Richtlijn 2024/1500 - Normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

 

 

2024/1500

29.5.2024

RICHTLIJN (EU) 2024/1500 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 mei 2024

betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep, en tot wijziging van de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Gelijkheid en non-discriminatie worden in de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) erkend als essentiële waarden van de Unie. In de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie bij elk optreden de gelijkheid van mannen en vrouwen moet bevorderen respectievelijk discriminatie op grond van geslacht moet bestrijden. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermt het recht op non-discriminatie en het recht op gelijkheid van vrouwen en mannen in de artikelen 21 en 23. De Unie heeft reeds verschillende richtlijnen vastgesteld om discriminatie te bestrijden.

 

(2)

Deze richtlijn heeft als doel minimumvereisten vast te stellen voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 2006/54/EG (3) en 2010/41/EU (4) van het Europees Parlement en de Raad, te versterken.

 

(3)

Richtlijn 2006/54/EG verbiedt discriminatie op grond van geslacht met betrekking tot de toegang tot arbeid en beroep, met inbegrip van promotie, en tot beroepsopleiding, met betrekking tot arbeidsomstandigheden, met inbegrip van beloning, en met betrekking tot ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid.

 

(4)

Richtlijn 2010/41/EU verbiedt discriminatie tussen zelfstandig werkzame mannen en vrouwen.

 

(5)

Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de werkingssfeer van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen niet kan worden beperkt tot het verbod van discriminatie op grond van het feit dat een persoon van het ene of het andere geslacht is. Gelet op het oogmerk van dit beginsel en op de aard van de rechten die het beoogt te beschermen, geldt het ook voor discriminatie op grond van geslachtsverandering (5).

 

(6)

De Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU verplichten de lidstaten een of meer organen aan te wijzen voor de bevordering van gelijke behandeling van alle personen, met inbegrip van de analyse, monitoring en ondersteuning van gelijke behandeling, zonder discriminatie op de gronden die onder de desbetreffende richtlijn vallen. Deze richtlijnen vereisen dat de lidstaten waarborgen dat dergelijke organen onder andere bevoegd zijn om onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers, onafhankelijke enquêtes uit te voeren over discriminatie, onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over elk onderwerp dat met dergelijke discriminatie verband houdt. Zij verplichten de lidstaten er bovendien voor te zorgen dat de taken van die organen de uitwisseling van informatie met overeenkomstige Europese organen, zoals het Europees Instituut voor gendergelijkheid, omvatten.

 

(7)

De Richtlijnen 2000/43/EG (6) en 2004/113/EG (7) voorzien eveneens in de aanwijzing van organen voor gelijke behandeling ten behoeve van bevordering, analyse, monitoring en ondersteuning van gelijke behandeling van alle personen zonder discriminatie op grond van de gronden die onder de respectieve richtlijn vallen.

 

(8)

Alle lidstaten hebben organen voor gelijke behandeling aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU. Er is een divers systeem van organen voor gelijke behandeling opgezet en er zijn goede praktijken naar voren gekomen. Veel organen voor gelijke behandeling kampen echter met problemen, met name wat betreft de middelen, onafhankelijkheid en bevoegdheden die zij nodig hebben om hun taken uit te voeren.

 

(9)

De Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU laten de lidstaten een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot de structuur en de werking van organen voor gelijke behandeling. Dit heeft geleid tot aanzienlijke verschillen tussen de organen voor gelijke behandeling in de lidstaten wat betreft hun mandaten, bevoegdheden, structuur, middelen en operationele werkwijze. Hierdoor verschilt de bescherming tegen discriminatie van lidstaat tot lidstaat.

 

(10)

Om ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling doeltreffend kunnen bijdragen tot de handhaving van de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU door gelijke behandeling te bevorderen, discriminatie te voorkomen en aan alle personen en groepen die in de Unie worden gediscrimineerd, bijstand bij de toegang tot de rechter te verlenen, moeten er minimumnormen voor de werking van die organen worden vastgesteld. Voor de in deze richtlijn vastgelegde minimumnormen is rekening gehouden met Aanbeveling (EU) 2018/951 van de Commissie (8), en deze zijn gebaseerd op een aantal bepalingen daarvan en de daarin aanbevolen aanpak. Zij zijn ook gebaseerd op andere relevante instrumenten, zoals de herziene algemene beleidsaanbeveling nr. 2 over organen voor gelijke behandeling, die door de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid is aangenomen, en de beginselen van Parijs met betrekking tot de status van nationale mensenrechteninstellingen, die door de Verenigde Naties zijn aangenomen.

 

(11)

Dezelfde minimumnormen voor de werking van organen voor gelijke behandeling wat betreft de aangelegenheden die vallen onder Richtlijn 79/7/EEG van de Raad (9), Richtlijn 2000/43/EG, Richtlijn 2000/78/EG van de Raad (10) en Richtlijn 2004/113/EG zijn vastgelegd in Richtlijn (EU) 2024/1499 van de Raad (11).

 

(12)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op het optreden van organen voor gelijke behandeling met betrekking tot de aangelegenheden die onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU vallen. De in deze richtlijn vastgelegde minimumvereisten mogen alleen betrekking hebben op de werking van organen voor gelijke behandeling en mogen het materiële of personele toepassingsgebied van die richtlijnen niet uitbreiden.

 

(13)

Deze richtlijn is ook van toepassing op organen voor gelijke behandeling bij de bestrijding van discriminatie die onder Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad (12) valt, op grond van de verwijzing in artikel 15 van die richtlijn naar artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG, dat wordt vervangen door onderhavige richtlijn.

 

(14)

Richtlijn (EU) 2023/970 van het Europees Parlement en de Raad (13) moet worden beschouwd als lex specialis ten opzichte van Richtlijn 2006/54/EG, uitsluitend met betrekking tot de daarin geregelde aangelegenheden. De onderhavige richtlijn mag geen afbreuk doen aan specifiekere bepalingen voor in Richtlijn (EU) 2023/970 vermelde organen voor gelijke behandeling.

 

(15)

Het is belangrijk dat organen voor gelijke behandeling bij het bevorderen van gelijke behandeling, het voorkomen van discriminatie, het verzamelen van gegevens over discriminatie en het bijstaan van slachtoffers overeenkomstig deze richtlijn bijzondere aandacht besteden aan intersectionele discriminatie, opgevat als discriminatie op grond van een combinatie van geslacht en een andere discriminatiegrond of -gronden waarvoor de bescherming krachtens de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG of 2004/113/EG geldt.

