Richtlijn 1992/111 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot invoering van vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van de btw

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992L0111

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992L0111

Richtlijn 92/111/EEG van de Raad van 14 december 1992 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot invoering van vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

Publicatieblad Nr. L 384 van 30/12/1992 blz. 0047 - 0057

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0119

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0119

RICHTLIJN 92/111/EEG VAN DE RAAD

van 14 december 1992

tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot invoering van vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende dat bij artikel 3 van Richtlijn 91/680/EEG van de Raad van 16 december 1991 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG (3) de datum van tenuitvoerlegging van de bepalingen van die richtlijn in alle Lid-Staten wordt vastgesteld op 1 januari 1993;

Overwegende dat, ten einde de toepassing van die bepalingen te vergemakkelijken en de nodige vereenvoudigingen door te voeren, het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals van toepassing met ingang van 1 januari 1993, dient te worden aangevuld om de belastingheffing op sommige handelingen met derdelandsgebieden en op sommige handelingen binnen de Gemeenschap nader te regelen en om de nodige overgangsmaatregelen tussen de tot en met 31 december 1992 geldende bepalingen en de bepalingen die op 1 januari 1993 van kracht worden, vast te stellen;

Overwegende dat, ten einde de neutraliteit van het gemeenschappelijk stelsel van omzetbelasting ten aanzien van de oorsprong van de goederen te waarborgen, het begrip "derdelandsgebied" en de definitie van invoer van een goed moeten worden aangevuld;

Overwegende dat bepaalde gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap, voor de toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde als derdelandsgebieden worden beschouwd; dat derhalve voor het handelsverkeer tussen de Lid-Staten en deze gebieden dezelfde beginselen inzake heffing van de belasting over de toegevoegde waarde gelden als voor handelingen tussen de Gemeenschap en derde landen; dat gewaarborgd dient te worden dat ten aanzien van dit handelsverkeer belastingvoorschriften kunnen worden gehanteerd die gelijkwaardig zijn met die welke van toepassing zouden zijn op handelingen die onder dezelfde voorwaarden worden verricht met derdelandsgebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap; dat derhalve Zeventiende Richtlijn 85/362/EEG van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake omzetbelasting - Vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde bij de tijdelijke invoer van andere goederen dan vervoermiddelen (4) haar inhoud verliest;

Overwegende dat nadere regels moeten worden gegeven voor de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijstellingen voor bepaalde uitvoerhandelingen of daarmee gelijkgestelde handelingen; dat de overige richtlijnen op dit gebied overeenkomstig deze nadere regels moeten worden aangepast;

Overwegende dat de definitie van de plaats van belastingheffing voor bepaalde handelingen aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens een vervoer van passagiers binnen de Gemeenschap, dient te worden gepreciseerd;

Overwegende dat de overgangsregeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten moet worden aangevuld om de communautaire bepalingen ter zake van de accijnzen in aanmerking te nemen en om de regels voor de toepassing van de belasting op een aantal van de handelingen die met ingang van 1 januari 1993 tussen Lid-Staten zullen worden verricht, nader te bepalen en te vereenvoudigen;

Overwegende dat in Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (1), bijzondere aangifteprocedures en -verplichtingen voor verzendingen van deze produkten naar een andere Lid-Staat zijn voorgeschreven; dat derhalve de regels voor de belastingheffing op bepaalde intracommunautaire leveringen en verwervingen van accijnsprodukten vereenvoudigd kunnen worden ten voordele van zowel de tot voldoening van de belasting gehouden personen als de bevoegde overheidsdiensten;

Overwegende dat het toepassingsgebied van de in artikel 28 quater van Richtlijn 77/388/EEG (2) bepaalde vrijstellingen nader omschreven dient te worden; dat tevens de bepalingen betreffende de verschuldigdheid van de belasting en de regels ter bepaling van de maatstaf van heffing voor bepaalde handelingen die in het intracommunautaire verkeer worden verricht, aangevuld dienen te worden;

Overwegende dat voor de in het binnenlands verkeer belastbare handelingen, in verband met intracommunautair handelsverkeer van goederen dat in de in artikel 28 terdecies van Richtlijn 77/388/EEG bepaalde periode wordt verricht door belastingplichtigen die niet in de in artikel 28 ter, A, lid 1, van die richtlijn bedoelde Lid-Staat zijn gevestigd, vereenvoudigingsmaatregelen moeten worden genomen ter waarborging van een gelijkwaardige behandeling in alle Lid-Staten; dat daartoe de bepalingen betreffende de regeling van de belastingheffing en betreffende degene die tot voldoening van de belasting uit hoofde van deze handelingen gehouden is, geharmoniseerd dienen te worden;

Overwegende dat, om rekening te houden met de bepalingen betreffende degene die tot voldoening van de in het binnenlands verkeer verschuldigde belasting is gehouden en om bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen, nadere communautaire regels dienen te worden vastgesteld met betrekking tot de in artikel 17, lid 3, van Richtlijn 77/388/EEG als gewijzigd bij artikel 28 septies van die richtlijn, bedoelde teruggaaf van belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen;

Overwegende dat de afschaffing, met ingang van 1 januari 1993, van de belastingheffing bij invoer en de ontheffing van belasting bij uitvoer voor het handelsverkeer tussen de Lid-Staten overgangsmaatregelen noodzakelijk maakt om de neutraliteit van het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde te waarborgen en om situaties van dubbele belastingheffing of niet-belastingheffing te voorkomen;

