Verordening 2024/1610 - Wijziging van Verordening (EU) 2019/1242 wat betreft de aanscherping van de CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en de integratie van rapporteringsverplichtingen - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2024/1610 |
6.6.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/1610 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 14 mei 2024
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1242 wat betreft de aanscherping van de CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en de integratie van rapporteringsverplichtingen, tot wijziging van Verordening (EU) 2018/858 en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/956
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het aanpakken van klimaat- en milieugerelateerde uitdagingen en het behalen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs (3), die op 12 december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, staan centraal in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de “Europese Green Deal”. In het licht van de zeer ernstige gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de gezondheid en het sociaal en economisch welzijn van de burgers van de Unie en de agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne is de Europese Green Deal alleen maar noodzakelijker en waardevoller geworden. |
(2) |
De Europese Green Deal omvat een uitgebreide reeks elkaar versterkende maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het bereiken van klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050, en zet een nieuwe groeistrategie uiteen die beoogt de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waarin economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Tegelijkertijd treft die transitie vrouwen en mannen anders en heeft ze een bijzonder effect op bepaalde benadeelde en kwetsbare groepen, zoals huishoudens en personen met een laag inkomen, ouderen, personen met een handicap en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is en niemand aan zijn lot wordt overgelaten. |
(3) |
Na de goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad van alle essentiële onderdelen van het wetgevingspakket “Fit for 55”, zoals voorgesteld door de Commissie in juli 2021 heeft de Unie in oktober 2023 een geactualiseerde nationale bijdrage (NDC) van de Unie en haar lidstaten ingediend bij het UNFCCC, en daarbij bevestigd dat de Unie haar netto broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55 % zal verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990. |
(4) |
Door de vaststelling van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (4) heeft de Unie de doelstelling om haar hele economie uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te maken, vastgelegd in een wetgevingshandeling van de Unie, net als de doelstelling om daarna negatieve emissies te bereiken. Bovendien wordt bij die verordening een bindende doelstelling van de Unie vastgesteld om uiterlijk in 2030 de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) binnen de Unie met ten minste 55 % te reduceren ten opzichte van de niveaus van 1990. Ook voorziet zij in het kader voor de vaststelling van tussentijdse klimaatdoelstellingen van de Unie en voor de publicatie van de verwachte indicatieve broeikasgasbegroting van de Unie voor de periode 2030-2050. |
(5) |
Alle sectoren van de economie, met inbegrip van de wegvervoersector, zullen aan de verwezenlijking van die emissiereducties moeten bijdragen. In haar mededeling van 9 december 2020 over “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” zet de Commissie een stappenplan uiteen voor een duurzame en slimme toekomst voor het Europees vervoer, met een actieplan om de emissies van de vervoerssector tegen 2050 met 90 % te verminderen. Zware bedrijfsvoertuigen zijn momenteel verantwoordelijk voor meer dan een kwart van de broeikasgasemissies van het wegvervoer in de Unie en voor meer dan 6 % van de totale broeikasgasemissies van de Unie. |
(6) |
Het wetgevingspakket “Fit for 55” beoogt de broeikasgasemissiereductiedoelstelling voor 2030 te verwezenlijken. Dit pakket heeft betrekking op een aantal beleidsterreinen. De herziening van Verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad (5) maakt integrerend deel uit van dat wetgevingspakket. |
(7) |
In haar mededeling van 18 mei 2022, over het “REPowerEU-plan”, heeft de Commissie een plan geschetst om de Unie ruim voor het einde van dit decennium onafhankelijk te maken van Russische fossiele brandstoffen. Die mededeling benadrukt onder meer het belang van het verder verhogen van de efficiëntie en het verminderen van het verbruik van fossiele brandstoffen in de vervoersector, waarin elektrificatie kan worden gecombineerd met het gebruik van waterstof uit niet-fossiele bronnen om fossiele brandstoffen te vervangen. |
(8) |
Om uiterlijk in 2030 bij te dragen tot een nettoreductie van broeikasgasemissies van minstens 55 % onder het niveau van 1990 en in overeenstemming met het beginsel “energie-efficiëntie eerst”, moeten de CO2-emissiereductievereisten voor zware bedrijfsvoertuigen van Verordening (EU) 2019/1242 worden aangescherpt. Er moet ook een duidelijk traject voor verdere emissiereducties na 2030 voor de sector zware bedrijfsvoertuigen worden vastgesteld om bij te dragen tot de verwezenlijking van de klimaatneutraliteitsdoelstelling in 2050. |
(9) |
De aangescherpte CO2-emissiereductievereisten moeten bijdragen tot een groeiend aandeel emissievrije zware bedrijfsvoertuigen op de markt van de Unie en tegelijkertijd voordelen voor gebruikers en burgers opleveren wat betreft de luchtkwaliteit en energiebesparingen, en ervoor zorgen dat de innovatie in de waardeketen van de automobielsector en de bijbehorende hoogwaardige banen behouden blijven. Emissievrije zware bedrijfsvoertuigen omvatten momenteel elektrische voertuigen op accu’s, brandstofcelvoertuigen en andere door waterstof aangedreven voertuigen, en de technologische innovatie zet zich verder voort. |
(10) |
Voor de periode vanaf 2030 moeten nieuwe, aangescherpte CO2-emissiereductiedoelstellingen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen worden vastgelegd. Die doelstellingen moeten worden vastgesteld op een niveau dat een sterk signaal zal afgeven om de integratie van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen op de markt van de Unie te versnellen en innovatie op het gebied van emissievrije technologieën op kostenefficiënte wijze te stimuleren, het noodzakelijke signaal af te geven om de uitrol van oplaad- en tankinfrastructuur in de Unie te versnellen, ervoor te zorgen dat ondernemingen in de Unie op de lange termijn op de wereldmarkt kunnen blijven concurreren, bij te dragen aan lagere exploitatiekosten van vervoersbedrijven en ervoor te zorgen dat de Unie haar klimaatdoelstellingen en haar doelstelling om luchtverontreiniging te verminderen kan verwezenlijken. |
(11) |
Luchtverontreiniging is een bijzonder acuut probleem in steden, dat gevolgen heeft voor de gezondheid van miljoenen Europese burgers. Vervoer is een van de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging in steden. De versnelde uitrol van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen zal in combinatie met strengere CO2-emissiereductievereisten ertoe bijdragen de luchtverontreiniging in steden te verminderen. |
(12) |
