Bijlagen bij COM(2025)64 - Vierde “Vooruitzichten voor schone lucht” - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)64 - Vierde “Vooruitzichten voor schone lucht”. |
---|---|
document | COM(2025)64 |
datum | 3 maart 2025 |
Belangrijke aanpassingen sinds de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht”
- Het referentiescenario weerspiegelt recenter vastgestelde en voorgestelde beleidsmaatregelen van de EU. Het bouwt met name voort op de modellering die is uitgevoerd voor de effectbeoordeling bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 (het “S3-scenario”, waarin een traject wordt geïllustreerd om te voldoen aan de broeikasgasemissiereducties van de voorkeursoptie in die effectbeoordeling), met name met betrekking tot de ontwikkeling van het energiesysteem van de EU. Het bevat nu de herziene richtlijn industriële emissies, terwijl de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht” was gebaseerd op het wetgevingsvoorstel van de Commissie, dat ambitieuzer was, met name wat betreft het opnemen van grote rundveehouderijen in de lijst van gereglementeerde activiteiten.
- Het Gains-model is gebruikt om de emissies van luchtverontreinigende stoffen en de concentraties van PM2,5 en NO2 te berekenen, volgens dezelfde benadering en modelversie die voor de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht” zijn gebruikt. De ozonconcentraties werden echter berekend met behulp van het EMEP-model67, wat verschilt van de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht”, waar deze ook met het Gains-model werden berekend.
- Het referentiescenario is geactualiseerd om de meest recente emissie-inventarissen, prognoses, beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten zo veel mogelijk te weerspiegelen door rekening te houden met de input die tijdens het overleg over het referentiescenario van de lidstaten is ontvangen.
- Het referentiescenario omvat nu een consistente weergave van het condenseerbare deel van de fijnstofemissies, terwijl dit in de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht” alleen werd gebruikt voor de gevoeligheidsanalyse.
- Er werd een geactualiseerde methode gebruikt om de gevolgen voor de gezondheid te beoordelen. Hoewel de methode grotendeels in overeenstemming blijft met de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht”, worden de gevolgen voor de morbiditeit voor PM2,5 en NO2 geraamd op basis van nieuw werk in het kader van de door de WHO gecoördineerde Emapec-studie (“Estimating the Morbidity from Air Pollution and its Economic Consequences”, Raming van de morbiditeit als gevolg van luchtverontreiniging en de economische gevolgen daarvan)68.
Een uitgebreidere beschrijving van de actualiseringen van het modelleringskader is beschikbaar in IIASA (2025).
1https://europa.eu/eurobarometer/surveys/detail/2660.
2Richtlijn (EU) 2024/2881 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa.
3Richtlijn (EU) 2016/2284 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen.
4Zwaveldioxiden (SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS) en fijnstof (PM2,5).
5WHO (2021) Global Air Quality Guidelines (mondiale richtsnoeren inzake luchtkwaliteit van de WHO).
6COM(2022) 673 final.
7Verordening (EU) 2024/1257 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, met betrekking tot hun emissies en de duurzaamheid van batterijen (Euro 7).
8Richtlijn (EU) 2024/1785 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) en Richtlijn 1999/31/EG van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen.
9COM(2024) 348 final.
10COM(2024) 63 final, onderliggende effectbeoordeling: SWD(2024) 63 final.
11https://environment.ec.europa.eu/strategy/zero-pollution-action-plan/zero-pollution-targets_nl.
12COM(2021) 400 final.
13Krachtens artikel 13 van de NEC-richtlijn. Meer informatie over de evaluatie, met inbegrip van de genoemde evaluatievragen, is te vinden op Geef uw mening en op de Air-website (Lucht) van de Commissie.
14Europees Milieuagentschap (2024), Europe’s air quality status 2024.
15EEA-verslag nr. 22/2018.
16https://www.eea.europa.eu/en/analysis/publications/harm-to-human-health-from-air-pollution-2024. Deze raming is gebaseerd op de monitoring van de concentratie van luchtverontreiniging en omvat alleen vroegtijdige sterfgevallen als gevolg van luchtverontreiniging boven het niveau van de WHO-richtsnoeren inzake luchtkwaliteit, in tegenstelling tot andere ramingen in de rest van dit verslag die zijn gebaseerd op de resultaten van modellen in Klimont et al., “Support to the development of the fourth Clean Air Outlook”, IIASA et al., 2025 [IIASA 2025], en die alle effecten weerspiegelen (ook onder het niveau van de WHO-richtsnoeren), om te zorgen voor consistentie met de analyses van de vorige “Vooruitzichten voor schone lucht”.
17https://www.eea.europa.eu/en/analysis/publications/impacts-of-air-pollution-on-ecosystems-in-europe.
