Verordening 2019/632 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet - Hoofdinhoud
25.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 111/54 |
VERORDENING (EU) 2019/632 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 april 2019
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 33 en 207,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (2) (hierna "het wetboek" genoemd) moeten alle uitwisselingen van gegevens tussen douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, alsmede de opslag van deze gegevens, geschieden met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken. |
(2) |
In het wetboek wordt het gebruik van andere middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie dan de in artikel 6, lid 1, ervan bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken echter gedurende een overgangsperiode toegestaan, voor zover de voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek benodigde elektronische systemen nog niet operationeel zijn. Die overgangsperiode moet ten laatste op 31 december 2020 aflopen. |
(3) |
Overeenkomstig het wetboek moeten de lidstaten met de Commissie samenwerken om de elektronische systemen voor de uitwisseling en de opslag van douane-informatie te ontwikkelen, onderhouden en gebruiken, en moet de Commissie een werkprogramma opstellen ten aanzien van de ontwikkeling en de uitrol van deze elektronische systemen. |
(4) |
Het werkprogramma werd vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie (3). Het bevat een lijst van 17 elektronische systemen die moeten worden ontwikkeld voor de toepassing van het wetboek, ofwel door de lidstaten alleen (in het geval van systemen die op nationaal niveau moeten worden beheerd; hierna de "nationale systemen" genoemd), ofwel in nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie (in het geval van systemen die voor de hele Unie gelden en waarvan sommige uit zowel nationale als Uniecomponenten bestaan; hierna de "trans-Europese systemen" genoemd). |
(5) |
In het werkprogramma is een planning vastgesteld voor de implementatie van deze nationale en trans-Europese systemen. |
(6) |
De overgang naar een volledig gebruik van elektronische systemen voor interacties tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, en tussen douaneautoriteiten onderling, zal het mogelijk maken de vereenvoudigingen waarin het wetboek voorziet ten volle effect te laten sorteren, wat zal leiden tot een betere uitwisseling van informatie tussen de partijen, een doeltreffender registratie van de aankomst, het douanevervoer en het uitgaan van goederen, gecentraliseerde vrijmaking en geharmoniseerde douanecontroles in het gehele douanegebied van de Unie, waardoor administratieve kosten en rompslomp, fouten in en fraude bij douaneaangiften, en "invoerkantoorshopping" worden teruggedrongen. |
(7) |
De installatie van de elektronische systemen vereist van de Commissie en de lidstaten dat de gegevenselementen op basis van de internationaal aanvaarde gegevensmodellen worden geharmoniseerd, zoals vereist door het wetboek, dat er geld en tijd worden geïnvesteerd, en, in sommige gevallen, dat bestaande elektronische systemen weer helemaal opnieuw worden geprogrammeerd. De lidstaten hebben de ontwikkeling van die elektronische systemen verschillend gepland, wat tot verschillen in het tijdstip van invoering van die systemen in de Unie heeft geleid. Het is belangrijk om de elektronische systemen in de correcte volgorde in te voeren, aangezien zij nauw met elkaar zijn verbonden. Vertragingen in de ontwikkeling van het ene systeem zullen daarom onvermijdelijk leiden tot vertragingen in de ontwikkeling van andere systemen. Het wetboek (inclusief de einddatum voor de overgangsmaatregelen op 31 december 2020) is in 2013 vastgesteld, maar de voorschriften om het wetboek aan te vullen en uit te voeren, namelijk Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (4), Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (5) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie (6), werden pas in 2015 en 2016 bekendgemaakt. Daardoor is vertraging opgelopen bij het vaststellen van de functionele en technische specificaties die nodig zijn voor het ontwikkelen van de elektronische systemen. |
(8) |
Hoewel artikel 278 van het wetboek één uiterste termijn voor de uitrol van alle in dat artikel bedoelde systemen bevat, namelijk 31 december 2020, en ondanks de inspanningen van de Unie en een aantal lidstaten op budgettair en operationeel niveau om het werk binnen de gestelde termijn te voltooien, is duidelijk geworden dat sommige systemen op die datum slechts gedeeltelijk kunnen worden uitgerold. Dit betekent dat er na die datum nog bepaalde reeds bestaande niet-elektronische systemen zullen moeten worden gebruikt. Bij ontstentenis van wetswijzigingen ter verlenging van deze termijn zullen bedrijven en douaneautoriteiten niet in staat zijn hun taken en juridische verplichtingen met betrekking tot douanewerkzaamheden uit te voeren. |
(9) |