Overwegende dat derhalve bijzondere bepalingen dienen te worden vastgesteld voor de gevallen waarin een vóór 1 januari 1993 aangevangen communautaire procedure met betrekking tot een door een belastingplichtige die als zodanig optreedt, vóór deze datum verrichte levering betreffende naar een andere Lid-Staat verzonden of vervoerde goederen, eerst na 31 december 1992 wordt afgewikkeld;

Overwegende dat deze bepalingen tevens betrekking moeten hebben op vóór 1 januari 1993 verrichte belastbare handelingen waarop bijzondere vrijstellingen zijn toegepast die tot gevolg hebben gehad dat het tijdstip van het belastbare feit is uitgesteld;

Overwegende dat tevens bijzondere maatregelen getroffen dienen te worden voor vervoermiddelen die niet op de algemene voorwaarden van de binnenlandse markt van een Lid-Staat zijn verworven of ingevoerd, maar die op grond van nationale bepalingen van belasting zijn vrijgesteld uit hoofde van hun tijdelijke invoer uit een andere Lid-Staat;

Overwegende dat voor de tenuitvoerlegging van deze overgangsmaatregelen zowel voor het handelsverkeer tussen de Lid-Staten als voor verrichtingen met derdelandsgebieden, de definitie van de met ingang van 1 januari 1993 te belasten handelingen aangevuld dient te worden en voor deze gevallen de plaats van de belasting, het belastbare feit en de verschuldigdheid van de belasting nader bepaald dienen te worden;

Overwegende dat het Koninkrijk Spanje en de Italiaanse Republiek om met de conjunctuur samenhangende economische redenen verzocht hebben om gedurende een overgangsperiode bepalingen te mogen toepassen die van het in artikel 18, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 77/388/EEG gestelde beginsel van onmiddellijke aftrek afwijken; dat op dit verzoek dient te worden ingegaan voor een periode van twee jaar, die niet kan worden verlengd;

Overwegende dat deze richtlijn voorziet in gemeenschappelijke bepalingen ter vereenvoudiging van de behandeling van sommige intracommunautaire handelingen; dat het in een aantal gevallen de taak van de Lid-Staten is om de wijze van tenuitvoerlegging van deze bepalingen vast te stellen; dat sommige Lid-Staten de wetgevingsprocedure met het oog op de aanpassing van hun wetgeving inzake de belasting over de toegevoegde waarde niet binnen de gestelde termijn zullen kunnen voltooien; dat derhalve in een aanvullende termijn voor de toepassing van deze richtlijn moet worden voorzien; dat een maximumtermijn van twaalf maanden in dat verband voldoende is;

Overwegende dat Richtlijn 77/388/EEG dienovereenkomstig moet worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    artikel 3, lid 4, wordt vervangen door:

"4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden het Vorstendom Monaco en het Eiland Man, gezien de overeenkomsten en verdragen die zij respectievelijk met de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hebben gesloten, voor de toepassing van deze richtlijn niet beschouwd als derdelandsgebieden.

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat handelingen met als land van herkomst of bestemming:

  • het Vorstendom Monaco, behandeld worden als handelingen met als land van herkomst of bestemming de Franse Republiek;
  • het Eiland Man, behandeld worden als handelingen met als land van herkomst of bestemming het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.";
  • 2. 
    artikel 7, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

"b) het binnenkomen in de Gemeenschap van een ander dan onder a) bedoeld goed uit een derdelandsgebied.";

  • 3. 
    in artikel 7, lid 3,
  • worden in de eerste alinea de woorden "onder a), b), c) en d)" toegevoegd na de woorden "artikel 16, lid 1, onder B";
  • wordt de tweede alinea vervangen door:

"Wanneer een in lid 1, onder b), bedoeld goed vanaf het binnenkomen in de Gemeenschap onder een van de in artikel 33 bis, lid 1, onder b) of c), bedoelde regelingen wordt geplaatst, vindt de invoer van dat goed plaats in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het goed aan die regelingen wordt onttrokken.";

  • 4. 
    artikel 8, lid 1, onder c), wordt vervangen door:

"c) ingeval de levering van goederen plaatsvindt aan boord van een schip, vliegtuig of trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer: op de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers.

Voor de toepassing van deze bepaling wordt beschouwd als:

  • "gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer": het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Gemeenschap, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vervoer van passagiers;
  • "plaats van vertrek van een vervoer van passagiers": het eerste punt in de Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Gemeenschap;
  • "plaats van aankomst van een vervoer van passagiers": het laatste punt in de Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Gemeenschap.

Ingeval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd.

Uiterlijk op 30 juni 1993 legt de Commissie aan de Raad een verslag voor, dat eventueel vergezeld gaat van passende voorstellen, over de plaats van belastingheffing op leveringen van voor verbruik aan boord bestemde goederen en op diensten, met inbegrip van restauratie, die worden verleend aan passagiers aan boord van een schip, vliegtuig of trein.

De Raad besluit vóór 31 december 1993 met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.