18Emissie-inventarissen worden met een vertraging van twee jaar ingediend, wat inhoudt dat in 2022 voor het eerst nalevingscontroles ten aanzien van de verplichtingen voor de periode 2020-2029 werden uitgevoerd.
19https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/NL/inf_23_142.
20https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/inf_23_5380.
21De resultaten van de evaluatie van de inventaris 2024 zijn samengevat in het horizontale evaluatieverslag 2024.
22https://www.eea.europa.eu/publications/national-emission-reduction-commitments-directive-2024; deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens van de lidstaten zoals ingediend, zonder rekening te houden met de beoordeling daarvan door de Commissie.
23Te raadplegen op: https://environment.ec.europa.eu/topics/air/reducing-emissions-air-pollutants/national-air-pollution-control-programmes-and-projections_en.
24Een dergelijke eerdere actualisering omvat een actualisering van het beleid en de maatregelen ter bestrijding van de luchtverontreiniging.
25COM(2024) 348 final.
26COM(2022) 230.
27De scenario’s in de effectbeoordeling met betrekking tot de klimaatdoelstelling voor 2040 (SWD(2024) 63 final) geven een raming van emissiereducties van ongeveer 60-75 % voor SO2, NOx en PM2,5 in de periode 2015-2040.
28De herziene richtlijn industriële emissies zal leiden tot een grotere nadruk op en toepassing van de ondergrens van de BBT-GEN-bandbreedte. Als zodanig zal de herziene richtlijn industriële emissies waarschijnlijk leiden tot verlagingen die verder gaan dan de hier veronderstelde verlagingen, maar het is momenteel niet mogelijk om een raming te maken van de omvang van die verdere verlaging.
29EE, EL, IT, FI.
30Zie punt 3 van IIASA (2025) voor een beschrijving van alle in dit verslag genoemde scenario’s. Alle hier gepresenteerde resultaten zijn afkomstig van het Gains-model (https://gains.iiasa.ac.at/gains).
31Krachtens artikel 4, lid 2, van de NEC-richtlijn worden de indicatieve niveaus van de emissies in 2025 berekend aan de hand van een lineair reductietraject dat is vastgesteld tussen de emissieniveaus als vastgesteld bij de emissiereductieverbintenissen voor 2020 en de emissieniveaus als vastgesteld bij de emissiereductieverbintenissen voor 2030. De beoordeling wordt dus uitgevoerd aan de hand van een maximaal toegestaan emissieniveau dat het gemiddelde is van de maximaal toegestane niveaus die voortvloeien uit de emissiereductieverbintenissen voor de periode 2020-2029 en voor 2030.
32BE, CY, EE, EL, IT, MT, AT, FI.
33Scenario van de maximaal technisch haalbare reductie, aangeduid met “alle technische maatregelen”.
34Dit volgde op de invoering van een reeks emissiefactoren, waaronder condenseerbare stoffen, in de EEA/EMEP-richtsnoer. Volgens IIASA (2025) nemen vijf lidstaten het condenseerbare deel van de PM-emissies van de verbranding van vaste brandstoffen voor huishoudelijk gebruik niet op in hun inventarissen (Duitsland, Estland, Litouwen, Luxemburg en Oostenrijk). Het Gains-model maakt gebruik van landspecifieke PM-emissiefactoren waarin wordt verondersteld dat de condenseerbare fractie is opgenomen, ook voor deze vijf landen. Deze veronderstelling is aan de lidstaten meegedeeld tijdens het overleg dat het IIASA begin 2024 met hen heeft gevoerd.
35In de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht” werden condenseerbare stoffen consequent alleen in de gevoeligheidsanalyse opgenomen.
36Dit verhult enkele veranderingen in de marges voor naleving, die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Dit geldt ook voor gevallen waarin de opname van hoge emissiefactoren de marge voor naleving verbetert.
37Artikel 4, lid 3, punt d), van de NEC-richtlijn.
38De reductiedoelstelling van 25 % zal naar verwachting tussen 2040 en 2045 worden gehaald.
39De gezondheidseffecten van luchtverontreiniging gaan verder dan sterfte en omvatten ook morbiditeit. De effecten zijn geanalyseerd en in geld uitgedrukt om de economische gevolgen en de voordelen van een lagere luchtverontreiniging te beoordelen (zie punt 4.2).
40Volgens dezelfde methodologische aanpak als in de tweede editie van “Vooruitzichten voor schone lucht”, die de basis vormde voor de vaststelling van de doelstellingen om de verontreiniging tot nul terug te dringen.
41Dit is een vrij uitgesproken verandering in vergelijking met de geschatte 50 000 sterfgevallen als gevolg van blootstelling aan ozon in de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht”. Dit is te wijten aan de meer ontwikkelde en gedetailleerde modelleringsbenadering die hier wordt gehanteerd, zoals uiteengezet in IIASA (2025).
