Gedelegeerde verordening 2017/389 - Aanvulling van Verordening 909/2014 wat betreft de parameters voor de berekening van geldboetes voor mislukte afwikkelingsoperaties en de bedrijfsactiviteiten van CSD's in lidstaten van ontvangst

1.

Wettekst

10.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/1

 

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/389 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de parameters voor de berekening van geldboetes voor mislukte afwikkelingsoperaties en de bedrijfsactiviteiten van CSD's in lidstaten van ontvangst

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (1), en met name artikel 7, lid 14, en artikel 24, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De bepalingen van deze verordening zijn onderling nauw verweven omdat ze beide betrekking hebben op de elementen die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van de in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde maatregelen. Om coherentie tussen die maatregelen te verzekeren en om personen welke onder deze maatregelen vallen, een breed overzicht en gemakkelijke toegang te helpen geven, is het wenselijk om al die elementen betreffende maatregelen op grond van Verordening (EU) nr. 909/2014 in één verordening op te nemen.

 

(2)

Door Verordening (EU) nr. 909/2014 worden centrale effectenbewaarinstellingen (hierna „CSD's” genoemd) verplicht om geldboetes op te leggen aan deelnemers aan hun effectenafwikkelingssystemen die mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken (hierna „nalatige deelnemers” genoemd).

 

(3)

Om te verzekeren dat aan nalatige deelnemers opgelegde geldboetes daadwerkelijk afschrikkende werking hebben, dienen de parameters voor het berekenen van de hoogte van geldboetes nauw verband te houden met de waarde van financiële instrumenten die niet werden geleverd, en dienen daarop passende boetetarieven te worden toegepast. De waarde van de onderliggende financiële instrumenten van de transactie dient ook de basis te zijn voor de berekening van de hoogte van de geldboete wanneer de afwikkelingsoperatie wegens een gebrek aan geld mislukt. De hoogte van geldboetes dient nalatige deelnemers ertoe aan te zetten om transacties waarvan de afwikkeling mislukte, onverwijld af te wikkelen. Om te verzekeren dat de met het opleggen van geldboetes nagestreefde doelstellingen daadwerkelijk worden behaald, dient de toereikendheid van de parameters voor de berekening ervan doorlopend te worden gemonitord en, zo nodig, bijgesteld op grond van de effecten van die geldboetes op de markt.

 

(4)

Gelet op de aanzienlijke prijsverschillen van financiële instrumenten bij meervoudige onderliggende transacties en om de berekening van geldboetes te vergemakkelijken, dient de waarde van financiële instrumenten op één referentieprijs te worden gebaseerd. Dezelfde referentieprijs dient door CSD's op een bepaalde dag te worden gebruikt voor het berekenen van geldboetes voor mislukte afwikkelingsoperatie met betrekking tot identieke financiële instrumenten. Geldboetes dienen derhalve te worden berekend door het aantal onderliggende financiële instrumenten van de mislukte transactie te vermenigvuldigen met de desbetreffende referentieprijs. Het bepalen van referentieprijzen dient te zijn gebaseerd op objectieve en betrouwbare gegevens en methodieken.

 

(5)

Rekening houdende met het feit dat de automatisering van berekeningen van geldboetes ervoor dient te zorgen dat geldboetes daadwerkelijk door CSD's worden opgelegd, dienen passende boetetarieven te zijn gebaseerd op één tabel met waarden die eenvoudig te automatiseren en toe te passen zijn. Boetetarieven voor verschillende soorten financiële instrumenten dienen te worden vastgesteld op niveaus die geldboetes opleveren die aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 909/2014 voldoen.

 

(6)

De afwikkeling van aandelentransacties is doorgaans sterk gestandaardiseerd. Wanneer aandelen een liquide markt hebben en dus gemakkelijk kunnen worden gekocht, dient voor mislukte afwikkelingsoperaties het hoogste boetetarief te gelden, om nalatige deelnemers ertoe aan te zetten mislukte transacties tijdig af te wikkelen. Voor aandelen waarvoor er geen liquide markt is, dient een lager boetetarief te gelden aangezien een lager boetetarief nog steeds een afschrikkend effect dient te hebben zonder dat een en ander invloed heeft op de vlotte en ordelijke werking van de betrokken markten.

