |
De Commissie bleef de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid systematisch toepassen op haar wetgevingsvoorstellen en legde meer nadruk op territoriale effectbeoordelingen en plattelandstoetsing8, die zij respectievelijk in 2022 had versterkt en ingevoerd. Alle effectbeoordelingen die in 2023 zijn uitgebracht, omvatten dan ook een uitgebreid screeningproces om significante asymmetrische effecten van wetgevingsvoorstellen van de Commissie te signaleren voor verschillende EU-gebieden (bv. grensoverschrijdende, landelijke, insulaire, bergachtige, ultraperifere of dunbevolkte gebieden). Aan de hand van deze screeningmethode kan in een uit drie fasen bestaand proces9 worden vastgesteld of er onevenredige territoriale gevolgen zijn die een territoriale effectbeoordeling rechtvaardigen.
Input voor vereenvoudiging en lastenverlichting via het “Fit for Future”-platform
In 2023 heeft het “Fit for Future”-platform10 – een deskundigengroep op hoog niveau die de Commissie helpt bij het vereenvoudigen van EU-wetgeving en bij het verlichten van onnodige regeldruk – acht adviezen11 uitgebracht. Deze hadden betrekking op een breed scala van onderwerpen: overheidsopdrachten; beroepsmobiliteit; het programma Digitaal Europa; de werking van de Europese normalisatieverordening; de algemene verordening gegevensbescherming; en drie horizontale thema’s die gericht waren op een toekomstbestendig regelgevingskader, de toepassing van de “kmo-toets” (waarmee de effecten van voorstellen op kleine en middelgrote ondernemingen worden beoordeeld) en entiteiten van de sociale economie. In veel van de adviezen werden ideeën voor vereenvoudiging en lastenvermindering aangedragen die kunnen leiden tot verbeteringen op lokaal en regionaal niveau en het gemakkelijker kunnen maken om aan bepaalde regels te voldoen12.
Het RegHub-netwerk13 van het Europees Comité van de Regio’s heeft via verschillende adviezen bijgedragen aan de werkzaamheden van het “Fit for Future”-platform. Het RegHub-netwerk heeft bijvoorbeeld raadplegingen gehouden over het programma Digitaal Europa en over overheidsopdrachten. De verzamelde feedback en ervaringen hebben geleid tot een beter inzicht in de problemen waarmee lokale en regionale gemeenschappen worden geconfronteerd bij de uitvoering van EU-beleid en -wetgeving ter plaatse. Het RegHub-netwerk heeft ook input geleverd voor het jaarlijkse werkprogramma van het platform voor 2024 door onderwerpen voor te stellen die van bijzonder belang zijn voor het lokale en regionale niveau, zoals het Europees Sociaal Fonds+ en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.
Effectbeoordelingen
De Commissie analyseert de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in alle effectbeoordelingen voor beleids- en wetgevingsvoorstellen. De Raad voor regelgevingstoetsing14, die in 2023 50 effectbeoordelingen onderzocht, onderwerpt deze beoordelingen aan een onafhankelijke kwaliteitscontrole. In zijn jaarverslag over 202315 kwam de raad tot het positieve oordeel dat ontwerpeffectbeoordelingen beter in overeenstemming waren met de nieuwe verbintenissen over betere regelgeving en concludeerde hij dat “subsidiariteit en Europese meerwaarde” tot de sterkste kwaliteitscomponenten in ontwerpeffectbeoordelingen behoren. Hieruit blijkt dat de Commissie in haar voorstellen de nadruk legt op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel.
Bij de beoordeling van de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn grensoverschrijdende aspecten van bijzonder belang, zoals bijvoorbeeld wordt benadrukt in de effectbeoordeling van het voorstel inzake de boekhouding van broeikasgasemissies van vervoersdiensten16. Dit voorstel heeft tot doel een gemeenschappelijk EU-kader tot stand te brengen om rekening te houden met dergelijke emissies en heeft een intrinsieke en sterke Europese meerwaarde, omdat er momenteel geen EU-breed methodologisch kader bestaat. Dit betekent dat belanghebbenden in de vervoerssector momenteel kiezen tussen verschillende normen, methoden, berekeningsinstrumenten en emissiestandaardwaarden om hun emissies te kwantificeren. De sterke grensoverschrijdende dimensie van de vervoerssector van de EU betekent dat het subsidiariteitsbeginsel een sterk element is. Voortzetting van de huidige verschillende nationale benaderingen zou contraproductief zijn, de vergelijkbaarheid van broeikasgasemissies in gevaar brengen, een risico van greenwashing met zich meebrengen en gebruikers de verkeerde duurzaamheidsstimulansen geven.
Een ander voorbeeld zijn arbeidsmarktstatistieken17, die tot doel hebben een volledig en vergelijkbaar statistisch overzicht van de arbeidsmarkt op EU-niveau te verschaffen om tegemoet te komen aan de behoeften van meerdere gebruikers, teneinde de besluitvorming op alle niveaus in de EU te vergemakkelijken, onderzoek te verrichten en het grote publiek te informeren. Zonder EU-kader zouden de lidstaten niet dezelfde resultaten behalen op het gebied van gegevens, geharmoniseerde methoden, vergelijkbaarheid van de outputs en consistentie.
Evaluaties en geschiktheidscontroles
De beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn tevens van groot belang voor evaluaties en geschiktheidscontroles, waarmee wordt onderzocht of maatregelen op EU-niveau de verwachte resultaten opleveren in de zin van doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie en Europese meerwaarde. Aan de hand van evaluaties kan ook worden getoetst of het optreden van de EU nog steeds in overeenstemming is met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
In 2023 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing acht belangrijke evaluaties onderzocht. In de evaluatie van het Europees marien observatie- en datanetwerk18 (een door de EU gefinancierd initiatief) werd het subsidiariteitsargument bijvoorbeeld onderbouwd door het transnationale karakter van het verzamelen van gegevens en kennis in zeebekkens of op EU-niveau. Volgens de evaluatie is geen enkele entiteit beter dan de EU in staat om het verzamelen van gegevens op EU-niveau, de toegang tot gegevens en gegevensproducten en diensten die van belang zijn voor de zeeën en oceanen van de EU, te sturen en te financieren. Het Europees marien observatie- en datanetwerk brengt een eerder versnipperde reeks gegevensverstrekkers samen, waardoor een duidelijkere meerwaarde wordt gecreëerd dan met een nationale, regionale of lokale oplossing.
2.2. Het Europees Parlement19
In 2023 ontving het Europees Parlement 294 adviezen van de nationale parlementen op grond van Protocol nr. 2. Bij 22 daarvan ging het om gemotiveerde adviezen20 en bij 272 om andere bijdragen waarin geen bezwaren omtrent subsidiariteit werden geuit. Ter vergelijking: in 2022 werden bij het Europees Parlement 249 adviezen ingediend, waarvan 34 gemotiveerde adviezen.
Zodra het Europees Parlement opmerkingen van nationale parlementen ontvangt, worden deze overeenkomstig het Reglement van het Europees Parlement21 doorgestuurd naar de bevoegde commissie(s).
In respectievelijk de eerste en de tweede helft van 2023 fungeerden de heer Gilles Lebreton (ID/FR) en mevrouw Karen Melchior (Renew/DK) namens de Commissie juridische zaken (JURI) als permanente rapporteurs voor subsidiariteit.
Daarnaast hebben sommige commissies van het Europees Parlement bijgedragen aan de 39e22 en 40e23 halfjaarlijks verslagen van 2023 van de Cosac24 over ontwikkelingen in de EU-procedures en -praktijken die relevant zijn voor parlementaire controle. Voor het 39e halfjaarlijkse verslag – dat betrekking had op de “Fit for 55”-klimaatwetgeving, de rol van parlementen in versnelde besluitvormingsprocessen in reactie op crises, en beste praktijken voor de uitwisseling van informatie tussen parlementen, met inbegrip van het gebruik van IPEX25 – werd input ontvangen van acht commissies. Voor het 40e halfjaarlijkse verslag – over de rol van parlementen met betrekking tot open strategische autonomie, het beleid inzake hernieuwbare energie en de Russische invasie van Oekraïne – werd input ontvangen van negen commissies.
In november 2023 heeft het Europees Parlement twee resoluties aangenomen met betrekking tot de nationale parlementen en de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid:
- in de eerste resolutie over ontwerpen tot herziening van de Verdragen26 stelde het parlement voor de subsidiariteitstoetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie te versterken, en drong het erop aan dat het advies van regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheden in aanmerking moest worden genomen in de gemotiveerde adviezen over wetgevingsvoorstellen van nationale parlementen, dat de termijn voor de “gele kaart”-procedures moest worden verlengd tot twaalf weken en dat er een “groene kaart”-mechanisme moest worden ingevoerd voor wetgevingsvoorstellen van nationale of regionale parlementen met wetgevende bevoegdheden, teneinde de EU-wetgeving beter af te stemmen op de lokale behoeften;
- in zijn tweede resolutie over gezonde EU-regelgeving en subsidiariteit en evenredigheid27 herhaalde het parlement de belangrijke rol van de nationale parlementen bij de subsidiariteitstoetsing als de natuurlijke hoeders van het subsidiariteitsbeginsel met het recht om hier toezicht op te houden via het subsidiariteitscontrolemechanisme.
Het Europees Parlement heeft in januari 2024 ook een initiatiefverslag aangenomen over de uitvoering van de Verdragsbepalingen inzake de nationale parlementen28. Dit verslag is in 2023 opgesteld door de Commissie constitutionele zaken (AFCO). In het verslag wordt benadrukt dat de actieve betrokkenheid van de nationale parlementen bij EU-aangelegenheden en de versterkte controle van de nationale regeringen door de nationale parlementen van essentieel belang zijn om de democratische verantwoordingsplicht en legitimiteit van het institutionele systeem van de EU te waarborgen. Er wordt ook aan herinnerd dat parlementaire controle kan worden vergemakkelijkt door meer transparantie binnen de Raad van de Europese Unie en dat toegang tot de documenten van de andere EU-instellingen de nationale parlementen in staat stelt passende controle uit te oefenen.
De Onderzoeksdienst van het Europees Parlement29 is de leden en commissies van het Europees Parlement blijven bijstaan met analyse op alle beleidsterreinen en door subsidiariteits- en evenredigheidsoverwegingen op te nemen in zijn werkzaamheden, via een breed scala van producten en diensten. In 2023 heeft de dienst 41 eerste beoordelingen en 1 gedetailleerde beoordeling van effectbeoordelingen van de Commissie verricht, alsook 1 alternatieve effectbeoordeling30 en 1 aanvullende effectbeoordeling31. Wat de ex-postevaluatie betreft, maakte de dienst ook 7 EU-uitvoeringsbeoordelingen, 22 uitvoeringsanalysen, 2 documenten over “Uitvoering in actie” (met inbegrip van een publicatie waarin het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie wordt onderzocht), 2 gedetailleerde doorlopende controlelijsten en 4 andere studies. Wat de Europese meerwaarde betreft, waren er ook drie verslagen over de kosten van een niet-verenigd Europa, drie beoordelingen van de Europese meerwaarde en vier andere gerelateerde publicaties.
2.3. De Raad van de Europese Unie
In 2023 heeft de Raad van de Europese Unie (“de Raad”) – daaronder begrepen de desbetreffende werkgroepen van de Raad – toegezien op de daadwerkelijke uitvoering van de conclusies die de Raad en de Europese Raad in de afgelopen jaren hebben vastgesteld met betrekking tot de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (met name zoals reeds genoemd in de vorige editie van dit jaarverslag). Het betrof de conclusies van de Europese Raad inzake de verdere uitvoering van de agenda voor de eengemaakte markt32, de conclusies van de Raad over betere regelgeving voor concurrentievermogen en duurzame, inclusieve groei33, de conclusies van de Raad over testomgevingen voor regelgeving en experimenteerbepalingen als instrumenten voor een innovatievriendelijk, toekomstbestendig en veerkrachtig regelgevingskader dat ontwrichtende uitdagingen in het digitale tijdperk in goede banen leidt34, en de conclusies van de Raad over datatechnologie met het oog op een vlottere toepassing van “betere regelgeving”35.
De Europese Raad heeft zich in 2023 ook herhaaldelijk gebogen over de vereenvoudiging van de regelgeving en manieren om de regelgevingsdruk voor de lidstaten te verminderen, met name in het kader van het concurrentievermogen, de eengemaakte markt en de economie. In dit verband verzoekt de Raad “de Commissie en de lidstaten de randvoorwaarden voor investeringen verder te verbeteren, onder meer door middel van een gemeenschappelijk, duidelijk en samenhangend regelgevingskader en een ondernemingsomgeving die gunstiger zijn voor het concurrentievermogen. De Europese Raad verzoekt alle betrokken instellingen de werkzaamheden voort te zetten om de regelgeving te vereenvoudigen en de onnodige administratieve lasten, waaronder rapportagevereisten te verminderen, met name voor kmo’s en start-ups”36.
In 2023 heeft de Raad één van het Hof van Justitie van de Europese Unie afkomstig wetgevingsvoorstel doorgezonden naar de nationale parlementen37. De Raad heeft ook twee adviezen van de nationale parlementen over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid over dit wetgevingsvoorstel verspreid naar de lidstaten en deze adviezen doorgestuurd naar het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Naast zijn verdragsverplichtingen houdt de Raad de lidstaten op de hoogte van de adviezen van de nationale parlementen over wetgevingsvoorstellen. In 2023 bezorgde het secretariaat-generaal van de Raad 20 gemotiveerde adviezen die waren ontvangen in het kader van Protocol nr. 2 en 291 adviezen die waren uitgebracht in het kader van de politieke dialoog38.
2.4. Het Europees Comité van de Regio’s
Het Europees Comité van de Regio’s heeft gewerkt aan subsidiariteit, evenredigheid en betere regelgeving, geleid door de prioriteiten voor zijn mandaatperiode 2020-202539, en heeft met zijn acties een actieve subsidiariteitscultuur bevorderd.
