Richtlijn 2014/63 - Wijziging van Richtlijn 2001/110/EG inzake honing - Hoofdinhoud
3.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 164/1 |
RICHTLIJN 2014/63/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 mei 2014
tot wijziging van Richtlijn 2001/110/EG van de Raad inzake honing
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 2001/110/EG van de Raad (3) wordt honing gedefinieerd als de natuurlijke zoete stof die door de bijensoort Apis mellifera („bijen”) wordt bereid. Honing bestaat hoofdzakelijk uit diverse suikers, met name fructose en glucose, en andere stoffen zoals organische zuren, enzymen en vaste deeltjes ten gevolge van het vergaren van de honing. Richtlijn 2001/110/EG beperkt de interventie van de mens die de samenstelling van honing zou kunnen wijzigen, en vrijwaart zo het natuurlijke karakter van honing. Richtlijn 2001/110/EG verbiedt met name de toevoeging van levensmiddeleningrediënten, waaronder levensmiddelenadditieven aan honing, alsook het toevoegen van andere stoffen dan honing. Tevens verbiedt die richtlijn het onttrekken aan de honing van enig bestanddeel dat specifiek is voor honing, met inbegrip van pollen, behalve wanneer dit onvermijdelijk is bij de verwijdering van vreemde stoffen. Deze voorschriften zijn in overeenstemming met de norm van de Codex Alimentarius voor honing (Codex Stan 12-1981). |
(2) |
Pollen behoren tot de kenmerken van de samenstelling van honing zoals vastgelegd in Richtlijn 2001/110/EG. Beschikbaar bewijsmateriaal, met inbegrip van empirische en wetenschappelijke gegevens, bevestigt dat bijen de oorsprong vormen van de aanwezigheid van pollen in honing. Pollenkorrels vallen in de nectar die door bijen wordt verzameld. De in de bijenkast verzamelde nectar die pollenkorrels bevat, wordt door bijen omgezet in honing. Volgens de beschikbare gegevens kunnen bijkomende pollen in honing afkomstig zijn van pollen op het haar van de bijen, van pollen in de lucht in de bijenkast en van pollen die bijen hebben opgeslagen in cellen en die vrijkomen wanneer die cellen per ongeluk worden geopend door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf wanneer deze de honing oogst. Pollen komen dus door toedoen van de bijen in de bijenkast terecht en komen op natuurlijke wijze in honing voor, ongeacht of de exploitant van een levensmiddelenbedrijf die honing oogst of niet. Bovendien is het door exploitanten van een levensmiddelenbedrijf opzettelijk toevoegen van pollen aan honing verboden door Richtlijn 2001/110/EG. |
(3) |
In Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt een „ingrediënt” gedefinieerd als elke stof die bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm. Deze definitie impliceert een opzettelijk gebruik van een stof bij de vervaardiging of de bereiding van levensmiddelen. Rekening houdend met het natuurlijke karakter van honing, en in het bijzonder de natuurlijke oorsprong van de aanwezigheid van bestanddelen die specifiek zijn voor honing, mogen pollen, als natuurlijk bestanddeel dat specifiek is voor honing, niet worden beschouwd als een „ingrediënt” van honing in de zin van Verordening (EU) nr. 1169/2011. |
(4) |
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (5) op honing die genetisch gemodificeerde pollen bevat, aangezien dergelijke honing een levensmiddel is dat vervaardigd is met genetisch gemodificeerde organismen in de zin van die verordening. In zaak C-442/09 (6), Karl Heinz Bablok e.a./Freistaat Bayern, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat het bepalende criterium voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1829/2003, als geformuleerd in overweging 16 van die verordening, is of er in het levensmiddel nog materiaal aanwezig is dat van het genetisch gemodificeerde uitgangsmateriaal is afgeleid. Bijgevolg moet honing die genetisch gemodificeerde pollen bevat, worden beschouwd als een „levensmiddel dat (gedeeltelijk) met ggo's is geproduceerd” in de zin van artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1829/2003. De bepaling dat pollen geen ingrediënt van honing is, heeft bijgevolg geen invloed op de conclusie van het Hof in zaak C-442/09 dat honing die genetisch gemodificeerde pollen bevat, onder de toepassing van Verordening (EG) nr. 1829/2003 valt, en met name onder de voorschriften betreffende een voorafgaande vergunning om het product in de handel te brengen, toezicht en, indien van toepassing, etikettering. |
(5) |
Op grond van de etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1829/2003, bestaat er geen verplichting om de aanwezigheid van genetisch gemodificeerde pollen op het etiket van honing te vermelden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: die pollen maken niet meer dan 0,9 % van de honing uit en de aanwezigheid ervan is onvoorzien of technisch niet te voorkomen. Er wordt aan herinnerd dat Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) bepaalt dat de lidstaten alle passende maatregelen mogen nemen om de niet-doelbewuste aanwezigheid van ggo's in honing te voorkomen. |
(6) |
Op grond van Richtlijn 2001/110/EG mag, indien de honing van oorsprong is uit meer dan één lidstaat of derde land, de verplichte vermelding van de landen van oorsprong in voorkomend geval worden vervangen door een van de volgende vermeldingen: „gemengde EG-honing”, „gemengde niet-EG-honing” of „gemengde EG- en niet-EG-honing”. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de Europese Gemeenschap vervangen en opgevolgd door de Europese Unie. Daarom is het aangewezen de desbetreffende etiketteringsvoorschriften te verduidelijken door de vermelding „EG” te vervangen door de vermelding „EU”. |