 

(16)

De lidstaten moeten een of meer organen aanwijzen om de in deze richtlijn vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen. De lidstaten kunnen de bevoegdheden verdelen over verschillende organen voor gelijke behandeling, bijvoorbeeld door één orgaan te belasten met het voorkomen van discriminatie, het bevorderen van gelijke behandeling en het bijstaan van slachtoffers van discriminatie, en een ander met besluitvormingstaken. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van arbeidsinspecties of andere handhavingsinstanties, noch aan de autonomie en de rol van de sociale partners.

 

(17)

Organen voor gelijke behandeling kunnen hun rol alleen doeltreffend vervullen als zij volledig onafhankelijk kunnen optreden zonder enige invloed van buitenaf. Daartoe moeten de lidstaten een aantal maatregelen nemen die bijdragen tot de onafhankelijkheid van die organen. Organen voor gelijke behandeling die bevoegdheden als vastgelegd in deze richtlijn uitoefenen, kunnen deel uitmaken van een ministerie of een andere organisatorische entiteit, mits de nodige waarborgen zijn ingebouwd opdat hun taken onafhankelijk van politieke, financiële, religieuze of andere invloed worden uitgevoerd. Meer bepaald moeten organen voor gelijke behandeling bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden vrij blijven van elke directe of indirecte invloed van buitenaf door geen instructies te vragen of te aanvaarden van wie dan ook. In overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn en binnen het toepasselijke rechtskader moeten organen voor gelijke behandeling hun eigen financiële en andere middelen kunnen beheren, onder meer door hun eigen personeel te selecteren en te beheren, en moeten zij zelf hun prioriteiten kunnen bepalen. Personeelsleden die, permanent of tijdelijk, beslissingsbevoegdheid hebben of een leidinggevende functie bekleden, bijvoorbeeld als hoofd, plaatsvervangend hoofd, of desgevallend, bestuurslid van het orgaan voor gelijke behandeling, moeten onafhankelijk zijn, over de voor hun functie vereiste kwalificaties beschikken en via een transparante procedure worden geselecteerd. De transparantie van dat proces kan bijvoorbeeld worden gewaarborgd door openbaarmaking van vacatures.

 

(18)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de interne structuur, zoals de interne organisatie en processen, van organen voor gelijke behandeling de onafhankelijke en, waar passend, onpartijdige, uitoefening van hun verschillende bevoegdheden mogelijk maakt, door passende waarborgen vast te stellen indien organen voor gelijke behandeling mogelijk tegenstrijdige taken hebben, met name indien sommige van die taken gericht zijn op ondersteuning van slachtoffers. Organen voor gelijke behandeling moeten in het bijzonder onpartijdig optreden wanneer zij een onderzoek verrichten of een zaak beoordelen, met name wanneer zij over bindende beslissingsbevoegdheden beschikken.

 

(19)

Indien het orgaan voor gelijke behandeling deel uitmaakt van een orgaan met meerdere mandaten, zoals een ombudsdienst met een breder mandaat of een nationale mensenrechteninstelling, moet de interne structuur van dat orgaan met meerdere mandaten de doeltreffende uitoefening van het specifieke mandaat inzake gelijke behandeling waarborgen.

 

(20)

Via hun respectieve nationale begrotingsprocedures moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de organen voor gelijke behandeling voldoende middelen ontvangen, met inbegrip van gekwalificeerd personeel, passende huisvesting en infrastructuur om al hun taken doeltreffend en binnen een redelijke termijn of binnen de in het nationale recht vastgelegde termijnen uit te voeren. Het ontvangen van voldoende middelen is essentieel voor het doeltreffend functioneren van organen voor gelijke behandeling en voor het uitvoeren van hun taken. Het is belangrijk dat de lidstaten erop toezien dat organen voor gelijke behandeling waaraan nieuwe bevoegdheden zijn toegekend, doeltreffend hun taken kunnen blijven uitvoeren en hun bevoegdheden kunnen blijven uitoefenen met de financiële en andere middelen waarover zij beschikken.

 

(21)

Het is belangrijk dat de toewijzing van financiële middelen stabiel blijft, op meerjarenbasis wordt gepland en organen voor gelijke behandeling in staat stelt kosten te dekken die soms moeilijk te voorzien zijn, zoals een toename van het aantal klachten, proceskosten en het gebruik van geautomatiseerde systemen. Het is van cruciaal belang aandacht te besteden aan de kansen en risico’s die gepaard gaan met het gebruik van geautomatiseerde systemen, waaronder kunstmatige intelligentie. Organen voor gelijke behandeling moeten met name over gekwalificeerd personeel en passende technische middelen beschikken. Deze middelen moeten organen voor gelijke behandeling met name in staat stellen enerzijds geautomatiseerde systemen te gebruiken voor hun werkzaamheden en anderzijds te beoordelen of die systemen aan de non-discriminatievoorschriften voldoen. Indien het orgaan voor gelijke behandeling deel uitmaakt van een orgaan met meerdere mandaten, moeten de middelen die nodig zijn om zijn mandaat inzake gelijke behandeling uit te voeren, gewaarborgd worden.

 

(22)

Organen voor gelijke behandeling spelen, samen met andere actoren, zoals de sociale partners en maatschappelijke organisaties, een belangrijke rol bij het voorkomen van discriminatie en het bevorderen van gelijkheid. Om de structurele aspecten van discriminatie aan te pakken en bij te dragen aan sociale verandering, moeten organen voor gelijke behandeling de bevoegdheid krijgen om activiteiten uit te voeren ter voorkoming van discriminatie op de gronden en op de gebieden die onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU vallen, en om gelijke behandeling te bevorderen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het delen van goede praktijken, positieve acties en het integreren van gelijke behandeling bij publieke en private entiteiten, en het aanbieden van opleiding, informatie, advies, begeleiding en ondersteuning aan die entiteiten. Het is ook essentieel dat organen voor gelijke behandeling communiceren met belanghebbenden en deelnemen aan het publieke debat.

