Verordening 2001/82 - Definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in het handelsverkeer tussen het douanegebied van de EG en Ceuta en Melilla

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R0082

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R0082

Verordening (EG) nr. 82/2001 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in het handelsverkeer tussen het douanegebied van de Gemeenschap en Ceuta en Melilla

Publicatieblad Nr. L 020 van 20/01/2001 blz. 0001 - 0104

Verordening (EG) nr. 82/2001 van de Raad

van 5 december 2000

betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in het handelsverkeer tussen het douanegebied van de Gemeenschap en Ceuta en Melilla

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, en met name op Protocol nr. 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 1135/88 van de Raad van 7 maart 1988 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in het handelsverkeer tussen het douanegebied van de Gemeenschap, Ceuta en Melilla en de Canarische Eilanden(1), hebben de oorsprongsregels die zijn opgenomen in de verschillende door de Gemeenschap gesloten vrijhandelsovereenkomsten aanzienlijke wijzigingen ondergaan. Deze gewijzigde regels zijn in bepaalde opzichten gunstiger dan de regels die in Verordening (EEG) nr. 1135/88 zijn opgenomen, met name de eisen inzake bewijsstukken.
  • (2) 
    In bovenbedoelde overeenkomsten tot regeling van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en haar handelspartners zijn bijzondere bepalingen opgenomen over de oorsprongsregels die op Ceuta en Melilla van toepassing zijn. Het verdient derhalve aanbeveling dezelfde bepalingen op te nemen in de overeenkomst waarbij het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Ceuta en Melilla worden geregeld.
  • (3) 
    Bij Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden(2), werden de Canarische Eilanden in het douanegebied van de Gemeenschap opgenomen. Voor deze eilanden behoeven daarom geen bijzondere bepalingen meer te worden vastgesteld.
  • (4) 
    Om redenen van duidelijkheid verdient het derhalve aanbeveling Verordening (EEG) nr. 1135/88 geheel te herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
  • b) 
    "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
  • c) 
    "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
  • d) 
    "goederen": zowel materialen als producten;
  • e) 
    "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
  • f) 
    "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in de prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
  • g) 
    "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Ceuta en Melilla is betaald;
  • h) 
    "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
  • i) 
    "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek van de producten verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla voor deze materialen werd betaald;
  • j) 
    "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, hierna "het geharmoniseerde systeem" of "GS" genoemd;
  • k) 
    "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;
  • l) 
    "gebieden": omvatten ook de territoriale wateren.

Voor de toepassing van deze verordening verwijst de term "ingedeeld" naar de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post.

HOOFDSTUK II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2

Algemene voorwaarden

  • 1. 
    Voor de toepassing van de bepalingen inzake het handelsverkeer tussen het douanegebied van de Gemeenschap, hierna "de Gemeenschap" genoemd, en Ceuta en Melilla, worden de volgende producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd:
  • a) 
    geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
  • b) 
    in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die aldaar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6;
  • c) 
    goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van Protocol nr. 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
  • 2. 
    Voor de toepassing van de bepalingen inzake het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Ceuta en Melilla, worden de volgende producten als van oorsprong uit Ceuta en Melilla beschouwd:
  • a) 
    geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten, in de zin van artikel 5;
  • b) 
    in Ceuta en Melilla verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die aldaar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Ceuta en Melilla een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

Artikel 3

Cumulatie in de Gemeenschap

  • 1. 
    Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Ceuta en Melilla of elk ander land waarmee de Gemeenschap een overeenkomst heeft gesloten waarbij een protocol is gevoegd betreffende de oorsprongsregels dat bijzondere bepalingen voor Ceuta en Melilla bevat, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die waarin artikel 7 voorziet. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen in de Gemeenschap een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
  • 2. 
    Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de meeste waarde heeft toegevoegd aan de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.
  • 3. 
    De producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
  • 4. 
    De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend op welke landen en met ingang van welke datum de cumulatieregels in de Gemeenschap kunnen worden toegepast.