De stuurgroep Betere regelgeving en actieve subsidiariteit (Brass-groep)40 van het Comité van de Regio’s heeft de verschillende instrumenten voor betere regelgeving van het Comité van de Regio’s aangestuurd, waarbij voor samenhang en synergieën tussen deze instrumenten is gezorgd en de bijdrage van lokale en regionale overheden aan betere EU-regelgeving gedurende de hele levenscyclus ervan, van ontwerp tot ex-postevaluatie, wordt bevorderd. Dit omvatte de fasen van vroegtijdige identificatie van trends en kwesties (via strategische prognoses), beleidsontwikkeling (ex ante door subsidiariteits- en evenredigheidstoezicht, territoriale effectbeoordelingen en plattelandstoetsing), herziening van de wetgeving (ex post gericht op de uitvoering via het RegHub-netwerk), en mogelijke beleidsherziening (via de bijdrage van het Comité van de Regio’s aan de werkzaamheden van het “Fit for Future”-platform).
Het Comité van de Regio’s heeft gewerkt aan de opbouw van zijn prognosecapaciteit, aan de integratie van prognoses in zijn beleidswerkzaamheden, en aan het identificeren en koppelen van prognosecapaciteit in sommige steden en regio’s met dezelfde capaciteit in andere steden en regio’s, en op het niveau van de EU en het Comité van de Regio’s41. Het comité bouwt geleidelijk een netwerk op van regio’s en steden met ervaring op het gebied van strategische prognoses en ondersteunt de uitwisseling van goede praktijken en prognosecultuur op subnationaal niveau. Dit blijkt uit een participatief laboratorium voor strategische prognoses voor regio’s en steden42 dat samen met de Commissie wordt georganiseerd, uit een proefproject voor prognoses43 voor de leden van de werkgroep “Green Deal Going Local” van het Comité van de Regio’s, in samenwerking met het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie, en uit de opname van een prognosedimensie in alle relevante externe studies waartoe opdracht is gegeven. Het Comité van de Regio’s bracht ook een advies44 uit over strategische prognoses, waarin werd benadrukt dat dit ook belangrijk is voor lokale en regionale leiders.
Het Comité van de Regio’s heeft 53 adviezen en 6 resoluties goedgekeurd45. In meer dan de helft daarvan46 werd uitdrukkelijk verwezen naar de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid of werden concrete aanbevelingen gedaan om de naleving daarvan te verbeteren. Daarnaast heeft het comité, met dezelfde doelstelling, zijn jaarlijkse werkprogramma voor subsidiariteit47 voor 2023 goedgekeurd, waarin vijf initiatieven uit het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie voor 2023 als prioriteiten voor het toezicht worden aangemerkt vanwege hun duidelijke politieke belang voor lokale en regionale overheden en de gevolgen voor hun bevoegdheden. Dit waren de initiatieven op het gebied van gezonde bodems, afvalvermindering, economische governance, duurzame voedselsystemen en het steunpakket voor kmo’s. Het Comité van de Regio’s heeft over de meeste hiervan advies uitgebracht48. Het netwerk voor subsidiariteitstoezicht49 van het Comité van de Regio’s faciliteerde ook de uitwisseling van opmerkingen over de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid tussen de lokale en regionale overheden, met name dankzij de leden van Regpex50.
In februari 2023 heeft het bureau van het Comité van de Regio’s een vernieuwde strategie voor territoriale effectbeoordeling goedgekeurd. Het heeft in 2023 drie workshops over territoriale effectbeoordelingen geleid51. In mei heeft het Comité van de Regio’s ook een advies52 uitgebracht waarin werd benadrukt dat de potentiële gedifferentieerde territoriale effecten van alle nieuwe EU-beleidsmaatregelen met een territoriale dimensie in de ontwerpfase systematisch ex ante moeten worden beoordeeld. In september presenteerde het comité zijn werkzaamheden inzake territoriale effectbeoordelingen aan de Groep concurrentievermogen en groei van de Raad, in het kader van de Raadsformatie voor betere regelgeving.
Bovendien heeft het Comité van de Regio’s een methode voor plattelandstoetsing ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de specifieke kenmerken van plattelandsgebieden in aanmerking worden genomen alvorens EU-wetgeving vast te stellen. Zo stond plattelandstoetsing centraal tijdens de eerste workshop over territoriale effectbeoordelingen over het onderwerp duurzame voedselsystemen in juni 2023.
Het Comité van de Regio’s is zijn ex-postinstrumenten voor betere regelgeving blijven toepassen in samenwerking met de Commissie en het Europees Parlement, met name door actief deel te nemen aan het “Fit for Future”-platform met de bijdrage van het RegHub-netwerk53. RegHub heeft regionale hubs geraadpleegd over het verslag “The future of the Green Deal: taking stock and looking ahead” en de ervaringen van lokale en regionale overheden bij de uitvoering van de maatregelen van de Europese Green Deal verzameld. Deze zijn gepubliceerd in een uitvoeringsverslag54 en benadrukt in het “2023 EU Annual Report of the State of Regions and Cities” van het Comité van de Regio’s55. De regionale hubs werden ook geraadpleegd over de regionale dimensie van de strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De resultaten van de eerste fase van deze raadpleging zijn verzameld en samengebracht in een uitvoeringsverslag56, als input voor de gesprekken van het Comité van de Regio’s met zijn institutionele partners en als bijdrage aan de werkzaamheden voor de tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
De Commissie en het Comité van de Regio’s hebben in 2023 gezamenlijk hun samenwerkingsprotocol herzien om hun institutionele partnerschappen te versterken en de ontwikkeling van een meer participatieve EU te bevorderen. In het herziene protocol57, dat in maart 2024 werd ondertekend, hebben beide partijen zich ertoe verbonden gezamenlijk te streven naar actieve subsidiariteit en betere regelgeving, en zijn zij het eens geworden over concrete stappen in dit verband. Deze samenwerking heeft ook betrekking op de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de regionale en lokale dimensies.
2.5. Het Hof van Justitie van de Europese Unie
In 2023 verwees het Hof van Justitie van de Europese Unie naar de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in zijn arrest over de verordening tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators58. Het Gerecht was door de nationale transmissiesysteembeheerders verzocht na te gaan of de verordening het agentschap in staat stelde een besluit te nemen over kwesties die de nationale regulerende instanties aan het agentschap hadden voorgelegd als onderling overeengekomen. Het Gerecht oordeelde59 op basis van de toelichting bij het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van het agentschap dat het agentschap een autonome beslissingsbevoegdheid had gekregen en derhalve niet gebonden was aan het standpunt van de nationale regulerende instanties.
In de toelichting werd gesteld dat de bevoegdheid van het agentschap in overeenstemming zou zijn met het subsidiariteitsbeginsel, omdat het zou optreden op gebieden waar versnipperde nationale besluitvorming over kwesties van grensoverschrijdend belang tot problemen of inconsistenties voor de interne markt zou leiden. In de toelichting werd ook gesteld dat de bevoegdheid van het agentschap in overeenstemming zou zijn met het evenredigheidsbeginsel, omdat het agentschap extra taken zou krijgen, met name in het kader van de regionale werking van het energiesysteem, maar de nationale regelgevers hun centrale rol in de regulering van energie moesten behouden. Het Hof concludeerde op basis van de toelichting dat de Uniewetgever duidelijk de bedoeling had om de besluitvorming over moeilijke grensoverschrijdende kwesties efficiënter en sneller te maken door de individuele beslissingsbevoegdheden van het agentschap te versterken op een wijze die verenigbaar was met het behoud van de centrale rol van de nationale regulerende instanties op het gebied van energieregulering. De zaak is momenteel hangende in beroep voor het Hof.
3. Toepassing van het subsidiariteitscontrolemechanisme door de nationale parlementen
3.1. Overzicht
In 202360 heeft de Commissie 22 gemotiveerde adviezen61 ontvangen van de nationale parlementen. Dit was een derde minder dan de 32 die in 2022 werden ontvangen, in overeenstemming met een neerwaartse trend op de lange termijn in het totale aantal adviezen en met name in het aantal gemotiveerde adviezen. De neerwaartse trend voor gemotiveerde adviezen wordt nog duidelijker als het aantal gemotiveerde adviezen wordt uitgedrukt als een percentage van het totale aantal adviezen62.
Opmerking: de stippellijn staat voor de lineaire trendlijn.
In 2023 (net als in 2022) waren de meeste gemotiveerde adviezen afkomstig van één enkel nationaal parlement. In 2023 bracht het Italiaanse parlement negen gemotiveerde adviezen uit: zes van de Camera dei Deputati en drie van de Senato della Repubblica. De Zweedse Riksdag bracht in 2023 5 gemotiveerde adviezen uit, wat neerkomt op 23 % van het totale aantal (in 2022 had het 14 gemotiveerde adviezen uitgebracht, meer dan 40 % van alle gemotiveerde adviezen). Samen brachten deze twee parlementen twee derde van alle in 2023 ontvangen gemotiveerde adviezen uit.
De overige in 2023 ontvangen gemotiveerde adviezen werden uitgebracht door de Franse Sénat (drie) en door de Tsjechische Poslanecká sněmovna, de Hongaarse Országgyűlés, de Cypriotische Vouli ton Antiprosopon, de Nederlandse Eerste Kamer en de Nederlandse Tweede Kamer (elk één). Dit betekent dat 9 van de 39 nationale parlementen of kamers uit 7 lidstaten in 2023 gemotiveerde adviezen hebben uitgebracht (13 in 2022, 7 in 2021 en 8 in 2020).
Vanuit thematisch oogpunt werden de 22 in 2023 ontvangen gemotiveerde adviezen in geringe mate verspreid en hadden zij betrekking op 14 verschillende voorstellen van de Commissie, waarvan geen enkele meer dan 3 gemotiveerde adviezen ontving. Zes van die voorstellen behoorden tot de kernprioriteit van de Commissie63 van “een Europese Green Deal”, drie tot “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, drie tot “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” en twee tot “Een economie die werkt voor de mensen”.
Het voorstel dat in 2023 aanleiding gaf tot gemotiveerde adviezen die overeenkwamen met het hoogste aantal stemmen in het nationale parlement64, was het voorstel inzake planten die met bepaalde nieuwe genomische technieken werden verkregen65, wat leidde tot twee gemotiveerde adviezen, wat overeenkwam met vier stemmen. Het bereikte echter niet de drempel voor een geaggregeerd antwoord van de Commissie66, laat staan voor een “gele kaart” die de Commissie zou moeten motiveren om haar voorstel te handhaven, te wijzigen of in te trekken. Zes andere voorstellen ontvingen twee of drie gemotiveerde adviezen, wat overeenkwam met twee of drie stemmen. De overige zeven voorstellen hebben elk slechts één gemotiveerd advies opgeleverd (zie bijlage 1 voor alle details).
Punt 3.2 heeft betrekking op de belangrijkste gevallen waarin een voorstel meer dan één gemotiveerd advies opleverde.
3.2. Belangrijke gevallen
In het kader van de kernprioriteit van de Commissie, “Een Europese Green Deal”, heeft het voorstel voor een verordening betreffende verpakking en verpakkingsafval67 in 2023 het hoogste aantal adviezen opgeleverd: drie gemotiveerde adviezen68 en zes adviezen in het kader van de politieke dialoog69.
In hun gemotiveerde adviezen verklaarden beide Italiaanse kamers dat er geen behoefte was aan wetgeving op EU-niveau, met name om hergebruikmodellen te bevorderen, ten koste van succesvolle recyclingmodellen op nationaal niveau. De Franse Sénat wees op het risico van ondermijning van ambitieuzere nationale wetgeving met betrekking tot het gebruik van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als enige rechtsgrondslag, en benadrukte dat het beginsel van technologische neutraliteit moet worden geëerbiedigd met betrekking tot de verplichting om inzamel- en statiegeldregelingen voor plastic flessen voor eenmalig gebruik en metalen blikjes op te zetten. De Italiaanse Camera dei Deputati was van mening dat lidstaten die grote hoeveelheden verpakkingsafval recyclen, moeten worden vrijgesteld van de verplichting tot hergebruik en tot het opzetten van inzamel- en statiegeldregelingen. Alle drie de kamers waren van mening dat een richtlijn een geschikter rechtsinstrument zou zijn geweest dan een verordening en gaven aan dat het beoogde gebruik van gedelegeerde handelingen de Commissie niet in staat mag stellen regels vast te stellen die verder gaan dan het toepassingsgebied van niet-essentiële onderdelen. Beide Italiaanse kamers waren van oordeel dat de beperkingen op bepaalde wegwerpverpakkingen onevenredig waren en risico’s voor de voedselveiligheid met zich meebrengen. De Italiaanse Senato della Repubblica zag ook een risico dat de verpakking van geneesmiddelen kon worden gerecycled en drong erop aan dit vrij te stellen van de verplichting tot recycleerbaarheid. De Italiaanse Camera dei Deputati uitte zijn bezorgdheid over de verplichte eisen inzake het gehalte aan gerecycled materiaal voor verpakkingen voor medische producten en voor verpakkingen die met levensmiddelen in contact komen, en pleitte ook voor uitbreiding van de lijst van aanvragen voor verpakkingen van composteerbare materialen.
In adviezen in het kader van de politieke dialoog werd ook benadrukt dat dit voorstel de lidstaten meer flexibiliteit moet bieden. Net als het Italiaanse parlement bekritiseerde de Poolse Senat de effectbeoordeling en riep zij op tot een grondige analyse om ervoor te zorgen dat de voorgestelde nieuwe doelstellingen realistisch, meetbaar en technisch haalbaar zijn. De Tsjechische Poslanecká sněmovna stelde voor het streefcijfer voor de vermindering van de hoeveelheid verpakkingsafval te berekenen op basis van de geproduceerde hoeveelheid verpakkingsafval per inwoner. De Roemeense Senat verzocht om verduidelijking van de gebruikte definities en de verantwoordelijkheden van de economische actoren.
