Besluit 2012/490 - Wijziging van bijlage I bij Verordening 715/2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten

1.

Wettekst

28.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/16

 

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 24 augustus 2012

houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/490/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (1), en met name artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 715/2009 zijn, met het oog op een goede werking van de interne gasmarkt, niet-discriminerende regels vastgesteld betreffende de toegang tot aardgastransmissiesystemen. Aangezien duplicering van de gastransmissiesystemen in de meeste gevallen noch economisch, noch efficiënt is, wordt de mededinging op de aardgasmarkten gestimuleerd door toegang van derden waarbij de infrastructuur op een transparante en niet-discriminerende wijze wordt geopend voor alle leveranciers. Het feit dat zich vaak contractuele congestie voordoet, waarbij netgebruikers geen toegang kunnen krijgen tot gastransmissiesystemen ondanks het feit dat de capaciteit fysiek aanwezig is, vormt een belemmering voor de voltooiing van de interne markt voor energie.

 

(2)

Uit de praktijk is gebleken dat ondanks de toepassing van bepaalde congestiebeheersbeginselen, zoals het aanbieden van afschakelbare capaciteit als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (2) en Verordening (EG) nr. 715/2009, contractuele congestie in de gastransmissienetwerken van de Unie een belemmering blijft voor de ontwikkeling van een goed functionerende interne gasmarkt. Het is daarom noodzakelijk om de richtsnoeren inzake de toepassing van de in het geval van contractuele congestie te hanteren procedures voor congestiebeheer bij te stellen. Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009 moet in de voorgestelde richtsnoeren rekening worden gehouden met de verschillen tussen de nationale gassystemen en kunnen die richtsnoeren minimumeisen omvatten waaraan moet worden voldaan om niet-discriminerende en transparante voorwaarden voor nettoegang te verwezenlijken wat de congestiebeheersprocedures betreft.

 

(3)

De procedures voor congestiebeheer moeten worden toegepast in het geval van contractuele congestie en zijn bedoeld om congestieproblemen op te lossen door ongebruikte capaciteit opnieuw ter beschikking te stellen aan de markt en opnieuw toe te wijzen in het kader van de gereguleerde allocatieprocedures.

 

(4)

Wanneer zich in een interconnectiepunt vaak fysieke congestie voordoet, zijn procedures voor congestiebeheer vaak nutteloos. In dergelijke gevallen moet elke oplossing worden bekeken uit het oogpunt van netwerkplanning en -investeringen.

 

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna „het Agentschap” genoemd) toezien op de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren. De transmissiesysteembeheerders moeten de informatie die nodig is om het optreden van contractuele congestie te kunnen vaststellen, in een handzaam formaat bekendmaken.

 

(6)

Krachtens artikel 24 van Verordening (EG) nr. 715/2009 moeten de nationale regulerende instanties toezien op de naleving van deze richtsnoeren.

 

(7)

Om te waarborgen dat de procedures voor congestiebeheer op alle interconnectiepunten op de meest doeltreffende wijze en met het oog op maximalisering van de beschikbare capaciteit in alle aangrenzende entry-exitsystemen worden toegepast, is het van groot belang dat de nationale regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders van verschillende lidstaten en binnen de lidstaten zelf nauw samenwerken, zowel onderling als met elkaar. Met name moeten de nationale regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders handelen met inachtneming van de beste praktijken en streven naar het harmoniseren van processen voor de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren. Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 713/2009 moeten het Agentschap en de nationale regulerende instanties erover waken dat in het geheel van de Unie de efficiëntste procedures voor congestiebeheer ten uitvoer worden gelegd op de daarvoor in aanmerking komende entry- en exitpunten.