Met de mededeling van de Commissie van 5 mei 2021, inzake de “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” wordt gestreefd naar het gezamenlijk tot stand brengen van groene en digitale transitietrajecten in een partnerschap met het bedrijfsleven, overheden, sociale partners en andere belanghebbenden. In dat verband wordt een transitietraject ontwikkeld waarin het mobiliteitsecosysteem de waardeketen van de automobielsector in haar transitie kan begeleiden. In het transitietraject wordt bijzondere aandacht besteed aan kleine en middelgrote ondernemingen in de toeleveringsketen van de automobielsector en aan de raadpleging, onder meer door de lidstaten zelf, van de sociale partners. Het traject bouwt ook voort op de Europese vaardighedenagenda met initiatieven zoals het pact voor vaardigheden om de particuliere sector en andere belanghebbenden te mobiliseren om de Europese beroepsbevolking bij en om te scholen met het oog op de groene en de digitale transitie, en bouwt voort op het “Talent Booster Mechanism” in het kader van het initiatief om het talent in Unieregio’s te benutten. De passende maatregelen en stimulansen op Europees en nationaal niveau om de betaalbaarheid van emissievrije voertuigen te verbeteren, komen ook aan bod in het transitietraject. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat de lidstaten gebruik kunnen maken van het bij Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte sociaal klimaatfonds (het “Sociaal Klimaatfonds”) om micro-ondernemingen bij te staan bij de aankoop van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen. Ook moet er bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen die die transitie zal hebben voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de toeleveringsketen. De mededeling van de Commissie van 1 februari 2023, inzake “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” is erop gericht het concurrentievermogen van de Europese nettonulindustrie te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te ondersteunen. Dat plan heeft tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de capaciteit van de Unie om de klimaatneutrale technologieën en producten te fabriceren die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen. Toegang tot opleidingen en omscholing in een groot aantal sectoren die fundamenteel moeten veranderen, waaronder de sector voor zware bedrijfsvoertuigen, is van cruciaal belang voor een sociaal rechtvaardige en doeltreffende transitie. Investeringen in de vaardigheden die nodig zijn voor een doeltreffende transitie zijn een collectieve verantwoordelijkheid. Werknemers en werkzoekenden moeten toegang hebben tot om- en bijscholingsmogelijkheden en hun deelname aan die leeractiviteiten moet worden ondersteund. De lidstaten worden aangemoedigd om de investeringen in om- en bijscholing op te voeren en om de voorspelde veranderingen op de arbeidsmarkt in kaart te brengen en te analyseren. |
(13) |
Samen met initiatieven om een modal shift naar duurzamere vervoerswijzen te versnellen, zullen de aanscherping van de CO2-emissiereductievereisten voor zware bedrijfsvoertuigen en de uitrol van nodige oplaad- en tankinfrastructuur een sleutelrol spelen bij het verminderen van de CO2-emissies van de sector zware bedrijfsvoertuigen. De CO2-emissiereductiedoelstellingen voor het gehele wagenpark in de Unie worden aangevuld door vereisten inzake oplaad- en tankinfrastructuur, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2023/1804 van het Europees Parlement en de Raad (7). Uniefinanciering speelt een belangrijke rol bij de uitrol van infrastructuur op nationaal niveau. De uitrol van laadinfrastructuur voor zware elektrische voertuigen is even belangrijk op particuliere locaties die niet toegankelijk zijn voor het publiek, zoals in particuliere garages en in logistieke centra die laden tijdens de nacht en op de bestemming mogelijk maken. De lidstaten moeten in het kader van de ontwikkeling van hun herziene nationale beleidskaders maatregelen overwegen om ervoor te zorgen dat er voor zware elektrische voertuigen adequate infrastructuur beschikbaar is om tijdens de nacht of op de bestemming te laden. Het is ook passend, met het oog op eventuele infrastructurele beperkingen in derde landen, rekening te houden met het effect van deze verordening op de mogelijkheid om in een lidstaat geregistreerde nieuwe zware bedrijfsvoertuigen buiten de Unie te exploiteren. |
(14) |
In 2015 is, na de vaststelling van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad (8), het Forum voor duurzaam vervoer (het “forum”) opgericht door de Commissie. Het forum helpt de Commissie bij de uitvoering van de activiteiten en programma’s van de Unie ter bevordering van de ontwikkeling van infrastructuur voor duurzame alternatieve brandstoffen. Na de vaststelling van deze verordening zal de Commissie ervoor zorgen dat het forum de doeltreffende en kostenefficiënte uitrol ondersteunt van de laad- en tankinfrastructuur die nodig is om te voldoen aan de aangescherpte CO2-emissiereductievereisten voor zware bedrijfsvoertuigen, en dat het forum de in artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) 2023/1804 bedoelde evaluatie verstrekt, zodat de in die verordening vastgestelde doelstellingen worden afgestemd op de doelstellingen van deze verordening. |
(15) |
De transitie naar klimaatneutraliteit vereist aanzienlijke investeringen in het elektriciteitsnet, onder meer in een grotere capaciteit, meer veerkracht, een groter opslagvermogen en meer aansluitingen. Gezien de in het kader van deze verordening vastgestelde CO2-emissiereductiedoelstellingen voor zware bedrijfsvoertuigen voor het jaar 2030, zal het aandeel emissievrije zware bedrijfsvoertuigen in het totale aantal zware bedrijfsvoertuigen op de weg en het elektriciteitsverbruik in de sector beperkt blijven. De daarmee samenhangende gevolgen voor het elektriciteitsnet zullen daarom ook beperkt blijven. |
(16) |
Hoewel de aangescherpte CO2-emissiereductiedoelstellingen tot een versnelde invoering van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen zullen leiden, zal een aanzienlijk deel van het totale wagenpark van zware bedrijfsvoertuigen nog uit voertuigen met een interne verbrandingsmotor blijven bestaan. Om ervoor te zorgen dat dat deel van het wagenpark bijdraagt aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie, zijn méér innovatie en een versnelde invoering van duurzame hernieuwbare brandstoffen van essentieel belang. De bestaande beleidsmaatregelen en wettelijke instrumenten van de Unie, met name Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (9) en het bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) vastgestelde EU-systeem voor de handel in emissierechten, zullen bijdragen tot het koolstofvrij maken van vervoersbrandstoffen, met als doel het volledig uitbannen van het gebruik van fossiele brandstoffen. De Commissie moet een coherent kader van stimuleringsmaatregelen verder ontwikkelen voor het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen en biogas en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong. Dat kader moet alomvattende maatregelen bevatten voor het elimineren van de obstakels voor de invoering en bevoorrading, rekening houdend met de vraag in de diverse economische sectoren, in de context van de algehele inspanningen voor het verwezenlijken van de klimaatdoelstellingen van de Unie. Voortbouwend op de doelstellingen met betrekking tot biomethaan in het plan RePowerEU, moet de Commissie ook onderzoeken hoe de opschaling van de productie van biomethaan in de Unie kan bijdragen tot het koolstofvrij maken van de economie, waaronder de vervoerssector. |
(17) |
Na overleg met de belanghebbenden zal de Commissie binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de rol beoordelen van een methodologie voor de registratie van zware bedrijfsvoertuigen die uitsluitend op CO2-neutrale brandstoffen lopen, in overeenstemming met het Unierecht en de klimaatneutraliteitsdoelstelling van de Unie. |
(18) |
Fabrikanten moeten voldoende flexibiliteit blijven krijgen wanneer zij hun wagenparken van zware bedrijfsvoertuigen in de loop van de tijd aanpassen om de transitie naar emissievrije zware bedrijfsvoertuigen op een kostenefficiënte manier vorm te geven. Daarom is het passend de bestaande aanpak, waarbij doelstellingen in stappen van vijf jaar worden aangescherpt, te handhaven. |