In haar antwoorden voerde de Commissie aan dat de voorgestelde maatregelen noodzakelijk waren om een circulaire economie te waarborgen en de niet-duurzame groei van de hoeveelheid verpakkingsafval te voorkomen. Zij was van mening dat de inzamel- en statiegeldregelingen een van de belangrijkste maatregelen waren om deze doelstellingen te verwezenlijken. Zij wees er ook op dat de lidstaten die met andere middelen een hoog inzamelpercentage van de beoogde verpakkingsformaten bereiken, ervoor kunnen kiezen om van dergelijke systemen af te zien. Wat de keuze van het rechtsinstrument betreft, betoogde de Commissie dat een verordening van cruciaal belang is om de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en dat het verzoek om de lidstaten meer flexibiliteit te bieden, is aangepakt door de grenzen van de wettelijke bepalingen in de tekst van het voorstel duidelijk af te bakenen. Wat de verpakking van geneesmiddelen betreft, wees de Commissie erop dat het voorstel voorziet in een langere overgangsperiode voor de naleving van de eisen inzake recycleerbaarheid en dat geneesmiddelen worden vrijgesteld van de vereisten inzake gerecycleerde inhoud. Wat de bezorgdheid over de gevolgen voor de voedselveiligheid betreft, voerde de Commissie aan dat wegwerpverpakkingen de voedselveiligheid niet ten goede komen, maar was zij het erover eens dat delicate groenten en vruchten moeten worden vrijgesteld van het verpakkingsverbod. Wat de effectbeoordeling en de behoefte aan verduidelijking betreft, legde de Commissie uit dat de methode gebaseerd was op de beginselen van milieuvoetafdrukken en dat zij met de medewetgevers samenwerkte om te zorgen voor meer duidelijkheid over de definities en de toewijzing van verantwoordelijkheden aan economische actoren.
Het voorstel voor een verordening inzake bepaalde nieuwe genomische technieken70 leidde tot twee gemotiveerde adviezen71 en zeven adviezen in het kader van de politieke dialoog72. In hun gemotiveerde adviezen waren de Cypriotische Vouli ton Antiprosopon en de Hongaarse Országgyűlés van mening dat het subsidiariteitsbeginsel werd geschonden door de bepaling om te voorkomen dat lidstaten maatregelen vaststellen die op hun hele grondgebied of een deel daarvan de teelt van planten met nieuwe genomische technieken (NGT) van categorie 2 beperken of verbieden (d.w.z. planten die, in tegenstelling tot planten van NGT-categorie 1, niet ook van nature kunnen voorkomen of met conventionele veredelingstechnieken kunnen worden geproduceerd). Dit argument werd ook genoemd in een aantal standpunten in het kader van de politieke dialoog. Het voorstel werd ook bekritiseerd vanwege een ontoereikende rechtsgrondslag, bezorgdheid over transparantie en keuzevrijheid voor consumenten, consumentenbescherming en de gevolgen voor consumenten van de beperking van de etiketteringsvoorschriften voor planten van NGT-categorie 1 tot teeltmateriaal, bezorgdheid over de naleving van de evenredigheids- en voorzorgsbeginselen, en bezorgdheid over het risico van concurrentieverstoring als sommige kwekers octrooien op NGT-planten krijgen. De adviezen bevatten ook verschillende verzoeken, zoals het verbieden van octrooien op planten van NGT-categorie 1 en het voorkomen van monopolisering van de sector, om een studie naar het effect van octrooien en aanverwante licenties, om hetzelfde controleniveau voor in derde landen geproduceerde planten, en om het gebruik van nieuwe genomische technieken bij micro-organismen te reguleren.
In haar antwoorden heeft de Commissie uitgelegd dat de “opt-out”-optie niet kan worden gebruikt om risico’s voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu aan te pakken die voortvloeien uit genetisch gemodificeerde organismen. Dergelijke risico’s zijn reeds beoordeeld aan de hand van een op EU-niveau geharmoniseerde wetenschappelijke beoordeling. Bovendien hield de uitsluiting van de opt-out voor met nieuwe genomische technieken van categorie 2 geteelde planten geen verband met veiligheidsoverwegingen van dergelijke planten, juist omdat deze planten alleen zouden worden toegelaten als zij veilig zijn. Wat de rechtsgrondslag betreft, wees de Commissie op de samenhang ervan met de huidige wetgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen over de doelbewuste introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen. Wat de etikettering betreft, maakte de Commissie duidelijk dat de eis van het genetisch gemodificeerde etiket voor producten van dergelijke planten het feit dat hetzelfde product op conventionele wijze kan worden verkregen, niet correct zou weerspiegelen. Wat de evenredigheids- en voorzorgsbeginselen betreft, verwees de Commissie naar het standpunt van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dat er geen nieuwe gevaren zijn die specifiek verband houden met gerichte mutagenese en cisgenese (in vergelijking met conventionele veredeling of gevestigde genomische technieken). Wat octrooien en mededinging betreft, verklaarde de Commissie dat zij zich ervan bewust was dat de octrooieerbaarheid van met nieuwe genomische technieken geteelde planten voor velen een punt van zorg was en dat zij daarom het effect van het afgeven van octrooien voor planten op innovatie op het gebied van plantenveredeling, op de toegang van kwekers tot genetisch materiaal en genetische technieken, op de beschikbaarheid van zaaigoed voor akkerbouwers en op het algemene concurrentievermogen van de biotechindustrie in de EU zou beoordelen. Zij verklaarde ook dat zij uiterlijk in 2026 een verslag met haar bevindingen zou publiceren.
Het voorstel voor een wet inzake bodemmonitoring73 leverde twee gemotiveerde adviezen74 en drie adviezen in het kader van de politieke dialoog75 op. In hun identieke gemotiveerde adviezen voerden beide Nederlandse kamers aan dat de effecten van verontreiniging via lucht en water op de bodem een nationale kwestie waren en dat de voordelen van de voorgestelde maatregelen voor de afzonderlijke lidstaten niet waren aangetoond. Volgens de kamers zorgt het voorstel niet voor een gelijk speelveld, omdat het betrekking heeft op de gevolgen van verontreiniging en niet op de bronnen ervan. In de adviezen van de Tsjechische Senát, de Italiaanse Senato della Repubblica en de Oostenrijkse Bundesrat wordt benadrukt dat de lidstaten rekening moeten kunnen houden met de lokale omstandigheden, het bestaande beleid en de bevoegdheden op subnationaal niveau. Zij wezen er ook op dat het voorstel de administratieve lasten voor de lidstaten kan verhogen.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat een solide monitoring- en beoordelingskader met maatregelen voor duurzaam bodembeheer en verontreinigde locaties noodzakelijk is om tegen 2050 gezonde bodems tot stand te brengen – gezien de omvang en de negatieve ontwikkeling van het probleem in de afgelopen decennia, de grensoverschrijdende gevolgen in verband met de bodemgezondheid en de aanzienlijke kosten van het beheer van de gevolgen van ongezonde bodems. Zij legde uit dat haar voorstel gericht was op het aanpakken van de grensoverschrijdende gevolgen van bodemdegradatie, op het waarborgen van gelijke marktvoorwaarden en op het bevorderen van beleidscoherentie op EU- en nationaal niveau, waarbij de lidstaten de flexibiliteit wordt gelaten om de vereiste maatregelen zodanig uit te voeren dat zij rekening kunnen houden met de variabiliteit van bodems, lokale omstandigheden, bestaand beleid en bestaande praktijken, en bevoegdheden op regionaal niveau in sommige lidstaten. Daarnaast bevatte het voorstel bepalingen die noodzakelijk en geschikt zijn om gezonde bodems tot stand te brengen, maar de administratieve lasten daarvan tot een minimum beperken. De lidstaten wordt voldoende tijd geboden om geleidelijk te zorgen voor de governance, de mechanismen om de bodemgezondheid te monitoren en te beoordelen, en de maatregelen die nodig zijn om de beginselen van duurzaam bodembeheer uit te voeren en verontreinigde locaties aan te pakken.
Het voorstel inzake CO2-emissienormen en rapportageverplichtingen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen76 resulteerde in twee gemotiveerde adviezen77 en één advies in het kader van de politieke dialoog78. Beide Italiaanse kamers voerden aan dat het subsidiariteitsbeginsel niet werd geëerbiedigd omdat de voorgestelde doelstellingen voor CO2-emissiereductie niet haalbaar of gerechtvaardigd waren, en ook omdat de sector slechts beperkte emissies produceert. Zij benadrukten dat de doelstelling om tegen 2030 emissievrij te zijn voor het lokale busvervoer, buitensporig ambitieus is en dat er EU-stimulansen voor investeringen nodig zijn. De Tsjechische Senát voerde aan dat de in 2019 vastgestelde streefcijfers pas in 2027 moeten worden herzien.
In haar antwoorden verwees de Commissie naar de gedetailleerde effectbeoordeling bij het voorstel79, waaruit de noodzaak, de meerwaarde en de evenredigheid van het initiatief blijken. Wat het ambitieniveau en de datum van toepassing van de doelstellingen betreft, herinnerde de Commissie eraan dat vervoer de enige belangrijke sector in de EU-economie is waar de CO2-emissies nog steeds hoger waren dan in 1990 en dat het wegvervoer verantwoordelijk is voor meer dan 20 % van de totale broeikasgasemissies van de EU. Zij benadrukte daarom dat zware bedrijfsvoertuigen een sleutelrol moeten spelen bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU. Volgens de effectbeoordeling heeft de sector een groot potentieel voor de uitrol van emissievrije voertuigen. Het toevoegen van emissievrije bussen aan het wagenpark zou geleidelijk verlopen en lidstaten die moeilijkheden ondervinden, zouden in bepaalde omstandigheden een beperkt aantal bussen van het toepassingsgebied van de regelgeving kunnen uitsluiten. Wat betreft de investeringen die nodig zijn om de technologie van het wagenpark te vernieuwen en de aanpassing van de sector te versnellen, wees de Commissie op een aantal financieringsmogelijkheden van de EU.
In het kader van de prioriteit “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” resulteerde het voorstel voor een richtlijn inzake corruptiebestrijding80 in twee gemotiveerde adviezen81 en zes adviezen in het kader van de politieke dialoog82. De Zweedse Riksdag was van mening dat de voorgestelde richtlijn in strijd zou zijn met het subsidiariteitsbeginsel door iemand die wegens corruptie is vervolgd, te verbieden zich kandidaat te stellen voor een openbaar ambt. Dit punt werd gedeeld door de Italiaanse Camera dei Deputati, die het niet eens was met de verplichting voor alle lidstaten om misbruik van functie als een strafbaar feit aan te merken. Immuniteit en passief kiesrecht waren ook centrale punten in de adviezen in het kader van de politieke dialoog. De Italiaanse Senato della Repubblica en beide Oostenrijkse kamers benadrukten dat de regels voor de opheffing van de immuniteit aan de nationale parlementen moeten zijn voorbehouden. Beide Tsjechische kamers uitten ook hun twijfels over deze bepaling, met name met het oog op het subsidiariteitsbeginsel. De Portugese Assembleia da República daarentegen verklaarde dat de voorgestelde richtlijn in overeenstemming is met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
In haar antwoorden onderstreepte de Commissie dat haar voorstel beperkt was tot wat noodzakelijk en evenredig is om corruptie efficiënt te voorkomen en te bestrijden. Wat de invoering van het strafbare feit van ambtsmisbruik betreft, was de Commissie van mening dat dit een belangrijk instrument is in de strijd tegen corruptie, omdat het betrekking heeft op het illegale gebruik van overheidsgezag voor persoonlijk gewin en reeds een misdrijf is in 25 van de 27 lidstaten. Met betrekking tot het verbod om zich verkiesbaar te stellen, herinnerde de Commissie eraan dat de beëindiging van of het verbod op het bekleden van een (al dan niet verkozen) openbaar ambt personen die veroordeeld zijn voor corruptie, zou beletten in bepaalde functies van macht te blijven waarin zij hun corrupte handelingen hebben uitgevoerd. De Commissie benadrukte dat de voorgestelde richtlijn de nationale wetgevers slechts zou verplichten de mogelijkheid te overwegen om deze aanvullende sancties op te leggen, en dat de uiteindelijke beslissing bij de nationale rechtbanken blijft berusten.
Onder dezelfde prioriteit leidde het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de erkenning van afstamming tussen de lidstaten83 ook tot twee gemotiveerde adviezen en zes adviezen in het kader van de politieke dialoog. De Franse Sénat vreesde dat de voorgestelde verordening van de Raad de erkenning van in een andere lidstaat gevestigde afstamming vereist, ook in geval van draagmoederschap. Deze kamer was dan ook gekant tegen de keuze van een verordening van de Raad als het soort rechtsinstrument. De Italiaanse Senato della Repubblica uitte zijn bezorgdheid over het feit dat de lidstaten alleen per geval redenen van openbare orde zouden kunnen aanvoeren om de erkenning van de afstamming te weigeren.
Draagmoederschap was ook het belangrijkste onderwerp in de adviezen in het kader van de politieke dialoog. De Roemeense Senat vroeg om duidelijke definities van “afstamming”, “ouder” en “gezin”, en om een situatie te voorkomen waarin uit draagmoederschap geboren kinderen automatisch kunnen worden erkend, wat mogelijk in strijd is met het bestaande recht van een lidstaat. De Tsjechische Senát vroeg eveneens draagmoederschap van het toepassingsgebied van het voorstel uit te sluiten en de lidstaten toe te staan de erkenning van de afstamming te weigeren in gevallen waarin het grensoverschrijdende element is opgezet met de bedoeling de nationale wetgeving te omzeilen. De Nederlandse Eerste Kamer stelde verschillende vragen, onder meer over het aantal gevallen waarin gemeenschappelijke regels inzake de erkenning van afstamming ontbreken en over wanneer alternatieve oplossingen mogelijk zijn waarvoor geen nieuwe EU-wetgeving nodig is. De Litouwse Seimas steunde het voorstel, dat volgens hem een “positief effect” zou hebben, en verzocht om verduidelijking om ervoor te zorgen dat de bepaling over de openbare orde wordt toegepast met inachtneming van de grondrechten. De Portugese Assembleia da República en de Spaanse Cortes Generales verklaarden dat het voorstel in overeenstemming is met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
In haar antwoorden herinnerde de Commissie eraan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld dat het begrip openbare orde strikt moet worden uitgelegd, en merkte zij op dat de mogelijkheid om de erkenning van afstamming te weigeren, om redenen van openbare orde niet van toepassing kan zijn indien dit tot discriminatie leidt. De Commissie benadrukte ook dat de voorgestelde verordening van de Raad geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om draagmoederschap op hun eigen grondgebied te reguleren of te verbieden. Volgens het voorstel zouden de andere lidstaten, zodra de afstamming van een kind dat uit draagmoederschap is geboren, in de ene lidstaat is vastgesteld, dit echter moeten erkennen, omdat dit niet verenigbaar zou zijn met de grondrechten van kinderen die uit draagmoederschap zijn geboren.