 

(23)

Naast preventie is ook het verlenen van bijstand aan slachtoffers van discriminatie een centrale taak van organen voor gelijke behandeling. Onder slachtoffers moeten alle personen worden verstaan die van mening zijn dat zij discriminatie zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2006/54/EG of in artikel 4 van Richtlijn 2010/41/EU hebben ondervonden, ongeacht bijvoorbeeld hun sociaal-economische status, politieke overtuiging, leeftijd, gezondheid, nationaliteit, verblijfsstatus, taal, kleur, mate van geletterdheid, gender, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken. Iedereen kan het slachtoffer zijn van discriminatie op grond van geslacht en moet vanaf een vroeg stadium bijstand van organen voor gelijke behandeling kunnen krijgen, ongeacht of de discriminatie ook daadwerkelijk is vastgesteld. Dergelijke bijstand moet altijd ten minste gepaard gaan met het verstrekken van essentiële informatie aan klagers, onder meer over de vraag of de klacht zal worden afgesloten dan wel of er redenen zijn om de klacht verder te behandelen, tenzij het om een anonieme klacht gaat. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van de nadere bepalingen volgens welke het orgaan voor gelijke behandeling klagers moet informeren, zoals het tijdschema van de procedure of procedurele waarborgen tegen repetitieve of oneigenlijke klachten.

 

(24)

Om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers een klacht kunnen indienen, moet het mogelijk zijn om op verschillende manieren een klacht in te dienen. Op grond van Aanbeveling (EU) 2018/951 moeten klachten kunnen worden ingediend in een taal die de klager verkiest en die gebruikelijk is in de lidstaat waar het orgaan voor gelijke behandeling gevestigd is. Om een van de oorzaken van onderrapportage, namelijk angst voor represailles, aan te pakken, moeten organen voor gelijke behandeling slachtoffers informeren over de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels.

 

(25)

Om een snelle en betaalbare buitengerechtelijke beslechting van geschillen mogelijk te maken, moeten de lidstaten de partijen de mogelijkheid bieden om een beroep te doen op door het orgaan voor gelijke behandeling of een andere bevoegde entiteit aangeboden alternatieve geschillenbeslechting. Bij de selectie van een andere bevoegde entiteit is het belangrijk entiteiten in aanmerking te nemen die op duurzame basis zijn opgericht, en erop toe te zien dat de met de geschillenbeslechting belaste persoon of personen onafhankelijk en onpartijdig is of zijn en over de nodige deskundigheid beschikt of beschikken. Buitengerechtelijke geschillenbeslechtingen hebben meer kans van slagen als de partijen ermee instemmen. Ook de mogelijkheid om onafhankelijk advies in te winnen of te worden vertegenwoordigd of bijgestaan door een derde partij, zoals de sociale partners, kan voor de partijen nuttig zijn in elk stadium van de alternatieve beslechting van hun geschil. Het ontbreken van een resultaat, bijvoorbeeld omdat een van de partijen de uitkomst van het proces heeft verworpen, mag de partijen niet beletten een gerechtelijke procedure in te leiden. De lidstaten moeten de nadere procedure voor alternatieve geschillenbeslechting vaststellen overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk.

 

(26)

Indien organen voor gelijke behandeling vermoeden dat het in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU neergelegde beginsel van gelijke behandeling mogelijk geschonden is, moeten zij, met name naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief, onderzoeken kunnen verrichten.

 

(27)

Bewijs is van cruciaal belang om te bepalen of er sprake is van discriminatie, maar daar beschikt het slachtoffer vaak niet over. Organen voor gelijke behandeling moeten daarom toegang hebben tot de informatie die nodig is om te bepalen of er sprake is van discriminatie, en kunnen samenwerken met andere bevoegde instanties, waaronder mogelijk de betrokken overheidsdiensten, zoals arbeids- of onderwijsinspecties, en met de sociale partners. De lidstaten moeten een passend kader vaststellen voor de uitoefening van deze bevoegdheid, in overeenstemming met de nationale regels en procedures. De lidstaten kunnen overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk onderzoeken aan een andere bevoegde instantie toevertrouwen. Om dubbel werk te voorkomen, moet deze bevoegde instantie het orgaan voor gelijke behandeling, indien het daarom verzoekt, informatie verstrekken over de resultaten van het onderzoek wanneer het proces is afgerond.

 

(28)

Organen voor gelijke behandeling moeten hun beoordeling van de klacht op basis van het verzamelde bewijsmateriaal kunnen documenteren. De lidstaten moeten de juridische aard van die beoordeling bepalen, die een niet-bindend advies of een bindend besluit kan inhouden. Beide moeten de motivering van de beoordeling vermelden en, indien nodig, maatregelen omvatten om vastgestelde schendingen van het beginsel van gelijke behandeling te verhelpen en nieuwe schendingen te voorkomen, rekening houdend met de uiteenlopende aard van de adviezen en besluiten. Om de doeltreffendheid van de werkzaamheden van de organen voor gelijke behandeling te waarborgen, moeten de lidstaten passende mechanismen instellen voor de follow-up van adviezen en de handhaving van besluiten.

 

(29)

Om hun werkzaamheden en het recht inzake gelijkheid en het non-discriminatierecht onder de aandacht te brengen, moeten organen voor gelijke behandeling minstens een samenvatting kunnen publiceren van de adviezen en besluiten die zij bijzonder relevant achten.

 

(30)

Organen voor gelijke behandeling moeten het recht hebben om op te treden in gerechtelijke procedures, teneinde bij te dragen tot het waarborgen van de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU. Dergelijke gerechtelijke procedures kunnen plaatsvinden bij rechtbanken of gelijkwaardige instanties die zich bezighouden met kwesties van gelijke behandeling en discriminatie, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk. Nationaal recht en nationale praktijken inzake de ontvankelijkheid van vorderingen, en met name voorwaarden inzake rechtmatig belang, mogen niet zodanig worden toegepast dat afbreuk kan worden gedaan aan de doeltreffendheid van het recht van de organen voor gelijke behandeling om op te treden. De bevoegdheden om onderzoeken te verrichten en beslissingen te nemen en het recht om op te treden in gerechtelijke procedures die krachtens deze richtlijn aan organen voor gelijke behandeling worden verleend, zullen de praktische uitvoering van de huidige bepalingen van Richtlijn 2006/54/EG inzake de bewijslast en de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU inzake de verdediging van rechten naar verwachting vergemakkelijken. Onder de in deze richtlijn gestelde voorwaarden kunnen organen voor gelijke behandeling feiten vaststellen die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden; op die manier wordt voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld in artikel 19 van Richtlijn 2006/54/EG. De steun die organen voor gelijke behandeling in het kader van deze richtlijn bieden, zal daarom de toegang tot de rechter voor slachtoffers vergemakkelijken. Organen voor gelijke behandeling moeten de zaken kunnen selecteren waarvoor zij een gerechtelijke procedure aanhangig willen maken en dragen op die manier bij aan de juiste interpretatie en toepassing van de wetgeving inzake gelijke behandeling.

