Verordening 1998/1143 - Uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, uit bepaalde derde landen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 1143/98 van de Commissie van 2 juni 1998 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1012/98
Publicatieblad Nr. L 159 van 03/06/1998 blz. 0014 - 0021
VERORDENING (EG) Nr. 1143/98 VAN DE COMMISSIE van 2 juni 1998 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1012/98
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3066/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde in de Europa-Overeenkomsten opgenomen landbouwconcessies (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1595/97 (2), en met name op artikel 8,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1926/96 van de Raad van 7 oktober 1996 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaald concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de Overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken (3), en met name op artikel 5,
Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3066/95 is voorzien in de opening van een tariefcontingent van, per jaar, 7 000 koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Bulgarije, Roemenië, Litouwen, Letland en Estland, waarvoor een douanerecht van 6 % ad valorem geldt; dat dit contingent voor verschillende jaren tegelijk moet worden geopend voor telkens op 1 juli beginnende perioden van twaalf maanden, hierna "jaar van invoer" te noemen, en de betrokken uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, het grootste gedeelte van de beschikbare hoeveelheden dient te worden gereserveerd voor zogenaamde traditionele importeurs van koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen; dat door de bevoegde nationale instantie bij de administratie begane vergissingen de toegang van de importeurs tot dit gedeelte van het contingent in bepaalde gevallen dreigen te beperken; dat bepalingen moeten worden vastgesteld om eventueel nadeel te vergoeden;
Overwegende dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor handelaren die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties met derde landen een bepaalde omvang hebben; dat het in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken handelaren in de twaalf maanden die aan het betrokken jaar van invoer voorafgaan, ten minste 15 dieren hebben ingevoerd; dat een partij van 15 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht;
Overwegende dat, met het oog op de controle op de inachtneming van deze criteria, de aanvraag moet worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven;
Overwegende dat, om speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat handelaren die per 1 juli van het betrokken jaar van invoer niet meer in de sector rundvlees werkzaam zijn, niet voor het contingent in aanmerking komen;
Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat daartoe met name voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/98 (5), en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 759/98 (7); dat bovendien moet worden bepaald dat de certificaten pas na afloop van een bedenktijd worden afgegeven en dat op de aangevraagde hoeveelheden eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast;
Overwegende dat, om de bestemming te controleren, moet worden voorzien in de identificatie van de ingevoerde dieren overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (8);
Overwegende dat in artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 82/97 (10), is bepaald dat goederen die uit hoofde van hun bijzondere bestemming, met een verlaagd recht in het vrije verkeer worden gebracht, onder douanetoezicht blijven; dat moet worden gecontroleerd of de ingevoerde dieren gedurende een bepaalde periode niet worden geslacht; dat, om te garanderen dat ze niet worden geslacht, een zekerheid moet worden geëist die het verschil moet dekken tussen de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) en de verlaagde rechten die gelden op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht;
Overwegende dat in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1012/98 van de Commissie van 14 mei 1998 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor stieren, koeien en vaarzen, niet bestemd voor de slacht, van bepaalde bergrassen (11), is bepaald dat de importeur, om te garanderen dat hij de ingevoerde dieren gedurende een bepaalde termijn zal aanhouden, een zekerheid moet stellen die gelijk is aan het specifieke bedrag aan douanerechten van het GDT; dat dit bedrag, wanneer niet wordt voldaan aan de aan dit contingent verbonden verplichtingen, de totale douaneschuld niet dekt; dat het bedrag van de zekerheid bijgevolg zo moet worden aangepast dat het het verschil tussen de GDT-rechten en de verlaagde rechten dekt;
Overwegende dat door de bevoegde nationale instantie begane administratieve vergissingen de toegang van de importeurs tot het in bovengenoemde verordening bedoelde gedeelte van het contingent in bepaalde gevallen dreigen te beperken; dat bepalingen moeten worden vastgesteld om eventueel nadeel te vergoeden;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.Voor achtereenvolgende periodes, van 1 juli van een bepaald jaar tot en met 30 juni van het volgende jaar, hierna "jaar van invoer" genoemd, wordt het volgende tariefcontingent geopend voor dieren van oorsprong uit de in bijlage I genoemde derde landen:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
-
2.Voor de toepassing van deze verordening worden beschouwd als niet bestemd voor de slacht, de in lid 1 bedoelde dieren die niet worden geslacht binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer.
In naar behoren gestaafde gevallen van overmacht kunnen evenwel afwijkingen worden toegestaan.
Artikel 2
-
1.Het in artikel 1, lid 1, bedoelde contingent wordt in twee gedeelten gesplitst: een gedeelte van 80 %, of 5 600 dieren, en een gedeelte van 20 %, of 1 400 dieren.
