Verordening 2022/312 - Wijziging van Verordening (EU) 2020/1429 wat betreft de duur van de referentieperiode voor de toepassing van tijdelijke maatregelen inzake heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur

1.

Wettekst

28.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/1

 

VERORDENING (EU) 2022/312 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 februari 2022

tot wijziging van Verordening (EU) 2020/1429 wat betreft de duur van de referentieperiode voor de toepassing van tijdelijke maatregelen inzake heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De COVID-19-pandemie heeft geleid tot een scherpe daling van het spoorverkeer, die op haar beurt het gevolg was van een sterke daling van de vraag. Dit had ernstige gevolgen voor spoorwegondernemingen.

 

(2)

Op die omstandigheden hebben de spoorwegondernemingen, die blijvend geconfronteerd worden met aanzienlijke liquiditeitsproblemen en grote verliezen en in sommige gevallen failliet dreigen te gaan, geen vat.

 

(3)

Om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen en spoorwegondernemingen te ondersteunen, bood Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad (3) de lidstaten de mogelijkheid om infrastructuurbeheerders toe te staan de heffingen voor de toegang tot spoorweginfrastructuur te verlagen, kwijt te schelden of uit te stellen. Die mogelijkheid werd verleend voor een referentieperiode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 en is bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1061 van de Commissie (4) verlengd tot en met 31 december 2021.

 

(4)

Het voortduren van de COVID-19-pandemie en de opkomst van zeer besmettelijke en onvoorspelbare varianten, zoals de omikronvariant, betekenen dat het noodzakelijk kan zijn om nieuwe beperkende maatregelen te nemen.

 

(5)

De negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie voor het spoorverkeer zijn nog niet voorbij en de kans bestaat dat spoorwegondernemingen daar ook in de toekomst nog de gevolgen van zullen ondervinden. Om in te spelen op de dringende behoeften van de sector moet de in Verordening (EU) 2020/1429 bepaalde referentieperiode verder worden verlengd tot en met 30 juni 2022.

 

(6)

De onvoorspelbare ontwikkeling van de COVID-19-pandemie, de plotse opkomst van nieuwe varianten en de noodzaak om de gevolgen daarvan voor de spoorwegsector te beoordelen, vereisen een snelle en flexibele regelgevende respons. Om een breuk in de respons op de huidige situatie te vermijden, is het van wezenlijk belang te waarborgen dat de regels na 31 december 2021 verder worden toegepast. Gelet op de aard van de bij Verordening (EU) 2020/1429 vastgestelde maatregelen, resulteert de verlenging met terugwerkende kracht van de referentieperiode niet in een schending van het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen.

 

(7)

De Commissie moet de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de spoorwegsector voortdurend analyseren en de Unie moet, indien de ongunstige omstandigheden aanhouden, in staat zijn de toepassingstermijn van de in Verordening (EU) 2020/1429 bepaalde maatregelen zonder onnodige vertraging kunnen verlengen.

 

(8)

Teneinde de geldigheid van de bij Verordening (EU) 2020/1429 bepaalde regels indien nodig en gerechtvaardigd te verlengen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om de referentieperiode waarin de bij Verordening (EU) 2020/1429 vastgestelde maatregelen van toepassing zijn, te verlengen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(9)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het verlengen van de tijdelijke regels inzake de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur om het hoofd bieden aan de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte noodsituatie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(10)

Verordening (EU) 2020/1429 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(11)

Gezien de urgentie van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte uitzonderlijke omstandigheden die de voorgestelde maatregelen rechtvaardigen, en meer in het bijzonder om snel de nodige maatregelen te kunnen nemen teneinde de ernstige en onmiddellijke problemen van de sector aan te pakken, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(12)

Ter waarborging van de continuïteit en opdat de maatregelen waarin deze verordening voorziet direct zouden kunnen worden toegepast, moet zij met spoed in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, en moet zij met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022 van toepassing zijn,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2020/1429

Verordening (EU) 2020/1429 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

“Artikel 1

Bij deze verordening worden tijdelijke regels vastgesteld inzake de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur als bedoeld in hoofdstuk IV van Richtlijn 2012/34/EU. Zij is van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2022 (“de referentieperiode”) van toepassing op het gebruik van spoorweginfrastructuur voor binnenlands en internationaal spoorvervoer die onder die richtlijn valt.”.

 

2)

In artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Indien de Commissie op basis van de in lid 1 bedoelde gegevens vaststelt dat de terugval van het spoorverkeer ten opzichte van het niveau tijdens de overeenkomstige periode van de voorgaande jaren aanhoudt en waarschijnlijk zal aanhouden, en indien zij op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens tevens tot de bevinding komt dat deze situatie haar oorsprong vindt in de gevolgen van de COVID-19-pandemie, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 6 gedelegeerde handelingen vast om de in artikel 1 bepaalde referentieperiode dienovereenkomstig te wijzigen. Een dergelijke wijziging kan de referentieperiode slechts met maximaal zes maanden verlengen, waarbij de referentieperiode niet verlengd mag worden tot na 31 december 2023.”.

 

3)

In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De in artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2023.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    PANNIER-RUNACHER
 

  • (1) 
    Advies van 19 januari 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 16 februari 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 februari 2022.
  • (3) 
    Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak (PB L 333 van 12.10.2020, blz. 1).
  • (4) 
    Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1061 van de Commissie van 28 juni 2021 tot verlenging van de referentieperiode als vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak (PB L 229 van 29.6.2021, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.