Besluit 2020/679 - Standpunt EU in het Gemengd Comité voor de CETA dat is ingesteld in het kader van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada en de EU wat betreft de vaststelling van een besluit over de procedure voor het geven van uitleggingen overeenkomstig artikel 8.31, lid 3, en artikel 8.44, lid 3, onder a), van de CETA, als een bijlage bij zijn reglement van orde

1.

Wettekst

25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/3

 

BESLUIT (EU) 2020/679 VAN DE RAAD

van 18 mei 2020

over het namens de Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité voor de CETA dat is ingesteld in het kader van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds, wat betreft de vaststelling van een besluit over de procedure voor het geven van uitleggingen overeenkomstig artikel 8.31, lid 3, en artikel 8.44, lid 3, onder a), van de CETA, als een bijlage bij zijn reglement van orde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in combinatie met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Besluit (EU) 2017/37 van de Raad (1) voorziet in de ondertekening namens de Europese Unie van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (2) (“de overeenkomst”). De overeenkomst is op 30 oktober 2016 ondertekend.

 

(2)

Besluit (EU) 2017/38 van de Raad (3) voorziet in de voorlopige toepassing van delen van de overeenkomst, met inbegrip van de oprichting van het Gemengd Comité voor de CETA en het Comité voor diensten en investeringen. De overeenkomst wordt sinds 21 september 2017 voorlopig toegepast.

 

(3)

Krachtens artikel 26.3, lid 1, van de overeenkomst moet het Gemengd Comité voor de CETA bevoegd zijn om met het oog op het bereiken van de doelstellingen van de overeenkomst besluiten te nemen ten aanzien van alle in de overeenkomst daartoe aangewezen aangelegenheden.

 

(4)

Krachtens artikel 26.3, lid 2, van de overeenkomst moeten de besluiten van het Gemengd Comité voor de CETA bindend zijn voor de partijen, onder voorbehoud dat aan de nodige interne voorschriften en procedures wordt voldaan, en moeten zij door de partijen worden uitgevoerd.

 

(5)

Overeenkomstig artikel 26.1, lid 4, onder d), van de overeenkomst stelt het Gemengd Comité voor de CETA zijn eigen reglement van orde vast.

 

(6)

Overeenkomstig artikel 26.2, lid 1, onder b), van de overeenkomst is het Comité voor diensten en investeringen een van de bij de overeenkomst ingestelde gespecialiseerde comités.

 

(7)

Overeenkomstig artikel 26.2, lid 4, van de overeenkomst stellen de gespecialiseerde comités hun eigen reglement van orde vast en wijzigen zij dit als zij dat nodig achten.

 

(8)

In artikel 14, lid 4, van het reglement van orde van het Gemengd Comité voor de CETA, zoals vastgelegd in Besluit 001/2018 van het Gemengd Comité voor de CETA van 26 september 2018 is bepaald dat het reglement van orde van overeenkomstige toepassing is op de gespecialiseerde comités en andere organen die krachtens de overeenkomst zijn opgericht, tenzij anders wordt besloten door elk gespecialiseerd comité overeenkomstig artikel 26.2, lid 4, van de overeenkomst.

 

(9)

Overeenkomstig artikel 8.31, lid 3, en artikel 8.44, lid 3, onder a), van de overeenkomst kan het Comité voor diensten en investeringen, wanneer ernstige bezorgdheid ontstaat over uitleggingskwesties die gevolgen voor investeringen kunnen hebben, na overleg met de partijen bij de overeenkomst en nadat aan hun respectieve interne voorschriften en procedures is voldaan, het Gemengd Comité voor de CETA aanbevelen uitleggingen van deze overeenkomst te geven. Een door het Gemengd Comité voor de CETA gegeven uitlegging is bindend voor de gerechten die zijn ingesteld krachtens afdeling F (Beslechting van investeringsgeschillen tussen investeerders en staten) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst. Het Gemengd Comité voor de CETA kan beslissen dat een uitlegging met ingang van een specifieke datum bindend karakter moet krijgen.

 

(10)

Het is derhalve wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie op basis van het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité voor de CETA moet worden ingenomen in het Gemengd Comité voor de CETA met het oog op de doeltreffende uitvoering van de overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité voor de CETA in te nemen standpunt met betrekking tot de vaststelling van een besluit over de procedure voor het geven van uitleggingen overeenkomstig artikel 8.31, lid 3, en artikel 8.44, lid 3, onder a), van de overeenkomst, als een bijlage bij zijn reglement van orde, wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité voor de CETA (4).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    GRLIĆ RADMAN
 

  • (1) 
    Besluit (EU) 2017/37 van de Raad van 28 oktober 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (PB L 11 van 14.1.2017, blz. 1).
  • (3) 
    Besluit (EU) 2017/38 van de Raad van 28 oktober 2016 betreffende de voorlopige toepassing van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (PB L 11 van 14.1.2017, blz. 1080).
  • (4) 
    Zie document ST 6965/20 op http://register.consilium.europa.eu
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.