 

(7)

Voor de hoogte van geldboetes voor een mislukte afwikkeling van transacties in schuldinstrumenten van overheidsemittenten dient rekening te worden gehouden met de doorgaans grote omvang van deze transacties en het belang ervan voor de vlotte en ordelijke werking van de financiële markten. Voor mislukte afwikkelingsoperaties dient dus het laagste boetetarief te gelden. Dit soort boetetarief dient niettemin een afschrikkend effect te hebben en aan te zetten tot een tijdige afwikkeling.

 

(8)

Schuldinstrumenten die niet door overheidsemittenten worden uitgegeven, hebben minder liquide markten en de omvang van transacties in dat soort instrumenten is geringer. Dergelijke schuldinstrumenten kunnen de vlotte en ordelijke werking van de financiële markten ook minder verstoren dan door overheidsemittenten uitgegeven schuldinstrumenten. Het boetetarief voor mislukte afwikkelingsoperaties dient dus hoger te zijn dan voor schuldinstrumenten die door overheidsemittenten zijn uitgegeven.

 

(9)

Voor mislukte afwikkelingen van transacties in schuldinstrumenten dienen lagere boetetarieven te gelden dan voor mislukte afwikkelingsoperaties van transacties in andere financiële instrumenten, gelet op hun doorgaans grotere omvang, hun niet-gestandaardiseerde afwikkeling, hun grotere grensoverschrijdende dimensie en hun belang voor de vlotte en ordelijke werking van de financiële markten. Dit lagere boetetarief dient niettemin een afschrikkend effect te hebben en aan te zetten tot een tijdige afwikkeling.

 

(10)

Financiële instrumenten niet zijnde aandelen en schuldinstrumenten die onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 909/2014 vallen — zoals certificaten van aandelen, emissierechten en beursverhandelde fondsen — hebben doorgaans geen sterk gestandaardiseerde afwikkeling en liquide markten. Ze worden vaak ook onderhands (otc) verhandeld. Gezien het beperkte volume en de beperkte omvang van transacties en om de niet-gestandaardiseerde handel en afwikkeling ervan tot uiting te brengen, dient voor mislukte afwikkelingsoperaties een boetetarief te gelden dat vergelijkbaar is met dat voor aandelen waarvoor er geen liquide markt is.

 

(11)

De parameters voor het berekenen van geldboetes dienen te worden aangepast aan de specifieke kenmerken van bepaalde handelsplatforms, zoals mkb-groeimarkten in de zin van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (2). Geldboetes voor mislukte afwikkelingsoperaties mogen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) geen hinderpaal zijn voor toegang tot kapitaalmarkten als alternatief voor bancaire kredietverstrekking. Bovendien biedt Verordening (EU) nr. 909/2014 mkb-groeimarkten de flexibiliteit om niet over te gaan tot de toepassing van het buy-inproces voor mislukte afwikkelingsoperaties tot maximaal 15 dagen na de voorgenomen afwikkelingsdatum. Bijgevolg kunnen geldboetes voor mislukte afwikkelingsoperaties in op mkb-groeimarkten verhandelde financiële instrumenten voor een langere periode gelden dan voor andere financiële instrumenten. Gezien de lengte van de toepassing van geldboetes, de geringere liquiditeit en de specifieke kenmerken van mkb-groeimarkten, dient het boetetarief voor mislukte afwikkelingen van transacties in financiële instrumenten die op dit soort handelsplatforms worden verhandeld, te worden bepaald als een specifiek tarief dat dient aan te zetten tot een tijdige afwikkeling, maar de vlotte en ordelijke werking van die handelsplatforms niet verstoort. Ook is het passend om ervoor te zorgen dat mislukte afwikkelingen van transacties in bepaalde financiële instrumenten, zoals op die platformen verhandelde schuldinstrumenten, aan een lager boetetarief zijn onderworpen dan het geval is bij vergelijkbare schuldinstrumenten die op andere markten worden verhandeld.