Artikel 4

Cumulatie in Ceuta en Melilla

  • 1. 
    Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Ceuta en Melilla beschouwd indien zij zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Ceuta en Melilla, de Gemeenschap of elk ander land waarmee de Gemeenschap een overeenkomst heeft gesloten waarbij een protocol is gevoegd betreffende de oorsprongsregels dat bijzondere bepalingen voor Ceuta en Melilla bevat, op voorwaarde dat deze materialen in Ceuta en Melilla be- of verwerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die waarin artikel 7 voorziet. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen in Ceuta en Melilla een "toereikende be- of verwerking" hebben ondergaan.
  • 2. 
    Indien de in Ceuta en Melilla verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit Ceuta en Melilla beschouwd, indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product als van oorsprong beschouwd uit het land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in Ceuta en Melilla gebruikte materialen van oorsprong.
  • 3. 
    De producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen die in Ceuta en Melilla geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd, hun oorsprong.
  • 4. 
    De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend op welke landen en met ingang van welke datum de cumulatieregels in Ceuta en Melilla kunnen worden toegepast.

Artikel 5

Geheel en al verkregen producten

  • 1. 
    Als geheel en al in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla verkregen worden beschouwd:
  • a) 
    aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
  • b) 
    aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
  • c) 
    aldaar geboren en gefokte levende dieren;
  • d) 
    producten afkomstig van aldaar gefokte levende dieren;
  • e) 
    voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
  • f) 
    producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Ceuta en Melilla uit de zee gewonnen producten;
  • g) 
    uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigde producten;
  • h) 
    aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen; met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
  • i) 
    afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
  • j) 
    producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
  • k) 
    goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
  • 2. 
    De "schepen" en "fabrieksschepen" bedoeld in lid 1, onder f) en g), worden slechts als geheel en al in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla verkregen beschouwd indien het gaat om schepen en fabrieksschepen:
  • a) 
    die in een lidstaat van de Gemeenschap zijn ingeschreven of geregistreerd of, wat Ceuta en Melilla betreft, die zijn ingeschreven in de scheepsregisters van de bevoegde plaatselijke autoriteit (Registros de Matrícula de Buques de la respectiva Capitana Marítima);
  • b) 
    die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voeren;
  • c) 
    die voor ten minste 50 % aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of aan een vennootschap toebehoren die haar hoofdkantoor in een van deze lidstaten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan toebehoort;
  • d) 
    waarvan de kapitein en de officieren onderdaan van lidstaten van de Gemeenschap zijn, en
  • e) 
    waarvan de bemanning voor ten minste 50 % uit onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap bestaat.

Artikel 6

Toereikende bewerking of verwerking

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage B wordt voldaan.

Deze voorwaarden geven voor alle onder Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat wanneer een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal bij de vervaardiging van een ander product wordt gebruikt, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt wordt dan geen rekening gehouden.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage B bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:
  • a) 
    wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het product;
  • b) 
    wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.

Artikel 7

Ontoereikende bewerking of verwerking

  • 1. 
    Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
  • a) 
    behandelingen welke dienen om de producten tijdens het vervoer en de opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke verrichtingen);
  • b) 
    eenvoudige verrichtingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;
  • c) 
    i) het veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;
  • ii) 
    het eenvoudig bottelen, verpakken in zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;
  • d) 
    het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakkingen ervan;
  • e) 
    het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van deze bijlage om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Ceuta en Melilla te worden beschouwd;
  • f) 
    het eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;
  • g) 
    twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;
  • h) 
    het slachten van dieren.
  • 2. 
    Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8

Determinerende eenheid

  • 1. 
    De determinerende eenheid voor de toepassing van deze verordening is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt dat:

  • a) 
    wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
  • b) 
    wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage afzonderlijk moet worden genomen.
  • 2. 
    Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking voor het vaststellen van de indeling meetelt, telt deze ook voor het vaststellen van de oorsprong mee.

Artikel 9

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het betrokken materieel en de machines, apparaten of voertuigen.

Artikel 10

Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11

Neutrale elementen

Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van:

  • a) 
    energie en brandstof,
  • b) 
    fabrieksuitrusting,
  • c) 
    machines en werktuigen,
  • d) 
    goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen,

die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn.