In het kader van de prioriteit “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” resulteerde het voorstel voor een verordening betreffende bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties84 tot twee gemotiveerde adviezen85 en vier adviezen in het kader van de politieke dialoog86. In hun gemotiveerde adviezen trokken de Italiaanse Camera dei Deputati en de Zweedse Riksdag de noodzaak of de meerwaarde van wetgevende maatregelen op EU-niveau om de tekortkomingen van de huidige richtlijn te verhelpen, niet in twijfel, maar gaven zij wel aan bezorgd te zijn dat het voorgestelde rechtsinstrument een verordening is. Zij vreesden dat het beperken van het handelen van de lidstaten (door een maximale betalingstermijn van dertig dagen en een vaste rentevoet voor vertragingsrente vast te stellen en door een schuldeiser de mogelijkheid te ontzeggen afstand te doen van het recht op rente en de vergoeding voor betalingsachterstand) de contractvrijheid van ondernemingen zou beperken. Dezelfde punten van zorg kwamen ook aan de orde in de vier adviezen in het kader van de politieke dialoog. Voorts bekritiseerden de Ierse Houses of the Oireachtas het gebrek aan onderscheid tussen betalingsachterstanden en lange betalingstermijnen en verzetten zij zich tegen het voorgestelde orgaan voor de handhaving van de wetgeving inzake betalingsachterstand. De Roemeense Senat zag mogelijke negatieve gevolgen voor bedrijven in het bijzonder en voor de economie in het algemeen.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat het tegengaan van achterstallige en onredelijk lange betalingen noodzakelijk is om de veerkracht van toeleveringsketens te beschermen en het concurrentievermogen van kmo’s te versterken. Zij benadrukte dat uit de effectbeoordeling is gebleken dat het voorgestelde maximum van 30 dagen een kosteneffectievere optie is om een cultuur van stipte betaling te bevorderen dan langere betalingstermijnen. Dit was ook de optie die belanghebbenden en kmo’s het meest voorstonden in de openbare raadplegingen en die werd aanbevolen door het Europees Parlement en het “Fit for Future”-platform. De Commissie legde uit dat zij geen onderscheid maakte tussen betalingsachterstanden en lange betalingstermijnen, omdat betalingsachterstanden zich ook voordeden toen aan schuldeisers lange betalingstermijnen werden opgelegd. Een verordening was gerechtvaardigd door de noodzaak om strengere en meer gestroomlijnde regels vast te stellen die in alle lidstaten op dezelfde wijze kunnen worden toegepast. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat het ontbreken van bepalingen voor het toezicht op de naleving en handhaving van de regels een van de belangrijkste zwakke punten van de huidige richtlijn is. De Commissie had daarom voorgesteld om verplichte handhavingsautoriteiten op te richten, terwijl de lidstaten een ruime flexibiliteit wordt gelaten om bestaande autoriteiten aan te wijzen of nieuwe autoriteiten op te richten. De Commissie wees ook op de economische voordelen van een betere betalingscultuur die het vertrouwen in het ondernemingsklimaat van de EU zou vergroten en versterken.
4. Schriftelijke politieke dialoog met nationale parlementen
Naast het in Protocol nr. 2 vastgestelde subsidiariteitscontrolemechanisme omvatten de betrekkingen van de Commissie met de nationale parlementen ook andere activiteiten, in het bijzonder de politieke dialoog die in 2006 is opgezet. Tot die dialoog behoren schriftelijke uitwisselingen over initiatieven van de Commissie waarover de nationale parlementen input willen geven of over onderwerpen die zij op eigen initiatief aan de orde willen stellen. Daartoe behoort ook de mondelinge politieke dialoog (beschreven in hoofdstuk 5).
1. Algemene opmerkingen
De nationale parlementen hebben in 2023 in totaal 402 adviezen aan de Commissie gericht. Dit was de eerste keer sinds 2008 dat de Commissie in het laatste volledige jaar van haar ambtstermijn meer adviezen ontving dan in het voorgaande jaar. Zoals reeds vermeld in dit jaarverslag, was dit ongebruikelijk en ging het in tegen de trend die in het jaarverslag voor 2022 werd benadrukt, namelijk dat het aantal adviezen van de nationale parlementen over het algemeen halverwege de mandaatperiode van elke Commissie piekt87. Zoals reeds aangegeven in het jaarverslag voor 2022 blijft het totale aantal ontvangen adviezen tijdens de Commissie-Von der Leyen echter aanzienlijk lager dan het aantal dat tijdens de Commissies Barroso II en Juncker werd ontvangen.
Van die 402 adviezen hadden er 282 (70 %) betrekking op wetgevingsvoorstellen die onder het subsidiariteitscontrolemechanisme vallen88. De overige 120 adviezen (30 %) betroffen voornamelijk niet-wetgevingsinitiatieven (bv. mededelingen) dan wel initiatiefadviezen die niet direct betrekking hadden op een initiatief van de Commissie. Dit laatste percentage is het laagste tijdens de huidige mandaatperiode. Hieruit blijkt dat de nationale parlementen hun analyse van de initiatieven van de Commissie in 2023 meer nog dan in voorgaande jaren hebben toegespitst op ontwerpen van wetgevingshandelingen die onder de subsidiariteitscontrole vallen (derhalve met uitsluiting van voorstellen op beleidsterreinen waarvoor de EU exclusieve bevoegdheden heeft, zoals handel of mededinging). Ook wijst dit erop dat de daling van het aantal gemotiveerde adviezen in de afgelopen jaren niet te wijten was aan een minder intensief onderzoek van de voorstellen van de Commissie. Deze veronderstelling wordt ook bevestigd door het grote aantal adviezen dat in het kader van de politieke dialoog is ontvangen en waarin ook uitdrukkelijk wordt bevestigd dat de respectieve voorstellen in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel.
Binnen de Commissie worden de door de nationale parlementen of kamers aangesneden punten specifiek onder de aandacht gebracht van de betrokken leden en diensten van de Commissie en, in het geval van wetgevingsvoorstellen, van de vertegenwoordigers van de Commissie die deelnemen aan de onderhandelingen tussen de medewetgevers.
4.2. Deelname en toepassingsgebied
Net als in de vorige jaren verschilde het aantal aan de Commissie gerichte adviezen aanzienlijk van het ene nationale parlement tot het andere. Het aantal nationale parlementen of kamers dat geen adviezen heeft uitgebracht, steeg licht89 van 7 naar 9 kamers90 van de 39 (zie bijlage 2). Dit betekent dat in 2023 de parlementen van zes lidstaten91 (2022: 5) niet heeft deelgenomen aan de schriftelijke politieke dialoog in de vorm van het toezenden van formeel goedgekeurde adviezen. Er zij echter op gewezen dat de zes lidstaten die geen advies hebben uitgebracht, onder meer de Estse Riigikogu, die middels rechtstreekse brieven heeft gecommuniceerd met de Commissie, en de Sloveense Državni svet, die bezoeken van hun parlementsleden aan de Commissie heeft georganiseerd, omvatten.
De 10 meest actieve kamers hebben 320 adviezen uitgebracht (80 % van het totaal). Dit was in overeenstemming met het gemiddelde van de afgelopen jaren92. In 2023 waren deze kamers: de Tsjechische Senát en de Portugese Assembleia da República (elk 41 adviezen), de Tsjechische Poslanecká sněmovna en de Italiaanse Camera dei Deputati (elk 36 adviezen), de Duitse Bundesrat en de Roemeense Camera Deputaților (elk 35 adviezen), de Roemeense Senat (29 adviezen), de Italiaanse Senato della Repubblica (26 adviezen), de Spaanse Cortes Generales (24 adviezen) en de Franse Sénat (17 adviezen). Ook in recente jaren behoorden zij tot de meest actieve kamers. In bijlage 2 staat het aantal adviezen dat elke kamer heeft ingestuurd.
Ook de aard van de adviezen verschilt per nationaal parlement of kamer. Sommige richtten zich voornamelijk op de vraag of een voorstel van de Commissie in overeenstemming is met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Andere gingen meer in detail in op de inhoud van de voorstellen of stuurden initiatiefadviezen waarin niet werd verwezen naar een concreet voorstel van de Commissie. Terugkerende onderwerpen van de 25 initiatiefadviezen waren niet alleen de gedwongen overbrenging van Oekraïense burgers – met inbegrip van kinderen – naar Rusland, maar ook de Gazastrook en het Israëlisch-Palestijnse conflict, en ook specifieke beleidskwesties zoals kernenergie, abortus en externe betrekkingen.
Er zij op gewezen dat in 2023 verschillende nieuwe soorten inzendingen van het nationale parlement zijn ontvangen. Zo reageerden twee kamers op de bespreking van wetgevingsvoorstellen door middel van een tijdens de trialoogonderhandelingen ingediend advies (de Franse Sénat over het voorstel voor een wet op de artificiële intelligentie) of door middel van verschillende opeenvolgende adviezen van hetzelfde parlement die in verschillende stadia van het wetgevingsproces werden uitgebracht (de vier adviezen van de Duitse Bundesrat over het voorstel voor de Europese verordening mediavrijheid). 14 nationale parlementen richtten met het oog op een trialoog een gezamenlijke verklaring tot de EU-instellingen en riepen hen op ervoor te zorgen dat het risico van instrumentalisering van migratie naar behoren wordt behandeld tijdens de trialoogonderhandelingen over de herziening van de Schengengrenscode. De Finse Eduskunta diende een initiatiefadvies in over verschillende ontwerpen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen met betrekking tot materialen die in contact komen met drinkwater – het eerste geval van een voorstel over ontwerpen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
4.3. Belangrijkste onderwerpen van de adviezen in het kader van de politieke dialoog
Wat de afzonderlijke initiatieven betreft waarop de meeste opmerkingen betrekking hadden, hebben de nationale parlementen de meeste adviezen uitgebracht over het werkprogramma van de Commissie voor 2023, het voorstel betreffende verpakking en verpakkingsafval*93 en het voorstel betreffende met bepaalde nieuwe genomische technieken verkregen planten en de daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders* (elk negen adviezen); het voorstel betreffende de instelling van een Europese akte van afstamming* en het voorstel betreffende corruptiebestrijding* (elk acht adviezen); het voorstel betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa en het voorstel tot vaststelling van een EU-certificeringskader voor koolstofverwijderingen (elk zeven adviezen); het voorstel voor een Europese verordening mediavrijheid, het voorstel betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater, het voorstel tot vaststelling van een code van de Unie betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, het voorstel betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot vaststelling van regels voor het Europees Geneesmiddelenbureau, het voorstel tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten, het voorstel voor een richtlijn bodemmonitoring* en het voorstel betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties* (elk zes adviezen).
Net als in voorgaande jaren analyseerde een groeiend aantal nationale parlementen94 het werkprogramma van de Commissie voor 202395, dat in 2023 aanleiding gaf tot negen adviezen (naast één advies dat al in 2022 werden uitgebracht). Dit was het document van de Commissie dat in het kader van de politieke dialoog de meeste adviezen heeft ontvangen. Dit betekende ook dat het werkprogramma van de Commissie voor 2023 tot dan toe het grootste aantal adviezen ooit over een werkprogramma van de Commissie opleverde. Het aantal adviezen was aanzienlijk hoger dan de zes voor het werkprogramma van de Commissie voor 2022 (in 2022 werden er vijf adviezen ontvangen en in 2021 één advies). Ook de mate van toetsing zonder een advies uit te brengen, was hoog96. Al met al toont dit aan dat de nationale parlementen steeds strategischer gebruikmaken van het specifieke instrument van adviezen over het werkprogramma van de Commissie om hun steun voor de aangekondigde prioriteiten en initiatieven van de Commissie te onderstrepen en deze te koppelen aan hun eigen nationale beleidsprioriteiten, en om nationale bijzonderheden te signaleren die volgens hen in aanmerking moeten worden genomen.
In hun adviezen over het werkprogramma van de Commissie voor 2023 verwezen de nationale parlementen naar de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moedigden zij de Commissie aan Oekraïne zo lang als nodig te ondersteunen en spraken zij hun steun uit voor de uitbreiding van de EU. Drie kamers pleitten voor een hervorming van de elektriciteitsmarkt. Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2024 onderstreepten vijf kamers het belang van het pakket voor de verdediging van de democratie van de Commissie, met inbegrip van het initiatief om de democratische ruimte van de EU te beschermen tegen heimelijke buitenlandse beïnvloeding. De Hongaarse Országgyűlés bekritiseerde de Europese verordening mediavrijheid vanwege wat hij beschouwde als de fundamentele beperking van de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van de media. Drie kamers wezen op het belang van een evaluatie van de economische governance en twee daarvan benadrukten ook het belang van een versterking van de euro (ook in de digitale vorm). Vier kamers onderstreepten het belang van het versterken van de veiligheid en defensie in verschillende vormen (waaronder ruimtedefensie, versterking van de buitengrenzen van de EU en doeltreffend optreden tegen illegale migratiestromen en netwerken voor mensenhandel, en maritieme strategie). Alle kamers erkenden het belang van het vinden van een geschikter kader voor migratie. De Franse Sénat verzocht om transparantere en uitgebreidere werkprogramma’s en riep de Commissie op tot systematische ondersteuning van wetgevingsinitiatieven door middel van effectbeoordelingen97.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat het werkprogramma van de Commissie voor 2023 bedoeld was om het herstel van de EU na de COVID-19-pandemie te blijven ondersteunen en om in te spelen op de dringende behoeften als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende energiecrisis en de gestegen kosten van het levensonderhoud. De recente crises hebben ook aangetoond dat de uitvoering van de prioriteiten van de Commissie moet worden versneld, met name de bestrijding van de klimaatverandering en de voltooiing van de digitale transitie. Uit de vele verwante initiatieven van het werkprogramma van de Commissie voor 2023 blijkt dat de Commissie duidelijk vastbesloten is gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Conferentie over de toekomst van Europa. De Commissie gaf aan een groen, koolstofvrij en digitaal Europa met een sterke economische basis op basis van de eengemaakte markt als haar prioriteit te zien. De Commissie wees erop dat desinformatieaanvallen op de democratische ruimte en media van de EU een groeiend punt van zorg waren, met name in de afgelopen jaren en tegen de achtergrond van de Russische invasie van Oekraïne. De Commissie had in het kader van het actieplan voor Europese democratie doortastende maatregelen genomen om vrije en eerlijke verkiezingen te bevorderen, de pluriformiteit van de media te waarborgen en desinformatie te bestrijden.