42Voor de raming van de effecten op ecosystemen wordt dezelfde methode toegepast als in de derde editie van “Vooruitzichten voor schone lucht”, op basis van dezelfde databank met gegevens over de kritische belasting, samengesteld door het coördinatiecentrum voor effecten van de werkgroep Effecten in het kader van het LRTAP-Verdrag (zie IIASA, 2025).
43Beoordeeld als de oppervlakte aan ecosystemen waar de stikstofdepositie de kritische belasting overschrijdt.
44Deel 2 van bijlage III.
45De versie van het document uit 2014 is hier beschikbaar: https://unece.org/DAM/env/documents/2012/EB/ECE_EB.AIR_120_ENG.pdf. Een nieuwe versie zal naar verwachting in 2025 beschikbaar komen.
46Verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2024 inzake natuurherstel en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/869.
47Zie IIASA (2025) voor een beschrijving van de methodologie waarop de resultaten in dit punt zijn gebaseerd.
48Hoe de percentages variëren, weerspiegelt of de mortaliteit wordt gewaardeerd aan de hand van de waarde van een levensjaar of de waarde van een statistisch mensenleven. De waarden worden uitgedrukt per jaar en in prijzen van 2015. Er is gekozen voor een conservatieve benadering waarbij NO2-effecten buiten beschouwing worden gelaten wanneer het mogelijk is dat de effecten dubbel worden meegeteld bij de kwantificering van PM2,5-effecten.
49Deze effecten worden geraamd door het verlies van ecosysteemdiensten als gevolg van eutrofiëring in alleen Natura 2000-gebieden. Derhalve wordt het totale verlies aan ecosysteemdiensten onderschat.
50De gevolgen zijn berekend door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie met behulp van het JRC-GEM-E3-model (https://joint-research-centre.ec.europa.eu/gem-e3_nl). Zie voor meer informatie punt 5.5 van IIASA (2025).
51Dechezleprêtre, A., Rivers, N., en Stadler, B., The economic cost of air pollution: Evidence from Europe. Werkdocumenten van de afdeling Economische Zaken van de OESO, 2019 [OESO 2019].
52Gegevens uit 2022 op basis van EEA greenhouse gases — data viewer (met inbegrip van de sector landgebruik).
53Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942.
54De herziene richtlijn handhaaft de streefwaarde van 120 μg/m3, maar beperkt het aantal kalenderdagen dat deze waarde mag worden overschreden tot 18 (een daling ten opzichte van het gemiddelde van 25) dagen over een periode van drie jaar.
55Elementen van deze beschrijving zijn afkomstig van de Climate and Clean Air Coalition.
56Het vermogen om zonlicht te weerkaatsen.
57https://www.globalmethanepledge.org/. In januari 2025 waren er meer dan 150 deelnemende landen.
58Er is beperktere ruimte voor aanvullende mitigatie tegen 2030, gezien de korte tijd die overblijft om mitigatiemaatregelen uit te voeren.
59Gedetailleerde resultaten over de oorsprong van PM2,5-concentraties in EU-lidstaten zijn beschikbaar in IIASA (2025). Terwijl andere luchtverontreinigende stoffen ook een grensoverschrijdend effect hebben, wordt PM2,5 in het verslag meer in detail geanalyseerd, aangezien het verantwoordelijk is voor de grootste gevolgen voor de gezondheid.
60De efficiëntie van de grensoverschrijdende monitoring van verontreinigende stoffen kan aanzienlijk worden verbeterd door gebruik te maken van EU-ruimtevaartgegevens en -diensten, zoals de atmosfeermonitoringdienst van Copernicus (CAMS).
61Kleinere lidstaten en lidstaten met een meer geïsoleerde ligging zouden het meest profiteren van verontreinigingsreducties in buurlanden buiten de EU en van lagere emissies van het internationale scheepvaartverkeer (vooral als het gaat om eilanden).
62Italië en Polen.
63https://documents.un.org/doc/undoc/gen/k24/008/31/pdf/k2400831.pdf.
64https://aqmx.org/.
65Onder meer via EU-steun, zoals het instrument voor technische ondersteuning (https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/find-funding/eu-funding-programmes/technical-support-instrument/technical-support-instrument-tsi_en) en door de EU gefinancierde onderzoeks- en innovatie-initiatieven in verband met de preventie en sanering van luchtverontreiniging (https://research-and-innovation.ec.europa.eu/document/c9d4c0b5-f85e-4599-986d-e6b2438229fc_en).
66Zie SWD(2024) 63 final, deel 1, punt 6.3.
67Het chemische transportmodel dat is ontwikkeld en wordt onderhouden door het Meteorological Synthesizing Centre-West (MSC-W) van het Europees monitoring- en evaluatieprogramma (EMEP), zie Simpson et al. (2012) (https://doi.org/10.5194/acp-12-7825-2012) voor een algemene beschrijving.
68https://doi.org/10.1097/EE9.0000000000000314.
NL NL