Besluit 2018/1034 - Standpunt EU in het Gemengd Comité dat is opgericht krachtens de overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst), met betrekking tot het ontwerp van Besluit nr. x/xxxx van dat Comité

1.

Wettekst

23.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/16

 

BESLUIT (EU) 2018/1034 VAN DE RAAD

van 16 juli 2018

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht krachtens de overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst), met betrekking tot het ontwerp van Besluit nr. x/xxxx van dat Comité

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst) (1) (de „overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij besluit van de Raad van 3 oktober 2002 (2) en is op 1 januari 2003 in werking getreden (3).

 

(2)

Overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder b), van de overeenkomst worden de controleformulieren en andere in de bijlage bij de overeenkomst opgenomen modellen aangepast en gewijzigd door het krachtens artikel 23 van de overeenkomst Gemengd Comité (het „Gemengd Comité”). In het licht van toekomstige maatregelen die in de Unie worden genomen en overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder c), van de overeenkomst is het Gemengd Comité belast met de aanpassing of wijziging van bijlage 1 betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg en bijlage 2 betreffende technische normen voor autobussen en touringcars. Overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder e), van de overeenkomst is het Gemengd Comité ook belast met de wijziging of aanpassing van de sociale bepalingen.

 

(3)

Bij de jongste actualisering van de overeenkomst middels Besluit nr. 1/2011 van het Gemengd Comité (4) is rekening gehouden met de tot eind 2009 vastgestelde rechtshandelingen van de Unie.

 

(4)

Tijdens de vergaderingen van 2018 zal het Gemengd Comité van de Interbus-overeenkomst een besluit vaststellen om de overeenkomst aan te passen aan de technische en wetgevende vooruitgang.

 

(5)

Het standpunt van de Unie over het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité is vastgesteld bij Besluit (EU) 2016/1146 van de Raad (5), rekening houdende met de handelingen van de Unie die tot eind 2015 zijn vastgesteld.

 

(6)

Tijdens de onderhandelingen met de andere overeenkomstsluitende partijen (6) is duidelijk geworden dat de tekst van het standpunt van de Raad op bepaalde punten moet worden gewijzigd. Het gaat met name om de verhouding tussen de regels van de Unie op het gebied van de slimme tachograaf en de Europese overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) (de „AETR-overeenkomst”) en, gezien de situatie in sommige partijen bij de Interbus-overeenkomst, een overgangsperiode om het niveau te bereiken van de vergoedingen die zijn vastgesteld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).

 

(7)

Het is passend Besluit (EU) 2016/1146 in te trekken en een nieuw standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité tijdens de vergaderingen van 2018, aangezien het door dat comité te nemen besluit bindend is voor de Unie.

 

(8)

Het standpunt dat door de Unie tijdens de vergaderingen van 2018 van het Gemengd Comité moet worden ingenomen, moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de vergaderingen van het Gemengd Comité dat overeenkomstig artikel 23 van de overeenkomst betreffende het ongeregeld vervoer van personen met touringcars en met autobussen („Interbus-overeenkomst”) is opgericht, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Artikel 2

Besluit (EU) 2016/1146 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit en het besluit van het Gemengd Comité worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld..

Gedaan te Brussel, 16 juli 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    BOGNER-STRAUSS
 

  • (2) 
    Besluit 2002/917/EG van de Raad van 3 oktober 2002 inzake de sluiting van de overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (PB L 321 van 26.11.2002, blz. 11).
  • (3) 
    Informatie over de inwerkingtreding van de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (PB L 321 van 26.11.2002, blz. 44).
  • (4) 
    Besluit nr. 1/2011 van 11 november 2011 van het krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen opgerichte Gemengd Comité tot vaststelling van zijn reglement van orde en tot aanpassing van bijlage 1 bij de overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg, bijlage 2 bij de overeenkomst betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars en de sociale bepalingen van artikel 8 van de overeenkomst (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 38).
  • (5) 
    Besluit (EU) 2016/1146 van de Raad van 27 juni 2016 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, met betrekking tot Ontwerpbesluit nr. 1/2016 van dat Comité (PB L 189 van 14.7.2016, blz. 48).
  • (6) 
    De Interbus-partijen zijn de Europese Unie, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Turkije en Oekraïne.
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).
 