 

(31)

Indien organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn om bindende besluiten te nemen, moeten zij de bevoegdheid krijgen om als partij op te treden in procedures die gaan over de handhaving of rechterlijke toetsing van die besluiten. Organen voor gelijke behandeling moeten ook opmerkingen kunnen indienen bij de rechterlijke instanties, bijvoorbeeld door hun deskundig advies te verstrekken, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk.

 

(32)

Het recht van organen voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, kan in verschillende nationale rechtskaders verschillende vormen aannemen. Daarom moeten de lidstaten, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, een of meer van de volgende vormen van optreden kiezen: optreden namens een of meer slachtoffers of ter ondersteuning van een of meer slachtoffers, of in eigen naam een gerechtelijke procedure aanhangig maken.

 

(33)

Organen voor gelijke behandeling moeten namens of ter ondersteuning van slachtoffers kunnen handelen, voor zover van toepassing met instemming van slachtoffers, waardoor slachtoffers in staat worden gesteld om toegang te krijgen tot de rechter waar procedurele en financiële belemmeringen of angst voor victimisatie hen vaak afschrikken. Wanneer organen voor gelijke behandeling namens een of meer slachtoffers optreden, vertegenwoordigen zij de slachtoffers voor de rechter. Wanneer organen voor gelijke behandeling optreden ter ondersteuning van een of meer slachtoffers, nemen zij deel aan door de slachtoffers aanhangig gemaakte gerechtelijke procedures, ter ondersteuning van de vordering.

 

(34)

Sommige gevallen van discriminatie zijn moeilijk te bestrijden omdat er geen klager is die de zaak zelf voor de rechter brengt. In zijn arrest in zaak C-54/07 (14), die door een orgaan voor gelijke behandeling in eigen naam aanhangig was gemaakt, heeft het Hof van Justitie bevestigd dat discriminatie ook zonder een geïdentificeerd slachtoffer kan worden vastgesteld. Om discriminatie in het algemeen belang te bestrijden, moeten de lidstaten daarom ook de mogelijkheid hebben te bepalen dat organen voor gelijke behandeling in eigen naam kunnen optreden in bepaalde gevallen van discriminatie, bijvoorbeeld vanwege de frequentie of de ernst van de gevallen, of omdat er behoefte is aan juridische verduidelijking, waarbij elk van deze redenen kan impliceren dat de discriminatie structureel of systematisch van aard is. De lidstaten moeten, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, kunnen bepalen dat voor dergelijke gevallen van discriminatie een geïdentificeerde persoon of entiteit als verweerder vereist is.

 

(35)

Om de eerbiediging van de rechten van het individu te waarborgen, moeten de lidstaten de bevoegdheden van organen voor gelijke behandeling inpassen in passende procedurele waarborgen, zodat het recht op vertrouwelijkheid en algemene rechtsbeginselen zoals het recht op een eerlijk proces, het recht op verdediging en het recht op rechterlijke toetsing van bindende besluiten naar behoren worden beschermd, ook wanneer het orgaan voor gelijke behandeling in een gerechtelijke procedure als partij of namens een partij optreedt. Zo kunnen de lidstaten vertrouwelijkheid garanderen aan getuigen en klokkenluiders, als een belangrijke manier om het melden van gevallen van discriminatie aan te moedigen.

 

(36)

De bepalingen van deze richtlijn inzake het recht van organen voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, doen geen afbreuk aan de rechten van slachtoffers of van verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen die de rechten van slachtoffers handhaven en die er overeenkomstig de in het nationale recht vastgelegde criteria een rechtmatig belang bij hebben om te waarborgen dat de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU worden nageleefd, zoals bepaald in die richtlijnen, ook indien die slachtoffers, verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen gerechtelijke of administratieve procedures, of beide, hebben ingeleid.

 

(37)

De doeltreffendheid van de werkzaamheden van organen voor gelijke behandeling hangt ook af van de volledige toegang tot hun diensten voor groepen die het risico lopen gediscrimineerd te worden. Uit de tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten blijkt dat 71 % van de leden van etnische of immigrantenminderheden niet op de hoogte was van het bestaan van enige organisatie die steun of advies verleent aan slachtoffers van discriminatie. Een belangrijke stap om dergelijke toegang te ondersteunen is dat de lidstaten ervoor zorgen dat mensen hun rechten kennen en op de hoogte zijn van het bestaan van en van de diensten die worden aangeboden door organen voor gelijke behandeling. Dit is met name van belang voor kansarme groepen en groepen wier toegang tot die informatie kan worden belemmerd, bijvoorbeeld door hun precaire economische status, leeftijd, handicap, mate van geletterdheid, nationaliteit, verblijfsstatus of gebrek aan toegang tot online-instrumenten.

 

(38)

Iedereen moet op voet van gelijkheid toegang hebben tot de diensten en publicaties van organen voor gelijke behandeling. Daartoe moeten mogelijke belemmeringen voor de toegang tot de diensten van organen voor gelijke behandeling worden geïdentificeerd en aangepakt. De diensten moeten gratis zijn voor klagers. De lidstaten moeten er, zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de regionale en lokale autoriteiten, ook voor zorgen dat de diensten van organen voor gelijke behandeling beschikbaar zijn voor alle potentiële slachtoffers op hun hele grondgebied, bijvoorbeeld door de oprichting van lokale kantoren, met inbegrip van mobiele kantoren, het gebruik van communicatiemiddelen, de organisatie van lokale campagnes, samenwerking met lokale afgevaardigden of maatschappelijke organisaties of via gecontracteerde dienstverleners.

 

(39)

Om de toegang van personen met een handicap tot alle diensten en activiteiten van organen voor gelijke behandeling te waarborgen, is het noodzakelijk te zorgen voor toegankelijkheid overeenkomstig de in Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (15) neergelegde vereisten, en te zorgen voor redelijke aanpassingen overeenkomstig het op 13 december 2006 aangenomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Derhalve moeten organen voor gelijke behandeling zorgen voor fysieke en digitale toegankelijkheid door de belemmeringen te voorkomen en weg te nemen waarmee personen met een handicap kunnen worden geconfronteerd bij de toegang tot hun diensten en informatie, en moeten zij voorzien in redelijke aanpassingen, waarbij indien nodig in een specifiek geval de nodige en passende wijzigingen en aanpassingen worden aangebracht.