Tot en met 31 december 1993 kunnen de Lid-Staten leveringen van voor verbruik aan boord bestemde goederen waarvan de plaats van belastingheffing overeenkomstig bovenstaande bepalingen wordt vastgesteld, vrijstellen of blijven vrijstellen, met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde belasting over de toegevoegde waarde.";

  • 5. 
    artikel 11, B, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De maatstaf van heffing is, ook voor de invoer van goederen zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), de waarde die bij de geldende communautaire bepalingen wordt omschreven als de douanewaarde.";

  • 6. 
    artikel 12, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

"b) in de gevallen, bedoeld in artikel 10, lid 3, tweede en derde alinea, is het toe te passen tarief het tarief dat van kracht is wanneer de belasting verschuldigd wordt.";

  • 7. 
    artikel 12, lid 3, onder a), wordt vervangen door:

"3. a) Het normale tarief van de belasting over de toegevoegde waarde wordt door elke Lid-Staat vastgesteld op een percentage van de maatstaf van heffing, dat voor leveringen van goederen en voor diensten gelijk is. Vanaf 1 januari 1993 tot en met 31 december 1996 mag dit percentage niet lager zijn dan 15 %.

Op basis van het verslag over de werking van de overgangsregeling en op basis van voorstellen voor de definitieve regeling die de Commissie overeenkomstig artikel 28 terdecies moet indienen, besluit de Raad vóór 31 december 1995 met eenparigheid van stemmen over het niveau van het minimumtarief dat na 31 december 1996 voor het normale tarief zal gelden.

De Lid-Staten kunnen bovendien een of twee verlaagde tarieven toepassen. Deze tarieven worden vastgesteld op een percentage van de maatstaf van heffing dat niet lager mag zijn dan 5 % en zijn uitsluitend van toepassing op de in bijlage H genoemde categorieën goederen en diensten.";

  • 8. 
    in artikel 14, lid 1,
  • wordt punt c) geschrapt;
  • wordt aan punt d) de volgende alinea toegevoegd:

"Deze vrijstelling geldt ook voor de invoer van goederen, in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), die voor de douanevrijstelling in aanmerking zouden komen indien zij zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 7, lid 1, onder a).";

  • 9. 
    in artikel 15
  • worden aan punt 2 de volgende alinea's toegevoegd:

"De Commissie dient zo spoedig mogelijk bij de Raad voorstellen in om communautaire belastingsregels vast te stellen waarbij de werkingssfeer en de wijze van toepassing van deze vrijstelling worden uitgewerkt voor in het kleinhandelsstadium verrichte leveringen van goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers. Tot de inwerkingtreding van deze bepalingen:

  • kan de vrijstelling enkel worden verleend na overlegging van een exemplaar van de factuur, of van een in de plaats daarvan komend bewijsstuk, voorzien van het stempel van het douanekantoor van uitgang uit het grondgebied van de Gemeenschap;
  • kunnen de Lid-Staten de toepassing van deze vrijstelling beperken, leveringen aan reizigers wier woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in de Gemeenschap is gevestigd, van de vrijstelling uitsluiten en de vrijstelling ook verlenen aan hun ingezetenen.

Voor de toepassing van de tweede alinea wordt als "woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats" beschouwd, de plaats die als zodanig is vermeld op de reispas, de identiteitskaart of, bij ontstentenis daarvan, op elk ander document dat door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de levering wordt verricht, als identiteitsbewijs wordt erkend.";

  • worden in punt 3 de woorden "in een derde land gevestigde" vervangen door "niet in het binnenland gevestigde";
  • wordt in punt 4 de tweede alinea vervangen door:

"De Commissie dient zo spoedig mogelijk bij de Raad voorstellen in om communautaire belastingregels vast te stellen waarbij de werkingssfeer en de wijze van toepassing van deze vrijstelling en van de in de punten 5 tot en met 9 bedoelde vrijstellingen worden uitgewerkt. Totdat deze regels in werking treden, kunnen de Lid-Staten de draagwijdte van de in het onderhavige punt beoogde vrijstelling beperken.";

  • worden in punt 10, tweede alinea, de woorden "met inachtneming van de . . vastgestelde voorwaarden en beperkingen" vervangen door "met inachtneming van de . . . vastgestelde beperkingen";
  • wordt in punt 10, de derde alinea vervangen door:

"Voor goederen die niet buiten het land worden verzonden of vervoerd en voor diensten kan de vrijstelling worden toegekend in de vorm van een belastingteruggaaf.";

  • wordt punt 13 vervangen door:

"13. Het verrichten van diensten, met inbegrip van vervoer en aanverwante verrichtingen, met uitzondering van de overeenkomstig artikel 13 vrijgestelde diensten wanneer deze rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen of de invoer van goederen die onder de bepalingen van artikel 7, lid 3, of van artikel 16, lid 1, A, vallen;";

  • 10. 
    in artikel 28 bis
  • wordt lid 1, onder a), tweede alinea, vervangen door:

"In afwijking van de eerste alinea zijn de intracommunautaire verwervingen van goederen door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon onder de bij lid 1 bis vastgestelde voorwaarden, niet aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen.";

  • wordt aan lid 1 het volgende punt toegevoegd:

"c) de intracommunautaire verwervingen van accijnsprodukten onder bezwarende titel in het binnenland door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon die in aanmerking komt voor de afwijking onder a), tweede alinea, uit hoofde waarvan de accijnsrechten in het binnenland verschuldigd zijn krachtens Richtlijn 92/12/EEG (1).

