Besluit 1997/794 - Bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31997D0794

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31997D0794

97/794/EG: Beschikking van de Commissie van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 323 van 26/11/1997 blz. 0031 - 0036

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren (Voor de EER relevante tekst) (97/794/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/43/EG (2), inzonderheid op artikel 4, lid 5, artikel 5, tweede alinea, artikel 7, lid 2, en artikel 8, onder B,

Overwegende dat bij Beschikking 92/424/EEG van de Commissie (3) bepalingen zijn vastgesteld ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG met betrekking tot de overeenstemmingscontrole voor dieren uit derde landen;

Overwegende dat bij Beschikking 92/432/EEG van de Commissie (4) bepaalde voorwaarden zijn vastgesteld om af te wijken van het beginsel van individueel klinisch onderzoek van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht;

Overwegende dat bij Beschikking 92/527/EEG van de Commissie (5) het model is vastgesteld voor het in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 91/496/EEG bedoelde certificaat;

Overwegende dat de gemeenschappelijke procedures voor de in de communautaire inspectieposten aan de grens bij levende dieren te verrichten controles, met name de controle van de documenten, die overeenstemmingscontrole en de fysieke controle in een enkele beschikking moeten worden neergelegd;

Overwegende dat de controles ook een controle moeten omvatten op de naleving van Richtlijn 91/628/EEG van de Raad (6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG (7) ter bescherming van het welzijn van de dieren tijdens het vervoer;

Overwegende dat, om de veterinaire controles naar behoren te kunnen verrichten, alle dieren in de inspectiepost aan de grens moeten worden uitgeladen;

Overwegende dat de procedure eveneens moet voorzien in een klinisch onderzoek van elk dier, onverminderd bepaalde uitzonderingen; dat in de inspectiepost aan de grens een aantal dieren moet worden bemonsterd teneinde te kunnen nagaan of aan de in het gezondheidscertificaat vastgestelde eisen wordt voldaan;

Overwegende dat de Beschikkingen 92/424/EEG en 92/432/EEG moeten worden ingetrokken;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De controle van de documenten, de overeenstemmingscontrole en de fysieke controle als bedoeld in Richtlijn 91/496/EEG, worden uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in deze beschikking.

Artikel 2

De controle van de documenten wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage I.

Artikel 3

  • 1. 
    De overeenstemmingscontrole wordt voor ieder dier van een partij uitgevoerd.
  • 2. 
    Wanneer de partij uit een groot aantal dieren bestaat, mag in afwijking van lid 1 de overeenstemmingscontrole worden beperkt tot 10 % van de dieren van een partij, met per partij een minimum van tien dieren die representatief zijn voor de partij.

Wanneer bij de eerste controles geen bevredigende resultaten zijn verkregen, wordt het aantal gecontroleerde dieren verhoogd en worden eventueel alle dieren in de partij gecontroleerd.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1 wordt, voor dieren waarvoor de communautaire wetgeving geen individuele identificatie voorschrijft, in het kader van de overeenstemmingscontrole ten minste bij een representatief aantal verpakkingen en/of containers het daarop aangebrachte merkteken gecontroleerd.

Wanneer bij de eerste controles geen bevredigende resultaten zijn verkregen, wordt het aantal gecontroleerde verpakkingen en/of containers verhoogd en worden eventueel alle verpakkingen en/of containers in de partij gecontroleerd.

De overeenstemmingscontrole omvat een visuele controle van de dieren in een representatief aantal verpakkingen en/of containers, waarbij wordt nagegaan om welke diersoort het gaat.

