Verordening 1999/1661 - Uitvoeringsbepalingen van Verordening 737/90 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 1661/1999 van de Commissie van 27 juli 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl
Publicatieblad Nr. L 197 van 29/07/1999 blz. 0017 - 0024
VERORDENING (EG) Nr. 1661/1999 VAN DE COMMISSIE
van 27 juli 1999
houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad van 22 maart 1990 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 686/95(2), inzonderheid op artikel 6,
-
(1)Overwegende dat een groot aantal derde landen als gevolg van het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl op 26 april 1986 te maken heeft gehad met neerslag van radioactief cesium; dat er in partijen van bepaalde soorten uit een aantal derde landen ingevoerde paddestoelen herhaalde malen een overschrijding van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting is geconstateerd;
-
(2)Overwegende dat er in bepaalde delen van de grondgebieden van sommige lidstaten van de Europese Unie van een vergelijkbare neerslag sprake is geweest;
-
(3)Overwegende dat bossen en beboste percelen over het algemeen de natuurlijke habitat zijn van wilde paddestoelen (de in bijlage I genoemde producten) en dat radioactief cesium door dergelijke ecosystemen gewoonlijk in een cyclische uitwisseling tussen bodem en vegetatie wordt vastgehouden;
-
(4)Overwegende dat als gevolg daarvan de aanhoudende besmetting van wilde paddestoelen met radioactief cesium in de periode na bovengenoemd ongeluk nauwelijks is afgenomen en in het geval van bepaalde soorten mogelijk juist is toegenomen;
-
(5)Overwegende dat de Commissie in 1986 een beoordeling heeft uitgevoerd en nadien heeft bijgewerkt van de mogelijke risico's van met radioactief cesium besmette levensmiddelen voor de menselijke gezondheid; dat die beoordeling van mogelijke risico's op dit ogenblik nog steeds geldig is, rekening houdend met de gemiddelde levensduur van de stof in kwestie, en dat bovendien het maximaal toelaatbare niveau grotendeels overeenstemt met het door het door de Commissie van de Codex Alimentarius aanbevolen niveau;
-
(6)Overwegende dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 737/90, de producten van oorsprong uit derde landen aan een controle moeten onderwerpen;
-
(7)Overwegende dat de uitvoeringsbepalingen voor voornoemde verordening te vinden zijn in Verordening (EEG) nr. 1983/88 van de Commissie(3);
-
(8)Overwegende dat, zoals uit deze overwegingen blijkt, deze bepalingen dienen te worden bijgewerkt en aangevuld met specifieke voorwaarden voor de invoer van bepaalde producten;
-
(9)Overwegende dat bij Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid(4) een systeem is ingevoerd voor de snelle uitwisseling van informatie;
-
(10)Overwegende dat de maatregelen in situ op de grondgebieden van de lidstaten van de Europese Unie voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen van die staten uit hoofde van de artikelen 35 en 36 van het Euratom-Verdrag, de reeds genoemde communautaire maatregelen en nationale maatregelen en controles die, bij elkaar genomen, qua gelijkwaardigheid van het resultaat gelijk zijn aan die welke in deze verordening worden vastgesteld; dat de Commissie alle nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgren dat de lidstaten in dit verband daadwerkelijk aan hun wettelijke verplichtingen voldoen;
-
(11)Overwegende dat, ook al moeten de bepalingen inzake de bemonstering en analyse van diverse landbouwproducten in de toekomst nader onder de loep worden genomen, de bepalingen met betrekking tot paddestoelen onverwijld dienen te worden aangescherpt;
-
(12)Overwegende dat het, om doeltreffender controles mogelijk te maken, bijgevolg noodzakelijk is een beperkt aantal douanekantoren vast te stellen waar bepaalde producten voor het vrije verkeer in de Europese Unie kunnen worden aangegeven;
-
(13)Overwegende dat de lijsten van douanekantoren en derde landen zo nodig kunnen worden herzien, onder andere rekening houdend met de toekomstige inachtneming van de maximaal toelaatbare niveaus en andere informatie aan de hand waarvan de Commissie kan beoordelen of een derde land op de lijst in bijlage IV moet worden gehandhaafd;
-
(14)Overwegende dat het om dezelfde reden dienstig is dat er voor elke partij van dergelijke producten een uitvoercertificaat als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 737/90 wordt overgelegd;
-
(15)Overwegende dat het de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet kunnen worden toegestaan om naar eigen goeddunken kosten in rekening te brengen voor de bemonstering en analyse en voor de vernietiging of terugzending van het product, mits in geval van vernietiging of terugzending van het product het proportionaliteitsbeginsel in acht wordt genomen en mits in ieder geval de in rekening gebrachte kosten de werkelijk gemaakte kosten niet te boven gaan;
-
(16)Overwegende dat de hieronder vastgestelde bepalingen in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen van de Europese Gemeenschap, met name die welke voortvloeien uit de overeenkomsten tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, rekening houdend met het recht van de Gemeenschap om de maatregelen vast te stellen en toe te passen die nodig zijn om het op het grondgebied van haar lidstaten gekozen niveau van gezondheidsbescherming te halen;
-
(17)Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het comité ad hoc als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 737/90,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.De controle op het gehalte aan radioactief cesium als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 737/90 van de in artikel 1 van dezelfde verordening bedoelde producten om na te gaan of de in genoemde verordening bepaalde maximaal toelaatbare niveaus niet zijn overschreden, wordt uitgevoerd door de lidstaat waar de producten in het vrije verkeer worden gebracht, en uiterlijk op dat tijdstip.