  • (1) 
    PB nr. L 76 van 23. 3. 1992, blz. 1.";
  • wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 bis. De afwijking van lid 1, onder a), tweede alinea, geldt voor:

  • a) 
    intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de levering krachtens artikel 15, punten 4 tot en met 10, binnen het land zou worden vrijgesteld;
  • b) 
    intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan die bedoeld onder a):
  • door een belastingplichtige ten behoeve van zijn landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf dat onder de forfaitaire regeling van artikel 25 valt, door een belastingplichtige die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon,
  • binnen de grenzen of ten belope van een totaalbedrag dat in het lopende kalenderjaar niet hoger mag zijn dan een drempel die door de Lid-Staten wordt bepaald, maar die niet lager mag zijn dan de tegenwaarde van 10 000 ecu in nationale valuta,

en

  • mits het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen in het voorafgaande kalenderjaar de in het tweede streepje bedoelde drempel niet heeft overschreden.

De drempel die dient als referentiepunt voor de toepassing van bovenstaande bepalingen, is het totale bedrag, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde die verschuldigd of voldaan is in de Lid-Staat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, van de intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsprodukten.";

  • wordt aan lid 5, onder b), de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer een van de voorwaarden voor de toepassing van bovenstaande bepalingen niet meer wordt vervuld, wordt het goed evenwel beschouwd als overgebracht naar een andere Lid-Staat. In dat geval vindt de overbrenging plaats op het tijdstip waarop de voorwaarde niet meer wordt vervuld.";

  • wordt aan lid 6 de volgende alinea toegevoegd:

"Met een intracommunautaire verwerving van een goed onder bezwarende titel wordt ook gelijkgesteld de toewijzing door de strijdkrachten van een Staat die partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel, van goederen die zij niet tegen de algemene belastingvoorwaarden van de interne markt van een Lid-Staat hebben verworven, wanneer de invoer van deze goederen niet in aanmerking zou kunnen komen voor de in artikel 14, lid 1, onder g), bedoelde vrijstelling.";

  • 11. 
    aan artikel 28 ter, A, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de toepassing van de eerste alinea wordt de intracommunautaire verwerving van goederen geacht overeenkomstig lid 1 aan de belasting te zijn onderworpen wanneer:

  • de afnemer aantoont deze intracommunautaire verwerving te hebben verricht met het oog op een volgende levering, binnen de in lid 1 bedoelde Lid-Staat, waarvoor degene voor wie deze levering bestemd is, overeenkomstig artikel 28 quater, E, lid 3, is aangewezen als tot voldoening van de belasting gehouden persoon,
  • de afnemer heeft voldaan aan de in artikel 22, lid 6, onder b), laatste alinea, bedoelde aangifteverplichtingen.";
  • 12. 
    in artikel 28 quater, A,
  • wordt punt c) vervangen door:

"c) leveringen van accijnsprodukten, door de verkoper, door de afnemer of voor hun rekening naar de afnemer verzonden of vervoerd, buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, die worden verricht voor belastingplichtigen of voor niet-belastingplichtige rechtspersonen die in aanmerking komen voor de afwijking van artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, wanneer de verzending of het vervoer van de goederen plaatsvindt overeenkomstig artikel 7, leden 4 en 5, of artikel 16 van Richtlijn 92/12/EEG.

Deze vrijstelling is niet van toepassing op leveringen van accijnsprodukten die worden verricht door belastingplichtigen die in aanmerking komen voor de vrijstellingsregeling van artikel 24.";

  • wordt het volgende punt toegevoegd:

"d) leveringen van goederen in de zin van artikel 28 bis, lid 5, onder b), die voor de bovenbedoelde vrijstellingen in aanmerking zouden zijn gekomen indien zij voor een andere belastingplichtige verricht waren.";

  • 13. 
    artikel 28 quater, E, wordt vervangen door:

"E. Andere vrijstellingen

  • 1. 
    Aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

"1 bis. Wanneer zij gebruik maken van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid, treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen om te verzekeren dat voor intracommunautaire verwervingen van goederen die zich onder een regeling of in een situatie als bedoeld in artikel 16, lid 1, B, bevinden, dezelfde bepalingen gelden als voor leveringen van goederen die in het binnenland onder dezelfde voorwaarden worden verricht.".

  • 2. 
    Aan artikel 16, lid 2,
  • worden de woorden "de intracommunautaire verwerving van goederen door een belastingplichtige," toegevoegd na de woorden "kunnen de Lid-Staten vrijstellen" en worden de woorden "uit de Gemeenschap," toegevoegd na de woorden "met het oog op uitvoer";
  • worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Wanneer zij gebruik maken van deze mogelijkheid en onder voorbehoud van de in artikel 29 bedoelde raadpleging, verlenen de Lid-Staten deze vrijstelling ook voor de intracommunautaire verwerving van goederen door een belastingplichtige, de invoer en de levering van goederen bestemd voor een belastingplichtige met het oog op levering, al dan niet na verwerking, onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, alsmede de diensten in verband met deze leveringen, binnen de grenzen van het bedrag van de leveringen van goederen die door de belastingplichtige onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, in de voorafgaande twaalf maanden werden verricht.

Lid-Staten kunnen een gemeenschappelijke grens vaststellen voor het bedrag van de vrijstellingen die zij op grond van de eerste alinea en op grond van de tweede alinea verlenen.".