(7) |
Bij Richtlijn 2001/110/EG zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om uitvoering te geven aan een aantal bepalingen van die richtlijn. In het bijzonder, bevoegdheden om de nodige maatregelen voor de uitvoering van bepalingen vast te stellen betreffende aanpassingen aan de vooruitgang van de techniek en de aanpassing van deze richtlijn aan de algemene Uniewetgeving inzake levensmiddelen. Voorts verleent Richtlijn 2001/110/EG de Commissie de bevoegdheid om methoden te bepalen waarmee kan worden geverifieerd of honing aan die richtlijn voldoet. Het toepassingsgebied van die bevoegdheid moet worden herzien. |
(8) |
Teneinde eerlijke handelspraktijken te garanderen, de belangen van de consument te beschermen en het mogelijk te maken relevante analysemethoden te bepalen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ter vaststelling van kwantitatieve parameters voor het criterium „voor het grootste deel” wat betreft de bloemen of planten waarvan de honing afkomstig is en voor het minimale gehalte aan pollen in gefilterde honing waaruit vreemde anorganische of organische stoffen zijn verwijderd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(9) |
Sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8), die van toepassing is op alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen en diervoeders op het niveau van de Unie en op nationaal niveau, zijn algemene bepalingen van de Unie inzake levensmiddelen rechtstreeks van toepassing op de producten van Richtlijn 2001/110/EG. De Commissie hoeft derhalve niet langer te beschikken over de bevoegdheid om de bepalingen van die richtlijn aan te passen aan de algemene levensmiddelenwetgeving van de Unie. De bepalingen waarbij dergelijke bevoegdheid wordt verleend, moeten derhalve worden geschrapt. |
(10) |
Naar aanleiding van de vaststelling van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9), dienen de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2001/110/EG aan die verordening te worden aangepast. |
(11) |
Om de lidstaten in staat te stellen nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan Richtlijn 2001/110/EG, zoals gewijzigd door deze richtlijn, te voldoen, dient een omzettingsperiode van twaalf maanden te worden ingesteld. Tijdens die periode blijven de voorschriften van Richtlijn 2001/110/EG zonder de bij deze richtlijn aangebrachte wijzigingen van toepassing. |
(12) |
Om rekening te houden met de belangen van exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die hun producten in de handel brengen of etiketteren overeenkomstig de bepalingen die gelden voordat de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2001/110/EG, zoals gewijzigd door deze richtlijn, van toepassing worden, is het noodzakelijk passende overgangsmaatregelen vast te stellen. Daarom moet het mogelijk zijn om producten die in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd voordat die bepalingen van toepassing worden, te blijven verhandelen totdat de voorraden uitgeput zijn. |
(13) |
Richtlijn 2001/110/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
Daar de wijzigingen in verband met het verlenen van bevoegdheden aan de Commissie uitsluitend betrekking hebben op de bevoegdheden van de Commissie, hoeven zij niet door de lidstaten te worden omgezet. |
(15) |
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, met name het bepalen dat pollen, als natuurlijk bestanddeel dat specifiek is voor honing, niet als ingrediënt van honing dient te worden beschouwd, de etiketteringsvoorschriften verduidelijken in het geval dat de honing van oorsprong is uit meer dan één lidstaat of derde land, en het toepassingsgebied van de bestaande aan de Commissie verleende bevoegdheden herzien, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Richtlijn 2001/110/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2, lid 4 wordt punt a) vervangen door:
|
2) |
Aan artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
3) |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4
In deze gedelegeerde handelingen voorziet de Commissie in passende overgangsregelingen voor producten die vóór de datum van toepassing van die gedelegeerde handelingen in de handel zijn gebracht.
|
4) |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6
|
5) |
Artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7
Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
|
6) |
In bijlage II wordt de derde alinea vervangen door: „Onverminderd bijlage I, punt 2, onder b), viii), mogen geen pollen noch enig ander bestanddeel dat specifiek is voor honing, aan het product worden onttrokken, tenzij dit bij het verwijderen van vreemde anorganische of organische stoffen onvermijdelijk is.”. |
Artikel 2
Omzetting
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan artikel 1, punten 1, 2 en 6, en artikel 3 te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten passen de in lid 1 bedoelde bepalingen toe met ingang van 24 juni 2015.
Artikel 3
Overgangsmaatregelen
Producten die vóór 24 juni 2015 overeenkomstig Richtlijn 2001/110/EG in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd, mogen nog verhandeld worden totdat de voorraden uitgeput zijn.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 15 mei 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
D.KOURKOULAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 mei 2014.
-
Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47).
-
Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).
-
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).
-
Jurispr. 2011, blz. I-07419.
-
Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.