Uitvoeringsbesluit 2019/598 - Overgangsmaatregelen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn, overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 - Hoofdinhoud
12.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 103/29 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/598 VAN DE RAAD
van 9 april 2019
betreffende de overgangsmaatregelen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn, overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("het EOM") (1), en met name artikel 16, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 worden de Europese aanklagers door de Raad benoemd voor een niet-hernieuwbare ambtstermijn van zes jaar, die kan worden verlengd met maximaal drie jaar na die zes jaar. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 wordt om de drie jaar een derde van de Europese aanklagers vervangen. De Raad stelt met gewone meerderheid overgangsmaatregelen vast voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn. |
(3) |
Die overgangsmaatregelen moeten zorgen voor een correcte toepassing van het beginsel van periodieke vervanging op de Europese aanklagers die voor het eerst bij het EOM worden benoemd, met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden van het college van Europese aanklagers. Ook moeten de bijzondere behoeften van het EOM in de eerste jaren na de oprichting en de aanvang van de activiteiten ervan in aanmerking worden genomen. |
(4) |
Daartoe moeten regels worden vastgesteld betreffende de duur van de ambtstermijn van de eerst benoemde Europese aanklagers na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/1939. |
(5) |
Ter wille van volledige transparantie en onpartijdigheid bij de keuze van de Europese aanklagers in de eerste ambtsperiode wier ambtstermijn drie jaar in plaats van zes jaar zal bedragen, dient een systeem op basis van loting te worden gevolgd. Dit systeem waarborgt ook dat de selectie van de Europese aanklagers wier ambtstermijn korter zal zijn, geografisch neutraal is. |
(6) |
De Commissie heeft op 15 januari 2019 een voorstel ingediend voor een uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende de overgangsmaatregelen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Dit besluit stelt overgangsmaatregelen vast voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/1939.
Artikel 2
-
1.Vóór de benoeming van de Europese aanklagers wordt door loting een groep bepaald die op het moment waarop die overgangsmaatregelen van toepassing worden, een derde van het aantal deelnemende lidstaten uitmaakt.
-
2.Indien het aantal deelnemende lidstaten op het moment waarop die overgangsmaatregelen van toepassing worden, niet deelbaar is door drie, moet het aantal in de groep op te nemen lidstaten worden afgerond tot het dichtstbijzijnde hogere gehele getal.
-
3.Het secretariaat-generaal van de Raad doet in nauwe samenwerking met de Commissie het nodige om deze procedure ten uitvoer te leggen.
Artikel 3
De ambtstermijn van de Europese aanklagers uit de lidstaten die in de overeenkomstig artikel 2 bepaalde groep worden opgenomen, bedraagt drie jaar. Deze termijn kan niet worden verlengd.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 9 april 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
-
G.CIAMBA
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.