  • 3. 
    Elke Lid-Staat treft bijzondere maatregelen om intracommunautaire verwervingen van goederen die, in de zin van artikel 28 ter, A, lid 1, op zijn grondgebied worden verricht, niet aan de belasting over de toegevoegde waarde te onderwerpen wanneer:
  • de intracommunautaire verwerving van goederen wordt verricht door een niet in het land gevestigde, maar in een andere Lid-Staat voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige;
  • de intracommunautaire verwerving van goederen wordt verricht met het oog op een volgende levering van deze goederen in het binnenland door deze belastingplichtige;
  • de aldus door deze belastingplichtige verworven goederen rechtstreeks uit een andere Lid-Staat dan die waarin hij voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is, worden verzonden of vervoerd naar degene voor wie hij de volgende levering verricht;
  • degene voor wie de volgende levering is bestemd, een andere belastingplichtige is of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, die voor BTW-doeleinden in het land zijn geïdentificeerd;
  • degene voor wie de volgende levering is bestemd, overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder a), derde alinea, is aangewezen als tot voldoening van de belasting gehouden persoon uit hoofde van de levering die is verricht door de niet in het land gevestigde belastingplichtige.";
  • 14. 
    artikel 28 quinquies, lid 3, wordt vervangen door:

"3. In afwijking van lid 2 wordt de belasting verschuldigd bij de uitreiking van de factuur of het als zodanig dienstdoend document zoals bedoeld in artikel 22, lid 3, onder a), eerste alinea, wanneer deze factuur of dit document aan de afnemer zijn uitgereikt vóór de 15e van de maand die volgt op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden.";

  • 15. 
    artikel 28 quinquies, lid 4, tweede alinea, wordt vervangen door:

"De belasting wordt echter verschuldigd bij de uitreiking van de in artikel 22, lid 3, onder a), eerste alinea, bedoelde factuur of het als zodanig dienstdoend document wanneer deze factuur of dit document zijn uitgereikt vóór de 15e van de maand volgende op die waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden.";

  • 16. 
    in artikel 28 sexies, lid 1,
  • wordt de tweede zin van de eerste alinea vervangen door:

"Met name wordt voor de intracommunautaire verwerving van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 6, de maatstaf van heffing bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder b), en leden 2 en 3.";

  • wordt aan de tweede alinea de volgende zin toegevoegd:

"Wanneer de afnemer na het tijdtip waarop de intracommunautaire verwerving van goederen plaatsvindt, teruggaaf verkrijgt van de in de Lid-Staat van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen voldane accijns, wordt de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd in de Lid-Staat waarin de intracommunautaire verwerving heeft plaatsgevonden.";

  • 17. 
    in artikel 28 sexies worden de leden 2 en 3 de leden 3 en 4 en wordt het volgende nieuwe lid 2 ingevoegd:

"2. Voor de in artikel 28 quater, A, onder d), bedoelde leveringen van goederen wordt de maatstaf van heffing bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder b), en leden 2 en 3.";

  • 18. 
    in artikel 28 septies
  • worden in artikel 17, lid 3, onder b), de woorden "en artikel 28 quater, A" vervangen door "in artikel 28 quater, A en C";
  • wordt de volgende alinea toegevoegd aan artikel 17, lid 4:

"Voor de toepassing van bovenstaande bepalingen:

  • a) 
    worden de in artikel 1 van Richtlijn 79/1072/EEG bedoelde belastingplichtigen die in het binnenland slechts leveringen van goederen of diensten hebben verricht waarvoor degene voor wie deze handelingen bestemd zijn, overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder a), werd aangewezen als degene die tot voldoening van de belasting is gehouden, voor de toepassing van die richtlijn eveneens beschouwd als niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen;
  • b) 
    worden de in artikel 1 van Richtlijn 86/560/EEG bedoelde belastingplichtigen die in het binnenland slechts leveringen van goederen of diensten hebben verricht waarvoor degene voor wie deze handelingen bestemd zijn, overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder a), werd aangewezen als degene die tot voldoening van de belasting is gehouden, voor de toepassing van die richtlijn eveneens beschouwd als niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen;
  • c) 
    zijn de Richtlijnen 79/1072/EEG en 86/560/EEG slechts van toepassing op leveringen van goederen die zijn vrijgesteld of vrijgesteld kunnen worden krachtens artikel 28 quater, A, wanneer de aldus geleverde goederen door de afnemer of voor zijn rekening worden verzonden of vervoerd.";
  • 19. 
    in artikel 28 octies
  • wordt artikel 21, punt 1, onder a), vervangen door:

"a) door de belastingplichtige die een belastbare levering van goederen of een belastbare dienst verricht, met uitzondering van de onder b) bedoelde diensten.

Wanneer de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst wordt verricht door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige, kunnen de Lid-Staten bepalen dat de belasting verschuldigd is door een andere persoon. Daartoe kan onder meer een fiscaal vertegenwoordiger of degene voor wie de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst bestemd is, worden aangewezen.

De belasting is echter verschuldigd door degene voor wie de belastbare levering van goederen bestemd is wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de belastbare verrichting is een levering van goederen die onder de voorwaarden van artikel 28 quater, E, lid 3, wordt verricht,
  • degene voor wie deze levering bestemd is, is een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon die voor BTW-doeleinden in het binnenland geïdentificeerd zijn,
  • de door de niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige uitgereikte factuur is in overeenstemming met artikel 22, lid 3.

De Lid-Staten kunnen evenwel een afwijking van deze verplichting toestaan wanneer de niet op het grondgebied van het land gevestigde belastingplichtige in dat land een fiscaal vertegenwoordiger heeft aangewezen.