 

(8)

Aangezien de transmissiesysteembeheerders beschikken over gedetailleerde informatie over het fysieke gebruik van het systeem en het best geplaatst zijn om een inschatting te maken van de toekomstige gasstromen, is het passend dat zij een hoeveelheid additionele capaciteit vaststellen die bovenop de berekende technische capaciteit ter beschikking moet worden gesteld. Door, op basis van scenario’s ten aanzien van de gasstromen en de gecontracteerde capaciteit, meer capaciteit aan te bieden dan in technische zin beschikbaar is, nemen de transmissiesysteembeheerders een risico dat dienovereenkomstig moet worden beloond. Voor de vaststelling van de inkomsten van de transmissiesysteembeheerder mag deze additionele capaciteit echter uitsluitend worden toegewezen als alle andere capaciteit, inclusief capaciteit die voortvloeit uit de toepassing van andere congestiebeheersprocedures, gealloceerd is. De transmissiesysteembeheerders moeten nauw samenwerken om de technische capaciteit vast te stellen. Teneinde een potentiële situatie van fysieke congestie op te lossen, moeten de transmissiesysteembeheerders de meest kosteneffectieve maatregel toepassen, inclusief hetzij het terugkopen van capaciteit, hetzij het nemen van andere technische of commerciële maatregelen.

 

(9)

Verordening (EG) nr. 715/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 51 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 augustus 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

 

BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Punt 2.2 wordt vervangen door:

„2.2.   Procedures voor congestiebeheer bij contractuele congestie

2.2.1.   Algemene bepalingen

 

1.

De bepalingen in punt 2.2 zijn van toepassing op interconnectiepunten tussen aangrenzende entry-exitsystemen, ongeacht of zij fysiek dan wel virtueel zijn, tussen twee of meer lidstaten of binnen dezelfde lidstaat voor zover die punten onderhevig zijn aan boekingsprocedures van gebruikers. De bepalingen kunnen ook van toepassing zijn op entrypunten van en exitpunten naar derde landen, dit naargelang van de beslissing van de relevante nationale regulerende instantie. Exitpunten naar eindgebruikers en distributienetwerken, entrypunten vanuit LNG-terminals en productiefaciliteiten en entry-exitpunten van en naar opslagfaciliteiten vallen niet onder het bepaalde in punt 2.2.

 

2.

Op basis van de door de transmissiesysteembeheerders bekendgemaakte informatie overeenkomstig punt 3 van deze bijlage en, waar van toepassing, gevalideerd door de nationale regulerende instantie, publiceert het Agentschap vanaf het jaar 2014 jaarlijks op 1 maart een monitoringsrapport inzake de congestie op interconnectiepunten met betrekking tot de in het voorgaande jaar verkochte vaste capaciteitsproducten. Daarbij wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de handel in capaciteit op de secundaire markt en het gebruik van afschakelbare capaciteit.

 

3.

Alle additionele capaciteit die beschikbaar komt door de toepassing van één van de procedures voor congestiebeheer als bedoeld in de punten 2.2.2, 2.2.3, 2.2.4 en 2.2.5, wordt door de respectieve transmissiesysteembeheerder(s) aangeboden in het gereguleerde allocatieproces.

 

4.

De in de punten 2.2.2, 2.2.4 en 2.2.5 bedoelde maatregelen worden vanaf 1 oktober 2013 ten uitvoer gelegd. Punten 1 tot en met 5 van punt 2.2.3 worden van toepassing met ingang van 1 juli 2016.

2.2.2.   Capaciteitstoename door overboekings- en terugkoopregeling

 

1.

De transmissiesysteembeheerders stellen een stimuleringsregeling voor overboeking en terugkoop voor teneinde additionele capaciteit op vaste basis aan te bieden; zij leggen die regeling ten uitvoer na goedkeuring door de nationale regulerende instantie. Voordat tot uitvoering wordt overgegaan zal de relevante nationale regulerende instantie de voorgestelde regeling voorleggen aan nationale regulerende instanties van de aangrenzende lidstaten en rekening houden met hun opvattingen. Additionele capaciteit wordt gedefinieerd als de vaste capaciteit die wordt aangeboden bovenop de technische capaciteit van een interconnectiepunt, als berekend op basis van artikel 16, lid 1, van deze verordening.

 

2.