 

(40)

Organen voor gelijke behandeling in staat stellen regelmatig en op lange termijn op verschillende niveaus hun activiteiten te coördineren en samen te werken, is van cruciaal belang voor wederzijds leren, samenhang en consistentie, en kan het bereik en de impact van hun werkzaamheden verbreden. Organen voor gelijke behandeling moeten, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, samenwerken met andere organen voor gelijke behandeling in dezelfde lidstaat en met publieke en private entiteiten op lokaal, regionaal, nationaal, Unie- en internationaal niveau, zoals netwerken van organen voor gelijke behandeling op Unieniveau, maatschappelijke organisaties, gegevensbeschermingsautoriteiten, de sociale partners, arbeids- en onderwijsinspecties, rechtshandhavingsinstanties, instanties die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de verdediging van de mensenrechten, nationale bureaus voor de statistiek, autoriteiten die middelen van de Unie beheren, nationale Roma-contactpunten, consumentenorganen en nationale onafhankelijke mechanismen voor de bevordering, bescherming en monitoring van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.

 

(41)

Organen voor gelijke behandeling kunnen hun rol als deskundigen op het gebied van gelijke behandeling niet vervullen noch aan gendermainstreaming bijdragen als zij tijdens het beleidsvormingsproces niet tijdig genoeg worden geraadpleegd over aangelegenheden die verband houden met de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU. Daarom moeten de lidstaten procedures vaststellen om ervoor te zorgen dat dergelijke raadpleging tijdig plaatsvindt, en moeten zij, indien de organen voor gelijke behandeling dit nodig achten, hen in staat stellen om aanbevelingen te doen en deze tijdig bekend te maken, zodat zij in aanmerking kunnen worden genomen.

 

(42)

Gegevens over gelijkheid zijn essentieel om bewustwording te creëren, mensen te sensibiliseren, discriminatie te kwantificeren, trends zichtbaar te maken, het bestaan van discriminatie te staven, de uitvoering van gelijkheidswetgeving te evalueren, de noodzaak van positieve actie aan te tonen en bij te dragen tot de feitelijke onderbouwing van de beleidsvorming. Organen voor gelijke behandeling kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van gegevens over gelijkheid voor die doeleinden, bijvoorbeeld door rondetafelgesprekken te organiseren met alle betrokken entiteiten. Zij moeten ook gegevens over hun eigen activiteiten verzamelen en analyseren, enquêtes kunnen uitvoeren, en, overeenkomstig het nationale recht, toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van statistieken met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU. De persoonsgegevens die het orgaan voor gelijke behandeling verzamelt, moeten worden geanonimiseerd of, indien dat niet mogelijk is, gepseudonimiseerd.

 

(43)

Organen voor gelijke behandeling moeten een werkprogramma met hun prioriteiten en toekomstige activiteiten vaststellen; dit moet hen in staat stellen de samenhang van hun verschillende werkterreinen in de loop van de tijd te waarborgen en systemische kwesties van discriminatie die onder hun mandaat vallen, aan te pakken als onderdeel van een langetermijnactieplan.

 

(44)

Naast de publicatie van een jaarlijks activiteitenverslag moeten organen voor gelijke behandeling regelmatig een verslag publiceren met daarin een algemene beoordeling van de situatie in de lidstaten met betrekking tot de discriminatie die onder hun mandaat valt, evenals andere verslagen met betrekking tot discriminatie.

 

(45)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de verslagleggingsverplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de werking van krachtens deze richtlijn aangewezen organen voor gelijke behandeling, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een lijst van relevante indicatoren op te stellen op basis waarvan gegevens moeten worden verzameld. Dergelijke indicatoren mogen niet bedoeld zijn om een rangschikking aan te brengen of om specifieke aanbevelingen aan individuele lidstaten te doen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (16).

 

(46)

Deze richtlijn stelt minimumvoorschriften vast en laat de lidstaten daarmee de keuze gunstigere bepalingen aan te nemen of te handhaven. De uitvoering van deze richtlijn mag niet als rechtvaardiging dienen voor enigerlei verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande beschermingsniveau.

 

(47)

De verwerking van persoonsgegevens door organen voor gelijke behandeling in het kader van deze richtlijn dient te geschieden met volledige inachtneming van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (17). De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de taken van organen voor gelijke behandeling duidelijk bij wet zijn vastgelegd, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679. Organen voor gelijke behandeling mogen persoonsgegevens alleen verwerken voor zover dat nodig is voor het vervullen van hun taken uit hoofde van deze richtlijn. Personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt, moeten worden geïnformeerd over hun rechten als betrokkenen, met inbegrip van de rechtsmiddelen waarover zij op nationaal niveau beschikken.

 

(48)

Indien voor de vervulling van de taken van organen voor gelijke behandeling de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde bijzondere categorieën persoonsgegevens moeten worden verwerkt, moeten de lidstaten er ook voor zorgen dat het nationale recht de wezenlijke inhoud van het recht op bescherming van persoonsgegevens eerbiedigt en voorziet in passende en specifieke maatregelen ter bescherming van de grondrechten en de belangen van de betrokkene, overeenkomstig artikel 9, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2016/679. Dergelijke waarborgen moeten bijvoorbeeld interne beleidslijnen en maatregelen omvatten om ervoor te zorgen dat de gegevensverzameling tot een minimum wordt beperkt, onder meer door, waar mogelijk, persoonsgegevens te anonimiseren; pseudonimisering en versleuteling van persoonsgegevens toe te passen; ongeoorloofde toegang tot en doorgifte van persoonsgegevens te voorkomen, en ervoor te zorgen dat persoonsgegevens niet langer worden verwerkt dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

 

(49)

Deze richtlijn bouwt voort op de voorschriften van de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU door strengere normen voor de werking van organen voor gelijke behandeling in te voeren. De bepalingen over organen voor gelijke behandeling in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU moeten daarom worden geschrapt.

 

(50)

Deze richtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling volgens minimumnormen functioneren, teneinde hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, en zo de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling te versterken. Daar de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn, die beperkt blijft tot het vaststellen van minimumnormen, niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(51)

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (18) is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 2 februari 2023 heeft hij een advies uitgebracht (19),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel, onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    In deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgelegd voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU te versterken.
  • 2. 
    De verplichtingen van de lidstaten en de taken van organen voor gelijke behandeling uit hoofde van deze richtlijn hebben betrekking op de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU.
  • 3. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan specifiekere bepalingen in Richtlijn (EU) 2023/970.