ONTWERP

BESLUIT Nr. x/xxxx (1) VAN HET GEMENGD COMITÉ DAT IS OPGERICHT KRACHTENS DE OVEREENKOMST BETREFFENDE HET ONGEREGELD INTERNATIONAAL VERVOER VAN PERSONEN MET TOURINGCARS EN MET AUTOBUSSEN (INTERBUS-OVEREENKOMST)

van [DATUM INVULLEN]

tot wijziging van artikel 8 van de overeenkomst, bijlagen 1, 2, 3 en 5 bij de overeenkomst en de „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 4 en bijlage 1”, tot invoeging van een nieuwe bijlage „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011”, en tot intrekking van Aanbeveling nr. 1/2011 van het Gemengd Comité

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst) (2), zoals bijgewerkt bij Besluit nr. 1/2011 van het Gemengd Comité (3), en met name artikel 24,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Artikel 23 van de Interbus-overeenkomst (de „overeenkomst”) is een Gemengd Comité opgericht teneinde het beheer van deze overeenkomst te vergemakkelijken (het „Gemengd Comité”).

 

(2)

Overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder b), van de overeenkomst worden de controleformulieren en andere in de bijlagen bij de overeenkomst opgenomen modellen aangepast en gewijzigd door het Gemengd Comité. Met het oog op het integreren van toekomstige maatregelen die in de Unie worden genomen en overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder c), van de overeenkomst is het Gemengd Comité belast met de wijziging of aanpassing van de bijlagen betreffende de technische normen voor bussen en touringcars, alsmede van bijlage 1 betreffende de voorwaarden inzake ondernemers van personenvervoer over de weg. Overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder e), van de overeenkomst is het Gemengd Comité ook belast met de wijziging of aanpassing van de sociale bepalingen. Het Gemengd Comité dient derhalve op te treden wanneer de overeenkomst moet worden aangepast aan de technische en wetgevende vooruitgang.

 

(3)

Bij de jongste actualisering van de overeenkomst middels Besluit nr. 1/2011 van het Gemengd Comité is rekening gehouden met de tot eind 2009 vastgestelde rechtshandelingen van de Unie. Nu moeten de nieuwe maatregelen die de Unie na 2009 heeft genomen in de overeenkomst worden geïntegreerd.

 

(4)

In Aanbeveling nr. 1/2011 van het Gemengd Comité (4) is een technisch verslag opgenomen voor wegcontroles van touringcars en autobussen. Die aanbeveling is achterhaald en moet worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De voorschriften inzake sociale bepalingen als bedoeld in artikel 8 van de overeenkomst, de in bijlage 1 bij de overeenkomst vastgestelde voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg, de in bijlage 2 bij de overeenkomst vastgestelde technische normen voor bussen en touringcars, het in bijlage 3 bij de overeenkomst vastgestelde model van het controleformulier voor ongeregelde diensten die van een vergunning zijn vrijgesteld, het in bijlage 5 bij de overeenkomst vastgestelde model voor een vergunning voor niet-geliberaliseerd ongeregeld vervoer en de modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 4 en bijlage 1, worden aangepast overeenkomstig de bijlage bij dit besluit. Voorts wordt een „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011” aan de overeenkomst toegevoegd.

Artikel 2

  • 1. 
    Het aanhangsel van de Interbus-overeenkomst, „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 4 en bijlage 1” wordt aangepast en verplaatst naar een nieuwe bijlage 6 van de Interbus-overeenkomst
  • 2. 
    Een nieuwe bijlage wordt als volgt toegevoegd aan de Interbus-overeenkomst:

BIJLAGE 6

Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen

Voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg

VERKLARING VAN … (Naam van de overeenkomstsluitende partij) BETREFFENDE ARTIKEL 4 EN BIJLAGE 1

De vier voorwaarden die zijn vastgesteld in hoofdstuk 1 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51):

 

a)

zijn in de nationale wetgeving ingevoerd bij

… (verwijzing naar de wet);

 

b)

zullen worden ingevoerd in de nationale wetgeving op

… (datum).

Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1)

(moet worden ingediend binnen twee maanden na de vaststelling van Besluit nr. x/xxxx van het bij de Interbus-overeenkomst opgerichte Gemengd Comité)

VERKLARING VAN … (Naam van de overeenkomstsluitende partij)

 
 

1.

Wat artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011 betreft, bevat de bestaande nationale wetgeving van de partij die de verklaring aflegt de volgende maximumbedragen voor overlijden, inclusief een vergoeding van redelijke begrafeniskosten, of letsel en voor verlies of beschadiging van bagage ten gevolge van ongevallen die zich voordoen bij het gebruik van de autobus of touringcar, van ten minste:

EUR … (of een gelijkwaardig bedrag in de nationale munteenheid) per passagier;

 

EUR … (of een gelijkwaardig bedrag in de nationale munteenheid) per stuk bagage.