De overboekings- en terugkoopregeling vormt een stimulans voor transmissiesysteembeheerders om additionele capaciteit beschikbaar te stellen, rekening houdend met de technische voorwaarden, zoals de calorische waarde, de temperatuur en het verwachte verbruik, van het desbetreffende entry-exitsysteem en de capaciteiten van aangrenzende netwerken. Voor de herberekening van de technische of additionele capaciteit van het entry-exitsysteem hanteren de transmissiesysteembeheerders een dynamische aanpak.

 

3.

De aan de overboekings- en terugkoopregeling verbonden stimulans zal de risico’s weerspiegelen welke de transmissiesysteembeheerders lopen wanneer zij additionele capaciteit aanbieden. De regeling zal zodanig worden opgezet dat de inkomsten uit de verkoop van additionele capaciteit en de kosten die het gevolg zijn van de terugkoopregeling of van maatregelen overeenkomstig punt 6, worden gedeeld tussen de transmissiesysteembeheerders en de netgebruikers. De nationale regulerende instanties beslissen over de verdeling van de inkomsten en de kosten over de transmissiesysteembeheerder en de netgebruiker.

 

4.

Met als doel de inkomsten van de transmissiesysteembeheerder te bepalen wordt de technische capaciteit, in het bijzonder de afgestane capaciteit, alsook, wanneer van toepassing, de capaciteit ten gevolge van de toepassing van vaste day-ahead-„use-it-or-lose-it”- en langetermijn-„use-it-or-lose-it”-mechanismen, geacht te zijn toegewezen vóór elke additionele capaciteit.

 

5.

Bij de bepaling van de additionele capaciteit houdt de transmissiesysteembeheerder rekening met statistische scenario’s voor de op interconnectiepunten op enig moment verwachte hoeveelheid fysiek ongebruikte capaciteit. Daarbij wordt ook rekening gehouden met een risicoprofiel voor het aanbieden van additionele capaciteit die niet leidt tot een buitensporige terugkoopverplichting. In het kader van de overboekings- en terugkoopregeling wordt ook een raming gemaakt van de waarschijnlijkheid dat capaciteit moet worden teruggekocht op de markt en de daaraan verbonden kosten. Mede op basis daarvan wordt de hoeveelheid additioneel ter beschikking te stellen capaciteit bepaald.

 

6.

Wanneer dat noodzakelijk is om de systeemintegriteit in stand te houden, passen de transmissiesysteembeheerders een marktgebaseerde terugkoopprocedure toe waarbij de netgebruikers capaciteit kunnen aanbieden. De netgebruikers worden geïnformeerd over de van toepassing zijnde terugkoopprocedure. De toepassing van een terugkoopprocedure laat de voor noodsituaties geldende maatregelen onverlet.

 

7.

Voordat zij een terugkoopprocedure toepassen, verifiëren de transmissiesysteembeheerders of alternatieve technische en commerciële maatregelen de systeemintegriteit op een meer kosteneffectieve wijze in stand kunnen houden.

 

8.

Wanneer zij een overboekings- en terugkoopregeling voorstellen, verstrekt de transmissiesysteembeheerder alle relevante gegevens, ramingen en modellen aan de nationale regulerende instantie zodat die de regeling kan beoordelen. De transmissiesysteembeheerder brengt geregeld aan de nationale regulerende instantie verslag uit over de werking van de regeling en verstrekt, op verzoek van de nationale regulerende instantie, alle relevante gegevens. De nationale regulerende instantie kan de transmissiesysteembeheerder verzoeken de regeling te herzien.

2.2.3.   Mechanisme voor vaste day-ahead-„use-it-or-lose-it”

 

1.

De nationale regulerende instanties eisen van de transmissiesysteembeheerders dat zij op interconnectiepunten minimaal de in punt 3 neergelegde regels toepassen met betrekking het wijzigen van de initiële nominatie wanneer op basis van het jaarlijkse monitoringsrapport van het Agentschap overeenkomstig punt 2 van punt 2.2.1 is aangetoond dat op interconnectiepunten, tegen de reserveprijs wanneer gebruik wordt gemaakt van veilingen, in de loop van de capaciteitstoewijzingsprocedures de vraag groter is dan het aanbod voor producten voor gebruik in hetzij dat jaar zelf hetzij een van de daaropvolgende twee jaren,

 

a)

voor minimaal drie vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één maand, of

 

b)

voor minimaal twee vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één kwartaal, of

 

c)

voor minimaal één vastecapaciteitsproduct met een looptijd van één jaar of langer, of

 

d)

wanneer geen vastecapaciteitsproduct met een looptijd van één maand of langer aangeboden is.