De Lid-Staten kunnen bepalen dat een andere persoon dan de belastingplichtige hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen.";

  • wordt artikel 21, punt 1, onder b), vervangen door:

"b) door de ontvanger van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder e), of door de voor BTW-doeleinden in het binnenland geïdentificeerde ontvanger van een in artikel 28 ter, C, D en E, bedoelde dienst, wanneer de dienst wordt verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige; de Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat de dienstverrichter hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;";

  • 20. 
    in artikel 28 nonies
  • worden in artikel 22, lid 1, onder c), eerste streepje, na de woorden "overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder b)" toegevoegd de woorden "en dan leveringen van goederen of diensten waarvoor de belasting verschuldigd is door degene voor wie de goederen of de diensten zijn bestemd dan wel die deze goederen of diensten ontvangt";
  • wordt in artikel 22, lid 1, onder c), na het tweede streepje het volgende ingevoegd:

"- iedere belastingplichtige die in het binnenland intracommunautaire verwervingen van goederen verricht ten behoeve van zijn handelingen die behoren tot de in artikel 4, lid 2, bedoelde economische activiteiten en die hij in het buitenland verricht,";

  • wordt in artikel 22, lid 3, onder b), het volgende streepje toegevoegd:

"- in geval van toepassing van de bepalingen van artikel 28 quater, E, lid 3, een uitdrukkelijke verwijzing naar deze bepalingen alsmede het BTW-identificatienummer waaronder de belastingplichtige de intracommunautaire verwerving en de daarop aansluitende levering van goederen verricht heeft en het nummer waaronder degene voor wie deze levering van goederen bestemd is ten behoeve van de belasting over de toegevoegde waarde geïdentificeerd is.";

  • wordt in artikel 22, lid 4, onder c), het tweede streepje vervangen door:

"- het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1 en lid 6, die in het binnenland zijn verricht en waarover de belasting verschuldigd is geworden.

Bovendien moeten worden toegevoegd: het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), tweede zin, en artikel 28 ter, B, lid 1, die in het binnenland zijn verricht en waarover de belasting in de loop van de aangifteperiode verschuldigd is geworden, indien de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen op het grondgebied van een andere Lid-Staat is gelegen, alsmede het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen die in het binnenland zijn verricht en waarvoor de belastingplichtige, overeenkomstig artikel 28 quater, E, lid 3, is aangewezen als degene die tot voldoening van de belasting is gehouden en uit hoofde waarvan de belasting in de loop van de aangifteperiode verschuldigd is geworden.";

  • wordt in artikel 22, lid 6, onder b), de eerste alinea vervangen door:

"b) Iedere voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige moet eveneens een lijst indienen van de voor de BTW-doeleinden geïdentificeerde afnemers aan wie hij goederen heeft geleverd onder de in artikel 28 quater, A, onder a) en d), vastgestelde voorwaarden, alsmede van de voor BTW-doeleinden geïdentificeerde personen voor wie de in de vijfde en zesde alinea vermelde handelingen zijn bestemd.";

  • worden in artikel 22, lid 6, onder b), derde alinea, eerste streepje, de woorden "van artikel 28 quater, A", vervangen door de woorden "van artikel 28 quater, A, onder a)";
  • worden in artikel 22, lid 6, onder b), vierde alinea, eerste streepje, de woorden "van artikel 28 quater, A, onder c)" vervangen door de woorden "van artikel 28 quater, A, onder d)" en de woorden "alsmede de waarde van de goederen bepaald overeenkomstig artikel 28 sexies, lid 1" vervangen door de woorden "alsmede het totaalbedrag van deze leveringen vastgesteld overeenkomstig artikel 28 sexies, lid 2.";
  • wordt in artikel 22, lid 6, onder b), de volgende alinea toegevoegd:

"In de in artikel 28 ter, A, lid 2, derde alinea, bedoelde gevallen dient de belastingplichtige die voor BTW-doeleinden in het binnenland is geïdentificeerd duidelijk op de lijst te vermelden:

  • het nummer waaronder hij voor BTW-doeleinden in het binnenland is geïdentificeerd en waaronder hij de intracommunautaire verwerving en de daarop aansluitende levering van goederen heeft verricht,
  • het nummer waaronder degene voor wie de daaropvolgende levering verricht door de belastingplichtige bestemd is in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van goederen, is geïdentificeerd,
  • en, voor elk van degenen voor wie deze bestemd zijn, het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de aldus door de belastingplichtige in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van goederen verrichte leveringen. Deze bedragen worden opgegeven voor het kalenderkwartaal waarin de belasting verschuldigd is geworden.";
  • worden in artikel 22, lid 11, aan het begin van het lid ingevoegd de woorden "Voor de in artikel 28 bis, lid 1, onder c), bedoelde intracommunautaire verwervingen van accijnsprodukten, alsmede";
  • 21. 
    artikel 28 decies wordt vervangen door:

"Artikel 28 decies

Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

Aan artikel 24, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De leveringen van nieuwe vervoermiddelen onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, alsmede de leveringen van goederen en de diensten die worden verricht door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige zijn in elk geval uitgesloten van de belastingvrijstelling bedoeld in lid 2."";

  • 22. 
    het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 28 quindecies