 

(12)

Voor wegens een gebrek aan geld mislukte afwikkelingsoperaties dient één boetetarief voor alle transacties te gelden, omdat dit soort situatie onafhankelijk is van het soort activa en de liquiditeit van het betrokken financiële instrument of het soort transactie. Om een voldoende afschrikkend effect te garanderen en aan te zetten tot een tijdige afwikkeling door nalatige deelnemers via geldleningen, is het passend om de kosten voor geldleningen als basis te nemen voor het boetetarief. Het meest geschikte boetetarief dient het officiële rentetarief te zijn van de centrale bank die de afwikkelingsvaluta uitgeeft welke de leningkosten voor die valuta moeten documenteren.

 

(13)

Op grond van Verordening (EU) nr. 909/2014 mogen CSD's hun diensten in de Unie verrichten onder het toezicht van bevoegde autoriteiten uit hun lidstaten van herkomst. Met het oog op een passend niveau van veiligheid bij het verrichten van diensten door CSD's in lidstaten van ontvangst, wordt door Verordening (EU) nr. 909/2014 verlangd dat bevoegde en relevante autoriteiten van lidstaten van herkomst en lidstaten van ontvangst samenwerkingsregelingen vaststellen voor het toezicht op de activiteiten van CSD's in de lidstaat van ontvangst wanneer hun activiteiten van substantieel belang zijn geworden voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in de betrokken lidstaten van ontvangst.

 

(14)

Om uitgebreid te kunnen nagaan of de bedrijfsactiviteiten van CSD's van substantieel belang zijn geworden voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in de lidstaten van ontvangst, is het passend ervoor te zorgen dat bij beoordelingscriteria rekening wordt gehouden met de door CSD's in lidstaten van ontvangst verstrekte kerndiensten die nader zijn aangegeven in afdeling A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014, aangezien die kerndiensten door CSD's worden verstrekt in hun hoedanigheid van financiëlemarktinfrastructuren.

 

(15)

Met het oog op een beoordeling van het belang van bedrijfsactiviteiten van CSD's in lidstaten van ontvangst, dienen de beoordelingscriteria rekening te houden met de omvang van de kerndiensten die CSD's verstrekken aan gebruikers uit lidstaten van ontvangst, met inbegrip van uitgevende instellingen, deelnemers aan effectenafwikkelingssystemen of andere houders van door CSD's aangehouden effectenrekeningen. Wanneer de omvang van door CSD's aan gebruikers uit lidstaten van ontvangst verstrekte kerndiensten voldoende groot is, dienen de bedrijfsactiviteiten van CSD's in die lidstaten van ontvangst geacht te worden van substantieel belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van beleggers, aangezien nalatigheid of tekortkomingen in de bedrijfsactiviteiten van die CSD's de vlotte werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in de betrokken lidstaten van ontvangst in het gedrang kunnen brengen. Met het oog op een omvattende beoordeling, is het passend beoordelingscriteria toe te passen waarmee onafhankelijk naar de omvang van elke door CSD's aan gebruikers uit lidstaten van ontvangst verstrekte kerndienst wordt gekeken.

 

(16)

Wanneer CSD's grote delen van voor in lidstaten van ontvangst gevestigde emittenten uitgegeven effecten uitgeven of deze centraal aanhouden of wanneer ze centraal grote delen van effectenrekeningen aanhouden voor deelnemers aan effectenafwikkelingssystemen of andere in lidstaten van ontvangst gevestigde rekeninghouders, dienen hun bedrijfsactiviteiten geacht te worden van substantieel belang te zijn voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in de betrokken lidstaten van ontvangst.

 

(17)

Wanneer CSD's grote bedragen van door in lidstaten van ontvangst gevestigde emittenten uitgegeven effecten afwikkelen of wanneer ze grote waarden van afwikkelingsinstructies van deelnemers en andere in lidstaten van ontvangst gevestigde rekeninghouders afwikkelen, dienen hun bedrijfsactiviteiten geacht te worden van substantieel belang te zijn voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in de betrokken lidstaten van ontvangst.