-
2.De controle wordt uitgevoerd door middel van steekproeven, waarbij de volgende minimumnormen in acht moeten worden genomen:
-
a)onverminderd lid 3, onder b), wordt de intensiteit van de controle door de lidstaat bepaald op grond van met name de besmettingsgraad van het land van oorsprong, de kenmerken van de betrokken producten, de resultaten van eerdere controles en de in artikel 3 bedoelde uitvoercertificaten;
-
b)onverminderd de aanvullende maatregelen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 737/90 worden, wanneer wordt geconstateerd dat voor een product van oorsprong uit een derde land de maximaal toelaatbare niveaus zijn overschreden, alle producten van dezelfde soort van oorsprong uit dat derde land aan verscherpte controles onderworpen.
-
3.De controle van specifieke producten wordt uitgevoerd met inachtneming van de volgende voorschriften:
-
a)voor slachtdieren vindt de controle plaats onverminderd de douanevoorschriften neergelegd in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad(5) en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(6), en de diergezondheidseisen. De goederen worden pas voor het vrije verkeer vrijgegeven na overlegging van een certificaat dat is afgegeven door de voor de controle verantwoordelijke diensten en waarin wordt bevestigd dat het vlees aan een controle is onderworpen en dat daarbij geen overschrijding van de maximaal toelaatbare niveaus is geconstateerd;
-
b)voor de in bijlage I genoemde producten, van oorsprong uit de in bijlage IV genoemde derde landen, moet de documentcontrole worden uitgevoerd aan de hand van de in artikel 3 bedoelde, naar behoren ingevulde uitvoercertificaten bij iedere zending. Elke zending van meer dan 10 kg vers product of het equivalent daarvan moet aan een stelselmatige bemonstering en analyse worden onderworpen, waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met de informatie in het uitvoercertificaat. Deze producten mogen slechts op een beperkt aantal in bijlage III genoemde douanekantoren voor het vrije verkeer in de lidstaat van bestemming worden aangegeven.
-
4.Indien voor een bepaald product wordt geconstateerd dat de maximaal toelaatbare niveaus zijn overschreden, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat verlangen dat het ingevoerde product wordt vernietigd of naar het land van oorsprong wordt teruggezonden. In het laatste geval zal aan de douaneautoriteit die geweigerd heeft het product vrij te geven voor het vrije verkeer, een schriftelijk bewijs worden toegezonden dat het product het grondgebied van de Europese Gemeenschap heeft verlaten.
-
5.Voor de in artikel 1, lid, 1, bedoelde producten mogen de bevoegde autoriteiten naar eigen goeddunken aan de importeur kosten in rekening brengen voor de bemonstering en analyse van de producten op hun conformiteit met Verordening (EEG) nr. 737/90. Voor zendingen die de maximaal toelaatbare niveaus overschrijden, mogen de bevoegde autoriteiten de kosten in verband met de vernietiging van de zending of de terugzending ervan naar het land van oorsprong op de beoogde importeur verhalen.
Artikel 2
-
1.Elke lidstaat past naar analogie artikel 8 van Richtlijn 92/59/EEG toe om de Commissie onverwijld mededeling te doen van de gevallen van overschrijding van de in Verordening (EEG) nr. 737/90 vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus, met vermelding van het land van oorsprong, de omschrijving van de goederen en de graad van besmetting, het vervoermiddel, de identiteit van de exporteur en de ten aanzien van de betrokken goederen getroffen maatregelen.
-
2.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de instanties die met de uitvoering van de controles zijn belast.
-
3.De Commissie brengt de lidstaten via het bij Richtlijn 92/59/EEG ingestelde communautair systeem voor vroegtijdige waarschuwing onverwijld op de hoogte van de gevallen waarin de maximaal toelaatbare niveaus zijn overschreden,
Artikel 3
-
1.De lidstaten vergewissen zich ervan dat in de uitvoercertificaten, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de in bijlage IV genoemde derde landen, wordt verklaard dat voor de producten waarop zij betrekking hebben, de maximaal toelaatbare niveaus als bepaald in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 737/90 niet zijn overschreden. De uitvoercertificaten worden opgesteld op een formulier dat is gedrukt op wit papier en dat overeenstemt met het in bijlage II opgenomen model.
-
2.De Commissie deelt de lidstaten de ontvangen gegevens mee betreffende de instanties die in de derde landen in kwestie gemachtigd zijn uitvoercertificaten af te geven.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 5
Verordening (EEG) nr. 1983/88 wordt ingetrokken.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 juli 1999.
Voor de Commissie
Ritt BJERREGAARD
Lid van de Commissie
-
(1)PB L 82 van 29.3.1990, blz. 1.
-
(2)PB L 71 van 31.3.1995, blz. 15.
-
(3)PB L 174 van 6.7.1988, blz. 32.
-
(4)PB L 228 van 11.8.1992, blz. 24.
-
(5)PB L 302 van 13.10.1992, blz. 1.
-
(6)PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
BIJLAGE I
LIJST VAN PRODUCTEN WAARVOOR AAN HET BEPAALDE IN ARTIKEL 1, LID 3, ONDER b), MOET ZIJN VOLDAAN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II
>PIC FILE= "L_1999197NL.002102.EPS">
BIJLAGE III
LIJST VAN DE DOUANEKANTOREN WAAR DE IN BIJLAGE I GENOEMDE PRODUCTEN VOOR HET VRIJE VERKEER IN DE EUROPESE GEMEENSCHAP KUNNEN WORDEN AANGEGEVEN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE IV
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE DERDE LANDEN
Albanië
Belarus
Bosnië-Herzegovina
Bulgarije
Estland
Federatieve Republiek Joegoslavië
Hongarije
Kroatië
Letland
Liechtenstein
Litouwen
Moldavië
Noorwegen
Oekraïne
Polen
Roemenië
Rusland
Slovenië
Slowakije
Tsjechische Republiek
Turkije
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
Zwitserland
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.