 

2.

Wanneer op basis van het jaarlijkse monitoringsrapport is aangetoond dat een situatie als omschreven in punt 1 zich in de komende drie jaar waarschijnlijk niet opnieuw zal voordoen, bijvoorbeeld omdat capaciteit beschikbaar komt ten gevolge van fysieke uitbreiding van het netwerk of de beëindiging van langetermijncontracten, dan kunnen de betrokken nationale regulerende instanties beslissen het mechanisme voor vaste day-ahead-„use-it-or-lose-it” te beëindigen.

 

3.

Vaste hernominatie is toegestaan tot maximaal 90 % en minimaal 10 % van de door de netgebruiker op een interconnectiepunt gecontracteerde capaciteit. Indien echter de nominatie betrekking heeft op meer dan 80 % van de gecontracteerde capaciteit, dan mag de helft van het niet-genomineerde volume in opwaartse zin worden gehernomineerd. Indien de nominatie betrekking heeft op niet meer dan 20 % van de gecontracteerde capaciteit dan mag de helft van het genomineerde volume in neerwaartse zin worden gehernomineerd. De toepassing van dit punt laat de voor noodsituaties geldende maatregelen onverlet.

 

4.

De oorspronkelijke houder van de gecontracteerde capaciteit kan het restant van zijn geboekte vaste capaciteit op afschakelbare basis hernomineren.

 

5.

Punt 3 is niet van toepassing op netgebruikers — personen of ondernemingen en de ondernemingen waarover zij zeggenschap hebben overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 — die beschikken over minder dan 10 % van de gedurende het voorgaande jaar op het interconnectiepunt aangeboden gemiddelde technische capaciteit.

 

6.

Op interconnectiepunten waar een mechanisme van vaste day-ahead-„use-it-or-lose-it” overeenkomstig punt 3 wordt toegepast, stelt de nationale regulerende instantie een evaluatie op van de relatie met de overboekings- en terugkoopregeling overeenkomstig punt 2.2.2, wat kan uitmonden in een besluit van de nationale regulerende instantie om op die interconnectiepunten het bepaalde in punt 2.2.2 niet toe te passen. Een dergelijk besluit wordt onverwijld ter kennis gebracht van het Agentschap en de Commissie.

 

7.

Een nationale regulerende instantie kan ertoe beslissen op een interconnectiepunt een mechanisme voor vaste day-ahead-„use-it-or-lose-it” overeenkomstig punt 3 toe te passen. Voordat zij een dergelijk besluit vaststelt, raadpleegt de nationale regulerende instantie de nationale regulerende instanties van de omringende lidstaten. Bij de vaststelling van een dergelijk besluit houdt de nationale regulerende instantie rekening met de adviezen van de nationale regulerende instanties van die omringende lidstaten.

2.2.4.   Teruggeven van gecontracteerde capaciteit

De transmissiesysteembeheerders aanvaarden elk teruggave van vaste capaciteit die door een netgebruiker op een interconnectiepunt gecontracteerd is, met uitzondering van capaciteitsproducten met een looptijd van een dag of korter. De netgebruiker behoudt zijn in het capaciteitscontract vastgelegde rechten en verplichtingen totdat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerder geheralloceerd is en in de mate dat de capaciteit niet geheralloceerd is door de transmissiesysteembeheerder. Teruggegeven capaciteit wordt pas geacht te zijn geheralloceerd nadat alle beschikbare capaciteit gealloceerd is. De transmissiesysteembeheerder stelt de netgebruiker onverwijld in kennis van elke herallocatie van de door die gebruiker teruggegeven capaciteit. De specifieke voorwaarden voor het teruggeven van capaciteit, in het bijzonder in gevallen waarin meerdere netgebruikers hun capaciteit teruggeven, worden vastgesteld door de nationale regulerende instantie.