 
 

2.

Is in de bestaande nationale wetgeving van de partij die de verklaring aflegt, bepaald dat, in het geval van schade aan rolstoelen of andere mobiliteits- of hulpmiddelen, het bedrag van de vergoeding gelijk moet zijn aan de kosten van de vervanging of herstelling van de verloren of beschadigde hulpmiddelen?

JA ☐ NEE ☐

 
 

3.

Het is de bedoeling dat de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 181/2011 vermelde bedragen en de vergoeding voor schade aan rolstoelen of andere mobiliteits- of hulpmiddelen door de overeenkomstsluitende partij die de verklaring aflegt uiterlijk op … (datum, uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van Besluit nr. x/xxxx van het Gemengd Comité van de Interbus-overeenkomst of, al naargelang het geval, uiterlijk drie jaar na de datum van ratificering van de Interbus-overeenkomst door een nieuwe overeenkomstsluitende partij) worden aangepast aan de voorschriften van de Verordening.

”.

Artikel 3

Aanbeveling nr. 1/2011 van het Gemengd Comité wordt ingetrokken.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, [DATUM INVULLEN]

Voor het Gemengd Comité

De voorzitter

De secretaris

 

  • (1) 
    „x/xxxx” staat voor het nummer en het jaar van het hierna volgende besluit van het Gemengd Comité. Dit besluit werd vroeger „1/2016” genoemd.
  • (3) 
    Besluit nr. 1/2011 van 11 november 2011 van het krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen opgerichte Gemengd Comité tot vaststelling van zijn reglement van orde en tot aanpassing van bijlage 1 bij de Overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg, bijlage 2 bij de Overeenkomst betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars en de sociale bepalingen van artikel 8 van de Overeenkomst (2012/25/EU) (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 38).
  • (4) 
    Aanbeveling nr. 1/2011 van het Gemengd Comité dat krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht van 11 november 2011 inzake het gebruik van een technisch rapport voor touringcars en autobussen om de controle van de bepalingen van de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 van de overeenkomst te vergemakkelijken (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 46).
 

BIJLAGE

Aanpassing van artikel 8 inzake sociale bepalingen, bijlage 1 betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg, bijlage 2 betreffende technische normen voor bussen en touringcars, bijlage 3 betreffende het model van het controleformulier voor ongeregelde diensten die van een vergunning zijn vrijgesteld en bijlage 5 betreffende het model voor een vergunning voor niet-geliberaliseerd ongeregeld vervoer, de „modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 4 en bijlage 1”, en de toevoeging van een nieuwe bijlage „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011” (1)

 
 

1.

In artikel 8 van de overeenkomst wordt de lijst van rechtshandelingen van de Unie als volgt gewijzigd:

a)

de verwijzing naar Verordening (EEG) nr. 3821/85 wordt vervangen door:

 

„—

Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1161/2014 (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 19), die van toepassing is tot Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1) van toepassing wordt.

In plaats van Verordening (EEG) nr. 3821/85 mogen gelijkwaardige voorschriften van de AETR-overeenkomst, met inbegrip van de protocollen daarbij, worden toegepast,”;

 

b)

de volgende rechtshandeling van de Unie wordt toegevoegd:

 

„—

Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1), die van toepassing is vanaf de datum waarop de in artikel 46 van die verordening genoemde uitvoeringshandelingen van toepassing worden.

In plaats van Verordening (EU) nr. 165/2014 mogen de toepasselijke voorschriften van de AETR-overeenkomst, met inbegrip van de protocollen daarbij, worden toegepast, onverminderd artikel 13 van de AETR-overeenkomst.”.

 
 

2.

In bijlage 1 bij de overeenkomst wordt de lijst van rechtshandelingen van de Unie vervangen door:

 

„Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1);

 
 

Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1);

 
 

Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1);

 
 

Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

 
 

Tijdens een overgangsperiode van hoogstens drie jaar na de datum waarop het Gemengd Comité Besluit nr. x/xxxx heeft vastgesteld, kunne alle overeenkomstsluitende partijen, behalve de Europese Unie, ervoor kiezen om, in plaats van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011, hun nationale bepalingen toe te passen op de thema's waarop dat artikel betrekking heeft. Om gebruik te kunnen maken van deze overgangsperiode moet een overeenkomstsluitende partij binnen twee maanden na de vaststelling van Besluit nr. x/xxxx van het Gemengd Comité de in bijlage 6 opgenomen „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011” ingevuld en ondertekend aan het secretariaat van het Gemengd Comité bezorgen.”.