Artikel 2

Aanwijzing van organen voor gelijke behandeling

  • 1. 
    De lidstaten wijzen een of meer organen (“organen voor gelijke behandeling”) aan om de in deze richtlijn vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen.
  • 2. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van arbeidsinspecties of andere handhavingsinstanties noch aan de rechten en prerogatieven van de sociale partners overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, onder meer met betrekking tot collectieve overeenkomsten, en vertegenwoordiging en verdediging in gerechtelijke procedures.

Artikel 3

Onafhankelijkheid

  • 1. 
    De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de organen voor gelijke behandeling onafhankelijk en vrij van invloed van buitenaf zijn en dat die organen bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden geen instructies van de overheid of van andere publieke of particuliere entiteiten vragen of aanvaarden. In overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn en binnen het toepasselijke rechtskader moeten organen voor gelijke behandeling in staat zijn hun eigen financiële en andere middelen te beheren en hun eigen besluiten te nemen met betrekking tot hun interne structuur, verantwoordingsplicht, personeel en organisatorische aangelegenheden.
  • 2. 
    De lidstaten voorzien in transparante procedures voor de selectie, de benoeming, de beëindiging van het dienstverband en mogelijke belangenconflicten van het personeel van organen voor gelijke behandeling dat een besluitvormende of leidinggevende functie bekleedt en, indien van toepassing, van leden van de raad van bestuur, om hun bekwaamheid en onafhankelijkheid te waarborgen.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling een interne structuur instellen die de onafhankelijke en, in voorkomend geval, onpartijdige uitoefening van hun bevoegdheden waarborgt.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de interne structuur van organen met meerdere mandaten de doeltreffende uitoefening van het mandaat inzake gelijke behandeling waarborgt.

Artikel 4

Middelen

De lidstaten zorgen er in overeenstemming met hun nationale begrotingsprocedures voor dat elk orgaan voor gelijke behandeling over de nodige personele, technische en financiële middelen beschikt om doeltreffend zijn taken uit te voeren en zijn bevoegdheden uit te oefenen, ten aanzien van de gronden en gebieden die onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU vallen, ook indien de organen voor gelijke behandeling deel uitmaken van organen met meerdere mandaten.

Artikel 5

Bewustmaking, preventie en bevordering

  • 1. 
    De lidstaten stellen passende maatregelen, zoals strategieën, vast om de bevolking op hun gehele grondgebied bewuster te maken van de rechten uit hoofde van de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU en van het bestaan van organen voor gelijke behandeling en hun diensten, met bijzondere aandacht voor personen en groepen die het risico lopen gediscrimineerd te worden.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn om activiteiten uit te voeren ter voorkoming van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling, zoals deze voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU. Dergelijke activiteiten kunnen onder meer bestaan uit het bevorderen van positieve actie en gendermainstreaming bij publieke en particuliere entiteiten, het verstrekken van opleiding, advies en ondersteuning, het aangaan van een openbaar debat, het communiceren met belanghebbenden, waaronder de sociale partners, en het bevorderen van de uitwisseling van goede praktijken. Bij de uitvoering van dergelijke activiteiten kunnen organen voor gelijke behandeling rekening houden met specifieke achterstandssituaties als gevolg van intersectionele discriminatie, opgevat als discriminatie op grond van een combinatie van geslacht en een andere discriminatiegrond of -gronden waarvoor de bescherming krachtens de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG of 2004/113/EG geldt.
  • 3. 
    De lidstaten en de organen voor gelijke behandeling moeten voor elke doelgroep passende communicatiemiddelen en -vormen in aanmerking nemen. Zij moeten zich vooral richten op groepen wier toegang tot informatie kan worden belemmerd, bijvoorbeeld door hun precaire economische status, leeftijd, handicap, mate van geletterdheid, nationaliteit of verblijfsstatus, of door hun gebrek aan toegang tot online-instrumenten.

Artikel 6

Bijstand aan slachtoffers

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling slachtoffers bijstand kunnen verlenen zoals uiteengezet in de leden 2, 3 en 4.

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder “slachtoffer” verstaan: eenieder — ongeacht bijvoorbeeld zijn sociaaleconomische status, politieke overtuiging, leeftijd, gezondheid, nationaliteit, verblijfsstatus, taal, kleur, mate van geletterdheid, gender, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken — die meent te zijn gediscrimineerd in de zin van artikel 4 van Richtlijn 2006/54/EG of artikel 4 van Richtlijn 2010/41/EU.

  • 2. 
    De organen voor gelijke behandeling kunnen klachten over discriminatie ontvangen.
  • 3. 
    Organen voor gelijke behandeling verlenen bijstand aan slachtoffers, in eerste instantie door hen te informeren over het volgende:
 

a)

het rechtskader, met inbegrip van op hun specifieke situatie gericht advies;

 

b)

de door het orgaan voor gelijke behandeling aangeboden diensten en daarmee verband houdende procedurele aspecten;

 

c)

de beschikbare rechtsmiddelen, met inbegrip van de mogelijkheid om de zaak voor de rechter te brengen;

 

d)

de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels en de bescherming van persoonsgegevens, en

 

e)

de mogelijkheid om psychologische of andere vormen van relevante ondersteuning te krijgen van andere organen of organisaties.

  • 4. 
    De organen voor gelijke behandeling stellen de klagers binnen een redelijke termijn ervan in kennis dat de klacht zal worden afgesloten dan wel dat er redenen zijn om deze verder te behandelen.

Artikel 7

Alternatieve geschillenbeslechting

De organen voor gelijke behandeling kunnen de partijen de mogelijkheid bieden hun geschil via een alternatief beslechtingsmechanisme op te lossen. Die procedure kan worden geleid door het orgaan voor gelijke behandeling zelf of door een andere bevoegde entiteit, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, in welk geval het orgaan voor gelijke behandeling opmerkingen kan indienen bij die entiteit. Dergelijke alternatieve geschillenbeslechting kan verschillende vormen aannemen, zoals bemiddeling of verzoening, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk. Het ontbreken van een resultaat belet de partijen niet hun recht uit te oefenen om in gerechtelijke procedures op te treden. De lidstaten zorgen voor een toereikende verjaringstermijn teneinde te waarborgen dat de partijen bij een geschil toegang hebben tot de rechter, bijvoorbeeld door de verjaringstermijn op te schorten zolang de partijen deelnemen aan een alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure.