-
a)het eerste gedeelte, gelijk aan 80 %, wordt verdeeld over de importeurs van de Gemeenschap die kunnen aantonen dat zij in de 36 maanden voorafgaande aan het betrokken jaar van invoer dieren hebben ingevoerd die onder het contingent met volgnummer 09.4563 vallen.
Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea mogen de lidstaten rechten op invoer uit hoofde van het jaar van invoer, die evenwel, door een administratieve vergissing van de bevoegde nationale instantie, niet zijn toegekend, als referentiehoeveelheid accepteren.
-
b)het tweede gedeelte, gelijk aan 20 %, is bestemd voor importeurs die kunnen bewijzen in de twaalf maanden voorafgaande aan het betrokken jaar van invoer ten minste 15 levende runderen van GN-code 0102 te hebben ingevoerd uit derde landen.
De importeurs moeten in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.
-
2.Op basis van de aanvragen voor rechten op invoer wordt het eerste gedeelte over de verschillende importeurs verdeeld naar evenredigheid van de hoeveelheden dieren in de zin van lid 1, onder a), die zij hebben ingevoerd in de periode die in datzelfde punt is genoemd.
-
3.Op basis van de aanvragen voor rechten op invoer, wordt het tweede gedeelte verdeeld naar evenredigheid van de door de in lid 1, onder b), bedoelde importeurs aangevraagde hoeveelheden.
De aanvraag voor rechten op invoer:
-
-moet betrekking hebben op ten minste 15 dieren, en
-
-mag niet worden ingediend voor meer dan 50 dieren.
Voor aanvragen die op meer dan 50 dieren betrekking hebben, wordt slechts het genoemde maximumaantal in aanmerking genomen.
-
4.Het bewijs van invoer wordt uitsluitend geleverd aan de hand van het naar behoren door de douaneautoriteiten geviseerde document waarmee de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht.
De lidstaten kunnen een naar behoren door de instantie van afgifte gecertificeerde kopie van het bovenbedoelde document aanvaarden als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan bewijzen dat hij geen origineel document kon krijgen.
Artikel 3
-
1.Handelaren die op 1 juli van het betrokken jaar van invoer niet meer actief waren in de rundvleessector, komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 1, onder a),
-
2.Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk voor zich rechten hebben krachtens artikel 2, lid 2, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.
Artikel 4
-
1.Het recht op invoer mag slechts worden aangevraagd in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.
-
2.Elke gegadigde mag slechts één enkele aanvraag indienen, die slechts op één gedeelte van het contingent betrekking mag hebben.
Wanneer een belanghebbende meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.
-
3.Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder a), dienen de handelaren uiterlijk op 10 juli van elk jaar van invoer bij de bevoegde instanties een aanvraag voor rechten op invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 4, bedoelde bewijs.
De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de zevende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen de lijst van de handelaren die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van met name hun naam en adres en, voor elk van hen, het aantal dieren dat zij in de in artikel 2, lid 2, bedoelde periode hebben ingevoerd.
-
4.Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), dienen de handelaren uiterlijk op 10 juli van elk jaar van invoer een aanvraag voor rechten op invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 4, bedoelde bewijs.
De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de zevende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen de lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.
-
5.Alle mededelingen, ook de mededeling "nihil", worden per telex of per fax gedaan; daartoe worden, indien aanvragen zijn ingediend, formulieren naar het model in de bijlage III en IV gebruikt.
Artikel 5
-
1.De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.
-
2.Voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde aanvragen stelt de Commissie, indien de hoeveelheden waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, en uniform percentage vast waarmee de gevraagde hoeveelheden worden verminderd.
Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verlaging ertoe leidt dat er minder dan 15 dieren per aanvraag kunnen worden toegewezen, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens partijen van 15 dieren toegewezen. Wanneer minder dan 15 dieren overblijven, vormt dit aantal een partij.
Artikel 6
-
1.De toegewezen hoeveelheden mogen slechts tegen overlegging van een invoercertificaat worden ingevoerd.
-
2.De invoercertificaataanvraag kan slechts worden ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.
-
3.Nadat de Commissie de toe te wijzen hoeveelheden heeft meegedeeld, worden de op naam van de betrokken handelaren gestelde invoercertificaten op hun verzoek zo spoedig mogelijk afgegeven.
-
4.De geldigheidsduur van de invoercertificaten wordt vastgesteld op 90 dagen vanaf de datum van de daadwerkelijke afgifte. De geldigheidsduur loopt evenwel af op uiterlijk 30 juni volgende op de datum van afgifte.
-
5.De afgegeven certificaten zijn in de hele Gemeenschap geldig.
-
6.Onverminderd de bepalingen van deze verordening zijn de Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 van toepassing.
Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is evenwel niet van toepassing.
Artikel 7
-
1.Of de ingevoerde dieren in de vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht, niet worden geslacht, wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.
-
2.Alle krachtens deze verordening ingevoerde dieren worden geïdentificeerd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 820/97.
-
3.Deze identificatie moet het mogelijk maken na te gaan op welke dag de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht en wie de importeur is.