In het kader van de prioriteit “Een Europese Green Deal” is aanzienlijke aandacht van de nationale parlementen gevestigd op verschillende voorstellen zonder dat dit resulteert in gemotiveerde adviezen: het voorstel voor een verordening betreffende koolstofverwijderingen, het voorstel voor een richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa en het voorstel voor een richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.
Het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een EU-certificeringskader voor koolstofverwijderingen98 resulteerde in zeven adviezen99. Verschillende kamers uitten hun twijfels over de verenigbaarheid van het EU-kader met de nationale regelingen en vonden dat er verduidelijking nodig was over de governance en financiering van certificeringskaders en over het opzetten van een EU-register voor koolstofverwijderingsactiviteiten. Sommige waren bezorgd over de administratieve lasten van de vaststelling van dit nieuwe kader en zetten vraagtekens bij de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie.
In haar antwoorden wees de Commissie erop dat de lidstaten op grond van haar voorstel voor een verordening onder bepaalde voorwaarden EU-erkenning van bestaande nationale certificeringsregelingen kunnen aanvragen, dat haar voorstel bepalingen bevatte om de certificeringskosten tot een minimum te beperken, en dat exploitanten de monitoring- en verslagleggingskosten kunnen verlagen door gebruik te maken van de door de Commissie vastgestelde certificeringsmethoden en van teledetectietechnologieën (bv. Copernicus). De Commissie heeft ook uitgelegd dat de EU-kwaliteitscriteria moeten worden uitgevoerd door middel van technische certificeringsmethoden die zijn afgestemd op het brede scala van bestaande koolstofverwijderingsactiviteiten. Dit vereist uitgebreide technische werkzaamheden en brede raadpleging van belanghebbenden en kan het best worden uitgevoerd door middel van gedelegeerde handelingen.
Het voorstel voor een richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (herschikking)100 resulteerde in zeven adviezen in het kader van de politieke dialoog101. Verschillende kamers waren van mening dat een doelstelling om de luchtverontreiniging tot nul terug te dringen, moeilijk te verwezenlijken is en dat de in het voorstel vastgestelde streefcijfers te ambitieus zijn of te verstrekkende gevolgen voor de begroting hebben. Eén kamer zag een gebrek aan doelgerichtheid bij de aanpak van grensoverschrijdende luchtverontreiniging veroorzaakt door buurlanden. Eén kamer benadrukte de noodzaak van een mechanisme voor gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij zowel de EU als de lidstaten betrokken zijn (zoals in de Europese klimaatwet) en benadrukte dat moet worden gezorgd voor een passende wisselwerking tussen de pijlers van de emissiewetgeving (met inbegrip van de voorgestelde grenswaarden voor 2030 en de Euro 7-emissienorm). Eén kamer stelde voor om normen voor de binnenluchtkwaliteit en regels voor geuremissies in de richtlijn op te nemen. Twee kamers waren van oordeel dat het recht op vergoeding van gezondheidsschade te ruim was, omdat het zelfs de mogelijkheid inhield om een collectieve vordering in te stellen voor vergoeding van schade aan de gezondheid als gevolg van niet-naleving van de luchtkwaliteitsregels en er geen termijn was voor schadevorderingen.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat zij ernaar streeft een geloofwaardig traject uit te stippelen om de luchtverontreiniging tegen 2050 tot nul terug te dringen door ambitieuze, maar haalbare streefcijfers voor de luchtkwaliteit vast te stellen. De voorgestelde richtlijn kan niet worden gelijkgesteld met de Europese klimaatwet, omdat broeikasgasemissies hetzelfde effect hebben, ongeacht waar zij zijn uitgestoten, maar de effecten op de luchtkwaliteit verschillen naargelang de lokale omstandigheden en maatregelen. Wat grensoverschrijdende kwesties betreft, zou de voorgestelde richtlijn de regelingen voor samenwerking en snelle uitwisseling van informatie tussen de lidstaten versterken om inbreuken op de luchtkwaliteitsnormen als gevolg van grensoverschrijdende luchtverontreiniging aan te pakken. De Commissie was het ermee eens dat de beleidscontext sinds de goedkeuring van het voorstel verder was ontwikkeld, deels als gevolg van de goedkeuring van het Euro 7-voorstel. De bevoegde autoriteiten moeten hiermee rekening houden bij de ontwikkeling van een luchtkwaliteitsstrategie en luchtkwaliteitsplannen. De binnenluchtkwaliteit en geuremissies vallen buiten het toepassingsgebied van de voorgestelde richtlijn. De Commissie benadrukte dat het voorstel tot doel heeft een effectief recht in te voeren voor mensen om een vordering tot vergoeding van schade aan de menselijke gezondheid in te dienen en te verkrijgen, met inbegrip van de mogelijkheid van collectieve actie.
Het voorstel voor een herschikking van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater102 gaf aanleiding tot zes adviezen103. De meeste adviezen waren positief over het voorstel, maar sommige kamers waren van mening dat het nauwelijks haalbaar was om deze sector tegen 2040 energieneutraal te maken vanwege de toenemende vraag naar de behandeling van stedelijk afvalwater in verband met de uitbreiding van het aanbod aan technologische apparatuur en de behoefte aan hoge investeringsniveaus. Over de voorgestelde regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid werden verschillende standpunten ingenomen: twee kamers steunden het voorstel uitdrukkelijk en één kamer stelde voor de regeling uit te breiden tot andere sectoren. Een andere kamer voerde aan dat het niet mogelijk was de blootstelling van afvalwater aan giftige residuen voor alle farmaceutische producten volledig te voorkomen en dat rekening moest worden gehouden met het concurrentievermogen en het innovatievermogen van de farmaceutische industrie van de EU. Eén kamer wees erop dat de voorgestelde uitbreiding van de monitoringtaken en informatieverstrekking de administratieve lasten voor autoriteiten en exploitanten aanzienlijk zou verhogen. Twee kamers maakten bezwaar tegen wat zij als een buitensporig beroep op gedelegeerde handelingen beschouwden.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat het bereiken van energieneutraliteit bij de behandeling van stedelijk afvalwater haalbaar is, zelfs met de strengere behandelingseisen in het voorstel. De initiële investeringen om de nieuwe doelstellingen te verwezenlijken, zouden plaatsvinden tussen 2030 en 2040. Dit zou de afvalwatersector beter bestand maken tegen schommelingen van de energieprijzen en bijdragen tot de energieonafhankelijkheid van de EU. Wat de voorgestelde regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betreft, verwees de Commissie naar haar effectbeoordeling, waaruit blijkt dat de economische gevolgen voor de farmaceutische sector marginaal en neutraal zouden zijn voor het algemene concurrentievermogen van de EU-industrie, omdat importeurs en EU-producenten in gelijke mate zouden worden getroffen. Wat de monitoring- en informatievereisten betreft, garandeerde de Commissie dat zij het voorstel zo had opgezet dat de lasten die voortvloeien uit de verhoging van de rapportagevereisten, tot een minimum worden beperkt.
In het kader van de prioriteit “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” leverde het voorstel voor een Europese verordening mediavrijheid104 in 2023 zes adviezen105 op, naast de twaalf adviezen106 die al in 2022 werden ontvangen. De nationale parlementen bleven vraagtekens plaatsen bij de inmenging in de nationale bevoegdheden op het gebied van mediapluriformiteit, de bepalingen voor de beoordeling van concentraties op de mediamarkt en de onafhankelijkheid van de Europese Raad voor mediadiensten. Verschillende kamers pleitten voor verdere aanscherping van de regels voor de bescherming van journalisten, onder meer voor bescherming tegen onrechtmatige gerechtelijke procedures. Verschillende kamers pleitten ook voor aanscherping van de bepalingen inzake grote onlineplatforms, met een verplichting om de redenen voor de verwijdering van inhoud openbaar te maken. Eén kamer pleitte voor een verbod op het blokkeren van online geplaatste inhoud zonder voorafgaande verificatie door een mens. Eén kamer, de Duitse Bundesrat, heeft tijdens de wetgevingscyclus vier adviezen over dit voorstel uitgebracht (de laatste twee in 2023). In het derde advies werd bezorgdheid geuit over de inmenging in nationale bevoegdheden en de gerichte start van trialoogonderhandelingen. In zijn vierde advies herhaalde het parlement zijn belangrijkste argumenten voor de slotfase van de trialoogonderhandelingen.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat zij in het voorstel de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van mediapluriformiteit volledig erkent en handhaaft, en dat de voorgestelde handeling geen afbreuk doet aan het vermogen van de lidstaten om de opdracht, de organisatie en de financiering van de publieke omroep concreet te definiëren. De Commissie herhaalde haar toezegging om journalisten beter te beschermen door middel van de voorgestelde handeling en het voorstel voor een richtlijn tot bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde vorderingen of misbruik van procesrecht. Wat de Europese Raad voor mediadiensten betreft, benadrukte de Commissie dat de onafhankelijkheid van de raad werd gewaarborgd door het feit dat deze bestond uit onafhankelijke nationale regelgevende instanties voor de media en verder werd versterkt door zijn besluitvorming, waarvoor een tweederde meerderheid van de leden vereist is. Wat de beoordeling van concentraties op de mediamarkt betreft, wees de Commissie op haar benadering van minimale harmonisatie, die de lidstaten een ruime beoordelingsmarge laat om rekening te houden met hun regelgevingstradities en de specifieke kenmerken van hun nationale mediamarkten. Wat de grote onlineplatforms betreft, herinnerde de Commissie eraan dat zeer grote onlineplatforms verplicht zijn de redenen voor de opschorting en beperking van inhoud openbaar te maken.
In het kader van de prioriteit “Bevordering van onze Europese levenswijze” heeft de herziening van de Europese farmaceutische basiswetgeving bij de nationale parlementen veel belangstelling gewekt. Het voorstel voor een code van de Unie betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik107 en het voorstel tot vaststelling van EU-procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot vaststelling van regels voor het Europees Geneesmiddelenbureau108 leverden elk zes adviezen op109. Sommige kamers hebben zich ook gebogen over de twee andere documenten van het pakket: de begeleidende mededeling van de Commissie110 en een voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de bestrijding van resistentie tegen antimicrobiële stoffen111. Enkele punten van zorg die de nationale parlementen in hun adviezen uitten, hadden betrekking op een vermeende schending van het evenredigheidsbeginsel, de verkorting van de standaardduur van de marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen, de wijziging van de Bolar-bepaling die betrekking heeft op vrijstellingen van de door octrooien verleende rechten, de gedecentraliseerde productielocaties van geneesmiddelen en het gebruik van vouchers.
In haar antwoorden voerde de Commissie aan dat de voorstellen niet verder gingen dan nodig was om de doelstellingen van de herziening te verwezenlijken. Zij erkende de verkorting van de standaardduur van de marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen met één jaar, maar legde uit dat de duur voor bepaalde weesgeneesmiddelen met drie jaar zou worden verlengd om onderzoek en ontwikkeling te stimuleren. Zij legde verder uit dat de voorgestelde wijziging van de Bolar-bepaling bedoeld was om de toegang tot de markt van generieke geneesmiddelen onmiddellijk na het verstrijken van de wettelijke beschermingstermijnen te vergemakkelijken. De Commissie maakte duidelijk dat, zelfs indien bepaalde productielocaties zouden worden gedecentraliseerd, de centrale productielocatie nog steeds verantwoordelijk zou zijn voor het toezicht op alle aspecten van de gedecentraliseerde locaties en dat het voorstel derhalve de controle- en toezichtsniveaus niet zou verminderen. Zij legde ook uit dat de regels van toepassing zouden zijn op overdraagbare gegevensexclusiviteitsvouchers voor fabrikanten die nieuwe antimicrobiële stoffen zouden ontwikkelen.
In het kader van de prioriteit “Een economie die werkt voor de mensen” kreeg het pakket wetgevingsvoorstellen voor de hervorming van de EU-regels voor economische governance112 veel aandacht van de nationale parlementen en resulteerde het in zes adviezen113. Verschillende kamers wezen erop dat de noodzakelijke schuld- en tekortverminderende parameters moeten worden gekalibreerd om te kunnen inspelen op de omstandigheden van de verschillende lidstaten waarop zij van toepassing waren. Eén kamer wees op het ontbreken van een criterium om overheidsinvesteringen (met name investeringen in de ecologische en digitale transities) vrij te stellen van de berekening van het jaarlijkse tekort. Een andere kamer was tegen de invoering van EU-normen voor de overheidsboekhouding, die volgens hem niet zouden bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het begrotingstoezicht. Eén kamer wees erop dat begrotingsplannen die een periode van maximaal 17 jaar bestrijken (met inbegrip van een aanpassingsperiode van 4 tot 7 jaar), onverenigbaar zouden zijn met de frequentie van de nationale verkiezingen. Eén kamer beval aan de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht te verduidelijken en te beperken.