Artikel 8

Onderzoeken

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling de bevoegdheid hebben om te onderzoeken of er sprake is van een schending van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU.
  • 2. 
    De lidstaten voorzien in een onderzoekskader dat de organen voor gelijke behandeling in staat stelt feitenonderzoek te verrichten. Dat kader biedt de organen voor gelijke behandeling met name effectieve rechten op toegang tot informatie en documenten die nodig zijn om vast te stellen of er sprake is van discriminatie. Het voorziet ook in passende mechanismen voor de organen voor gelijke behandeling om daartoe samen te werken met bevoegde overheidsinstanties.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk ook een andere bevoegde instantie de in de leden 1 en 2 bedoelde bevoegdheden toevertrouwen. Wanneer die andere bevoegde instantie haar onderzoek heeft afgerond, verstrekt zij het orgaan voor gelijke behandeling, op zijn verzoek, informatie over de resultaten daarvan.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat er geen onderzoeken uit hoofde van lid 1 van dit artikel en artikel 9 worden ingesteld of voortgezet zolang een gerechtelijke procedure over dezelfde zaak aanhangig is.

Artikel 9

Adviezen en besluiten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn een beoordeling van de zaak te maken en deze met bewijsstukken te staven, met inbegrip van de vaststelling van de feiten en een gemotiveerde conclusie over het bestaan van discriminatie. De lidstaten bepalen of dit moet gebeuren door middel van niet-bindende adviezen of bindende besluiten.
  • 2. 
    In voorkomend geval omvatten zowel de niet-bindende adviezen en als de bindende besluiten specifieke maatregelen om vastgestelde schendingen van het beginsel van gelijke behandeling te verhelpen en nieuwe schendingen te voorkomen. De lidstaten stellen passende mechanismen vast voor de follow-up van niet-bindende adviezen, zoals feedbackverplichtingen, en voor de handhaving van bindende besluiten.
  • 3. 
    De organen voor gelijke behandeling publiceren ten minste een samenvatting van hun adviezen en besluiten die zij bijzonder relevant achten.

Artikel 10

Procesvoering

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling het recht hebben om overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel op te treden in gerechtelijke procedures in burgerlijke of bestuursrechtelijke zaken die verband houden met de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk inzake de ontvankelijkheid van vorderingen, met inbegrip van de regels inzake de verplichting tot verkrijging van de goedkeuring van het slachtoffer.
  • 2. 
    Het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, omvat het recht om overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk bij de rechterlijke instantie opmerkingen in te dienen.
  • 3. 
    Het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden omvat ook ten minste een van de volgende rechten:
 

a)

het recht om namens een of meer slachtoffers een gerechtelijke procedure aanhangig te maken;

 

b)

het recht om aan de gerechtelijke procedure deel te nemen ter ondersteuning van een of meer slachtoffers, of

 

c)

het recht om in eigen naam een gerechtelijke procedure aanhangig te maken, om het algemeen belang te verdedigen.

  • 4. 
    Het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden omvat het recht om als partij op te treden in een procedure inzake de handhaving of rechterlijke toetsing van bindende besluiten, indien organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn om dergelijke besluiten uit hoofde van artikel 9, lid 1, te nemen.

Artikel 11

Procedurele waarborgen

De lidstaten zorgen ervoor dat in de procedures zoals bedoeld in de artikelen 6 tot en met 10 de rechten van verdediging van de betrokken natuurlijke en rechtspersonen worden beschermd. De in artikel 9 bedoelde bindende besluiten worden door de rechter getoetst overeenkomstig het nationale recht.

Artikel 12

Gelijke toegang

  • 1. 
    De lidstaten waarborgen dat iedereen op voet van gelijkheid toegang heeft tot de diensten en publicaties van organen voor gelijke behandeling.
  • 2. 
    De organen voor gelijke behandeling waarborgen dat er geen belemmeringen zijn voor het indienen van klachten, bijvoorbeeld door in staat te zijn klachten mondeling, schriftelijk en online te ontvangen.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling, op hun gehele grondgebied — ook in landelijke en afgelegen gebieden — hun diensten kosteloos aan klagers verlenen.

Artikel 13

Toegankelijkheid en redelijke aanpassingen ten behoeve van personen met een handicap

De lidstaten zorgen voor toegankelijkheid en voorzien in redelijke aanpassingen voor personen met een handicap teneinde hun gelijke toegang tot alle diensten en activiteiten van organen voor gelijke behandeling te waarborgen, met inbegrip van bijstand aan slachtoffers, klachtenbehandeling, alternatieve geschillenbeslechting, informatie en publicaties, en preventie-, bevorderings- en bewustmakingsactiviteiten.

Artikel 14

Samenwerking

De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling over passende mechanismen beschikken om, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, samen te werken met andere organen voor gelijke behandeling binnen dezelfde lidstaat en met relevante publieke en private entiteiten, waaronder arbeidsinspecties, de sociale partners en maatschappelijke organisaties, op nationaal, regionaal en lokaal niveau, alsook in andere lidstaten en op Unie- en internationaal niveau.

Artikel 15

Raadpleging

De lidstaten voeren procedures in om ervoor te zorgen dat de regering en bevoegde overheidsinstanties organen voor gelijke behandeling raadplegen over wetgeving, beleid, procedures en programma’s met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU.

De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling het recht hebben om over deze aangelegenheden aanbevelingen te doen, deze te publiceren en follow-up te vragen met betrekking tot de aanbevelingen.

Artikel 16

Gegevensverzameling en toegang tot gegevens over gelijkheid

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling gegevens over hun activiteiten verzamelen met het oog op de opstelling van de in artikel 17, punten b) en c), bedoelde verslagen.

De door organen voor gelijke behandeling verzamelde gegevens worden uitgesplitst naar de gronden en gebieden die onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU vallen, en volgens de in artikel 18 van deze richtlijn genoemde indicatoren. De verzamelde persoonsgegevens worden geanonimiseerd of, indien dat niet mogelijk is, gepseudonimiseerd.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling onafhankelijke enquêtes over discriminatie kunnen uitvoeren.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling, overeenkomstig het nationale recht, toegang hebben tot statistische gegevens met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU, indien de organen voor gelijke behandeling dergelijke statistische gegevens noodzakelijk achten voor een algemene beoordeling van de situatie met betrekking tot discriminatie in de lidstaat en voor het opstellen van de in artikel 17, punt c), van deze richtlijn bedoelde verslagen.
  • 4. 
    De lidstaten staan de organen voor gelijke behandeling toe om aan publieke en private entiteiten, waaronder overheidsinstanties, de sociale partners, bedrijven en maatschappelijke organisaties, aanbevelingen te doen over het soort gegevens dat met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU moet worden verzameld. De lidstaten kunnen de organen voor gelijke behandeling ook toestaan een coördinerende rol te spelen bij het verzamelen van gegevens over gelijkheid.

