Verordening 1995/1598 - Uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toepassing van aanvullende invoerrechten in de sector melk en zuivelprodukten - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 1598/95 van de Commissie van 30 juni 1995 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toepassing van aanvullende invoerrechten in de sector melk en zuivelprodukten
Publicatieblad Nr. L 151 van 01/07/1995 blz. 0001 - 0009
VERORDENING (EG) Nr. 1598/95 VAN DE COMMISSIE van 30 juni 1995 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toepassing van aanvullende invoerrechten in de sector melk en zuivelprodukten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1538/95 (2), en met name op artikel 15, lid 4,
Overwegende dat op grond van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad, met ingang van 1 juli 1995 bij de invoer van een of meer onder die verordening vallende produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht wordt toegepast als aan bepaalde voorwaarden van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw wordt voldaan, behalve wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel; dat de aanvullende invoerrechten met name kunnen worden opgelegd als de prijzen bij invoer lager zijn dan de prijzen beneden welke die rechten mogen worden toegepast;
Overwegende dat de uitvoeringsbepalingen van die regeling voor de sector melk en zuivelprodukten moeten worden vastgesteld en de prijzen beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast, moeten worden bekendgemaakt;
Overwegende dat de invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht moeten worden geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt en op de communautaire invoermarkt voor het produkt; dat de Lid-Staten de prijzen in de diverse afzetstadia met regelmatige tussenpozen moeten meedelen om de Commissie in staat te stellen de representatieve prijzen en de overeenkomstige aanvullende rechten vast te stellen;
Overwegende dat de importeur de mogelijkheid heeft om het aanvullende invoerrecht op een andere basis dan de representatieve prijs te laten berekenen; dat hij in dat geval evenwel een zekerheid moet stellen die gelijk is aan het bedrag van het aanvullende recht dat hij zou hebben betaald als dit recht op basis van de representatieve prijs was berekend; dat de zekerheid wordt vrijgegeven als, binnen een bepaalde termijn, het bewijs wordt geleverd dat de voorwaarden voor de afzet van de betrokken partij in acht zijn genomen; dat, met het oog op de achteraf uitgevoerde controles, moet worden gepreciseerd dat de verschuldigde rechten worden ingevorderd overeenkomstig het bepaalde in artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3); dat het, in het kader van alle controles, billijk is om te bepalen dat de verschuldigde rechten worden verhoogd met een rente;
Overwegende dat, op grond van de uitkomsten van de regelmatige toetsing van de gegevens waarop de verificatie van de invoerprijzen voor melk en zuivelprodukten is gebaseerd, bij de invoer van bepaalde produkten aanvullende rechten moeten worden toegepast, waarbij rekening moet worden gehouden met prijsschommelingen naargelang van de oorsprong van het produkt; dat de prijzen derhalve moeten worden bekendgemaakt;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.De in artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde aanvullende invoerrechten, hierna "aanvullende rechten" genoemd, worden toegepast voor de in de bijlage vermelde produkten.
-
2.De in artikel 15, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn aangegeven in de bijlage.
-
3.In de zin van deze verordening wordt onder representatieve prijs de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde prijs verstaan.
Artikel 2
-
1.Bij de vaststelling van de in artikel 15, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde representatieve prijzen wordt met name rekening gehouden met - de prijzen op de markten van de derde landen;
-
-de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap;
-
-de prijzen in de Gemeenschap in de diverse afzetstadia van de ingevoerde produkten.
-
2.De representatieve prijzen worden door de Commissie vastgesteld. Zij gelden zolang zij niet worden gewijzigd.
-
3.De aanvullende rechten die op grond van artikel 4, lid 3, van toepassing zijn, worden tegelijk met de representatieve prijzen door de Commissie vastgesteld.