Artikel 4

  • 1. 
    Voor het uitvoeren van de fysieke controle als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 91/496/EEG bij levende tweehoevigen en paardachtigen ziet de officiële dierenarts erop toe dat de dieren in de inspectiepost aan de grens in zijn aanwezigheid worden uitgeladen.
  • 2. 
    Bij de dieren wordt een onderzoek verricht om na te gaan of zij geschikt zijn om te worden vervoerd, alsmede een klinisch onderzoek in het kader waarvan eventueel monsters worden genomen. Deze onderzoeken en de bemonstering worden uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage II.
  • 3. 
    De monsters worden naar een door de bevoegde autoriteit erkend laboratorium gezonden om na te gaan of aan de in het veterinaire certificaat vastgestelde eisen wordt voldaan.
  • 4. 
    Voor elk bemonsterd dier worden de volgende gegevens geregistreerd:
  • referentienummer van het veterinair certificaat en door de inspectiepost aan de grens aan de partij toegekend volgnummer;
  • identificatienummer van het dier;
  • gevraagde laboratoriumtest;
  • uitkomst van de test en eventuele op grond daarvan genomen maatregelen;
  • volledig adres van de uiteindelijke bestemming van de partij.
  • 5. 
    Het in lid 2 bedoelde klinische onderzoek bestaat uit een visueel onderzoek van alle dieren.

Bij fok- of gebruiksdieren wordt overeenkomstig het bepaalde in bijlage II een klinisch onderzoek verricht bij ten minste 10 % van de dieren met een minimum van tien dieren, die zo zijn gekozen dat zij representatief zijn voor de gehele partij. Wanneer de partij uit minder dan tien dieren bestaat, worden alle dieren in de partij onderzocht;

Bij slachtdieren wordt overeenkomstig het bepaalde in bijlage II een klinisch onderzoek verricht bij deze beschikking bij ten minste 5 % van de dieren met een minimum van vijf dieren, die zo zijn gekozen dat zij representatief zijn voor de gehele partij. Wanneer de partij uit minder dan vijf dieren bestaat, worden alle dieren in de partij onderzocht.

Wanneer bij de eerste controles geen bevredigende resultaten zijn verkregen, wordt het aantal gecontroleerde dieren verhoogd en worden eventueel alle dieren in de partij gecontroleerd.

  • 6. 
    Alleen in verdachte gevallen mogen de lidstaten een partij dieren in de inspectiepost aan de grens vasthouden in afwachting van de uitkomsten van de laboratoriumtests.
  • 7. 
    De uitkomsten van de controles en de in lid 4 bedoelde gegevens worden normaal om de zes maanden aan de Commissie meegedeeld, maar wanneer een laboratoriumtest positief is uitgevallen of wanneer daartoe andere gegronde redenen bestaan, wordt een en ander onmiddellijk per fax aan de lidstaat van bestemming en aan de Commissie meegedeeld. Wanneer een laboratoriumtest positief is uitgevallen, wordt een afschrift van het veterinair certificaat zo snel mogelijk naar de lidstaat van bestemming en naar de Commissie gezonden.

Artikel 5

  • 1. 
    De onderstaande dieren behoeven geen individueel klinisch onderzoek te ondergaan:
  • pluimvee;
  • vogels;
  • aquacultuurdieren, met inbegrip van alle levende vis;
  • knaagdieren;
  • haasachtigen;
  • bijen en andere insecten;
  • reptielen en amfibieën;
  • andere ongewervelde dieren;
  • bepaalde als gevaarlijk beschouwde dierentuindieren en circusdieren, met inbegrip van tweehoevigen en paardachtigen;
  • pelsdieren.
  • 2. 
    Voor de in lid 1 bedoelde dieren omvat het klinisch onderzoek een observatie van de gezondheidstoestand en het gedrag van de gehele groep of van een representatief aantal dieren. Wanneer bij de eerste controles geen bevredigende resultaten zijn verkregen, wordt het aantal gecontroleerde dieren verhoogd. Wanneer uit de hierboven bedoelde controles enige anomalie blijkt, is grondiger onderzoek vereist, eventueel met inbegrip van bemonstering.
  • 3. 
    Wanneer het gaat om levende vis-, schaal-, schelp- en weekdieren en voor laboratoria bestemde dieren met een gecertificeerde SPF-status (specifiek pathogeenvrij), die onder gecontroleerde omstandigheden in verzegelde containers worden bewaard, worden het klinisch onderzoek en de bemonstering alleen uitgevoerd wanneer wordt vermoed dat er een specifiek risico bestaat in verband met de betrokken soort of de herkomst ervan of wanneer andere onregelmatigheden worden vastgesteld.