Artikel 17

Verslagen en strategische planning

De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling:

 

a)

een werkprogramma goedkeuren waarin hun prioriteiten en toekomstige activiteiten uiteen worden gezet;

 

b)

een jaarlijks activiteitenverslag, met inbegrip van de jaarlijkse begroting en verslaglegging over personeel en financiën, opstellen en ter beschikking stellen van het publiek, en

 

c)

ten minste om de vier jaar een of meer verslagen met aanbevelingen publiceren over de stand van zaken op het gebied van gelijke behandeling en discriminatie, met inbegrip van mogelijke structurele problemen, in hun lidstaat.

Artikel 18

Toezicht en verslaglegging

  • 1. 
    Uiterlijk op 19 juni 2026 stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een lijst op van gemeenschappelijke indicatoren voor de werking van de krachtens deze richtlijn aangewezen organen voor gelijke behandeling. Bij het opstellen van de indicatoren kan de Commissie advies inwinnen bij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, bij het Europees Instituut voor gendergelijkheid en bij netwerken van organen voor gelijke behandeling op Unieniveau. De indicatoren hebben betrekking op de personele, technische en financiële middelen, de onafhankelijke werking, de toegankelijkheid en de doeltreffendheid van organen voor gelijke behandeling, alsook op ontwikkelingen in hun mandaat, bevoegdheden of structuur, waarbij de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de op nationaal niveau verzamelde gegevens worden gewaarborgd. Deze indicatoren zijn niet bedoeld om een rangschikking vast te stellen of om specifieke aanbevelingen aan individuele lidstaten te doen.

De uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

  • 2. 
    Uiterlijk op 19 juni 2031, en vervolgens om de vijf jaar, verstrekken de lidstaten de Commissie alle relevante informatie over de toepassing van deze richtlijn. Dergelijke informatie omvat ten minste gegevens over de werking van organen voor gelijke behandeling, en houdt rekening met de verslagen die de organen voor gelijke behandeling uit hoofde van artikel 17, punten b) en c), hebben opgesteld.
  • 3. 
    De Commissie stelt een verslag op over de toepassing en de praktische effecten van deze richtlijn op basis van de in lid 2 bedoelde informatie en aanvullende relevante gegevens die op nationaal en Unieniveau, met name van organen voor gelijke behandeling, netwerken van organen voor gelijke behandeling op Unieniveau zoals Equinet, maatschappelijke organisaties of andere belanghebbenden, door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en door het Europees Instituut voor gendergelijkheid zijn verzameld. In het verslag wordt ingegaan op de onafhankelijke werking en de doeltreffendheid van de organen voor gelijke behandeling in de lidstaten op basis van de op grond van lid 1 vastgestelde indicatoren.

Artikel 19

Dialoog over de werking van de organen voor gelijke behandeling

  • 1. 
    In het kader van de toezichts- en verslagleggingsoefening uit hoofde van artikel 18, en om de dialoog tussen de instellingen van de Unie te versterken en meer transparantie te waarborgen, kan het Europees Parlement de Commissie jaarlijks uitnodigen om de in dat artikel bedoelde aangelegenheden met betrekking tot de werking van de krachtens deze richtlijn aangewezen organen voor gelijke behandeling te bespreken.
  • 2. 
    Het Europees Parlement kan zijn standpunten ten aanzien van de in artikel 18 bedoelde kwesties kenbaar maken in resoluties.
  • 3. 
    De Commissie houdt in voorkomend geval, ook bij de evaluatie van de werking van deze richtlijn, rekening met alle elementen die naar voren komen uit de standpunten die via de dialoog die op grond van dit artikel plaatsvindt zijn geformuleerd, met inbegrip van eventuele resoluties van het Europees Parlement wat betreft de in artikel 18 bedoelde aangelegenheden.

Artikel 20

Minimumvereisten

  • 1. 
    De lidstaten mogen bepalingen invoeren of handhaven die gunstiger zijn dan de minimumvereisten van deze richtlijn.
  • 2. 
    De uitvoering van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden voor de verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande niveau van bescherming tegen discriminatie op de door de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU bestreken terreinen.

Artikel 21

Verwerking van persoonsgegevens

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling alleen persoonsgegevens mogen verzamelen en verwerken indien dit noodzakelijk is voor de vervulling van een taak uit hoofde van deze richtlijn.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer organen voor gelijke behandeling de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde bijzondere categorieën persoonsgegevens verwerken, passende en specifieke maatregelen worden getroffen om de grondrechten en belangen van de betrokkene te beschermen.

Artikel 22

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 23

Wijzigingen in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU

Artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG en artikel 11 van Richtlijn 2010/41/EU worden geschrapt.

Verwijzingen naar de in die artikelen bedoelde organen voor de bevordering van gelijke behandeling gelden als verwijzingen naar de in artikel 2, lid 1, van deze richtlijn bedoelde organen voor gelijke behandeling.

Artikel 24

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 19 juni 2026 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 23 is van toepassing met ingang van 19 juni 2026.

Artikel 26

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • H. 
    LAHBIB
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 mei 2024.
  • (3) 
    Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).
  • (4) 
    Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1).
  • (5) 
    Arrest van het Hof van Justitie van 30 april 1996 in zaak C-13/94, P. tegen S. en Cornwall County Council, ECLI:EU:C:1996:170; arrest van het Hof van Justitie van 7 januari 2004 in zaak C-117/01, K.B. tegen National Health Service Pensions Agency en Secretary of State for Health, ECLI:EU:C:2004:7; arrest van het Hof van Justitie van 27 april 2006 in zaak C-423/04, Sarah Margaret Richards tegen Secretary of State for Work and Pensions, ECLI:EU:C:2006:256; arrest van het Hof van Justitie van 26 juni 2018 in zaak C-451/16, MB tegen Secretary of State for Work and Pensions, ECLI:EU:C:2018:492.
  • (6) 
    Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).
  • (7) 
    Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37).
  • (9) 
    Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24).
  • Richtlijn (EU) 2024/1499 van de Raad van 7 mei 2024 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot wijziging van de Richtlijnen 2000/43/EG en Richtlijn 2004/113/EG (PB L, 2024/1499, 29.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1499/oj).
  • Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79).
  • Richtlijn (EU) 2023/970 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen (PB L 132 van 17.5.2023, blz. 21).
  • Arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 2008, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding tegen Firma Feryn NV, C-54/07, ECLI:EU:C:2008:397.
  • Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
 

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1500/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.