Na 31 december 2020 dienen de werkzaamheden aan drie groepen systemen te worden voortgezet. De eerste groep wordt gevormd door de nationale elektronische systemen voor kennisgevingen van aankomst, aanbrengen, aangiften van tijdelijke opslag en douaneaangiften voor goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht (inclusief de bijzondere regelingen, met uitzondering van passieve veredeling) die een upgrade moeten krijgen of opgezet moeten worden om rekening te houden met bepaalde eisen van het wetboek, zoals de harmonisatie van de gegevensvereisten die in die systemen moeten worden ingevoerd. De tweede groep wordt gevormd door bestaande elektronische systemen die een upgrade moeten krijgen om zo rekening te houden met bepaalde eisen van het wetboek, zoals de harmonisatie van de gegevensvereisten die in de systemen moeten worden ingevoerd. Deze groep bestaat uit drie trans-Europese systemen (het systeem voor summiere aangiften bij binnenbrengen, het systeem voor het externe en interne douanevervoer en het systeem voor goederen die het douanegebied van de Unie verlaten) en uit het nationale uitvoersysteem (inclusief de uitvoercomponent van het nationale systeem bijzondere regelingen). De derde groep bestaat uit drie nieuwe trans-Europese elektronische systemen (systemen voor zekerheidstellingen voor mogelijke of bestaande douaneschulden, de douanestatus van goederen en gecentraliseerde vrijmaking). Om deze systemen in de periode tot eind 2025 uit te rollen, heeft de Commissie samen met de lidstaten een gedetailleerd tijdschema opgesteld. |
(10) |
Overeenkomstig de nieuwe planning voor het ontwikkelen van de elektronische systemen moet de in het wetboek vastgestelde periode gedurende welke andere middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie dan de in artikel 6, lid 1, van het wetboek bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken op overgangsbasis kunnen worden gebruikt, voor de eerste groep elektronische systemen tot 2022 worden verlengd en voor de tweede en derde groep tot 2025. |
(11) |
Ten aanzien van de andere systemen die moeten worden opgezet voor de toepassing van het wetboek, moet de algemene einddatum van 31 december 2020 blijven gelden voor het gebruik van andere middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie dan de in artikel 6, lid 1, van het wetboek bedoelde gegevensverwerkingstechnieken. |
(12) |
Om het Europees Parlement en de Raad in staat te stellen toezicht te houden op de uitrol van alle elektronische systemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek als bedoeld in artikel 278 daarvan, dient de Commissie regelmatig verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang en de verwezenlijking van de tussentijdse doelstellingen binnen de vastgestelde termijnen. De lidstaten moeten de Commissie hiertoe tweemaal per jaar de nodige informatie doen toekomen. Zodra alle elektronische systemen operationeel zijn, dient de Commissie te beoordelen of die systemen geschikt zijn voor het beoogde doel door binnen een jaar na de eerste dag waarop zij allemaal operationeel zijn een geschiktheidscontrole uit te voeren. |
(13) |
Het wetboek moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 952/2013
Verordening (EU) nr. 952/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 278 wordt vervangen door: "Artikel 278 Overgangsmaatregelen
|
2) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 278 bis Verslagleggingsverplichtingen
|
3) |
Artikel 279 wordt vervangen door: "Artikel 279 Bevoegdheidsdelegatie De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de regels betreffende de uitwisseling en de opslag van gegevens in de in artikel 278 bedoelde situaties nader te bepalen.". |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
-
G.CIAMBA
-
Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 april 2019.
-
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
-
Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie van 11 april 2016 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 99 van 15.4.2016, blz. 6).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
-
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (PB L 69 van 15.3.2016, blz. 1).
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad
Het Europees Parlement en de Raad verwelkomen Speciaal verslag nr. 26/2018 van de Europese Rekenkamer getiteld "Een reeks vertragingen bij de IT-douanesystemen: wat ging er mis?" en andere recente ter zake doende verslagen op het gebied van douane, die de medewetgevers beter inzicht hebben gegeven in de redenen voor de vertragingen bij de uitrol van de IT-systemen die nodig zijn voor het verbeteren van de douaneoperaties in de EU.
Het Europees Parlement en de Raad zijn van oordeel dat eventuele toekomstige audits door de Europese Rekenkamer met beoordelingen van de verslagen van de Commissie op grond van artikel 278 bis van het douanewetboek van de Unie een positieve bijdrage zouden kunnen leveren om verdere vertragingen te vermijden.
Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie en de lidstaten ten volle rekening te houden met dergelijke audits.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.