In haar antwoorden benadrukte de Commissie de doelstelling van het pakket om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, hetgeen zou kunnen worden gediend door een intensievere betrokkenheid van de nationale parlementen bij het economisch en begrotingstoezicht. De Commissie erkende dat de begrotingssituatie, de uitdagingen en de economische vooruitzichten van de lidstaten sterk uiteenlopen, maar verklaarde dat het voorgestelde herziene kader meer rekening zou houden met de verschillen tussen landen en hun specifieke uitdagingen op het gebied van staatsschuld. Met deze voorstellen probeerde de Commissie over te schakelen op een meer risicogebaseerd toezichtkader waarin de houdbaarheid van de staatsschuld centraal zou staan, en tegelijkertijd duurzame en inclusieve groei te bevorderen door middel van investeringen en hervormingen. Wat de normen voor de overheidsboekhouding van de EU betreft, verklaarde de Commissie dat het voorgestelde pakket geen specifieke boekhoudnormen op transactiebasis zou voorschrijven en dit in plaats daarvan aan het oordeel van de lidstaten te laten. De voorgestelde richtlijn tot vaststelling van voorschriften voor begrotingskaders zou geen afbreuk doen aan het beginsel van begrotingsautonomie. Wat de tijdshorizon van de nationale plannen betreft, maakte de Commissie duidelijk dat deze een periode van vier of vijf jaar kunnen bestrijken, afhankelijk van de verkiezingscycli van de lidstaten, en dat een nieuwe regering bij aantreden een nieuw plan zou kunnen voorstellen.
5. Contacten, bezoeken, ontmoetingen, conferenties en andere activiteiten
5.1. Bezoeken aan en ontmoetingen met nationale parlementen
De mondelinge politieke dialoog tussen de Commissie en de nationale parlementen omvat diverse vormen van interactie: bezoeken van leden van de Commissie aan nationale parlementen en van delegaties van nationale parlementen aan de Commissie, deelname van de Commissie aan interparlementaire (commissie)vergaderingen en conferenties (met inbegrip van de Cosac), presentaties van de Commissie aan de permanente vertegenwoordigers van de nationale parlementen in Brussel, lopende debatten over de werkprogramma’s van de Commissie en dialogen over het Europees semester.
In 2023 hebben leden van de Commissie deelgenomen aan 127 bezoeken aan nationale parlementen en ontmoetingen met delegaties van nationale parlementen, waarbij nagenoeg alle nationale parlementen en kamers betrokken waren. Dit is minder dan in de twee voorgaande jaren, maar ligt boven het gemiddelde van de afgelopen vier jaar (143 bezoeken in 2022, 130 in 2021, 101 in 2020 en 55 in 2019; als gevolg van de COVID-19-pandemie werden in 2020 en 2021 minder ontmoetingen georganiseerd en moesten deze meestal virtueel plaatsvinden). De Commissie heeft ook zes groepen personeelsleden van verschillende nationale parlementen ontvangen, die niet op onderstaande kaart zijn aangegeven.
Aantal bezoeken aan en ontmoetingen met nationale parlementen
door leden van de Commissie in 2023 (totaal voor alle lidstaten: 127)
5.2. Interparlementaire ontmoetingen en conferenties
Interparlementaire bijeenkomsten en conferenties114 werden in 2023 over het algemeen gekenmerkt door de nadruk op de aanhoudende oorlog in Oekraïne. Terugkerende onderwerpen waren de democratie, de energievoorziening en de uitbreiding. De leden van de Commissie namen deel aan:
- de Conferentie van de organen van de parlementen die gespecialiseerd zijn in de aangelegenheden van de Unie (Cosac)115;
- de Europese parlementaire week116;
- de Gezamenlijke Parlementaire Controlegroep voor Europol117;
- diverse interparlementaire conferenties (IPC’s)118 en interparlementaire commissievergaderingen (ICM’s)119.
In 2023 werd wat de Cosac-vergaderingen betreft volledig teruggekeerd naar de praktijken van vóór de COVID-19-pandemie. Er vonden twee vergaderingen van de voorzitters van de Cosac plaats (op 29 en 30 januari en op 17 en 18 september) en twee plenaire Cosac-vergaderingen (op 14 tot en met 16 mei en van 26 tot en met 28 november) in de hoofdsteden Zweden en Spanje, die elk op hun beurt het voorzitterschap van de Raad van de EU bekleedden, waarbij iedereen fysiek aanwezig was. Na elke plenaire vergadering werden conclusies120, een bijdrage121 en een halfjaarlijks verslag uitgebracht. De Commissie heeft schriftelijke antwoorden gegeven op de bijdragen van de Cosac122. De praktijk van de afgelopen twee jaar van informele online-uitwisselingen tussen de Cosac en leden van de Commissie werd niet doorgezet in 2023, hoewel in de conclusies van de Cosac tijdens de tweede plenaire vergadering van 2022 werd erkend dat deze nuttig waren om tijdige en gedetailleerde besprekingen over concrete EU-initiatieven mogelijk te maken.
De Commissie werd in drie van de vier bovengenoemde vergaderingen vertegenwoordigd door een van haar leden. Tijdens de plenaire vergadering van de 69e vergadering van de Cosac in Stockholm onderstreepte voorzitter Von der Leyen in een vooraf opgenomen videoboodschap de betrokkenheid van de Commissie bij de nationale parlementen. Commissaris Johansson nam (persoonlijk) deel aan de eerste vergadering van de voorzitters en (via videolink) aan de plenaire vergadering van de 70e vergadering van de Cosac om de georganiseerde criminaliteit en het migratie- en asielpact te bespreken.
Naast deze onderwerpen en de traditionele aandacht voor de prioriteiten van de respectieve voorzitterschappen van de Raad van de EU, waren andere kwesties die tijdens deze vergaderingen aan bod kwamen de situatie in Oekraïne en de toekomst van Oekraïne in de EU (besproken in drie van de vier vergaderingen, telkens met deelname van mevrouw Ivanna Klymush-Tsintsadze, voorzitter van de Commissie integratie van Oekraïne in de EU van het Oekraïense parlement), dertig jaar eengemaakte markt, de energiecrisis, de groene transitie, de open strategische autonomie, de betrekkingen met Latijns-Amerika, en de situatie in Israël en de Gazastrook na de terroristische aanslagen van Hamas in Israël van 7 oktober 2024.
6. De rol van de regionale parlementen
De regionale parlementen dragen indirect bij aan de betrekkingen van de Commissie met de nationale parlementen. Wanneer de nationale parlementen ontwerpen van wetgevingshandelingen van de EU op subsidiariteit toetsen met het oog op het uitbrengen van een gemotiveerd advies, moet elk nationaal parlement krachtens Protocol nr. 2 in voorkomend geval de regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheid raadplegen.
De leden van de regionale parlementen zijn ook vertegenwoordigd in het Europees Comité van de Regio’s, dat toezichthoudende werkzaamheden uitvoert via een netwerk voor subsidiariteitstoezicht en het onlineplatform ervan, dat speciaal is ontworpen om de deelname van regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheden aan het mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing in verband met het subsidiariteitsbeginsel (Regpex) te ondersteunen123.
De Verdragen voorzien niet expliciet in rechtstreekse interactie tussen de Commissie en de regionale parlementen, maar de Commissie houdt rekening met hun bijdragen en reageert op deze bijdragen. Minder regionale parlementen124 hebben minder resoluties bij de Commissie ingediend dan in de voorgaande jaren: 32 resoluties in 2023, tegen 72 in 2022, 50 in 2021 en 33 in 2020. Deze hadden betrekking op verschillende kwesties, zoals de Verklaring van Brussel van de Duitstalige regionale parlementen, de erkenning van de hongersnood in de Holodomor als genocide, de circulaire economie, de mensenrechten, de Conferentie over de toekomst van Europa, cryptovaluta, het Europees Jaar van de Jeugd, humanitaire samenwerking, het Goede Vrijdagakkoord en de status van Catalaans in de EU. Ongeveer een derde van de bijdragen was gericht op specifieke voorstellen van de Commissie125, waarvan er acht gedetailleerde zorgen over subsidiariteit bevatten. Andere regionale parlementen namen deel aan openbare raadplegingen van de Commissie, hoewel dit kanaal tot op heden slechts door één regionaal parlement actief is gebruikt en wel om antwoorden in te sturen op meerdere door de Commissie georganiseerde openbare raadplegingen126. Eén regionaal parlement maakte gebruik van een ander kanaal: het diende, via zijn nationaal parlement, drie adviezen in127.
7. Conclusie
In vergelijking met de voorgaande jaren van het mandaat van deze Commissie is de intensiteit van de activiteiten van de nationale parlementen in 2023 toegenomen wat betreft de schriftelijke en mondelinge dialoog en hun toezicht op de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, om ervoor te zorgen dat EU-optreden alleen plaatsvindt wanneer en voor zover nodig. Het totale aantal adviezen (met inbegrip van gemotiveerde adviezen) is gestegen tot 402 in 2023, tegenover 355 in 2022 en 360 in 2021.
2023 was het eerste jaar sinds 2008 dat de Commissie in het laatste volledige jaar van haar ambtstermijn meer adviezen ontving dan in het voorgaande jaar. In vergelijking met de twee vorige ambtstermijnen van de Commissie heeft de trend die reeds in het jaarverslag 2022 werd benadrukt, een afname van het totale aantal adviezen van de nationale parlementen, echter doorgezet.
Het aantal adviezen verschilde nog steeds aanzienlijk van het ene nationale parlement tot het andere. De tien meest actieve kamers brachten nagenoeg hetzelfde percentage adviezen uit als in de twee voorgaande jaren (79 %), terwijl het aantal kamers dat adviezen uitbracht, met twee is afgenomen. In het algemeen zijn de nationale parlementen die zich van oudsher richten op het onderzoeken of de voorstellen stroken met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, dit ook in 2023 blijven doen.
In totaal was ongeveer 70 % van de adviezen van de nationale parlementen gericht op voorstellen die onder de subsidiariteitscontrole vallen. De resterende 30 % betrof voornamelijk voorstellen die dat niet waren (d.w.z. beleidsmaatregelen waarvoor de EU exclusief bevoegd is), niet-wetgevingsdocumenten of andere onderwerpen (via initiatiefadviezen). Dit evenwicht was typisch voor een jaar met een groot aantal wetgevingsvoorstellen.
Wat de betrekkingen tussen de Commissie en de regionale parlementen betreft, daalde in 2023 het aantal bijdragen aanzienlijk (32), om weer uit te komen op het niveau van 2020 (33) (na de piek in de voorgaande twee jaren, van 72 in 2022 en 50 in 2021).
Thematisch bleven de nationale parlementen zich richten op de belangrijkste prioriteiten van de Commissie, met bijzondere aandacht voor de Europese Green Deal, een nieuwe impuls voor de Europese democratie en de bevordering van onze Europese levenswijze. De aanhoudende oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten zorgden ervoor dat de uitdagende geopolitieke context ook een prominente plaats innam in de uitwisselingen (onder meer tijdens interparlementaire vergaderingen en conferenties, zoals de Cosac). Reflecties over de toekomst van de EU en de uitbreiding, migratie en veiligheid waren daarom ook belangrijke onderwerpen, evenals de energievoorziening en -kosten, het concurrentievermogen van de EU, open strategische autonomie en een eerlijke transitie.
De belangrijkste ontwikkelingen in 2023 met betrekking tot het onderzoek naar de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel hebben de volgende vermeldenswaardige conclusies opgeleverd.
- Het aantal gemotiveerde adviezen (22) waarin wordt betoogd dat het subsidiariteitsbeginsel niet is nageleefd, is met ongeveer een derde afgenomen ten opzichte van het jaar ervoor (32).
- Bijna twee derde van deze gemotiveerde adviezen was afkomstig van twee nationale parlementen: zowel de Italiaanse kamers (9) als de Zweedse Riksdag (5).
- Verschillende parlementen hebben interne wijzigingen doorgevoerd om hen in staat te stellen beter en eerder te worden geïnformeerd over het beleidsproces op EU-niveau en hun standpunten doeltreffender kenbaar te maken128.
- Er is meer strategisch gebruikgemaakt van het specifieke instrument van adviezen over het werkprogramma van de Commissie. Het aantal adviezen van de nationale parlementen dat van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt om de EU-instellingen te informeren over hun eigen nationale prioriteiten als een van de belangrijkste initiatieven op EU-niveau en om specifieke kenmerken te signaleren, is aanzienlijk gestegen van zes in 2022 tot tien in 2023.
Ook kan worden opgemerkt dat sommige nationale parlementen de politieke dialoog op innovatieve manieren zijn gaan gebruiken, bijvoorbeeld om te reageren op het veranderende gesprek over wetgevingsvoorstellen in trialogen door middel van adviezen – hetzij met één of meerdere adviezen die door dezelfde kamer zijn uitgebracht, hetzij met een gezamenlijk advies dat door een aantal parlementen is uitgebracht en in een laat stadium van het wetgevingsproces is ingediend – en om aspecten van verschillende ontwerpen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen te signaleren door middel van een specifiek initiatiefadvies. Dit illustreert het strategische potentieel en de flexibiliteit die de dialoog tussen de nationale parlementen en de Commissie biedt.
1Conferentie van de organen van de parlementen die gespecialiseerd zijn in de aangelegenheden van de Unie.
2OECD Regulatory Policy Outlook 2021 | en | OESO
3Betere regelgeving: richtsnoeren en toolbox (europa.eu).
4COM(2021) 219 final.
5De doorgevoerde wijzigingen: instrument #3 (de rol van de Raad voor regelgevingstoetsing) – geeft de veranderingen in de samenstelling van de raad weer; instrument #11 (de vorm van het effectbeoordelingsverslag) – is van invloed op de wijze waarop de informatie over het “one in, one out”-beginsel wordt gepresenteerd; en de invoering van een “aanhangsel – concurrentievermogenstoets”. Zie BR toolbox – juli 2023 – FINAL.pdf (europa.eu).
6COM(2023) 168 final en COM(2023) 535 final.
7Het komende jaarlijkse lastenoverzicht 2023 zal een overzicht geven van de verschillende werkterreinen om de administratieve lasten te verminderen. Het overzicht zal beschikbaar worden gesteld via de Annual Burden Survey – Europese Commissie (europa.eu).
8Plattelandstoetsing betekent dat beleid moet worden herzien vanuit het plattelandsperspectief (zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 30 juni 2021, “Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU – Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden in 2040” (COM(2021) 345 final)). Bij plattelandstoetsing wordt daarom rekening gehouden met de daadwerkelijke en potentiële, directe en indirecte effecten op de werkgelegenheid en groei op het platteland, alsook met de ontwikkelingsvooruitzichten, het maatschappelijk welzijn en de kwaliteit van plattelandsgebieden en -gemeenschappen in milieuopzicht. Als een EU-optreden naar verwachting aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor deze gebieden en gemeenschappen, kan het nodig zijn het ontwerp en de uitvoering ervan aan hun specifieke context aan te passen.