2.2.5.   Mechanisme voor langetermijn-„use-it-or-lose-it”

 

1.

Nationale regulerende instanties eisen van transmissiesysteembeheerders dat zij door een netgebruiker op een interconnectiepunt systematisch onderbenutte gecontracteerde capaciteit geheel of gedeeltelijk intrekken wanneer die netgebruiker zijn ongebruikte capaciteit niet tegen redelijke voorwaarden heeft verkocht of aangeboden en wanneer andere netgebruikers om vaste capaciteit verzoeken. Gecontracteerde capaciteit wordt geacht systematisch onderbenut te zijn, met name wanneer:

 

a)

de netgebruiker tussen 1 april tot en met 30 september en 1 oktober tot en met 31 maart minder dan gemiddeld 80 % van zijn gecontracteerde capaciteit met een effectieve contractduur van meer dan één jaar gebruikt, waarvoor geen afdoende rechtvaardiging kan worden gegeven, of

 

b)

de netgebruiker systematisch bijna 100 % van zijn gecontracteerde capaciteit nomineert en naar beneden hernomineert met het doel de in punt 3 van punt 2.2.3 neergelegde regels te omzeilen.

 

2.

De toepassing van een vast day-ahead-„use-it-or-lose-it”-mechanisme wordt niet beschouwd als een rechtvaardiging om de toepassing van punt 1 te voorkomen.

 

3.

Intrekking heeft tot gevolg dat de netgebruiker zijn gecontracteerde capaciteit gedurende een bepaalde periode of tijdens de rest van de effectieve contractuele termijn geheel of gedeeltelijk verliest. De netgebruiker behoudt zijn rechten en verplichtingen overeenkomstig het capaciteitscontract totdat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerders wordt geheralloceerd en in de mate dat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerder niet is geheralloceerd.

 

4.

De transmissiesysteembeheerders verstrekken de nationale regulerende instanties op gezette tijden alle gegevens die vereist zijn voor de monitoring van de mate waarin de gecontracteerde capaciteit met effectieve contractuele looptijd van meer dan één jaar of repeterende kwartalen die minimaal twee jaar bestrijken, wordt gebruikt.”.

 

2)

Punt 3.1.1, onder 1), wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt e) wordt vervangen door:

 

„e)

in een downloadbaar formaat, overeengekomen tussen de transmissiesysteembeheerders en de nationale regulerende instanties op basis van een advies over een geharmoniseerd formaat dat zal worden verstrekt door het Agentschap, en dat een kwantitatieve analyse mogelijk maakt;”;

 

b)

het volgende punt h) wordt toegevoegd:

 

„h)

alle gegevens worden vanaf 1 oktober 2013 beschikbaar gesteld op een Uniebreed, op kostenefficiënte basis door ENTSOG ingericht centraal platform.”.

 

3)

De volgende punten h), i), j), k) en l) worden toegevoegd aan punt 3.3, onder 1):

 

„h)

het voorkomen van wettelijk geldige, maar onsuccesvolle verzoeken voor vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één maand of langer, inclusief het aantal en het volume van dergelijke onsuccesvolle verzoeken, en

 

i)

in het geval van veilingen, waar en wanneer vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één maand of langer zijn verrekend tegen tarieven die hoger liggen dan het reservetarief,

 

j)

waar en wanneer geen vastecapaciteitsproduct met een looptijd van één maand of langer is aangeboden in het kader van het normale allocatieproces,

 

k)

de totale capaciteit die beschikbaar is gesteld dankzij de toepassing van de procedures voor congestiebeheer als neergelegd in de punten 2.2.2, 2.2.3, 2.2.4 en 2.2.5 per gehanteerde procedure voor congestiebeheer,

 

l)

de punten h) tot en met k) zijn van toepassing vanaf 1 oktober 2013.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.