-
4.Om te garanderen dat de in lid 1 bedoelde verplichting tot het aanhouden van de dieren wordt nageleefd en de niet-geïnde rechten bij niet-naleving van die verplichting toch kunnen worden geïnd, moet bij de bevoegde douaneautoriteiten een zekerheid worden gesteld. Deze zekerheid is gelijk aan het verschil tussen de in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde douanerechten en de in artikel 1, lid 1, bedoelde rechten die gelden op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht.
De zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven wanneer de betrokken douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd dat de dieren:
-
a)niet zijn geslacht binnen vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht, of
-
b)binnen die periode wegens overmacht of om gezondheidsredenen zijn geslacht dan wel als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.
Artikel 8
In de certificaataanvraag en het certificaat
-
a)worden in vak 8 een of meer van de in bijlage I genoemde landen vermeld; het certificaat brengt de verplichting tot invoer uit de aangegeven landen met zich;
-
b)worden in vak 16 de in bijlage II genoemde GN-codes vermeld;
-
c)wordt in vak 20 van een van de volgende vermeldingen aangebracht:
-
-Razas alpinas y de montaña [Reglamento (CE) n° 1143/98], año de importación . . . .
-
-Alpine racer og bjergracer (forordning (EF) nr. 1143/98), importår . . . .
-
-Höhenrassen (Verordnung (EG) Nr. 1143/98), Einfuhrjahr: . . . .
-
-ÁëðéêÝò êáé ïñåóßâéåò öõëÝò [êáíïíéóìüò (ÅÊ) áñéè. 1143/98], Ýôïò åéóáãùãÞò . . . .
-
-Alpine and mountain breeds (Regulation (EC) No 1143/98), Year of import . . . .
-
-Races alpines et de montagne [règlement (CE) n° 1143/98], année d'importation: . . . .
-
-Razze alpine e di montagna [regolamento (CE) n. 1143/98], anno d'importazione . . . .
-
-Bergrassen (Verordening (EG) nr. 1143/98), jaar van invoer: . . . .
-
-Raças alpinas e de montanha [Regulamento (CE) nº 1143/98], ano de importação . . . .
-
-Alppi- ja vuoristorotuja [Asetus (EY) N:o 1143/98], tuontivuosi . . . .
-
-Alp- och bergraser (förordning (EG) nr 1143/98), importår . . . .
Artikel 9
De dieren komen voor de toepassing van de in artikel 1 bedoelde rechten in aanmerking na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig protocol nr. 4 bij de Europa-Overeenkomst en protocol nr. 3 bij de Overeenkomsten over de vrijmaking van het handelsverkeer afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig de genoemde protocollen opgestelde verklaring.
Artikel 10
Verordening (EG) nr. 1012/98 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In artikel 2, lid 1, onder a), wordt de volgende alinea toegevoegd:
"Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea mogen de lidstaten rechten op invoer uit hoofde van het vorige jaar van invoer, die evenwel, door een administratieve vergissing van de bevoegde nationale instantie, niet zijn toegekend, als referentiehoeveelheid accepteren.".
-
2.Artikel 7, lid 2, wordt vervangen door:
"Om te garanderen dat de in lid 1 bedoelde verplichting tot het aanhouden van de dieren wordt nageleefd en de niet-geïnde rechten bij niet-naleving van die verplichting toch kunnen worden geïnd, moet bij de bevoegde douaneautoriteiten een zekerheid worden gesteld. Deze zekerheid is gelijk aan het verschil tussen de in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde douanerechten en de in artikel 1, lid 1, bedoelde rechten die gelden op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht.".
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1998.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 juni 1998.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
-
(1)PB L 328 van 30. 12. 1995, blz. 31.
-
(2)PB L 216 van 8. 8. 1997, blz. 1.
-
(3)PB L 254 van 8. 10. 1996, blz. 1.
-
(4)PB L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.
-
(5)PB L 149 van 20. 5. 1998, blz. 11.
-
(6)PB L 143 van 27. 6. 1995, blz. 35.
-
(7)PB L 105 van 4. 4. 1998, blz. 7.
-
(8)PB L 117 van 7. 5. 1997, blz. 1.
-
(9)PB L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.
-
(10)PB L 17 van 21. 1. 1997, blz. 1.
-
(11)PB L 145 van 15. 5. 1998, blz. 13.
BIJLAGE I
Lijst van derde landen
-
-Hongarije,
-
-Polen,
-
-Tsjechische Republiek,
-
-Slowakije,
-
-Roemenië,
-
-Bulgarije,
-
-Litouwen,
-
-Letland,
-
-Estland.
BIJLAGE II
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE III
>BEGIN VAN DE GRAFIEK>
>EIND VAN DE GRAFIEK>
BIJLAGE IV
>BEGIN VAN DE GRAFIEK>
>EIND VAN DE GRAFIEK>
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.