Artikel 6

  • 1. 
    Voor elke partij stelt de officiële dierenarts van de inspectiepost aan de grens de belanghebbende in het bezit van een gewaarmerkte kopie van het/de officiële veterinaire certifica(a)t(en) of van het/de officiële veterinaire document(en) waarvan de partij vergezeld gaat, samen met het in Beschikking 92/527/EEG vastgestelde certificaat. Daarop moet het door de inspectiepost aan de grens aan de partij toegekende volgnummer van het certificaat worden vermeld.
  • 2. 
    De officiële dierenarts bewaart het originele exemplaar van het/de veterinaire certifica(a)t(en) en van het/de veterinaire document(en) waarvan de partij vergezeld gaat, alsmede een afschrift van het in Beschikking 92/527/EEG vastgestelde certificaat.
  • 3. 
    Voor elke partij worden de volgende gegevens geregistreerd en in de inspectiepost aan de grens bewaard:
  • het door de inspectiepost aan de grens voor de betrokken partij toegekende volgnummer van het certificaat;
  • de datum van aankomst van de betrokken partij in de inspectiepost aan de grens;
  • de omvang van de partij;
  • de diersoort en -categorie, en eventueel de leeftijd;
  • het referentienummer van het certificaat;
  • het derde land van herkomst;
  • de lidstaat van bestemming;
  • het besluit betreffende de partij;
  • in voorkomend geval, de referentiegegevens van de monsters.
  • 4. 
    Wanneer het gaat om geregistreerde paardachtigen als omschreven in artikel 2, onder c), van Richtlijn 90/426/EEG van de Raad (8), mag het identificatiedocument niet worden bewaard en wanneer het met name gaat om tijdelijke toelating van dergelijke paardachtigen mag het originele exemplaar van het gezondheidscertificaat niet worden bewaard.
  • 5. 
    Wanneer het gaat om voor de slacht bestemde paardachtigen die via een markt of verzamelcentrum moeten passeren, dienen het bij Beschikking 92/527/EEG vastgestelde certificaat en een gewaarmerkte kopie van het gezondheidscertificaat de paardachtigen tot in het slachthuis te vergezellen.
  • 6. 
    Alle veterinaire certificaten of andere veterinaire documenten die betrekking hebben op partijen die in de inspectiepost aan de grens zijn afgewezen, worden op elk blad voorzien van een rood stempel met het woord "AFGEWEZEN" overeenkomstig het bepaalde in bijlage III.
  • 7. 
    De officiële dierenarts bewaart de certificaten of andere veterinaire documenten waarvan de partij vergezeld gaat, de kopie van het bij Beschikking 92/527/EEG van de Commissie vastgestelde certificaat en de geregistreerde gegevens als bedoeld in artikel 4 van deze beschikking en lid 3 van dit artikel gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 7

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 8

De Beschikkingen 92/424/EEG en 92/432/EEG worden ingetrokken.

Artikel 9

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 10

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 november 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 268 van 24. 9. 1991, blz. 56.
  • (2) 
    PB L 162 van 1. 7. 1996, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 232 van 14. 8. 1992, blz. 34.
  • (4) 
    PB L 237 van 20. 8. 1992, blz. 29.
  • (5) 
    PB L 332 van 18. 11. 1992, blz. 22.
  • (6) 
    PB L 340 van 11. 12. 1991, blz. 17.
  • (7) 
    PB L 148 van 30. 6. 1995, blz. 52.
  • (8) 
    PB L 224 van 18. 8. 1990, blz. 42.