 

(18)

Krachtens Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) mogen lidstaten voor de toepassing van die richtlijn effectenafwikkelingssystemen waarop hun recht van toepassing is, aanmerken indien lidstaten van oordeel zijn dat zulks in het licht van het systeemrisico geboden is. Wanneer CSD's door lidstaten van ontvangst overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG aangemerkte effectenafwikkelingssystemen exploiteren, dienen hun activiteiten dan ook geacht te worden van substantieel belang te zijn voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in die lidstaten van ontvangst.

 

(19)

Beoordelingen van activiteiten van CSD's dienen voldoende frequent te worden uitgevoerd om de betrokken autoriteiten in staat te stellen onverwijld samenwerkingsregelingen vast te stellen zodra de bedrijfsactiviteiten van de betrokken CSD's van substantieel belang worden voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in die lidstaten van ontvangst.

 

(20)

Wanneer de bedrijfsactiviteiten van de betrokken CSD's van substantieel belang worden voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in een lidstaat van ontvangst, dienen ze voor een voldoende lange periode geacht te worden van substantieel belang te zijn om de betrokken autoriteiten in staat te stellen efficiënte en effectieve samenwerkingsregelingen vast te stellen in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014.

 

(21)

Berekeningen met betrekking tot beoordelingen op grond van deze verordening dienen te zijn gebaseerd op objectieve en betrouwbare gegevens en methodieken. Aangezien bepaalde op grond van deze verordening vereiste berekeningen zijn gebaseerd op de regels die zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4), dienen deze berekeningen alleen te worden uitgevoerd wanneer Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is.

 

(22)

Aangezien de maatregelen voor het aanpakken van mislukte afwikkelingsoperaties met betrekking tot de berekening van geldboetes en bepaalde maatregelen voor het bepalen van het substantiële belang aanzienlijke aanpassingen van informatietechnologiesystemen, markttesten en aanpassingen van de juridische regelingen tussen de betrokken partijen (waaronder CSD's en andere marktdeelnemers) kunnen vergen, dient voldoende tijd te worden gegund voor de toepassing van de betrokken maatregelen om ervoor te zorgen dat de CSD's en andere betrokken partijen aan de vereiste voorwaarden voldoen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „afwikkelingsinstructie” verstaan een overboekingsopdracht in de zin van artikel 2, onder i), van Richtlijn 98/26/EG.

Artikel 2

Berekening van geldboetes

De hoogte van de in de derde alinea van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014 bedoelde geldboetes voor mislukte afwikkelingen van transacties in een bepaald financieel instrument wordt berekend door het in de bijlage bij deze verordening uiteengezette relevante boetetarief toe te passen op de overeenkomstig artikel 3 van deze verordening bepaalde referentieprijs van de transactie.

Artikel 3

Referentieprijs van de transactie

  • 1. 
    De in artikel 2 bedoelde referentieprijs is gelijk aan de geaggregeerde marktwaarde van de financiële instrumenten die overeenkomstig artikel 7 is bepaald voor elke werkdag dat de afwikkeling van de transactie mislukt.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde referentieprijs wordt gebruikt voor het berekenen van de hoogte van de geldboetes voor alle mislukte afwikkelingsoperaties, ongeacht of de afwikkelingsoperatie is mislukt wegens een gebrek aan effecten dan wel geld.

Artikel 4

Criteria om het substantiële belang van een CSD te bepalen

De activiteiten van een CSD in een lidstaat van ontvangst worden geacht van substantieel belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer aan ten minste één van de in de artikelen 5 en 6 aangegeven criteria is voldaan.