(19) |
Vanwege de heterogene structuur van het gehele wagenpark van zware bedrijfsvoertuigen kan niet volledig worden voorspeld of de technologie zich snel genoeg zal ontwikkelen om ervoor te zorgen dat emissievrije uitlaattechnologie een haalbare keuze is voor alle nichetoepassingen. Dit gaat bijvoorbeeld om zware bedrijfsvoertuigen voor kritieke beveiligings- en veiligheidstoepassingen, waarvoor geen emissievrije uitlaattechnologieën kunnen worden gebruikt. Dergelijke voertuigen moeten een beperkt aandeel van het gehele wagenpark van zware bedrijfsvoertuigen uitmaken. Bij haar evaluatie van Verordening (EU) 2019/1242 moet de Commissie beoordelen of maatregelen kunnen worden toegepast om CO2-emissies van dergelijke voertuigen te verlagen. |
(20) |
Aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten worden sterk aangemoedigd om voor hun onder deze verordening vallende aanbestedingsprocedures, gebruik te maken van een gunningscriterium of een technische specificatie die verband houdt met het aandeel van de producten van inschrijvingen die afkomstig zijn uit landen die geen lid zijn bij de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake overheidsopdrachten (Government Procurement Agreement — de “GPA”) en die geen vrijhandelsovereenkomst met regels inzake overheidsopdrachten met de Unie hebben gesloten. Dergelijke criteria zullen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de levering van emissievrije stadsbussen door de Europese industrie, het waarborgen van duurzame en veerkrachtige toeleveringsketens voor stadsbussen en het versterken van de voorzieningszekerheid binnen de Unie. |
(21) |
Aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten worden aangemoedigd om voor hun onder deze verordening vallende aanbestedingsprocedures, een criterium inzake ecologische duurzaamheid als gunningscriterium of technische specificatie te hanteren. Onverminderd de wetgevingshandelingen van de Unie die van toepassing zijn op een specifieke technologie, waaronder Verordening (EU) 2023/1542 van het Europees Parlement en de Raad (11) en een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en, moeten aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten bij de beoordeling van de ecologische duurzaamheid van op basis van deze verordening aangekochte stadsbussen rekening kunnen houden met verschillende elementen die gevolgen hebben voor het klimaat en het milieu. Die elementen kunnen bestaan uit bijvoorbeeld de duurzaamheid en betrouwbaarheid van de oplossing, het gemak van reparatie en onderhoud, het gemak waarmee recycling plaatsvindt en de kwaliteit ervan, het gebruik van stoffen, het verbruik van energie, water en andere hulpbronnen in een of meer stadia van de levenscyclus van het product, de inbouw van gebruikte componenten, de ecologische voetafdruk van het product en de milieueffecten ervan gedurende de levenscyclus en de hoeveelheden afval die wordt gegenereerd. |
(22) |
Om de aangescherpte CO2-emissiereductiedoelstellingen voor het hele wagenpark in de Unie vanaf 2030 te behalen, moeten fabrikanten het aantal emissievrije zware bedrijfsvoertuigen op de markt van de Unie aanzienlijk verhogen. Tegen die achtergrond zou het stimuleringsmechanisme voor emissievrije en emissiearme zware bedrijfsvoertuigen) niet langer zijn oorspronkelijke doel dienen en de doeltreffendheid van Verordening (EU) 2019/1242 kunnen ondermijnen. Dat stimuleringsmechanisme voor moet daarom vanaf 2030 worden geschrapt. |
(23) |
De mogelijkheid om de inkomsten uit de bijdragen voor overtollige CO2-emissies toe te wijzen aan een specifiek fonds of een relevant programma is geëvalueerd zoals vereist op grond van artikel 15, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1242, met de conclusie dat de administratieve lasten daardoor aanzienlijk zouden toenemen, zonder dat dit rechtstreekse voordelen oplevert voor de transitie van de automobielsector. De inkomsten uit de bijdragen voor overtollige CO2-emissies moeten daarom overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1242 als ontvangsten voor de algemene begroting van de Europese Unie worden beschouwd. |
(24) |
Het onderwerp van Verordening (EU) 2019/1242 moet worden uitgebreid met de monitoring- en rapporteringsverplichtingen, die bij deze verordening in Verordening (EU) 2019/1242 worden geïntegreerd. |
(25) |
Verordening (EU) 2019/1242 moet worden gewijzigd om hetzelfde toepassingsgebied te bestrijken als Verordening (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad (12). |
(26) |
De CO2-emissies van voertuigen die niet onder de typegoedkeuringswetgeving van de Unie voor voertuigen vallen, zoals trekkers voor gebruik in de landbouw en de bosbouw, voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik door de nationale defensie, waaronder de strijdkrachten, en rupsvoertuigen, worden niet bepaald. Daarom hoeven die voertuigen niet aan de CO2-emissiereductiedoelstellingen van deze verordening te voldoen. |
(27) |
Teneinde de vrijwillige typegoedkeuring niet te ontmoedigen van zware bedrijfsvoertuigen die zijn ontworpen en gebouwd of aangepast voor gebruik door burgerbeschermingsdiensten, de brandweer en de ordehandhavingsdiensten of dringende medische zorgdiensten, wat negatieve gevolgen zou hebben voor de veiligheid en het milieu, moeten dergelijke voertuigen ook worden vrijgesteld van de verplichting om aan de in deze verordening vastgestelde CO2-emissiereductiedoelstellingen te voldoen, tenzij de fabrikant anders verzoekt. De lidstaten moeten ook het recht hebben om zware bedrijfsvoertuigen die niet specifiek zijn ontworpen maar wel zijn geregistreerd voor gebruik door burgerbeschermingsdiensten, de brandweer, de ordehandhavingsdiensten en de strijdkrachten of dringende medische zorgdiensten, zoals normale bussen die worden gebruikt voor het vervoer van politie of strijdkrachten, vrij te stellen van de in deze verordening vastgelegde CO2-emissiereductiedoelstellingen, door te bevestigen dat een dergelijke vrijstelling in het openbaar belang zou zijn. De lidstaten moeten ook het recht hebben om voor de strijdkrachten geregistreerde voertuigen vrij te stellen van deze verordening in haar geheel. |
(28) |
Aangezien voor bepaalde subgroepen zware bedrijfsvoertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend om technische redenen nog geen CO2-emissiereductiedoelstellingen zijn bepaald, hoeven die zware bedrijfsvoertuigen niet te voldoen aan de in deze verordening vastgestelde CO2-emissiereductiedoelstellingen. Voorbeelden van dergelijke voertuigen zijn voertuigen voor speciale doeleinden, zoals mobiele kranen, dragers van hydraulische multifunctionele werktuigen of voertuigen voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen, terreinvoertuigen (zoals bepaalde zware bedrijfsvoertuigen voor mijnbouw, bosbouw en de landbouw) en andere zware bedrijfsvoertuigen met niet-standaardasconfiguraties (zoals zware bedrijfsvoertuigen met meer dan vier assen of meer dan twee aandrijfassen), kleine bussen met een technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand (technically permissible maximum laden mass — TPMLM) van minder dan of gelijk aan 7,5 ton en kleine vrachtwagens met een TPMLM van minder dan of gelijk aan 5 ton. De Commissie moet onderzoeken of het passend is de CO2-emissies van kleine vrachtwagens met een TPMLM van minder dan of gelijk aan 5 ton vast te stellen overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2017/2400 van de Commissie (13) (vehicle energy consumption calculation tool simulations of VECTO-simulaties), rekening houdend met Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie (14). |
(29) |
