Verordening 1992/3949 - Organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid en de dienstensector

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992R3949

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992R3949

Verordening (EEG) nr. 3949/92 van de Raad van 21 december 1992 betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid en de dienstensector

Publicatieblad Nr. L 404 van 31/12/1992 blz. 0007 - 0009

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 23 blz. 0261

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 23 blz. 0261

VERORDENING (EEG) Nr. 3949/92 VAN DE RAAD van 21 december 1992 betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid en de dienstensector

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Commissie voor het vervullen van de taken die haar bij het Verdrag, met name in de artikelen 2, 3, 117, 118, 122 en 123, zijn opgedragen, op de hoogte dient te zijn van de situatie op het gebied van de loonkosten en het inkomen van werknemers in de Lid-Staten;

Overwegende dat de in ieder van de Lid-Staten beschikbare statistische gegevens geen deugdelijke vergelijkingen mogelijk maken, met name ten gevolge van de verschillen in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van en de administratieve praktijk in de Lid-Staten; dat bijgevolg enquêtes dienen te worden gehouden en verwerkt op basis van uniforme definities en volgens gemeenschappelijke methoden;

Overwegende dat de meest geschikte methode om inzicht te krijgen in het peil, de samenstelling en de ontwikkeling van zowel de loonkosten als het inkomen van de werknemers bestaat in het houden van specifieke enquêtes, zoals voor de laatste maal in 1989 aan de hand van de boekhoudkundige gegevens over 1988 is geschied krachtens Verordening (EEG) nr. 1612/88 van de Raad van 9 juni 1988 betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid, bij de groot- en kleinhandel, de banken en de verzekeringsbedrijven (1);

Overwegende dat het wegens de ingrijpende wijzigingen qua hoogte en structuur van de uitgaven van de ondernemingen aan lonen en daarmee verband houdende sociale lasten geboden is, voor de nijverheid, de handel, de banken en het verzekeringsbedrijf op basis van de boekhoudkundige gegevens over 1992 een nieuwe enquête te houden ten einde de resultaten van de vorige enquête bij te werken;

Overwegende dat het wegens de wijzigingen in de economische structuur en de werkgelegenheid in de Lid-Staten noodzakelijk is het spectrum van de onderzochte economische activiteiten, met name in de dienstensector, uit te breiden;

Overwegende dat het wegens de omvang van de enquête en ter verlichting van de last voor de ondernemingen en voor de begrotingen van de Europese Gemeenschappen en de Lid-Staten noodzakelijk is de steekproefmethode toe te passen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van haar periodieke enquêtes naar de loonkosten en het inkomen van de werknemers houdt de Commissie in 1993 een enquête naar de loonkosten in de nijverheid en bepaalde takken van de dienstensector, zulks op basis van de boekhoudkundige gegevens over 1992.

Artikel 2

  • 1. 
    De enquête omvat ondernemingen of lokale eenheden met ten minste tien werknemers die werkzaamheden verrichten als afgebakend en omschreven in de secties C, D, E, F, G, H, K, de afdelingen 65 en 66 en groep 63.3 van de Statistische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschappen, de NACE (Rev. 1), zulks met inachtneming van de in de bijlage van deze verordening opgenomen bijzondere bepalingen.
  • 2. 
    De enquête wordt door middel van een steekproef uitgevoerd.

Artikel 3

De werkgevers zijn gehouden om voor de bij de steekproef betrokken ondernemingen of lokale eenheden, op basis van de boekhoudkundige gegevens over het kalenderjaar 1992 en overeenkomstig het hieronder bepaalde, de gegevens te verstrekken die voor de vaststelling van de loonkosten nodig zijn.

Artikel 4

De enquête heeft betrekking op:

  • 1. 
    de loonkosten, met inbegrip van de premies en gratificaties en alle bijkomende kosten, met name de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid en vrijwillige aanvullende stelsels, enerzijds, en de andere sociale voorzieningen, met inbegrip van de uitgaven in verband met de beroepsopleiding van de werknemers, anderzijds, alsmede de bedragen van eventuele heffingen en subsidies die direct verband houden met de loonkosten;
  • 2. 
    het aantal werknemers dat in de ondernemingen of lokale eenheden werkzaam is;
  • 3. 
    de arbeidsduur.

Artikel 5

  • 1. 
    De gegevens worden verzameld door de bureaus voor de statistiek van de Lid-Staten die hiervoor de nodige vragenlijsten opstellen.

De Commissie stelt, in samenwerking met deze bureaus, de lijst vast van de kenmerken en definities met betrekking tot deze enquête.

Bovendien bepaalt de Commissie op dezelfde wijze de begin- en einddatum van de enquête en de voor de beantwoording van de vragenlijsten in acht te nemen termijnen.

  • 2. 
    De personen die de inlichtingen moeten verschaffen beantwoorden de vragenlijsten naar waarheid, volledig en binnen de gestelde termijn.

Artikel 6

  • 1. 
    De bureaus voor de statistiek van de Lid-Staten verwerken de ingevulde vragenlijsten.

Na verificatie en overeenkomstig het door de Commissie vastgestelde verwerkingsprogramma dienen ze de resultaten van de enquête in, met inbegrip van de gegevens die door de Lid-Staten op grond van de nationale wetgeving en praktijk inzake geheimhouding van statistische informatie als vertrouwelijk zijn bestempeld, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (1). Genoemde verordening regelt de vertrouwelijke behandeling van de gegevens.

  • 2. 
    De resultaten worden ingedeeld naar sector van bedrijvigheid overeenkomstig de NACE (Rev. 1), naar gebied en naar grootteklasse van de ondernemingen of lokale eenheden.

Artikel 7

De individuele gegevens die in het kader van de enquête worden verstrekt, mogen alleen voor statistische doeleinden worden gebruikt.

Zij mogen niet voor fiscale of andere doeleinden worden aangewend of aan derden worden meegedeeld.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 december 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • D. 
    HURD
  • (1) 
    PB nr. L 145 van 11. 6. 1988, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 151 van 15. 6. 1990, blz. 1.

BIJLAGE

BIJZONDERE BEPALINGEN

(artikel 2, lid 1)

  • I. 
    Vallen buiten het toepassingsgebied van de enquête:
  • 1. 
    Voor alle Lid-Staten: klasse 65.11.
  • 2. 
    Voor Duitsland: sectie H, de afdelingen 50, 70 en 71, de groepen 51.1 en 63.3 en klasse 51.57.

Bovendien, voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, inclusief Oost-Berlijn: de afdelingen 72, 73 en 74.

  • 3. 
    Voor Griekenland: sectie F, groep 51.1 en klasse 51.57.
  • 4. 
    Voor Ierland: sectie H.

II. Meer gedetailleerde gegevens

De Lid-Staten kunnen meer gedetailleerde gegevens verschaffen, bij voorbeeld door een onderscheid te maken tussen arbeiders en employés of door eenheden met minder dan tien werknemers in het onderzoek te betrekken.

III. Gebruik van een bijzondere bedrijfsindeling

In overleg met de Commissie mag een Lid-Staat de resultaten van de enquête volgens de NACE-bedrijfsindeling (versie 70) verstrekken.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.