 
 

3.

Bijlage 2 bij de overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

a)

artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens:

Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51), die van toepassing is met ingang van 20 mei 2018;

 

Richtlijn 2014/47/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Unie aan het verkeer deelnemen en tot intrekking van Richtlijn 2000/30/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 134), die van toepassing is met ingang van 20 mei 2018;”;

 

ii)

punt c) wordt vervangen door:

 

„c)

maximaal toegestane afmetingen en maximaal toegestane gewichten:

Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/719 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 (PB L 115 van 6.5.2015, blz. 1);

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

 

Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de typegoedkeuringsvoorschriften voor massa's en afmetingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan betreft en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 353 van 21.12.2012, blz. 31);”;

 

iii)

punt d) wordt vervangen door:

 

„d)

controleapparaat in het wegvervoer:

Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1161/2014 van de Commissie van 30 oktober 2014 (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 19) of gelijkwaardige regels van de AETR-Overeenkomst, met inbegrip van de protocollen daarbij, die van toepassing is tot Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1) van toepassing wordt.

In plaats van Verordening (EEG) nr. 3821/85 mogen gelijkwaardige voorschriften van de AETR-overeenkomst, met inbegrip van de protocollen daarbij, worden toegepast;

 

Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).

In plaats van Verordening (EU) nr. 165/2014 mogen de toepasselijke voorschriften van de AETR-overeenkomst, met inbegrip van de protocollen daarbij, worden toegepast, onverminderd artikel 13 van de AETR-overeenkomst.”.

 

b)

artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

de titels en referenties tussen de eerste alinea en de tabel worden vervangen door:

„Uitlaatgassen:

 

Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 459/2012 van de Commissie van 29 mei 2012 (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 16);

 

Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 (PB L 47 van 18.2.2014, blz. 1);

Geluidsemissies:

 

Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2013/15/EU van de Raad (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 172), die overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 van toepassing is tot 30 juni 2027;

 

Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 131), die overeenkomstig artikel 15 daarvan van toepassing wordt vanaf 1 juli 2016, 1 juli 2019 en 1 juli 2027;

Reminrichtingen:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Banden:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Brandstoftanks:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Achteruitkijkspiegels:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Veiligheidsgordels — Installatie:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Veiligheidsgordels — Gordelbevestigingspunten:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Zitplaatsen:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Inwendige constructie (preventie van brandverspreiding):

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Binneninrichting (nooduitgangen, toegankelijkheid, afmetingen van de zitplaatsen, sterkte van de bovenbouw enz.):

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

Geavanceerde noodremsystemen:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

 

Verordening (EU) nr. 347/2012 van de Commissie van 16 april 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor bepaalde categorieën motorvoertuigen wat geavanceerde noodsystemen betreft (PB L 109 van 21.4.2012, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/562 van de Commissie van 8 april 2015 (PB L 93 van 9.4.2015, blz. 35);

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook:

 

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166 van 3 februari 2015 (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3);

 

Verordening (EU) nr. 351/2012 van de Commissie van 23 april 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat typegoedkeuringsvoorschriften voor de installatie van waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook betreft (PB L 110 van 24.4.2012, blz. 18).”;

 

ii)

de tabel wordt vervangen door onderstaande tabel:

 

„Hoofding

VN-ECE-reglement

(meest recente versie)

Handeling van de Unie

Uitlaatemissies

49

Verordening (EG) nr. 715/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 459/2012

Verordening (EG) nr. 595/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014

Geluidsemissies

51

Richtlijn 70/157/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2013/15/EU van de Raad, die overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 540/2014 van toepassing blijft tot 30 juni 2027;

Verordening (EU) nr. 540/2014, die overeenkomstig artikel 15 daarvan van toepassing wordt op 1 juli 2016, 1 juli 2019 en 1 juli 2027.

Reminrichtingen

13

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Banden

54

117

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

48

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Brandstoftanks

34

58

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Achteruitkijkspiegels

46

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Veiligheidsgordels — Installatie

16

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Veiligheidsgordels — Bevestigingspunten

14

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Zitplaatsen

17

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Inwendige constructie (preventie van brandverspreiding)

118

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Binneninrichting (nooduitgangen, toegankelijkheid, afmetingen van de zitplaatsen, sterkte van de bovenbouw enz.)

66

107

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Geavanceerde noodremsystemen:

131

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Verordening (EU) nr. 347/2012, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/562.

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

130

Verordening (EG) nr. 661/2009, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/166.

Verordening (EU) nr. 351/2012 van de Commissie.”.