HOOFDSTUK III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12

Territorialiteitsbeginsel

  • 1. 
    Aan de in hoofdstuk II genoemde voorwaarden voor de verkrijging van het karakter van het product van oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla zijn voldaan, onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c), en de artikelen 3 en 4.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Ceuta en Melilla naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
  • a) 
    de wederingevoerde goederen dezelfde zijn als welke eerder waren uitgevoerd, en
  • b) 
    de goederen tijdens de periode dat zij zich in dit land bevonden of waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke voor de bewaring ervan in goede staat noodzakelijk waren.

Artikel 13

Rechtstreeks vervoer

  • 1. 
    De bij deze verordening vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van deze verordening voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Ceuta en Melilla of over het grondgebied van een ander in de artikelen 3 en 4 bedoeld land zijn vervoerd.

Producten die één enkele zending vormen, kunnen over een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om deze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen per pijpleiding over een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Ceuta en Melilla worden vervoerd.

  • 2. 
    Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de bevoegde douaneautoriteiten in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla:
  • a) 
    een enkel vervoerdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer, of
  • b) 
    een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:
  • i) 
    de producten nauwkeurig zijn omschreven,
  • ii) 
    de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen, en
  • iii) 
    een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven;
  • c) 
    hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 14

Tentoonstellingen

  • 1. 
    Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal is bij de invoer van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in de artikelen 3 en 4 genoemd land zijn verzonden en die worden verkocht en na de tentoonstelling in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
  • a) 
    een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Ceuta en Melilla naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze aldaar heeft tentoongesteld;
  • b) 
    deze exporteur de producten aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Ceuta en Melilla heeft verkocht of op andere wijze heeft overgedragen;
  • c) 
    de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn verzonden; en
  • d) 
    de producten, vanaf het tijdstip waarop zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden tentoongesteld.
  • 2. 
    Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de bevoegde douaneautoriteiten in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij zijn tentoongesteld.
  • 3. 
    Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.

HOOFDSTUK IV

TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15

Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten

  • 1. 
    Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Ceuta en Melilla of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, waarvoor overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla niet voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook in aanmerking.

De onder hoofdstuk 3 en de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerde systeem ingedeelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), waarvoor overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V een bewijs van de oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap niet voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook in aanmerking.

  • 2. 
    Het verbod in lid 1 geldt voor elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla op bij de vervaardiging gebruikte materialen en op de in lid 1, tweede alinea, bedoelde producten van toepassing is, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend wanneer de uit genoemde materialen verkregen producten worden uitgevoerd en niet voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
  • 3. 
    De exporteur van door een bewijs van oorsprong gedekte producten, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.
  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
  • 5. 
    De leden 1 tot en met 4 doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten.

HOOFDSTUK V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16

Algemene voorwaarden

  • 1. 
    Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
  • a) 
    een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage C is opgenomen, of
  • b) 
    in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage D is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten voldoende nauwkeurig zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden, hierna "factuurverklaring" genoemd.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 komen producten van oorsprong in de zin van deze verordening in de in artikel 26 bedoelde gevallen voor de toepassing van de preferentiële regeling in aanmerking zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17

Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

  • 1. 
    Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hierna "EUR.1-certificaat" genoemd, wordt door de bevoegde douaneautoriteiten in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
  • 2. 
    Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage C opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de officiële talen van de Gemeenschap. Wanneer de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Wanneer dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
  • 3. 
    De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de bevoegde douaneautoriteiten in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds bereid te zijn de nodige bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van deze verordening is voldaan.
  • 4. 
    Het EUR.1-certificaat wordt door de bevoegde douaneautoriteiten in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla afgegeven, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Ceuta en Melilla of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en indien aan de andere voorwaarden van deze verordening is voldaan.
  • 5. 
    De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en of aan alle andere voorwaarden van deze verordening is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

De douaneautoriteiten zien erop toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren juist zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

  • 6. 
    De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt in vak 11 van het certificaat vermeld.
  • 7. 
    Een EUR.1-certificaat wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en de exporteur ter beschikking gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18

Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat

  • 1. 
    In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien:
  • a) 
    dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet op het tijdstip van de uitvoer is gebeurd; of
  • b) 
    ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het EUR.1-certificaat wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
  • 2. 
    Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft te vermelden, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten kunnen een EUR.1-certificaat slechts achteraf afgeven na te hebben gecontroleerd of de gegevens in de aanvraag van de exporteur met die in het desbetreffende dossier overeenstemmen.
  • 4. 
    Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:
  • "EXPEDIDO A POSTERIORI"
  • "UDSTEDT EFTERFØLGENDE"
  • "NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT"
  • "EKΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ"
  • "ISSUED RETROSPECTIVELY"
  • "DÉLIVRÉ A POSTERIORI"
  • "RILASCIATO A POSTERIORI"
  • "AFGEGEVEN A POSTERIORI"
  • "EMITIDO A POSTERIORI"
  • "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN"
  • "UTFÄRDAT I EFTERHAND".
  • 5. 
    De in lid 4 bedoelde aantekening wordt in het vak "Opmerkingen" van het EUR.1-certificaat aangebracht.

Artikel 19

Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat

  • 1. 
    In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn een duplicaat op te maken.
  • 2. 
    Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:
  • "DUPLICADO"
  • "DUPLIKAT"
  • "DUPLIKAT"

- "ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ"

  • "DUPLICATE"
  • "DUPLICATA"
  • "DUPLICATO"
  • "DUPLICAAT"
  • "SEGUNDA VIA"
  • "KAKSOISKAPPALE"
  • "DUPLIKAT".
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde vermelding wordt in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het EUR.1-certificaat aangebracht.
  • 4. 
    Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat, geldt vanaf die datum.

Artikel 20

Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of Ceuta en Melilla onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong bij de verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor onder het toezicht waarvan de producten zijn geplaatst.

Artikel 21

Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

  • 1. 
    De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
  • a) 
    een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22; of
  • b) 
    elke exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6000 EUR bedraagt.
  • 2. 
    Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Ceuta en Melilla of uit een van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde landen kunnen worden beschouwd en aan de andere in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoen.
  • 3. 
    De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan.
  • 4. 
    Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage D is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand worden opgesteld. In dat geval moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
  • 5. 
    De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
  • 6. 
    Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of na de uitvoer, maar zij moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 22

Toegelaten exporteur

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer kunnen een exporteur, hierna "toegelaten exporteur" genoemd, die veelvuldig producten verzendt waarop de verordening van toepassing is, en die ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen biedt ten aanzien van de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van deze verordening, machtigen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden afhankelijk stellen.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaringen moet worden vermeld.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning op enigerlei wijze misbruikt.

Artikel 23

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Een bewijs van oorsprong is vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer vier maanden geldig. Het moet binnen deze periode bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend.
  • 2. 
    Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de niet-inachtneming van de termijn het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 24

Overlegging van het bewijs van oorsprong

De bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de in dat land geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze verordening voldoen.

Artikel 25

Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt bij de invoer van de eerste zending één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend.

Artikel 26

Vrijstelling van bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voorzover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en wordt verklaard dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van deze verordening voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
  • 2. 
    Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voorzover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen.
  • 3. 
    De totale waarde van deze producten mag niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van de reizigers.

Artikel 27

Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde bescheiden aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Ceuta en Melilla of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van deze verordening voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a) 
    een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;
  • b) 
    in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
  • c) 
    in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla blijkt;
  • d) 
    EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig deze verordening in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn afgegeven of opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in deze verordening.

Artikel 28

Bewaring van de oorsprongsbewijzen en de andere bewijsstukken

  • 1. 
    De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3, bedoelde bescheiden gedurende een periode van ten minste drie jaar.
  • 2. 
    De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart gedurende ten minste drie jaar een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde bescheiden.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven, bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend, gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 29

Verschillen en vormfouten

  • 1. 
    Worden tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend geringe verschillen vastgesteld, leidt dit loutere feit nog niet tot ongeldigheid van het bewijs van oorsprong wanneer wordt vastgesteld dat het met de aangeboden producten overeenstemt.
  • 2. 
    Kennelijke vormfouten zoals typefouten in het bewijs van oorsprong leiden er niet toe dat het document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij over de juistheid van de daarin vermelde gegevens twijfel doen rijzen.