Artikel 5

Criteria om het substantiële belang van notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen te bepalen

  • 1. 
    De verstrekking door een CSD in een lidstaat van ontvangst van notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen als bedoeld in de punten 1 en 2 van afdeling A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014 wordt geacht van substantieel belang te zijn voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer een van de volgende criteria is vervuld:
 

a)

de geaggregeerde marktwaarde van door uitgevende instellingen uit de lidstaat van ontvangst uitgegeven financiële instrumenten die door de CSD initieel zijn vastgelegd of centraal aangehouden in effectenrekeningen, vertegenwoordigt ten minste 15 % van de totale waarde van financiële instrumenten uitgegeven door alle uitgevende instellingen uit de lidstaat van ontvangst die door alle in de Unie gevestigde CSD's initieel zijn vastgelegd of centraal aangehouden in effectenrekeningen;

 

b)

de geaggregeerde marktwaarde van door de CSD in effectenrekeningen voor deelnemers en andere houders van effectenrekeningen van de lidstaat van ontvangst centraal aangehouden financiële instrumenten vertegenwoordigt ten minste 15 % van de totale waarde van door alle in de Unie gevestigde CSD's voor deelnemers en andere houders van effectenrekeningen uit de lidstaat van ontvangst centraal aangehouden effecten.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 wordt de marktwaarde van financiële instrumenten bepaald overeenkomstig artikel 7.
  • 3. 
    Wanneer een van de in lid 1 uiteengezette criteria is vervuld, worden de bedrijfsactiviteiten van die CSD in een lidstaat van ontvangst als van substantieel belang voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in die lidstaat van ontvangst beschouwd voor verlengbare perioden van drie kalenderjaren te rekenen vanaf 30 april van het kalenderjaar volgend op de vervulling van een van die criteria.

Artikel 6

Criteria om het substantiële belang van afwikkelingsdiensten te bepalen

  • 1. 
    De verstrekking door een CSD in een lidstaat van ontvangst van afwikkelingsdiensten als bedoeld in punt 3 van afdeling A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014 wordt geacht van substantieel belang te zijn voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer een van de volgende criteria is vervuld:
 

a)

de jaarlijkse waarde van afwikkelingsinstructies met betrekking tot transacties in financiële instrumenten uitgegeven door uitgevende instellingen uit de lidstaat van ontvangst en afgewikkeld door de CSD, vertegenwoordigt ten minste 15 % van de totale waarde van alle afwikkelingsinstructies met betrekking tot transacties in financiële instrumenten uitgegeven door uitgevende instellingen uit de lidstaat van ontvangst en afgewikkeld door alle in de Unie gevestigde CSD's;

 

b)

de jaarlijkse waarde van door de CSD voor deelnemers en andere houders van effectenrekeningen van de lidstaat van ontvangst afgewikkelde afwikkelingsinstructies vertegenwoordigt ten minste 15 % van de totale jaarlijkse waarde van alle door alle in de Unie gevestigde CSD's voor deelnemers en andere houders van effectenrekeningen van de lidstaat van ontvangst afgewikkelde afwikkelingsinstructies;

 

c)

de CSD exploiteert een effectenafwikkelingssysteem waarop het recht van de lidstaat van ontvangst van toepassing is en dat bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) is aangemeld.

  • 2. 
    Voor de toepassing van de punten a) en b) van lid 1 is de waarde van een afwikkelingsinstructie als volgt:
 

a)

voor een afwikkelingsinstructie tegen betaling: de waarde van de overeenkomstige transactie in financiële instrumenten zoals in het effectenafwikkelingssysteem ingevoerd;

 

b)

voor free of payment (FOP) afwikkelingsinstructies: de geaggregeerde marktwaarde van het betrokken financiële instrument zoals bepaald overeenkomstig artikel 7.

  • 3. 
    Wanneer een van de in lid 1 uiteengezette criteria is vervuld, worden de bedrijfsactiviteiten van die CSD in een lidstaat van ontvangst als van substantieel belang voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in die lidstaat van ontvangst beschouwd voor verlengbare perioden van drie kalenderjaren te rekenen vanaf 30 april van het kalenderjaar volgend op de vervulling van een van die criteria.