BIJLAGE I

Voorschriften inzake de controles van de documenten voor levende dieren uit derde landen

  • 1. 
    Elk certificaat waarvan een partij levende dieren uit een derde land vergezeld gaat, moet worden gecontroleerd, teneinde na te gaan of:
  • a) 
    het gaat om een origineel certificaat dat is opgesteld in de taal van het land van herkomst en in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waar de inspectiepost aan de grens gelegen is en van de lidstaat van bestemming;
  • b) 
    het certificaat betrekking heeft op een derde land of deel van een derde land waaruit uitvoer naar de Gemeenschap is toegestaan;
  • c) 
    het naar vorm en inhoud beantwoordt aan het voor de betrokken diersoort en het betrokken derde land vastgestelde model;
  • d) 
    het bestaat uit één enkel blad;
  • e) 
    het volledig is ingevuld;
  • f) 
    de datum van afgifte van het certificaat dezelfde is als die waarop de levende dieren voor verzending naar de Gemeenschap zijn ingeladen;
  • g) 
    het is opgesteld voor één enkele geadresseerde;
  • h) 
    het is ondertekend door de officiële dierenarts, of eventueel door de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit, of duidelijk leesbaar en in hoofdletters de naam en de functie van de ondertekenaar zijn vermeld en, in voorkomend geval, of het officiële stempel van het derde land en de handtekening in een andere kleur zijn dan die van de gedrukte tekst van het certificaat;
  • i) 
    in het certificaat geen andere wijzigingen zijn aangebracht dan schrappingen die door de certificerende dierenarts van een handtekening en een stempel zijn voorzien.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteit controleert de geschreven verbintenis en het reisplan voor het traject tussen de buitengrens van de Gemeenschap en de uiteindelijke bestemming die eventueel door de vervoerder moeten worden overgelegd overeenkomstig Richtlijn 91/628/EEG. De schriftelijke verbintenis en het reisplan worden opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waar de inspectiepost aan de grens gelegen is en van de lidstaat van bestemming.

BIJLAGE II

Minimumeisen voor het onderzoek om na te gaan of de dieren geschikt zijn om te worden vervoerd, het klinisch onderzoek en de bemonstering, bij tweehoevigen en paardachtigen in de inspectieposten aan de grens

  • I. 
    Onderzoek inzake de geschiktheid van de dieren om te worden vervoerd

Afgezien van het hieronder omschreven klinisch onderzoek moet ook de geschiktheid van het dier voor verder vervoer worden bepaald. Deze bepaling houdt rekening met de duur van de reis tot dan toe, inclusief de mate waarin het dier is gevoederd en gedrenkt en het heeft kunnen rusten. ook wordt rekening gehouden met de duur van het nog resterende deel van de reis, inclusief de regelingen die zijn getroffen met betrekking tot voedering, drenking en het laten rusten van de dieren tijdens dat deel van de reis.

Gecontroleerd moet worden of het vervoermiddel in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 91/628/EEG.

II. Klinisch onderzoek

Het klinisch onderzoek omvat ten minste:

  • 1. 
    een visueel onderzoek van het dier, inclusief een algemene beoordeling van de gezondheidsstatus, de mogelijkheid om vrij te bewegen, de staat van de huid en de mucosae en eventuele tekenen van abnormale ontlasting;
  • 2. 
    controle van het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsstelsel;
  • 3. 
    willekeurige controle van de lichaamstemperatuur. Deze controle is niet nodig bij dieren waarbij geen anomalieën als bedoeld in de punten 1 en 2 zijn vastgesteld;
  • 4. 
    palpatie is alleen vereist wanneer anomalieën zijn geconstateerd als bedoeld in de punten 1, 2 of 3.

III. Bemonstering

Bemonstering is eventueel nodig om na te gaan of is voldaan aan de in het begeleidende veterinaire certificaat vastgestelde gezondheidsvoorschriften.

  • 1. 
    Per maand moet bij ten minste 3 % van de partijen serologische bemonstering plaatsvinden. Ten minste 10 % van alle dieren in de partij moet worden bemonsterd, met een minimum van vier dieren. Wanneer onregelmatigheden worden geconstateerd, moet het percentage worden verhoogd.
  • 2. 
    De officiële dierenarts kan ook andere monsters nemen van dieren in een partij.

BIJLAGE III

Model van het in geval van afwijzing aan te brengen stempel als bedoeld in artikel 6, lid 6

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

AFGEWEZEN

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.