9De Commissie onderzoekt de mogelijke territoriale effecten op specifieke soorten regio’s/gebieden met behulp van verkennende vragen (instrument #18: identificatie van de effecten). Indien van toepassing wordt een online controle van de territoriale effecten (instrument #34: territoriale effecten) uitgevoerd om te beoordelen of een territoriale effectbeoordeling raadzaam is. Wanneer de potentiële territoriale effecten aanzienlijk worden geacht, verschaft een territoriale effectbeoordeling inzicht in de waarschijnlijke patronen van de effecten in de hele EU en kunnen aan de hand daarvan de oorzaken en de potentiële aanpassingsmogelijkheden worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de effecten van het beleid gelijkmatiger worden verdeeld. Zie BR toolbox – juli 2023 – FINAL.pdf (europa.eu).
10Het “Fit for Future”-platform maakt gebruik van de expertise en ervaring van nationale, regionale en lokale bestuursniveaus en belanghebbenden. Het platform bestaat uit twee groepen: de overheidsgroep (vertegenwoordigers van nationale, regionale en lokale overheden van alle EU-lidstaten en van het Europees Comité van de Regio’s) en de stakeholdergroep (deskundigen op het gebied van betere regelgeving die bedrijven en niet-gouvernementele organisaties vertegenwoordigen, plus het Europees Economisch en Sociaal Comité). Zie https://commission.europa.eu/law/law-making-process/evaluating-and-improving-existing-laws/refit-making-eu-law-simpler-less-costly-and-future-proof/fit-future-platform-f4f_nl.
11https://commission.europa.eu/law/law-making-process/evaluating-and-improving-existing-laws/refit-making-eu-law-simpler-less-costly-and-future-proof/fit-future-platform-f4f/adopted-opinions_nl#adopted-opinions--2023.
12Zo werd in het advies over entiteiten van de sociale economie benadrukt dat bewustmaking van de regels voor staatssteun die ondernemingen van de sociale economie kunnen ondersteunen, een belangrijke rol kan spelen bij het behoud van hun concurrentievermogen. In het advies over het waarborgen van een toekomstbestendig regelgevingskader voor de eengemaakte markt werd gepleit voor EU-brede normalisatie en interoperabiliteit om grensoverschrijdende transacties te vergemakkelijken en de administratieve lasten te verminderen, en tegelijkertijd de naleving te verbeteren en de markttoegang voor bedrijven van elke omvang te verbeteren. In het advies over overheidsopdrachten werden suggesties gedaan om de EU-wetgeving op dit gebied te vereenvoudigen en aanbestedingen voor innovatie aan te moedigen. Opgemerkt wordt dat lokale en regionale overheden zorgvuldig omgaan met nieuwe kansen, met name als zij daar weinig ervaring mee hebben. In het advies over de toepassing van de kmo-toets werd de Commissie verzocht het kmo-perspectief verder te benadrukken in effectbeoordelingen, ex-postevaluaties en geschiktheidscontroles van het EU-recht om te beoordelen of verplichtingen voor kleine en middelgrote ondernemingen (bv. rapportageverplichtingen) nog steeds noodzakelijk of adequaat zijn. Er werd gewezen op technologische ontwikkelingen of nieuwe benaderingen die vereenvoudiging of vermindering van verplichtingen of procedures mogelijk kunnen maken, met behoud van de bestaande beschermingsnormen en de doeltreffende handhaving daarvan. In het advies over het programma Digitaal Europa werd gepleit voor de bevordering van vrijwillige benchmarkinginstrumenten (bv. het instrument voor de lokale en regionale beoordeling van de digitale volwassenheid (Lordimas)) in aanvragen voor programmafinanciering.
13RegHub is een netwerk van lokale en regionale overheden dat tot doel heeft ervaringen te verzamelen over de uitvoering van EU-beleid door actoren op lokaal niveau te raadplegen: https://portal.cor.europa.eu/reghub/Pages/default.aspx. Zie punt 2.4 voor meer informatie over de werkzaamheden van het RegHub-netwerk.
14https://commission.europa.eu/law/law-making-process/regulatory-scrutiny-board_nl.
15Het verslag over 2023 is in mei 2024 gepubliceerd en is beschikbaar op https://commission.europa.eu/publications/regulatory-scrutiny-board-annual-report-2023_en.
16COM(2023) 441 final.
17SWD(2023) 265 final, waarin de effectbeoordeling bij het voorstel COM(2023) 459 final wordt gepresenteerd.
18SWD(2023) 281 final.
19De punten 2.2 tot en met 2.4 van dit verslag zijn gebaseerd op bijdragen van de respectieve EU-instellingen en -organen.
20Hoewel dit niet relevant is voor 2023, tellen het Europees Parlement en de Commissie het aantal gemotiveerde adviezen verschillend. De Commissie beschouwt een gemotiveerd advies met betrekking tot meer dan één voorstel voor statistische doeleinden als slechts één gemotiveerd advies; om te bepalen of de drempel voor een “gele kaart” of “oranje kaart” voor een voorstel is bereikt, wordt een gemotiveerd advies voor elk van de voorstellen waarop het betrekking heeft, daarentegen als één gemotiveerd advies beschouwd. Het Europees Parlement registreert een gemotiveerd advies echter voor elk voorstel waarop het betrekking heeft. De drempels zijn vastgesteld in artikel 7 van Protocol nr. 2.
21Overeenkomstig artikel 43 van het reglement wordt een gemotiveerd advies dat door een nationaal parlement aan de voorzitter van het Europees Parlement is verzonden, voorgelegd aan de ter zake bevoegde commissie en ter informatie doorgestuurd naar de Commissie juridische zaken (JURI), die bevoegd is voor de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel.
22https://secure.ipex.eu/IPEXL-WEB/download/file/8a8629a8881d935701881eeb09e40005/39th%20Bi-annual%20Report%20of%20COSAC.pdf.
23https://secure.ipex.eu/IPEXL-WEB/download/file/8a8629a88bcc3697018bcdb41d910010/3%20-%2040th%20Bi-annual%20Report%20of%20COSAC.pdf.
24Conferentie van de organen van de parlementen die gespecialiseerd zijn in de aangelegenheden van de Unie. Het Europees Parlement is lid van deze conferentie.
25https://www.ipex.eu.
26Resolutie van het Europees Parlement van 22 november 2023 over de ontwerpen van het Europees Parlement tot herziening van de Verdragen (2022/2051(INL) (https://europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2023-0427_NL.html); rapporteurs: de heer Guy Verhofstadt (Renew/BE), de heer Sven Simon (EVP/DE), mevrouw Gabriele Bischoff (S&D/DE), de heer Daniel Freund (Groenen/EVA/DE) en de heer Helmut Scholz (GUE/NGL/DE).
27Resolutie van het Europees Parlement van 23 november 2023 over gezonde regelgeving en subsidiariteit en evenredigheid in de Europese Unie – verslag over beter wetgeven betreffende de jaren 2020, 2021 en 2022 (2023/2079(INI)) (https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2023-0442_NL.html); rapporteur: mevrouw Catharina Rinzema (Renew/NL).
28Resolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2024 over de tenuitvoerlegging van de Verdragsbepalingen betreffende nationale parlementen (2023/2084(INI)) (https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2024-0023_NL.html); rapporteur: de heer Paulo Rangel (EVP/PT).
29Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (europa.eu).
30Alternatieve effectbeoordeling: voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel, oktober 2023, PE 753.156.
31Aanvullende effectbeoordeling van het voorstel voor een verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, april 2023, PE 740.248.
32EUCO-document 17/18, punten II/2 en IV/15, en EUCO-document 13/20, punt II/4, en, wat de uitvoering betreft, Raadsdocument ST 11654/21.
33Raadsdocument ST 6232/20, punten 2 en 12.
34Raadsdocument ST 13026/1/20 REV 1, punten 3 en 12.
35PB C 241 van 21.6.2021, blz. 13.
36EUCO-document 14/23.
37Raadsdocument ST 15936/22 over het wetgevingsvoorstel van het HvJ-EU tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de EU.
38Het secretariaat-generaal van de Raad ontvangt niet systematisch alle adviezen van de nationale parlementen, zodat de verschillende instellingen een verschillend aantal adviezen kunnen ontvangen (zie ook voetnoot 20).
39Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s van 2 juli 2020 over de prioriteiten van het Europees Comité van de Regio’s voor 2020-2025 – Europa dichter bij de mensen via de dorpen, steden en regio’s (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/TXT/?uri=CELEX:52020XR1392).
40Mevrouw Antje Grotheer (PSE/DE), lid van het Comité van de Regio’s en voorzitter van het regionale parlement van Bremen, volgde in 2024 de heer Karl-Heinz Lambertz (PSE/BE) op als voorzitter van de Brass-groep. Meer informatie over de Brass-‑groep is te vinden op http://cor.europa.eu/en/our-work/Pages/Better-Regulation-and-Active-Subsidiarity.aspx.
41Het Comité van de Regio’s was betrokken bij tal van activiteiten op het gebied van strategische prognoses die door de EU-instellingen werden georganiseerd, voornamelijk in het kader van het Europees systeem voor strategische en beleidsanalyse (Espas). Dit omvatte zijn deelname aan het hoofdredactieteam van het Global Trends Report 2024 van Espas, het Espas-projectteam, de Espas-stuurgroep, het Young Talent Network van Espas en de jaarlijkse Espas-conferentie van 2023.
42https://cor.europa.eu/en/news/Pages/strategic-foresight-capacity-better-prepare-future.aspx.
43https://cor.europa.eu/en/news/Pages/green-deal-going-local-working-group-strategic-foresight.aspx.
44CIVEX-VII/022: Strategic foresight as an instrument of EU governance and better regulation (strategische prognoses als instrument voor EU-governance en betere regelgeving).
45Voor meer informatie, zie EUR-Lex (europa.eu).
4629 adviezen en 4 resoluties. In de Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over de staat van de regio’s en steden in de Europese Unie 2023 en voorstellen voor de strategische agenda 2024‑2029 van de EU (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:C_202301321) werd benadrukt dat “optimalisering van de huidige Verdragsbepalingen in de tussentijd actief moet leiden tot meer transparantie en verantwoordingsplicht in de besluitvorming van de EU, onder meer door meer nadruk te leggen op subsidiariteit, multilevel governance en de rol van het CvdR” en werd in dit verband een herziening van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven tijdens de volgende beleidscyclus noodzakelijk geacht.
47https://portal.cor.europa.eu/subsidiarity/Publications/Documents/Subsidiarity-Work-Programme/2023.pdf.
48ENVE-VII/042 – Bodemmonitoring en -veerkracht (richtlijn bodemmonitoring), ECON-VII/030 – Hervorming van het EU-kader voor economische governance, NAT-VII/033 – Voorstel voor een wetgevingskader voor duurzame voedselsystemen, en ECON-VII/035 – Het steunpakket voor kmo’s en het Befit-kader.
49Het netwerk voor subsidiariteitstoezicht brengt parlementen en regeringen van regio’s samen met wetgevingsbevoegdheden, lokale en regionale overheden zonder wetgevingsbevoegdheden, en verenigingen van lokale overheden in de EU. Het staat ook open voor de nationale delegaties van het Comité van de Regio’s en de nationale parlementen.
50Regpex is een subgroep van het netwerk voor subsidiariteitstoezicht, waarin regionale parlementen worden samengebracht met wetgevingsbevoegdheden (https://portal.cor.europa.eu/subsidiarity/regpex/Pages/default.aspx).
51“Een dronestrategie 2.0” in mei, “Duurzame voedselsystemen” in juni en “Platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)” in oktober.
52COTER-VII/026: Doe geen afbreuk aan de cohesie – een horizontaal beginsel dat bijdraagt tot de cohesie als algemene doelstelling en waarde van de EU.
53Zie punt 2.1 voor meer informatie over de bijdrage van het Comité van de Regio’s aan de werkzaamheden van het “Fit for Future”-platform via RegHub.
54https://cor.europa.eu/en/engage/Documents/RegHub/green-deal-taking-stock-looking-ahead.pdf.
55https://cor.europa.eu/en/engage/brochures/Documents/EU%20Annual%20Report%20on%20the%20State%20of%20Regions%20and%20Cities%202023/4892%20-%202023%20Annual%20Report%20EN.pdf.
56https://cor.europa.eu/en/engage/Documents/RegHub/1st-report-regional-dimension-cap-strategic-plans.pdf.
57https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32024Y02478.
58Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking).
59Arrest van het Hof van Justitie van 15 februari 2023, Austrian Power Grid e.a./ACER, zaak T‑606/20, ECLI:EU:T:2023, punten 45 tot en met 49 (tegen dit arrest is beroep ingesteld: zaak C-281/23).
60Daarbij gaat het om het totale aantal gemotiveerde adviezen dat in 2023 uit hoofde van Protocol nr. 2 is ontvangen van de parlementaire kamers. Zie tevens voetnoot 20 en bijlage 1 voor de lijst van documenten van de Commissie waarover zij gemotiveerde adviezen heeft ontvangen.
61Op grond van Protocol nr. 2 kan ieder nationaal parlement en iedere kamer van een van die parlementen binnen een termijn van acht weken vanaf de datum van toezending van een ontwerp van wetgevingshandeling, in de officiële talen van de EU, een gemotiveerd advies uitbrengen waarin wordt uiteengezet waarom het betrokken ontwerp zijns inziens niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Zie ook voetnoot 61.
62Gezien het vrij geringe aantal gemotiveerde adviezen kan zelfs een kleine toename van het aantal gemotiveerde adviezen leiden tot een ogenschijnlijk buitengewone stijging van het percentage gemotiveerde adviezen. Dit verklaart de “sprong” tussen 2021 en 2022, die niet in de laatste plaats het gevolg was van het voorstel voor een “kieswet” van het Europees Parlement, dat aanleiding gaf tot acht gemotiveerde adviezen (zie het jaarverslag van de Commissie voor 2022 (COM(2023) 640 final, blz. 10)).
63https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/priorities-2019-2024_nl.
64Elk parlement heeft twee stemmen. Elke kamer in een tweekamerstelsel heeft één stem.
65COM(2023) 411 final.