Artikel 7

Vaststelling van marktwaarden

De in de artikelen 3, 5 en 6 van deze verordening bedoelde marktwaarde van financiële instrumenten wordt als volgt bepaald:

 

a)

voor de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een handelsplatform in de Unie, is de marktwaarde van het betrokken financiële instrument de sluitingsprijs van de qua liquiditeit meest relevante markt in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014;

 

b)

voor andere tot de handel op een handelsplatform in de Unie toegelaten financiële instrumenten dan die uit punt a) is de marktwaarde de sluitingsprijs afgeleid van het handelsplatform binnen de Unie met de hoogste omzet;

 

c)

voor andere financiële instrumenten dan die uit de punten a) en b) wordt de marktwaarde bepaald op basis van een door de bevoegde autoriteit van de betrokken CSD vooraf bepaalde methodiek die gebruikmaakt van criteria die verband houden met betrouwbare marktgegevens, zoals marktprijzen die beschikbaar zijn voor verschillende handelsplatforms of beleggingsondernemingen.

Artikel 8

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    De in artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 6, lid 1, onder c), bedoelde criteria worden voor het eerst toegepast binnen vier maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening en zijn gebaseerd op de waarden van door de CSD op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar in effectenrekeningen initieel vastgelegde of centraal aangehouden financiële instrumenten.
  • 2. 
    De in artikel 5, lid 1, onder b), en in artikel 6, lid 1, onder a) en b), bedoelde criteria worden voor het eerst toegepast binnen vier maanden te rekenen vanaf de in artikel 9, lid 2, bedoelde toepassingsdatum en zijn gebaseerd op de waarden van op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar door de CSD in effectenrekeningen centraal aangehouden financiële instrumenten.
  • 3. 
    Voor de periode die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze verordening en die afloopt op de in de tweede alinea van artikel 55 van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde toepassingsdatum, is het volgende van toepassing:
 

a)

in afwijking van artikel 5, lid 2, is de marktwaarde van financiële instrumenten de nominale waarde van die instrumenten;

 

b)

in afwijking van artikel 6, lid 2, onder b), is de marktwaarde van de betrokken financiële instrumenten de nominale waarde van die financiële instrumenten.

Artikel 9

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf 10 maart 2019.

In afwijking van lid 2

 

a)

zijn de artikelen 2 en 3 van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van de door de Commissie overeenkomstig artikel 7, lid 15, van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde gedelegeerde handeling;

 

b)

is artikel 7 van toepassing met ingang van de in de tweede alinea van artikel 55 van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde datum;

 

c)

is artikel 8 van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

  • (2) 
    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
  • (3) 
    Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
 

BIJLAGE

Boetetarieven voor mislukte afwikkelingsoperaties

 

Soort mislukte afwikkeling

Boetetarief

1.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan aandelen met een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014, met uitsluiting van in punt 3 bedoelde aandelen

1,0 basispunt

2.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan aandelen zonder een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014, met uitsluiting van in punt 3 bedoelde aandelen

0,5 basispunt

3.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan op mkb-groeimarkten verhandelde financiële instrumenten, met uitsluiting van in punt 6 bedoelde schuldinstrumenten

0,25 basispunt

4.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan schuldinstrumenten uitgegeven of gegarandeerd door:

 

a)

een overheidsemittent in de zin van artikel 4, lid 1, punt 60, van Richtlijn 2014/65/EU;

 

b)

een overheidsemittent uit een derde land;

 

c)

een lokale overheid;

 

d)

een centrale bank;

 

e)

een multilaterale ontwikkelingsbank genoemd in de tweede alinea van artikel 117, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1);

 

f)

de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme.

0,10 basispunt

5.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan andere schuldinstrumenten dan die bedoeld in de punten 4 en 6

0,20 basispunt

6.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan op mkb-groeimarkten verhandelde schuldinstrumenten

0,15 basispunt

7.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan alle andere schuldinstrumenten dan die welke onder de punten 1 tot en met 6 vallen

0,5 basispunt

8.

Afwikkelingsoperatie mislukt wegens een gebrek aan geld

Officieel rentetarief voor overnightkrediet berekend door de centrale bank die de afwikkelingsvaluta uitgeeft, met een bodemrente van nul

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.