Artikel 30

In euro uitgedrukte bedragen

  • 1. 
    De tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaat van uitvoer of van Ceuta en Melilla is de tegenwaarde in deze nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1999 en wordt door de Commissie aan de lidstaten medegedeeld.
  • 2. 
    Wanneer deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door de lidstaat van invoer vastgestelde bedragen, worden deze door laatstgenoemde lidstaat aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van de lidstaat van uitvoer. Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een andere lidstaat van de Gemeenschap, aanvaardt de lidstaat van invoer het door deze lidstaat medegedeelde bedrag.

HOOFDSTUK VI

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 31

Wederzijdse bijstand

  • 1. 
    De Spaanse autoriteiten en de autoriteiten van de lidstaten doen elkaar, via de Commissie, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen belast zijn.
  • 2. 
    Met het oog op de juiste toepassing van deze verordening verlenen Spanje en de lidstaten elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 32

Controle van de oorsprongsbewijzen

  • 1. 
    De bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze verordening.
  • 2. 
    Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer, eventueel onder vermelding van de materiële of formele redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle achteraf alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
  • 3. 
    De controle achteraf wordt verricht door de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer. Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.
  • 4. 
    Wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
  • 5. 
    De resultaten van de controle worden de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd zo spoedig mogelijk medegedeeld. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Ceuta en Melilla of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen kunnen worden beschouwd en of aan de andere voorwaarden van deze verordening is voldaan.
  • 6. 
    Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle achteraf geen antwoord is ontvangen of wanneer het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 33

Beslechting van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling kunnen worden beslecht tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en vragen bij de uitlegging van deze verordening worden voorgelegd aan het bij Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad(3) opgerichte Comité Douanewetboek.

De beslechting van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer geschiedt overeenkomstig de wetgeving van het land van invoer.

Artikel 34

Sancties

Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.

Artikel 35

Vrije zones

  • 1. 
    De lidstaten van de Gemeenschap nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om deze in goede staat te bewaren.
  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Ceuta en Melilla die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven, mits deze be- of verwerking waartoe is overgegaan met deze verordening overeenstemt.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 1135/88 wordt ingetrokken.

De verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geacht naar onderhavige verordening te verwijzen.

Artikel 37

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • C. 
    Pierret
  • (1) 
    PB L 114 van 2.5.1988, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3902/89 (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 5).
  • (2) 
    PB L 171 van 29.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2674/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 3).
  • (3) 
    PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

BIJLAGE A

INLEIDENDE AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE B

Aantekening 1

In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 6 van deze verordening.

Aantekening 2

2.1. In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.

2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten werden ingedeeld.

2.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is.

2.4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3

3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 6 van deze verordening van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Ceuta en Melilla.

Voorbeeld

Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt, niet hoger mag zijn dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap uit niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal in een later productiestadium mag evenwel niet worden gebruikt.

3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer volgens de regel "materialen van iedere post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het product mogen worden gebruikt, voorzover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post ..." betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2.

3.4. Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Voorbeeld

Volgens de regel voor weefsels van post 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.

3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielproducten).

Voorbeeld

De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.

Dit geldt evenwel niet voor producten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd van het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden van een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Voorbeeld

Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4

4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

4.3. De termen "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5

5.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

5.2. Deze in aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

  • zijde,
  • wol,
  • grof haar,
  • fijn haar,
  • paardenhaar (crin),
  • katoen,
  • papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,
  • vlas,
  • hennep,
  • jute en andere bastvezels,
  • sisal en andere textielvezels van het geslacht "Agave",
  • kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,
  • synthetische filamenten,
  • kunstmatige filamenten,
  • filamenten die elektriciteit geleiden,
  • synthetische stapelvezels van polypropyleen,
  • synthetische stapelvezels van polyester,
  • synthetische stapelvezels van polyamide,
  • synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl,
  • synthetische stapelvezels van polyimide,
  • synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen,
  • synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfon,
  • synthetische stapelvezels van polyvinylchloride,
  • andere synthetische stapelvezels,
  • kunstmatige stapelvezels van viscose,
  • andere kunstmatige stapelvezels,
  • garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld,
  • garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld,
  • producten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht,
  • andere producten van post 5605.