Artikel 3
Als het verschil tussen de prijs beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast en de overeenkomstig artikel 4, lid 1, dan wel lid 3, voor de vaststelling van dat recht in aanmerking te nemen invoerprijs, hierna "de invoerprijs" genoemd,
-
a)lager is dan of gelijk is aan 10 % van de prijs beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast, is dit recht gelijk aan 0;
-
b)hoger is dan 10 % maar lager is dan of gelijk is aan 40 % van de prijs beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast, is dit recht gelijk aan 30 % van het bedrag boven de 10 %;
-
c)hoger is dan 40 % maar lager is dan of gelijk is aan 60 % van de prijs beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast, is dit recht gelijk aan 50 % van het bedrag boven de 40 %, verhoogd met het onder b) bedoelde aanvullende recht;
-
d)hoger is dan 60 % maar lager is dan of gelijk is aan 75 % van de prijs beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast, is dit recht gelijk aan 70 % van het bedrag boven de 60 %, verhoogd met de onder b) en c) bedoelde aanvullende rechten;
-
e)hoger is dan 75 % van de prijs beneden welke een aanvullend recht kan worden toegepast, is dit recht gelijk aan 90 % van het bedrag boven de 75 %, verhoogd met de onder b), c) en d) bedoelde aanvullende rechten,
overeenkomstig de tabel in de bijlage.
Artikel 4
-
1.De importeur kan, op zijn verzoek, het aanvullende recht laten vaststellen op basis van de invoerprijs cif voor de betrokken zending als deze prijs hoger is dan de in artikel 2, lid 2, bedoelde representatieve prijs die van toepassing is.
Het aanvullende recht wordt slechts op basis van de cif-invoerprijs vastgesteld als de belanghebbende bij de bevoegde instanties van de Lid-Staat van invoer ten minste de volgende bewijsstukken indient:
-
-het aankoopcontract, of elk ander gelijkwaardig bewijs,
-
-het verzekeringscontract,
-
-de factuur,
-
-het transportcontract (in voorkomend geval),
-
-het certificaat van oorsprong,
-
-en, in geval van transport overzee, het connossement.
-
2.In het in lid 1 bedoelde geval moet de importeur een zekerheid stellen die gelijk is aan het bedrag van de aanvullende rechten die hij zou hebben betaald als deze op basis van de voor het betrokken produkt geldende representatieve prijs waren berekend.
Binnen een termijn van vier maanden na de datum van aanvaarding van de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen van de betrokken produkten moet de importeur, uiterlijk één maand na de verkoop van de produkten, bewijzen dat de zending is afgezet tegen voorwaarden die bevestigen dat de in lid 1 bedoelde prijzen reële prijzen zijn. Als de bovenbedoelde termijnen niet in acht worden genomen, wordt de gestelde zekerheid verbeurd. Op naar behoren gemotiveerd verzoek van de importeur kan de bevoegde instantie de termijn van vier maanden evenwel met maximaal drie maanden verlengen.
De gestelde zekerheid wordt vrijgegeven voor zover de bewijzen inzake de afzetvoorwaarden ten genoegen van de douaneautoriteiten worden geleverd.
In het tegengestelde geval wordt de zekerheid verbeurd en worden met het betrokken bedrag de aanvullende rechten betaald. Als de bevoegde instanties, bij een verificatie, constateren dat de in dit artikel vastgestelde voorwaarden niet in acht zijn genomen, vorderen zij de verschuldigde rechten in overeenkomstig het bepaalde in artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Bij de vaststelling van het bedrag of het resterende bedrag aan rechten dat moet worden ingevorderd, wordt een rente toegepast die loopt vanaf de datum waarop de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht tot de datum van de invordering. De rentevoet is die welke, volgens het nationale recht, bij invorderingen van toepassing is.
-
3.Als geen verzoek als bedoeld in lid 1 wordt ingediend, moet voor de vaststelling van een aanvullend recht de in artikel 2, lid 2, bedoelde representatieve prijs in aanmerking worden genomen als invoerprijs cif voor de betrokken zending. In dat geval wordt het aanvullende recht berekend aan de hand van de tabel in de bijlage.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publiketieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 1995.
Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie
BIJLAGE
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.