Bepaalde definities moeten worden ingevoerd om de terminologie van Verordening (EU) 2019/1242 af te stemmen op die van de Uniewetgeving inzake typegoedkeuring, met name Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (15) en Verordening (EU) 2017/2400. |
(30) |
Voor de bij deze verordening ingevoerde overdracht van zware bedrijfsvoertuigen tussen fabrikanten en de vaststelling van een vrijstelling voor fabrikanten die weinig zware bedrijfsvoertuigen produceren, moet een definitie van het begrip “groep van onderling verbonden fabrikanten” aan Verordening (EU) 2019/1242 worden toegevoegd. Die definitie moet inhoudelijk de in Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad (16) voor lichte bedrijfsvoertuigen gebruikte terminologie volgen. |
(31) |
Wat betreft het vaststellen van de verplichtingen van individuele fabrikanten te bepalen, moeten de CO2-emissiereductiedoelstellingen voor het hele wagenpark van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen van de Unie worden omgezet in specifieke CO2-emissiedoelstellingen voor subgroepen voertuigen, die moeten worden bepaald op basis van de technische kenmerken van de zware bedrijfsvoertuigen waarvoor zij gelden. |
(32) |
Aangezien de CO2-emissies in verband met aanhangwagens een sterk effect hebben op de totale CO2-emissies en het energieverbruik van gemotoriseerde zware bedrijfsvoertuigen, moeten er ook CO2-emissiereductiedoelstellingen voor aanhangwagens worden vastgesteld. |
(33) |
De CO2-emissies van werkvoertuigen, zoals vuilniswagens, kippers of betonmixers, worden reeds gecertificeerd in het kader van VECTO, en worden gemonitord en gerapporteerd door de voertuigfabrikanten en de lidstaten. De CO2-emissies van werkvoertuigen vertegenwoordigen ongeveer 2 % van de CO2-emissies van zware bedrijfsvoertuigen en ongeveer 4 % van de verkoop. Aangezien zij veelal in steden worden gebruikt, hebben werkvoertuigen ook een effect op de stedelijke luchtkwaliteit. Daarom moeten werkvoertuigen tot 2029 vrijgesteld blijven van de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van fabrikanten. Voor de periode 2030 tot en met 2034 mogen voor die berekeningen alleen emissievrije werkvoertuigen in aanmerking worden genomen. Vanaf 2035 moeten alle werkvoertuigen in aanmerking worden genomen voor die berekeningen. |
(34) |
Om de ontwikkeling en het wijdverbreide gebruik van aanhangwagens met CO2-emissiereductietechnologie te vergemakkelijken en mogelijk te maken, is het noodzakelijk het kader voor typegoedkeuring voor een dergelijke technologie, met name voor geëlektrificeerde aanhangwagens, onverwijld te actualiseren en uit te breiden door Verordening (EU) 2018/858 aan te passen. |
(35) |
In 2022 waren emissievrije stadsbussen al goed voor ongeveer een kwart van alle stadsbussen die in de Unie werden verkocht, waarbij sommige lidstaten een veel groter aandeel hadden. Vanwege de technische paraatheid van stadsbussen en de noodzaak om de luchtkwaliteit in steden te verbeteren, moet een minimumaandeel emissievrije nieuwe stadsbussen worden vastgesteld. |
(36) |
Een verplicht minimumaandeel emissievrije stadsbussen moet een afspiegeling zijn van de maatschappelijke behoefte aan betaalbaar openbaar vervoer, ook in plattelandsgebieden. De toename van het aanbod van emissievrije stadsbussen als gevolg van een dergelijk verplicht minimumaandeel moet een positief effect hebben op de inkoopprijs, zowel wat betreft de aanschafprijs als de totale eigendomskosten van emissievrije stadsbussen, rekening houdend met de besparingen op fossiele brandstoffen bij het gebruik van dergelijke stadsbussen. Gezamenlijke aankoop van stadsbussen kan, voortbouwend op het Clean Bus Europe Platform, de inkoopprijs van dergelijke bussen verder verlagen, en de lidstaten kunnen het Sociaal Klimaatfonds aanwenden om kwetsbare burgers te ondersteunen met in prijs verlaagde of gratis openbaarvervoerstickets of -abonnementen. Tot slot blijven de CO2-emissiereductiedoelstellingen voor zware bedrijfsvoertuigen ook gelden voor bussen en touringcars voor streekvervoer, vervoer over lange afstanden en vervoer in plattelandsgebieden. Met steun vanuit het Sociaal Klimaatfonds kan worden tegemoetgekomen aan de specifieke behoeften van plattelandsgebieden en kan vervoersarmoede zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2023/955 worden voorkomen door de toegang tot betaalbaar openbaar vervoer te waarborgen. De Commissie moet ook verdere passende maatregelen overwegen om de vraag naar emissievrije zware bedrijfsvoertuigen door overheidsinstanties te vergroten, teneinde de verwezenlijking van de klimaatneutraliteitsdoelstelling van de Unie te ondersteunen. |
(37) |
Aangezien commerciële in plaats van juridische entiteiten voor naleving in aanmerking moeten worden genomen, moet het economisch verbonden fabrikanten binnen bepaalde grenzen worden toegestaan zware bedrijfsvoertuigen over te dragen om deze in het kader van Verordening (EU) 2019/1242 te verrekenen. |
(38) |
Bovendien moet het mogelijk zijn emissievrije zware bedrijfsvoertuigen over te dragen tussen niet-verbonden entiteiten om de ontwikkeling van nieuwe emissievrije technologieën door gespecialiseerde kleine en middelgrote ondernemingen te versterken. |
(39) |
Retrofitting van emissievrije voertuigen bestaat uit de omzetting van een interne verbrandingsmotor of een voertuig in een emissievrije motor. Het heeft milieuvoordelen omdat er minder nieuwe onderdelen geproduceerd hoeven te worden en er dus minder materiaal wordt gebruikt. Het heeft ook economische voordelen, omdat de voertuigen betaalbaar blijven en er nieuwe banen door worden gecreëerd. De marktpenetratie van zware bedrijfsvoertuigen die zijn omgebouwd tot emissievrije zware bedrijfsvoertuigen wordt echter belemmerd door het ontbreken van geharmoniseerde technische en administratieve regels voor de goedkeuring ervan. De Commissie moet dan ook nagaan of er eventueel initiatieven nodig zijn om de ontwikkeling van dergelijke geharmoniseerde regels te bevorderen. |
(40) |
Maatregelen om het aandeel emissievrije zware bedrijfsvoertuigen die eigendom zijn van of worden geleased door exploitanten van grote wagenparken te vergroten, zouden de verkoop van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen helpen verhogen en de transitie naar emissievrij wegvervoer versnellen. De Commissie moet dan ook een analyse maken van de mogelijke behoefte en de effecten van initiatieven ter verhoging van het aandeel van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen die eigendom zijn van of worden geleased door exploitanten van grote wagenparken. |
(41) |
Om onevenredig hoge nalevingskosten te voorkomen en de administratieve lasten te verlichten, moeten fabrikanten die weinig zware bedrijfsvoertuigen produceren, mits zij aan bepaalde wettelijke vereisten voldoen, worden vrijgesteld van de verplichting om aan de CO2-emissiereductiedoelstellingen te voldoen. Aangezien die fabrikanten de rapporteringsverplichtingen van Verordening (EU) 2019/1242 nog steeds moeten naleven, bestaat er een passend controlemechanisme voor hen. |
(42) |
Het bestaande systeem van meerjarige emissiekredieten en emissieschulden moet tot en met 2039 worden verlengd, aangezien de CO2-emissiereductiedoelstellingen tussen 2030 en 2040 steeds worden verzwaard, en daarvoor gedurende die periode toekomstgerichte technische ontwikkelingen door fabrikanten nodig zijn. Niettemin moeten fabrikanten alle resterende emissieschulden in de jaren 2029, 2034 en 2039 vereffenen. Emissiekredieten moeten automatisch vervallen indien zij niet binnen zeven jaar na de verwerving zijn gebruikt. |
(43) |
Verordening (EU) 2019/1242 moet voor elke voertuigcategorie duidelijk vaststellen aan welke fabrikant een zwaar bedrijfsvoertuig moet worden toegewezen, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de verschillende constellaties voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M. |
(44) |