Overgangsmaatregelen

  • 1. 
    Wanneer goederen:
  • vóór 1 januari 1993 in het binnenland, in de zin van artikel 3, zijn binnengebracht,

en

  • sedert hun binnenkomst werden geplaats onder een van de in artikel 14, lid 1, onder b) of c), of artikel 16, lid 1, A, bedoelde regelingen,

en

  • niet vóór 1 januari 1993 aan deze regeling zijn onttrokken, blijven de bepalingen die van toepassing waren op het tijdstip dat de goederen onder deze regeling werden geplaatst van toepassing gedurende het verblijf onder deze regeling, waarvan de duur wordt bepaald overeenkomstig genoemde bepalingen.
  • 2. 
    Aan invoer van een goed in de zin van artikel 7, lid 1, wordt gelijkgesteld:
  • a) 
    elke onttrekking, met inbegrip van een onregelmatige onttrekking, van dit goed aan de in artikel 14, lid 1, onder c), bedoelde regeling waaronder het vóór 1 januari 1993 werd gebracht op de in lid 1 bedoelde voorwaarden;
  • b) 
    elke onttrekking, met inbegrip van een onregelmatige onttrekking van dit goed aan een van de in artikel 16, lid 1, onder a), bedoelde regelingen waaronder het goed vóór 1 januari 1993 werd gebracht op de in lid 1 bedoelde voorwaarden;
  • c) 
    het einde van een intern communautair douanevervoer dat vóór 1 januari 1993 in de Gemeenschap werd aangevangen ten behoeve van een vóór 1 januari 1993 verrichte levering onder bezwarende titel in de Gemeenschap door een als zodanig optredende belastingplichtige;
  • d) 
    het einde van een vóór 1 januari 1993 aangevangen extern douanevervoer;
  • e) 
    elke onregelmatigheid of overtreding die werd begaan ter gelegenheid van of tijdens een extern douanevervoer dat werd aangevangen op de onder c) bedoelde voorwaarden, of van een onder d) bedoeld extern douanevervoer;
  • f) 
    de bestemming in het binnenland, door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige, van goederen die hem zijn geleverd, vóór 1 januari 1993, voor het binnenland van een andere Lid-Staat, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • de levering van deze goederen is of kan worden vrijgesteld uit hoofde van artikel 15, punten 1 en 2;
  • de goederen zijn niet ingevoerd in het binnenland vóór 1 januari 1993.

Voor de toepassing van punt c), wordt onder "intern communautair douanevervoer" verstaan de verzending of het vervoer van goederen onder de regeling voor intern communautair douanevervoer of vergezeld van document T 2 L, het carnet intracommunautair douanevervoer alsmede de verzending van goederen per post.

  • 3. 
    In de in lid 2, onder a) tot en met e), bedoelde gevallen wordt de invoer in de zin van artikel 7, lid 2, geacht te worden verricht in de Lid-Staat waar het goed wordt onttrokken aan de regeling waaronder het vóór 1 januari 1993 werd gebracht.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 10, lid 3, wordt de invoer van een goed in de zin van lid 2 van dit artikel verricht zonder dat een belastbaar feit plaatsvindt wanneer:
  • a) 
    het ingevoerde goed uit de Gemeenschap in de zin van artikel 3 wordt verzonden of vervoerd;

of

  • b) 
    het in de zin van lid 2, onder a), ingevoerde goed geen vervoermiddel is en herverzonden of vervoerd wordt naar de Lid-Staat waaruit het werd uitgevoerd en naar degene die het heeft uitgevoerd;

of

  • c) 
    het in de zin van lid 2, onder a), ingevoerde goed een vervoermiddel is dat vóór 1 januari 1993 onder de algemene belastingvoorwaarden van de binnenlandse markt van een Lid-Staat, in de zin van artikel 3, werd verworven of ingevoerd en/of waarvoor, uit hoofde van zijn uitvoer, geen vrijstelling of teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde werd verleend.

Aan deze voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan wanneer de datum van de eerste ingebruikneming van het vervoermiddel voorafgaat aan 1 januari 1985 of wanneer het bedrag van de belasting die uit hoofde van de invoer verschuldigd zou zijn, te verwaarlozen is.";

  • 23. 
    in artikel 33 bis worden de leden 1 en 2 vervangen door:

"1. Voor de in artikel 7, lid 1, onder b), bedoelde goederen die de Gemeenschap binnenkomen uit een grondgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap maar voor de toepassing van deze richtlijn beschouwd wordt als een derdelandsgebied zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a) 
    de formaliteiten betreffende het binnenkomen van deze goederen in de Gemeenschap zijn dezelfde als voorzien in de vigerende communautaire douanebepalingen voor de invoer van goederen binnen het douanegebied van de Gemeenschap;
  • b) 
    wanneer de plaats van aankomst van de verzending of van het vervoer van deze goederen zich buiten de Lid-Staat van hun binnenkomst in de Gemeenschap bevindt, zijn zij binnen de Gemeenschap in het verkeer onder de regeling voor intern communautair douanevervoer als bedoeld in de vigerende communautaire douanebepalingen, indien op het moment van hun binnenkomst in de Gemeenschap aangifte is gedaan dat zij onder die regeling zijn gebracht;
  • c) 
    wanneer deze goederen op het moment van binnenkomst in de Gemeenschap zich bevinden in een situatie waardoor zij, indien zij ingevoerd waren in de zin van artikel 7, lid 1, onder a), in aanmerking konden komen voor een van de in artikel 16, lid 1, B, onder a), b), c) en d), vermelde regelingen of voor een regeling van tijdelijke uitvoer met totale vrijstelling van invoerrechten, zorgen de Lid-Staten ervoor dat deze goederen in de Gemeenschap onder dezelfde voorwaarden kunnen verblijven als die welke voor de toepassing van die regelingen gelden.
  • 2. 
    Voor de niet in artikel 7, lid 1, onder a), bedoelde goederen die verzonden of vervoerd worden uit een Lid-Staat naar een gebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap maar voor de toepassing van deze richtlijn beschouwd wordt als een derdelandsgebied, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
  • a) 
    de formaliteiten betreffende de uitvoer van deze goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn dezelfde als die welke voorzien zijn in de vigerende communautaire douanebepalingen betreffende de uitvoer van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap;
  • b) 
    voor goederen die tijdelijk uit de Gemeenschap worden geëxporteerd met het oog op wederinvoer nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die goederen bij hun wederinvoer in de Gemeenschap in aanmerking komen voor dezelfde bepalingen als wanneer zij tijdelijk geëxporteerd waren uit het douanegebied van de Gemeenschap.";
  • 24. 
    Richtlijn 85/362/EEG (1) houdt op van kracht te zijn op 31 december 1992;
  • 25. 
    vanaf 1 januari 1993 vervalt artikel 6 van Richtlijn 69/169/EEG (2).

Artikel 2

  • 1. 
    Vanaf 1 januari 1993, en voor een niet verlengbare periode van twee jaar, mogen het Koninkrijk Spanje en de Italiaanse Republiek bepalingen toepassen die afwijken van het beginsel van onmiddellijke aftrek als bedoeld in artikel 18, lid 2, eerste alinea. Deze bepalingen mogen er niet toe leiden dat het moment waarop het ontstane recht op aftrek uit hoofde van artikel 18, lid 1, kan worden uitgeoefend, met meer dan een maand wordt uitgesteld.

Voor de belastingplichtigen die aangiften indienen als bedoeld in artikel 22, lid 4, over driemaandelijkse belastingtijdvakken mogen het Koninkrijk Spanje en de Italiaanse Republiek bepalen dat het ontstane recht op aftrek, dat op grond van artikel 18, lid 1, in een gegeven kwartaal zou kunnen worden uitgeoefend, pas in het volgende kwartaal wordt uitgeoefend. Deze bepaling is slechts van toepassing voor zover het Koninkrijk Spanje en de Italiaanse Republiek deze belastingplichtigen toestaan te kiezen voor het indienen van maandelijkse aangiften.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 15, punt 10, derde alinea, mogen de Portugese Republiek, de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland, met betrekking tot na 31 december 1992 gesloten contracten, uiterlijk op 1 oktober 1993 de teruggaveprocedure afschaffen in die gevallen waarin deze bij de richtlijn wordt verboden.

Artikel 3

De Raad stelt vóór 30 juni 1993 op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de wijze van belastingheffing voor kettingtransacties tussen belastingplichtigen vast, opdat die bepalingen per 1 januari 1994 van toepassing zijn.

Artikel 4

  • 1. 
    De Lid-Staten passen hun huidige regeling van belasting over de toegevoegde waarde aan deze richtlijn aan.

Zij nemen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan opdat hun aldus aan deze richtlijn aangepaste regeling van toepassing wordt op 1 januari 1993.

De Lid-Staten kunnen echter bepalen dat de gegevens betreffende de in artikel 22, lid 6, onder b), laatste alinea, bedoelde handelingen uit hoofde waarvan de belasting verschuldigd is geworden tijdens de eerste drie kalendermaanden van het jaar 1993, ten laatste moeten worden opgenomen in de verzamelstaat die wordt opgesteld voor het tweede kalenderkwartaal van het jaar 1993.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1, tweede alinea, mogen de Lid-Staten wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aannemen om uiterlijk op 1 januari 1994 het bepaalde in de volgende punten van artikel 1 van toepassing te doen worden:
  • punt 11,
  • punt 13, wat betreft artikel 28 quater, E, lid 3,
  • punt 19, wat betreft artikel 21, punt 1, onder a), derde alinea,
  • punt 20, wat betreft de verplichtingen met betrekking tot de in de voorgaande streepjes bedoelde handelingen.

De Lid-Staten die op 1 januari 1993 maatregelen met gelijke werking als de bovengenoemde maatregelen toepassen, moeten echter maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de beginselen vervat in artikel 22, lid 6, evenals in de vigerende communautaire bepalingen met betrekking tot de administratieve samenwerking inzake indirecte belastingen, vanaf 1 januari 1993 in elk geval worden nageleefd.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1, tweede alinea, mag de Bondsrepubliek Duitsland wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aannemen om het bepaalde in artikel 1, punt 10, tweede alinea, wat betreft artikel 28 bis, lid 1 bis, onder a), uiterlijk op 1 oktober 1993 in werking te doen treden.
  • 4. 
    De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de bepalingen die zij vaststellen voor de toepassing van deze richtlijn.
  • 5. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
  • 6. 
    Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 14 december 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

  • N. 
    LAMONT
  • (1) 
    PB nr. L 192 van 24. 7. 1985, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/237/EEG (PB nr. L 133 van 24. 5. 1990, blz. 91).
  • (2) 
    PB nr. L 133 van 4. 6. 1969, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/680/EEG (PB nr. L 376 van 31. 12. 1991, blz. 1).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.