66De Commissie heeft toegezegd een geaggregeerd antwoord te zullen geven als een voorstel een “aanzienlijk” aantal gemotiveerde adviezen in gang zet (“aanzienlijk” betekent in dit verband dat het aantal gemotiveerde adviezen overeenkomt met ten minste zeven stemmen van nationale parlementen), ook al heeft het voorstel niet voldoende gemotiveerde adviezen opgeleverd om de drempel van de “gele kaart” te bereiken, wat aanleiding geeft tot een verplichte herziening van een ontwerp van wetgevingshandeling. De drempel voor een “gele kaart” wordt gewoonlijk bereikt wanneer de van de nationale parlementen ontvangen gemotiveerde adviezen ten minste een derde uitmaken van alle aan de parlementen toebedeelde stemmen (dus 18 van de 54). Bij ontwerpen van wetgevingshandelingen op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, bedraagt de drempel een kwart van de stemmen (14 van de 54).
67COM(2022) 677 final.
68De Franse Sénat en de Italiaanse Camera dei Deputati en Senato della Repubblica.
69De Tsjechische Poslanecká sněmovna en Senát, de Spaanse Cortes Generales, de Italiaanse Camera dei Deputati, de Poolse Senat en de Roemeense Senat.
70COM(2023) 411 final.
71De Cypriotische Vouli ton Antiprosopon en de Hongaarse Országgyűlés.
72De Tsjechische Senát, de Deense Folketing, de Kroatische Hrvatski Sabor, de Italiaanse Senato della Repubblica, de Nederlandse Eerste Kamer, de Portugese Assembleia da República en de Roemeense Senat.
73COM(2023) 416 final.
74De Nederlandse Eerste Kamer en Tweede Kamer.
75De Tsjechische Senát, de Italiaanse Senato della Repubblica en de Oostenrijkse Bundesrat.
76COM(2023) 88 final.
77De Italiaanse Camera dei Deputati en de Senato della Repubblica.
78De Tsjechische Senát.
79SWD(2023) 88 final.
80COM(2023) 234 final.
81De Italiaanse Camera dei Deputati en de Zweedse Riksdag.
82De Tsjechische Poslanecká sněmovna en Senát, de Franse Sénat, de Italiaanse Senato della Repubblica, de Oostenrijkse Nationalrat en de Bundesrat, en de Portugese Assembleia da República.
83COM(2022) 695 final.
84COM(2023) 533 final.
85De Italiaanse Camera dei Deputati en de Zweedse Riksdag.
86De Ierse Houses of the Oireachtas, de Italiaanse Senato della Repubblica, de Portugese Assembleia da República en de Roemeense Senat. In de eerste vier maanden van 2024 heeft de Commissie vier aanvullende adviezen in het kader van de politieke dialoog ontvangen (van de Tsjechische Senát en Poslanecká sněmovna, de Franse Sénat en de Maltese Kamra tad‑Deputati), waarin de argumenten in de in 2023 ontvangen adviezen grotendeels werden herhaald.
87De Spaanse Cortes Generales, die in de voorgaande drie jaar in de politieke dialoog met de Commissie de eerste of tweede plaats innam, bracht alleen in de eerste vier maanden van 2023 adviezen uit vanwege de parlementsverkiezingen in Spanje.
88Zie voor meer informatie over het subsidiariteitscontrolemechanisme en de politieke dialoog https://ec.europa.eu/info/law/law-making-process/adopting-eu-law/relations-national-parliaments_nl. Wetgevingsvoorstellen met betrekking tot beleid waarvoor geldt dat de EU exclusieve bevoegdheid geniet, vallen niet onder de subsidiariteitscontrole door de nationale parlementen.
892022: 7; 2021: 8; 2020: 12; 2019: 17; 2018: 10.
90Zie bijlage 3.
91De nationale parlementen in Bulgarije, Estland, Griekenland, Letland, Malta en Slovenië.
922022: 79 %; 2021: 79 %; 2020: 85 %; 2019: 73 %; 2018: 83 %; 2017: 74 %; 2016: 73 %.
93In bijlage 3 wordt een opsomming gegeven van de initiatieven van de Commissie die ten minste vijf adviezen opleverden. In dit deel wordt een overzicht gegeven van de zes prioritaire kerngebieden van de Commissie waarvoor ten minste zes adviezen werden ontvangen. De adviezen over de met een asterisk (*) gemarkeerde voorstellen zijn niet in dit punt opgenomen, omdat zij ook aanleiding hebben gegeven tot ten minste twee gemotiveerde adviezen en daarom reeds onder punt 3.2 van dit verslag vallen.
94De Franse Sénat, de Kroatische Hrvatski Sabor, de Litouwse Seimas, de Luxemburgse Chambre des députés, de Hongaarse Országgyűlés, de Nederlandse Tweede Kamer en Eerste Kamer, de Portugese Assembleia da República en de Roemeense Senat hebben in 2023 adviezen ingediend. De Zweedse Riksdag diende eind 2022 een advies in. Er waren zes van dergelijke adviezen over het werkprogramma van de Commissie voor 2022.
95 (COM(2022) 548 final).
96Volgens het 41e halfjaarlijkse verslag “Ontwikkelingen in communautaire procedures en handelwijzen met betrekking tot parlementaire controle”, dat in maart 2024 door het Cosac-secretariaat werd opgesteld, gaven slechts 8 van de 34 nationale parlementen/kamers die de vragen over het werkprogramma van de Commissie hebben beantwoord (alle behalve de Belgische Senaat, de Duitse Bundestag en de nationale parlementen met twee kamers van Ierland, Spanje en Oostenrijk hebben elk één reeks antwoorden op de vragenlijst ingediend), aan dat zij dit document niet hebben onderzocht. Het verslag is te vinden op https://ipexl.europarl.europa.eu/IPEXL-WEB/conferences/cosac/event/8a8629a88c42a971018c43c0bdee000a.
97Zelfs in de zeldzame gevallen waarin een effectbeoordeling niet samen met een voorstel wordt ingediend (hoewel dit in beginsel wel vereist zou zijn geweest, maar in de praktijk niet mogelijk was en een afwijking was toegestaan, bijvoorbeeld vanwege de urgentie ervan), presenteert de Commissie nog steeds “een analytisch document […] in de vorm van een werkdocument van de diensten van de Commissie met het bewijsmateriaal voor het voorstel en kostenramingen” binnen drie maanden na de goedkeuring van het initiatief, overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie (SWD(2021) 305 final).
98COM(2022) 672 final.
99De Duitse Bundesrat, de Spaanse Cortes Generales, de Italiaanse Camera dei Deputati, de Litouwse Seimas, de Nederlandse Eerste Kamer, de Portugese Assembleia da República en de Roemeense Senat.
100COM(2022) 542 final.
101 De Tsjechische Senát en Poslanecká sněmovna, de Duitse Bundesrat, de Spaanse Cortes Generales, de Italiaanse Senato della Repubblica, de Portugese Assembleia da República en de Roemeense Senat.
102COM(2022) 541 final.
103De Tsjechische Senát en Poslanecká sněmovna, de Duitse Bundesrat, de Spaanse Cortes Generales, de Italiaanse Senato della Repubblica en de Oostenrijkse Bundesrat.
104COM(2022) 457 final.
105De Duitse Bundesrat (twee adviezen in 2023), de Franse Assemblée nationale, de Italiaanse Senato della Repubblica en Camera dei Deputati, en de Nederlandse Eerste Kamer.
106Zie het jaarverslag voor 2022 (COM(2023) 640 final).
107COM(2023) 192 final.
108COM(2023) 193 final.
109De Tsjechische Poslanecká sněmovna en Senát, zowel de Italiaanse Senato della Repubblica als de Camera dei Deputati, de Roemeense Senat en de Duitse Bundesrat.
110COM(2023) 190 final.
111COM(2023) 191 final.
112COM(2023) 240 final, COM(2023) 241 final en COM(2023) 242 final.
113De Tsjechische Senát, de Duitse Bundesrat, de Ierse Houses of the Oireachtas, de Franse Sénat en de Italiaanse Senato della Repubblica en Camera dei Deputati.
114Zie voor nadere details het verslag van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen: http://www.europarl.europa.eu/relnatparl/en/home/annual-reports.html.
115Cosac – met daarin de Commissie als waarnemer – is het enige interparlementaire forum dat is opgenomen in de Verdragen (in Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de EU). Zie voor meer informatie https://secure.ipex.eu/IPEXL-WEB/conferences/cosac.
116Parlementariërs uit de EU, uit kandidaat-lidstaten en uit landen die waarnemer zijn, komen in het kader van de Europese parlementaire week bijeen om te praten over economische onderwerpen, begrotingszaken en ecologische en maatschappelijke kwesties. In 2023 werd dit evenement, getiteld “EU economic governance from a parliamentary perspective” (economische governance van de EU vanuit een parlementair perspectief), gehouden op 27 en 28 februari. Uitvoerend vicevoorzitter Dombrovskis maakte belangrijke inleidende opmerkingen tijdens de sessie over “Sociaaleconomische uitdagingen in tijden van geopolitieke onzekerheid”. Commissaris Hahn leidde de sessie in over “Steun voor Oekraïne – nationale en EU-respons op begrotingscrises en de rol van de parlementen”. Commissaris Gentiloni maakte tijdens de plenaire vergadering inleidende opmerkingen over “De herziening van het EU-kader voor economische governance”.
117De Gezamenlijke Parlementaire Controlegroep voor Europol hield haar 12e en 13e vergadering op 26 en 27 maart in Stockholm en op 20 en 21 september in het Europees Parlement. Commissaris Johansson woonde de eerste vergadering persoonlijk bij en gaf een toespraak over de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Tijdens de tweede vergadering hield zij een toespraak per videoboodschap.
118De IPC “Circular bioeconomy: the pathway towards a more innovative, resource-efficient and competitive Europe” (20 februari) werd bijgewoond door commissaris Sinkevičius. De IPC “Democracy in Europe: how can parliamentarians help safeguard and strengthen democracy and the rule of law?” (18 en 19 juni) werd bijgewoond door commissaris Reynders. Op het IPC-belastingsymposium “The future of taxation in the EU: challenges ahead and changes needed” (24 en 25 oktober) sloot uitvoerend vicevoorzitter Dombrovskis de eerste dag af met een toespraak en gaf commissaris Gentiloni op de tweede dag de hoofdtoespraak. De IPC over “Stabiliteit, economische coördinatie en governance in de EU” (26 en 27 oktober 2023) omvatte een videoboodschap van uitvoerend vicevoorzitter Šefčovič.
119De ICM “Children at the heart of Europe: 2 years of the European Child Guarantee”(28 juni) werd bijgewoond door vicepresident Šuica. De ICM over “De toekomst van het cohesiebeleid: kansen, uitdagingen en volgende stappen” (7 november) werd bijgewoond door commissaris Ferreira. De ICM “The situation of the rule of law in the EU” (4 december) omvatte een videoboodschap van commissaris Reynders.
120De conclusies aangenomen door de 69e vergadering van de Cosac en de conclusies aangenomen door de 70e vergadering van de Cosac (beschikbaar in het Engels en het Frans).
121Bijdrage aangenomen door de 69e vergadering van de Cosac en de bijdrage aangenomen door de 70e vergadering van de Cosac (beschikbaar in het Engels en het Frans).
122Antwoord van de Commissie op de bijdrage aangenomen door de 69e vergadering van de Cosac (bijlage) en het antwoord van de Commissie op de bijdrage aangenomen door de 70e vergadering van de Cosac (bijlage) (alleen beschikbaar in het Engels).
123http://portal.cor.europa.eu/subsidiarity/regpex/Pages/default.aspx. Zie punt 2.4 voor meer informatie over de activiteiten op het gebied van subsidiariteitscontrole van het Europees Comité van de Regio’s.
124De regionale parlementen van: Vlaanderen (België), Beieren en Baden-Württemberg (Duitsland), de Balearen en het Baskenland (Spanje), Opper-Oostenrijk en het parlement van de provincie Wenen (Oostenrijk), de Europese Conferentie van voorzitters van de Duitse en Oostenrijkse regionale parlementen, de regionale assemblee van Zuid-Tirol, het parlement van de Duitstalige Gemeenschap van België, samen met de Duitse Bundestag en Bundesrat, en de Oostenrijkse Bundesrat, en de Conferentie van voorzitters van de Oostenrijkse regionale parlementen. Het regionale parlement van Beieren diende bijna 50 % van deze resoluties in (14). Andere bijzonder actieve regionale parlementen waren die van het Baskenland (vijf resoluties), de Balearen (vier resoluties) en Baden‑Württemberg (drie resoluties).
125COM(2022) 542 final, COM(2022) 720 final, COM(2023) 31 final, COM(2023) 128 final, COM(2023) 185 final, COM(2023) 234 final, COM(2023) 242 final, COM(2023) 335 final, COM(2023) 411 final, COM(2023) 414 final, COM(2023) 415 final en COM(2023) 528 final.
126Het regionale parlement van Beieren diende bijdragen in voor zes openbare raadplegingen voor initiatieven in het kader van diverse beleidsterreinen, tegenover meer dan twintig in het voorgaande jaar.
127Het Vlaams parlement bracht adviezen uit over het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan, Nagorno-Karabach en het gewapende conflict in het Midden-Oosten. Volgens Verklaring 51 bij de Verdragen treedt het Vlaamse parlement op als component van het nationaal parlementair stelsel van België. Adviezen van de regionale parlementen worden doorgestuurd via het secretariaat van de Conferentie van de voorzitters van de parlementaire assemblees, met een adres bij de Belgische Senaat. De Commissie heeft deze daarom technisch gezien geregistreerd als adviezen van de Belgische Senaat en heeft zowel via deze laatste als rechtstreeks aan het regionale parlement geantwoord.
128Zo richtte de Luxemburgse Chambre des députés in 2023 voor het eerst een Commissie Europese zaken op. Andere parlementen hebben in 2023 interne hervormingen doorgevoerd om efficiënter te kunnen optreden in het EU-beleidsproces. Een voorbeeld hiervan was de Ierse Seanad Éireann, die in december 2022 een commissie voor de toetsing van ontwerpen van EU-gerelateerde wettelijke instrumenten heeft opgericht.
NL NL