Besluit 2009/439 - Wijziging van Beschikking 2007/250/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd af te wijken van artikel 193 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/14

 

Beschikking VAN DE RAAD

van 5 mei 2009

tot wijziging van Beschikking 2007/250/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(2009/439/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name op artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 28 juli 2008, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot verdere toepassing van een bij Beschikking 2007/250/EG van 16 april 2007 (2) reeds toegestane bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 17 maart 2009 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 20 maart 2009 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is de btw verschuldigd door de belastingplichtige die de goederen levert. Krachtens de bestaande derogatiemaatregel mocht het Verenigd Koninkrijk evenwel onder bepaalde voorwaarden een verleggingsregeling toepassen waarbij de verplichting tot betaling van de btw wordt verlegd naar de belastingplichtige ontvanger van de goederen in het geval van leveringen van mobiele telefoons en geïntegreerde schakelingen, op voorwaarde dat de maatstaf van heffing voor de levering niet minder dan 5 000 GBP bedraagt.

 

(4)

De derogatiemaatregel strekte ertoe een einde te maken aan bepaalde agressieve vormen van belastingontduiking en met name „carrousels” waarbij goederen verschillende keren worden geleverd zonder dat er btw wordt voldaan, maar de afnemer toch in het bezit komt van een geldige factuur om de btw in mindering te brengen. Door de toepassing van het verleggingsmechanisme, waarbij er geen feitelijke betaling van btw van de afnemer aan de leverancier plaatsvindt, zou deze vorm van belastingontduiking onmogelijk moeten worden.

 

(5)

Gelet op de klaarblijkelijke ernst van de btw-fraude in het Verenigd Koninkrijk, zoals gestaafd door de informatie die het land bij zijn oorspronkelijk verzoek heeft ingediend, blijft de maatregel proportioneel aangezien de verlenging tot een redelijke periode beperkt is en niet de grondslag legt van een algemene maatregel voor een veralgemeende verleggingsregeling noch de opmaat vormt tot een permanentere toepassing van deze derogatie.

 

(6)

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw.

 

(7)

De juridische continuïteit van de maatregel dient te worden gewaarborgd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Beschikking 2007/250/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

Deze beschikking vervalt op 30 april 2011.”.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing vanaf 1 mei 2009.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 5 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    KOHOUT
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.