De regels voor verificatie van de gerapporteerde monitoringgegevens moeten ook betrekking hebben op potentiële correctie achteraf van fouten in dergelijke gegevens en de manier waarop de Commissie met dergelijke correcties omgaat voor de toepassing van de CO2-emissiereductiedoelstellingen voor het gehele wagenpark in de Unie. |
(45) |
De beoordeling van de referentiewaarden van de CO2-emissies moet worden gewijzigd zodat deze ook gelden voor de nieuw in het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/1242 opgenomen subgroepen voertuigen. |
(46) |
De monitoring en rapportering door fabrikanten en lidstaten is een essentiële voorwaarde voor de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1242. Het opnemen van Verordening (EU) 2018/956 in Verordening (EU) 2019/1242 moet synergieën opleveren en het mogelijk maken bij de interpretatie van de bepalingen rekening te houden met de doelstellingen van beide verordeningen. |
(47) |
Bij het opnemen van de monitorings- en rapporteringsbepalingen van Verordening (EU) 2018/956 in Verordening (EU) 2019/1242 moet de gelegenheid te baat worden genomen om die bepalingen licht te wijzigen naar aanleiding van de ervaring die is opgedaan met de eerste twee rapporteringscycli in het kader van Verordening (EU) 2018/956. |
(48) |
Aangezien de CO2-emissies niet meer alleen door de fabrikanten zullen worden bepaald, moet de verplichting van rapportering van CO2-emissies en andere technische gegevens van zware bedrijfsvoertuigen worden uitgebreid tot de entiteiten die dit overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2400 en Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362 van de Commissie (17) bepalen. De te rapporteren gegevens moeten het gegevensdossier van de fabrikant omvatten. |
(49) |
Het moet de Commissie worden toegestaan rekening te houden met de technische vooruitgang, de evolutie van de goederenlogistiek, zoals met name de in sommige lidstaten gebruikte combinaties van zware voertuigen, de nodige aanpassingen naar aanleiding van de toepassing van deze verordening en de wijzigingen van de onderliggende typegoedkeuringsrechtshandelingen, om ervoor te zorgen dat de gegevensvereisten en de monitoring- en rapporteringsprocedure in de loop van de tijd relevant blijven voor het beoordelen van de bijdrage van het wagenpark van zware bedrijfsvoertuigen aan de CO2-emissiereductiedoelstellingen, om de beschikbaarheid van gegevens over nieuwe en geavanceerde voor CO2-emissiereductietechnologieën en over de resultaten van controletesten op de weg te waarborgen, om te waarborgen dat de waardeschalen voor de luchtweerstand relevant blijven voor informatie- en vergelijkbaarheidsdoeleinden, en om de bepalingen inzake administratieve boetes aan te vullen. |
(50) |
Om die redenen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om uit hoofde van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van de criteria voor het definiëren van subgroepen voertuigen, waaronder het toevoegen van subgroepen voor vrachtwagens voor extra zware combinaties, en voor het definiëren van werkvoertuigen, en de criteria voor het operationele bereik van verschillende aandrijftechnologieën, de lijst en het gewicht van de missieprofielen, de belasting, het aantal passagiers, de massa van de passagiers, de technisch toelaatbare maximale belasting, het technisch toelaatbare maximumaantal passagiers en de vrachtvolumes en de waarden voor de jaarlijks afgelegde afstand van subgroepen voertuigen, tot wijziging van de gegevensvereisten en de monitoring- en rapporteringsprocedure als vastgelegd in de bijlagen, tot specificatie van de door de lidstaten te rapporteren gegevens voor het monitoren van de resultaten van de controletests op de weg, tot wijziging van de waardeschalen voor de luchtweerstand, en tot bepaling van de criteria, de berekening en de methode voor het innen van aan fabrikanten opgelegde administratieve geldboetes. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(51) |
Om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1242, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de typegoedkeuringsprocedures en met betrekking tot de gemeenschappelijke technische specificaties inzake de technische en open interoperabiliteit tussen de oplaad- en tankinfrastructuur en stadsbussen, in termen van fysieke verbindingen en communicatie-uitwisseling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (18). |
(52) |
Bij de intrekking van Verordening (EU) 2018/956 moet worden voorzien in overgangsbepalingen zodat de op het moment van inwerkingtreding van deze verordening lopende rapporteringsperiode kan worden afgerond volgens de regels die aan het begin van die rapporteringsperiode golden, met inbegrip van alle verwerking van de verzamelde gegevens. Deze verordening moet daarom van toepassing zijn met ingang van het begin van de volgende rapporteringsperiode. |
(53) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk CO2-emissiereducties te bevorderen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte manier die is afgestemd op de doelstelling om uiterlijk in 2030 de nettobroeikasgasemissies in de hele economie te verminderen door middel van gewijzigde CO2-emissiereductiedoelstellingen voor het gehele wagenpark zware bedrijfsvoertuigen in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(54) |
Verordeningen (EU) 2018/858 en (EU) 2019/1242 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) 2019/1242
Verordening (EU) 2019/1242 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: “Artikel 1 Onderwerp en doelstellingen
(*1) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1)." (*2) Verordening (EU) 2023/857 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en van Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 111 van 26.4.2023, blz. 1).”." |
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 3 bis CO2-emissiereductiedoelstellingen
De vereisten van deze verordening gelden niet voor zware bedrijfsvoertuigen die zijn geregistreerd voor gebruik door de strijdkrachten, indien een lidstaat besluit ze niet te rapporteren overeenkomstig deel A van bijlage IV. Artikel 3 ter Aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de transitie naar emissievrije zware bedrijfsvoertuigen op de markt van de Unie Uiterlijk op 30 juni 2025 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de noodzaak wordt overwogen om het gebruik op de markt van de Unie te bevorderen van zware bedrijfsvoertuigen die zijn omgebouwd om emissievrije zware bedrijfsvoertuigen te worden, onder meer door de invoering van geharmoniseerde regelgeving. Dat verslag bevat een analyse van de opties en de impact van die opties. Waar passend gaat de analyse vergezeld van een wetgevingsinitiatief of andere maatregel. Artikel 3 quater Aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de vraag naar emissievrije zware bedrijfsvoertuigen op de markt van de Unie Uiterlijk op 30 juni 2027 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een analyse van de mogelijke noodzaak en impact van initiatieven om het aandeel van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen die eigendom zijn van of geleased worden door exploitanten van grote wagenparken te verhogen. In dat verslag overweegt de Commissie de mogelijke opties om het gebruik van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen die eigendom zijn van of geleased worden door exploitanten van grote wagenparken te vergroten. Artikel 3 quinquies Streefdoel voor stadsbussen als emissievrije zware bedrijfsvoertuigen
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 3 sexies Waarborging van duurzame en veerkrachtige toeleveringsketens voor stadsbussen door middel van aanbestedingsprocedures
De eerste alinea belet aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten niet gebruik te maken van aanvullende criteria.