Voorbeeld

Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Voorbeeld

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol, die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Voorbeeld

Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld

Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

5.3. Voor weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %.

5.4. Voor weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %.

Aantekening 6

6.1. Wordt voor een bepaald textielproduct in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voorzover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product.

6.2. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielproducten vrij worden gebruikt, of zij nu textiel bevatten of niet.

Voorbeeld

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7

7.1. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

  • a) 
    vacuümdistillatie,
  • b) 
    herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing(1),
  • c) 
    kraken,
  • d) 
    reforming,
  • e) 
    extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,
  • f) 
    een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,
  • g) 
    polymeriseren,
  • h) 
    alkyleren,

ij) isomeriseren.

7.2. Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

  • a) 
    vacuümdistillatie,
  • b) 
    herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing(2),
  • c) 
    kraken,
  • d) 
    reforming,
  • e) 
    extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,
  • f) 
    een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,
  • g) 
    polymeriseren,
  • h) 
    alkyleren,

ij) isomeriseren,

  • k) 
    uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T),
  • l) 
    uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,
  • m) 
    uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifieke behandeling aangemerkt,
  • n) 
    uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,
  • o) 
    uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.

7.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

  • (1) 
    Zie aanvullende aantekening 4, onder b), op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.
  • (2) 
    Zie aanvullende aantekening 4, onder b), op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

BIJLAGE B

LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT

Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder deze verordening. De lijst dient daarom samen met de andere delen van Protocol nr. 2 van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal te worden gelezen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE C

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 EN AANVRAAG OM EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

Aanwijzingen voor het drukken

  • 1. 
    De afmetingen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.
  • 2. 
    De bevoegde instanties van de lidstaten van de Gemeenschap kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. De certificaten worden van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

>PIC FILE= "L_2001020NL.009901.EPS">

>PIC FILE= "L_2001020NL.010001.EPS">

>PIC FILE= "L_2001020NL.010101.EPS">

>PIC FILE= "L_2001020NL.010201.EPS">

BIJLAGE D

FACTUURVERKLARING

Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet in de verklaring te worden overgenomen.

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. ...(1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële ...-oorsprong zijn(2).

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument (toldmyndighedernes tilladelse nr. ...(3)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i ...(4).

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. ...(5)) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anders angegeben, präferenzbegünstigte ...-Ursprungswaren sind(6).

Griekse versie

Ο εξαγωγέας των προϊόντων που καλύπτονται από το παρόν έγγραφο [άδεια τελωνείου αριθ. ...(7)] δηλώνει ότι, εκτός εάν δηλώνεται σαφώς άλλως, τα προϊόντα αυτά είναι προτιμησιακής καταγωγής ...(8).

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorisation No ...(9)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of ... preferential origin(10).

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera n° ...(11)) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial ...(12).

Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o ...(13)) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja ... -alkuperätuotteita(14).

Franse versie

L'exportateur des produits couverts par le présent document [autorisation douanière n° ...(15)] déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle ...(16).

Italiaanse versie

L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento [autorizzazione doganale n. ...(17)] dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale ...(18).

Portugese versie

O abaixo assinado, exportador dos produtos cobertos pelo presente documento (autorização aduaneira n.o ...(19)), declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial ...(20).

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr. ...(21)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande ...-ursprung(22).

...(23)

(Plaats en datum)

...(24)

(Handtekening van de exporteur gevolgd door zijn naam in blokletters)

  • (1) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (2) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (3) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (4) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (5) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (6) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (7) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (8) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (9) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (10) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (11) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (12) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (13) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (14) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (15) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (16) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (17) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (18) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (19) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (20) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (21) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van deze verordening wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (22) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten.
  • (23) 
    Deze gegevens kunnen worden weggelaten indien ze in het document zelf al voorkomen.
  • (24) 
    Zie artikel 21, lid 5, van deze verordening. Indien de exporteur niet behoeft te ondertekenen, behoeft ook diens naam niet te worden vermeld.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.