 
 

4.

In bijlage 3 bij de overeenkomst wordt de tekst in de voetnoot vervangen door:

„Albanië (AL), Oostenrijk (A), België (B), Bosnië en Herzegovina (BIH), Bulgarije (BG), Cyprus (CY), Kroatië (HR), Tsjechië (CZ), Denemarken (DK), Estland (EST), Finland (FIN), Frankrijk (F), Duitsland (D), Griekenland (GR), Hongarije (H), Ierland (IRL), Italië (I), Letland (LV), Litouwen (LT), Luxemburg (L), voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (MK), Malta (MT), de Republiek Moldavië (MD), Montenegro (ME), Nederland (NL), Polen (PL), Portugal (P), Roemenië (RO), Slowakije (SK), Slovenië (SLO), Spanje (E), Zweden (S), Turkije (TR), Oekraïne (UA), Verenigd Koninkrijk (UK), aan te vullen.”.

 
 

5.

In bijlage 5 bij de overeenkomst wordt de tekst in de voetnoot vervangen door:

„Albanië (AL), Oostenrijk (A), België (B), Bosnië en Herzegovina (BIH), Bulgarije (BG), Cyprus (CY), Kroatië (HR), Tsjechië (CZ), Denemarken (DK), Estland (EST), Finland (FIN), Frankrijk (F), Duitsland (D), Griekenland (GR), Hongarije (H), Ierland (IRL), Italië (I), Letland (LV), Litouwen (LT), Luxemburg (L), voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (MK), Malta (MT), de Republiek Moldavië (MD), Montenegro (ME), Nederland (NL), Polen (PL), Portugal (P), Roemenië (RO), Slowakije (SK), Slovenië (SLO), Spanje (E), Zweden (S), Turkije (TR), Oekraïne (UA), Verenigd Koninkrijk (UK), aan te vullen.”.

 
 

6.

De aan de overeenkomst gehechte „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 4 en bijlage 1” wordt bijlage 6 bij de overeenkomst, getiteld „Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen”. Deze verklaring wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1 wordt het nummer geschrapt en wordt de inleidende zin vervangen door:

„De vier voorwaarden die zijn vastgesteld in hoofdstuk 1 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).”.

 

b)

punt 2 wordt geschrapt.

 
 

7.

De volgende modelverklaring wordt aan de nieuwe bijlage 6 bij de overeenkomst toegevoegd:

„Modelverklaring die de Interbus-partijen moeten afleggen betreffende artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1)

(moet worden ingediend binnen twee maanden na de vaststelling van Besluit nr. x/xxxx van het bij de Interbus-overeenkomst opgerichte Gemengd Comité)

VERKLARING VAN … (Naam van de overeenkomstsluitende partij)

 
 

1.

Wat artikel 7 van Verordening (EU) nr. 181/2011 betreft, bevat de bestaande nationale wetgeving van de partij die de verklaring aflegt de volgende maximumbedragen voor overlijden, inclusief een vergoeding van redelijke begrafeniskosten, of letsel en voor verlies of beschadiging van bagage ten gevolge van ongevallen die zich voordoen bij het gebruik van de autobus of touringcar, van ten minste:

EUR … (of een gelijkwaardig bedrag in de nationale munteenheid) per passagier;

 

EUR … (of een gelijkwaardig bedrag in de nationale munteenheid) per stuk bagage.

 
 

2.

Is in de bestaande nationale wetgeving van de partij die de verklaring aflegt, bepaald dat, in het geval van schade aan rolstoelen of andere mobiliteits- of hulpmiddelen, het bedrag van de vergoeding gelijk moet zijn aan de kosten van de vervanging of herstelling van de verloren of beschadigde hulpmiddelen?

JA ☐ NEE ☐

 
 

3.

Het is de bedoeling dat de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 181/2011 vermelde bedragen en de vergoeding voor schade aan rolstoelen of andere mobiliteits- of hulpmiddelen door de overeenkomstsluitende partij die de verklaring aflegt uiterlijk op … (datum, uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van Besluit nr. x/xxxx van het Gemengd Comité van de Interbus-overeenkomst of, al naargelang het geval, uiterlijk drie jaar na de datum van ratificering van de Interbus-overeenkomst door een nieuwe overeenkomstsluitende partij) worden aangepast aan de voorschriften van de Verordening.”.

 

  • (1) 
    Bij de aanpassing van deze handelingen is rekening gehouden met de nieuwe maatregelen die tot en met 31 december 2015 door de Europese Unie zijn vastgesteld.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.