(*7) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).”." |
5) |
In artikel 4 wordt de eerste alinea vervangen door: “Vanaf 1 juli 2020, en in elke daaropvolgende rapporteringsperiode, bepaalt de Commissie voor elke fabrikant de gemiddelde specifieke CO2-emissies in g/tkm voor de voorgaande rapporteringsperiode, en houdt daarbij rekening met:
|
6) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 Specifieke CO2-emissiedoelstellingen van een fabrikant Voor de rapporteringsperiode van het jaar 2025 en voor elke daaropvolgende rapporteringsperiode bepaalt de Commissie voor elke fabrikant een specifieke CO2-emissiedoelstelling voor de voorgaande rapporteringsperiode. Die doelstelling wordt bepaald overeenkomstig punt 4.1 van bijlage I.” ; |
8) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 6 bis Overdracht van zware bedrijfsvoertuigen tussen fabrikanten
De fabrikanten dienen de overdrachtsverzoeken in bij de Commissie door middel van de door de Commissie verstrekte elektronische hulpmiddelen.
Artikel 6 ter Vrijstelling voor fabrikanten die weinig zware bedrijfsvoertuigen produceren
|
9) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 7 bis Toeschrijving van zware bedrijfsvoertuigen aan een fabrikant Bij de berekening van de in artikel 4 bedoelde gemiddelde specifieke CO2-emissies en de in artikel 6 bedoelde specifieke CO2-emissiedoelstellingen worden de in een bepaalde rapporteringsperiode geregistreerde zware bedrijfsvoertuigen toegeschreven aan de volgende fabrikanten:
Artikel 7 ter Berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van zware bedrijfsvoertuigen van categorie M Voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M geldt het volgende:
(*8) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362 van de Commissie van 1 augustus 2022 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de prestaties van zware aanhangwagens met betrekking tot hun invloed op de CO2-emissies, het brandstofverbruik, het energieverbruik en het nulemissiebereik van motorvoertuigen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683 (PB L 205 van 5.8.2022, blz. 145).”." |
11) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 10 wordt vervangen door: “Artikel 10 Beoordeling van de referentiewaarden van de CO2-emissies
|
14) |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
In artikel 13 wordt lid 3 vervangen door: “3. Indien als gevolg van de uit hoofde van lid 2 uitgevoerde verificaties een gebrek aan overeenstemming van CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden wordt vastgesteld die niet kan worden toegeschreven aan een gebrekkige functionering van het simulatie-instrument, of de aanwezigheid van strategieën die de prestaties van het voertuig op kunstmatige wijze verbeteren, zorgt de bevoegde typegoedkeuringsinstantie, naast de nodige maatregelen als vastgesteld in hoofdstuk XI van Verordening (EU) 2018/858, voor de correctie van de klanteninformatiedossiers, de certificaten van overeenstemming en de individuele typegoedkeuringscertificaten, naargelang het geval. Indien de gegevens in de klanteninformatiedossiers, de certificaten van overeenstemming en de afzonderlijke typegoedkeuringscertificaten niet overeenkomstig Verordening (EU) 2018/858 kunnen worden gecorrigeerd, geeft de verantwoordelijke typegoedkeuringsinstantie een correctieverklaring af met de gecorrigeerde gegevens. Zij zendt die verklaring toe aan de Commissie en de betrokken partijen.”. |
16) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 13 bis Monitoring en rapportering door de lidstaten
Met ingang van 2020 rapporteren de bevoegde autoriteiten van de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 september de gegevens van de vorige rapporteringsperiode van 1 juli tot en met 30 juni aan de Commissie, volgens de in bijlage V beschreven rapporteringsprocedure.
Artikel 13 ter Rapportering door fabrikanten of andere entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het bepalen van de CO2-emissies van een zwaar bedrijfsvoertuig
Uiterlijk op 30 september van elk jaar rapporteren zij die gegevens overeenkomstig de rapporteringsprocedure van bijlage V aan de Commissie voor elk nieuw zwaar bedrijfsvoertuig met een datum van bepaling of van beoordeling die binnen de rapporteringsperiode die eindigt op 30 juni, valt. Dit lid is niet van toepassing op zware bedrijfsvoertuigen die op grond van artikel 6 ter zijn vrijgesteld.
Artikel 13 quater Centraal register voor gegevens over zware bedrijfsvoertuigen
Het centraal register is openbaar toegankelijk, met uitzondering van de in bijlage V, punt 3.2, vermelde gegevens. De waarde voor luchtweerstand wordt openbaar gemaakt in een schaal zoals beschreven in deel C van bijlage IV.
Artikel 13 quinquies Monitoring van de resultaten van controletests op de weg
Artikel 13 sexies Kwaliteit van de gegevens
Artikel 13 septies Administratieve boetes
Voor het verifiëren van de in punt a) bedoelde gegevens pleegt de Commissie overleg met de bevoegde typegoedkeuringsinstanties. De administratieve boetes zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en bedragen niet meer dan 30 000 EUR per zwaar bedrijfsvoertuig waarop de afwijkende of vertraagde gegevens zoals bedoeld in de punten a) en b) betrekking hebben.
Die gedelegeerde handelingen zijn in overeenstemming met de volgende beginselen:
|
17) |
Artikel 14 wordt vervangen door: “Artikel 14 Wijziging van de bijlagen I, IV en V
|
18) |
Artikel 15 wordt vervangen door: “Artikel 15 Evaluatie
In dat verslag beoordeelt de Commissie met name het volgende:
Dat verslag gaat waar nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening.
|
19) |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
De bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2019/1242 worden vervangen door de in bijlage I bij deze verordening opgenomen tekst. |
21) |
De in bijlage II bij deze verordening opgenomen tekst wordt toegevoegd als de bijlagen III, IV, V en VI bij Verordening (EU) 2019/1242. |
Artikel 2
Wijzigingen in Verordening (EU) 2018/858
Verordening (EU) 2018/858 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan bijlage I, deel B, punt 6.1.1, d), wordt het volgende punt toegevoegd:
|
Artikel 3
Intrekking van Verordening (EU) 2018/956
Verordening (EU) 2018/956 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2024.
Verwijzingen naar Verordening (EU) 2018/956 gelden als verwijzingen naar Verordening (EU) 2019/1242 en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1242, opgenomen in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 4
Overgangsbepalingen
Niettegenstaande artikel 3 blijven Verordening (EU) 2019/1242, in de op 30 juni 2024 toepasselijke versie, en Verordening (EU) 2018/956, in de op 30 juni 2024 toepasselijke versie, van toepassing in verband met de rapporteringsperioden vóór 1 juli 2024.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 mei 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.LAHBIB
-
Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 mei 2024.
-
Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 595/2009 en (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 96/53/EG van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 202).
-
Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060 (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2023/1804 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 2014/94/EU (PB L 234 van 22.9.2023, blz. 1).
-
Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
-
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
-
Verordening (EU) 2023/1542 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG en Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende de monitoring en de rapportering van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen (PB L 173 van 9.7.2018, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2017/2400 van de Commissie van 12 december 2017 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de bepaling van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van zware bedrijfsvoertuigen betreft, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie (PB L 349 van 29.12.2017, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13).
-
Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362 van de Commissie van 1 augustus 2022 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de prestaties van zware aanhangwagens met betrekking tot hun invloed op de CO2-emissies, het brandstofverbruik, het energieverbruik en het nulemissiebereik van motorvoertuigen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683 (PB L 205 van 5.8.2022, blz. 145).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
BIJLAGE I
De bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2019/1242 worden gewijzigd als volgt:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: “BIJLAGE I Gemiddelde specifieke CO2-emissies, gemiddelde specifieke CO2-emissiedoelstellingen en overtollige CO2-emissies
1.1. Voor de toepassing van deze verordening wordt elk nieuw zwaar bedrijfsvoertuig ingedeeld in een subgroep voertuigen sg.
1.4. Omschrijvingen van de missieprofielen
2.1. Berekening van de specifieke CO2-emissies van een nieuw zwaar bedrijfsvoertuig De specifieke CO2-emissies in g/km van een nieuw zwaar bedrijfsvoertuig v dat in een subgroep voertuigen sg is ingedeeld, of van het primaire voertuig daarvan, worden berekend als volgt: waarbij:
Voor emissievrije gemotoriseerde zware bedrijfsvoertuigen worden de waarden voor CO2v,mp en CO2pv,mp vastgesteld op “0”. 2.1.1. Weegfactoren van missieprofielen (Wsg,mp) voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie N
2.1.2. Weegfactoren van missieprofielen (Wsg,mp) voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M
2.1.3. Weegfactoren van missieprofielen (Wsg,mp) voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie O
2.2. Gemiddelde specifieke CO2-emissies van alle nieuwe zware bedrijfsvoertuigen in een subgroep voertuigen voor een fabrikant Voor elke fabrikant en voor elke rapporteringsperiode worden de gemiddelde specifieke CO2-emissies avgCO2sg van alle nieuwe zware bedrijfsvoertuigen in een subgroep voertuigen sg, of in voorkomend geval die van hun primaire voertuigen, als volgt berekend:
2.3. Berekening van de factor voor emissievrije en emissiearme voertuigen zoals bedoeld in artikel 5 2.3.1. Rapporteringsperiode 2019 tot en met 2024 Voor elke fabrikant en elke rapporteringsperiode van 2019 tot en met 2024 wordt de in artikel 5 bedoelde factor voor emissievrije en emissiearme voertuigen (zero- and low-emission vehicles — ZLEV) als volgt berekend: ZLEV = Vall / (Vconv + Vzlev ) met een minimum van 0,97 waarbij:
waarbij:
2.3.2 Rapporteringsperioden van 2025 tot en met 2029 Voor elke fabrikant en elke rapporteringsperiode wordt de in artikel 5 bedoelde factor voor emissievrije en emissiearme voertuigen (ZLEV) als volgt berekend:
waarbij:
waarbij:
Wanneer Vin/Vtotal lager is dan 0,0075, wordt de ZLEV-factor vastgesteld op “1”. 2.3.3 Rapporteringsperioden vanaf 2030 ZLEV = 1 2.3.4 Berekening van de lage-emissiedrempel De lage-emissiedrempel LET sg van de subgroep voertuigen sg wordt als volgt gedefinieerd: LETsg = (rCO2sg × PLsg) / 2 waarbij:
2.4. Berekening van het aandeel zware bedrijfsvoertuigen Voor elke fabrikant en elke rapporteringsperiode wordt het aandeel nieuwe zware bedrijfsvoertuigen in een subgroep voertuigen (sharesg ) als volgt berekend: Voor elke fabrikant en elke rapporteringsperiode wordt het aandeel nieuwe emissievrije zware bedrijfsvoertuigen in een subgroep voertuigen (zevsg ) als volgt berekend: Voor elke fabrikant en elke rapporteringsperiode wordt het aandeel nieuwe zware bedrijfsvoertuigen in de subgroep voertuigen sg die op grond van artikel 7 ter in de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van punt 2.2 moeten worden meegeteld met de CO2-emissies van hun primaire voertuigen als volgt berekend: waarbij:
2.5. Waarden voor de belasting, aantal passagiers en vrachtvolumes De waarde voor de gemiddelde belasting PLsg van een zwaar bedrijfsvoertuig van categorie N of O in een subgroep voertuigen sg wordt als volgt berekend: De waarde voor het gemiddelde aantal passagiers PNsg in een zwaar bedrijfsvoertuig van categorie M in een subgroep voertuigen sg wordt als volgt berekend: waarbij:
2.5.1. Zware bedrijfsvoertuigen van categorie N De waarden voor de belasting PLsg, mp, in tonnen, worden als volgt bepaald:
De waarden van de technisch toelaatbare maximale belasting maxPLsg en vrachtvolumes CV sg worden bepaald overeenkomstig punt 3.1.1. 2.5.2. Zware bedrijfsvoertuigen van categorie M Voor subgroep voertuigen sg en missieprofiel mp worden het aantal passagiers PNsg,mp , de massa van de passagiers PMsg,mp en het technisch toelaatbare maximumaantal passagiers maxPNsg bepaald overeenkomstig punt 3.1.1. 2.5.3. Zware bedrijfsvoertuigen van categorie O De waarden voor de belasting PLsg,mp , in tonnen, worden als volgt bepaald:
De waarden van de technisch toelaatbare maximale belasting maxPLsg en vrachtvolumes CV sg worden bepaald overeenkomstig punt 3.1.1. 2.6. Berekening van de weegfactor van de afgelegde afstand en de belasting of van het aantal passagiers De weegfactor voor de afgelegde afstand en de belasting of passagiers (MPWsg) van een subgroep voertuigen sg wordt gedefinieerd als het product van de in punt 2.6.1 gespecificeerde jaarlijks afgelegde afstand en de in de punten 2.5.1, 2.5.2 en 2.5.3 gespecificeerde waarde voor de belasting en het aantal passagiers voor de subgroep voertuigen voor de voertuigcategorieën N, M en O, genormaliseerd naar de respectieve waarde voor subgroep voertuigen 5-LH, en wordt als volgt berekend:
waarbij:
2.6.1. Jaarlijks afgelegde afstanden voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie N
2.6.2. Jaarlijks afgelegde afstanden voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M
2.6.3. Jaarlijks afgelegde afstanden voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie O
2.7. Gemiddelde specifieke CO2-emissies van fabrikanten, zoals bedoeld in artikel 4 Voor elke fabrikant worden de volgende gemiddelde specifieke CO2-emissies berekend: 2.7.1. voor de rapporteringsperioden van de jaren 2019 tot en met 2029: CO2(2025) = ZLEV × ∑ sg sharesg × MPWsg × avgCO2sg 2.7.2. voor de rapporteringsperioden vanaf 2025: CO2(NO) = ∑sg sharesg × MPWsg × avgCO2sg CO2(MCO2) = ∑sg sharesg × MPWsg × [avgCO2sg × (1 – pvsg) + avgCO2psg × pvsg] CO2(MZE) = ∑sg sharesg × MPWsg × (1 – zevsg) × rCO2sg CO2(M) = CO2(MCO2) + CO2(MZE) waarbij:
3.1. Referentiewaarden Op basis van alle nieuwe zware bedrijfsvoertuigen van alle fabrikanten voor de overeenkomstig punt 3.2 voor subgroep voertuigen sg toepasselijke referentieperiode worden de volgende referentiewaarden berekend.
3.2. Toepasselijke referentieperioden voor subgroepen voertuigen De volgende rapporteringsperioden worden als referentieperioden voor de subgroepen voertuigen gebruikt:
de gemiddelde specifieke CO2-emissies avgCO2sg en avgCO2psg van punt 2.2 en de referentiewaarde van de CO2-emissies rCO2sg en rCO2psg van punt 3.1.2 worden vastgesteld op “0” voor alle fabrikanten in de subgroep voertuigen sg voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies overeenkomstig punt 2.7 en de specifieke CO2-emissies overeenkomstig punt 4.1 voor de rapporteringsperioden van de jaren < Y + 5. Hierbij geldt dat Y = het jaar van de eerste rapporteringsperiode waarin het aantal nieuwe zware bedrijfsvoertuigen van alle fabrikanten in de subgroep voertuigen sg ten minste vijftig bedraagt. Om tot de referentiewaarde van de CO2-emissies rCO2sg en rCO2psg te komen en om de specifieke CO2-emissiedoelstelling overeenkomstig punt 4 te berekenen, worden eerst de bijbehorende waarden zoals bedoeld in punt 3.1.2 berekend voor de rapporteringsperiode van het jaar Y, in plaats van voor de overeenkomstig punt 3.2 voor de subgroep voertuigen sg toepasselijke referentieperiode. De resulterende waarden worden vervolgens gedeeld door:
4.1. Specifieke CO2-emissiedoelstellingen Voor elke fabrikant wordt de volgende specifieke CO2-emissiedoelstelling (T) als volgt berekend.
4.2. Subgroepen voertuigen die worden meegerekend in de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke CO2-emissiedoelstellingen van fabrikanten De volgende subgroepen voertuigen sg worden meegerekend in de specifieke CO2-emissies CO2(X), de specifieke CO2-emissiedoelstellingen T(X) en het traject van de CO2-emissiereductie ET(X)Y :
4.3. CO2-emissiereductiedoelstellingen en verplicht emissievrije zware bedrijfsvoertuigen
5.1. Trajecten voor reductie van de CO2-emissies 5.1.1. Doelstellingsfactoren Voor elke subgroep voertuigen sg en elke rapporteringsperiode van een jaar Y, wordt de doelstellingsfactor als volgt bepaald: RETsg,Y = (1-rfsg,uY)+(rfsg,uY – rfsg,lY)× (uY – Y)/(uY – lY) RETpsg,Y = (1-rfpsg,uY)+(rfpsg,uY – rfpsg,lY)× (uY – Y)/(uY – lY) ZETsg,Y = (1-zevMsg,uY)+(zevMsg,uY – zevMsg,lY)× (uY – Y)/(uY – lY) waarbij:
Voor de jaren Y < rY worden de waarden van RETsg,Y , RETpsg,Y en ZETsg,Y vastgesteld op “1”, zodat de subgroep voertuigen sg geen invloed heeft op het traject voor reductie van CO2-emissies. 5.1.2. Trajecten voor reductie van de CO2-emissies
5.2. Berekening van de emissiekredieten en emissieschulden in elke rapporteringsperiode Voor elke fabrikant en voor elke rapporteringsperiode van de jaren Y van 2019 tot en met 2040 hebben de emissiekredieten cCO2(X)Y en de emissieschulden dCO2(X)Y, (X = NO, M) de volgende waarden en of zijn deze gelijk aan “0” (d.w.z. dat emissiekredieten en emissieschulden niet negatief kunnen zijn), waarbij de hoogste waarde van toepassing is:
waarbij:
5.3. Emissieschuldlimiet Voor elke fabrikant worden de emissieschuldlimieten limCO2(X)Y in de rapporteringsperioden van het jaar Y als volgt bepaald:
waarbij:
5.4. Vroege emissiekredieten De voor de rapporteringsperioden van het jaar 2025 verworven emissiekredieten worden verminderd met een bedrag dat overeenkomt met de vóór die rapporteringsperiode verworven emissiekredieten, dat voor elke fabrikant als volgt wordt bepaald: waarbij:
Voor elke fabrikant en elke rapporteringsperiode van het jaar Y vanaf het jaar 2025 wordt de waarde van de overtollige CO2-emissies per voertuigcategorie exeCO2(X)Y als volgt berekend wanneer de waarde positief is (X = NO, M). Voor de rapporteringsperiode van het jaar 2025: Voor de rapporteringsperioden van de jaren Y van 2026 tot en met 2028, van 2030 tot en met 2033 en van 2035 tot en met 2038: Voor de rapporteringsperioden van de jaren Y van 2030 tot en met 2033 en van 2035 tot en met 2038: Voor de rapporteringsperioden van de jaren Y = 2029, 2034 en 2039: Voor de rapporteringsperioden van de jaren Y = 2034 en 2039: Voor de rapporteringsperioden van het jaar 2040: Voor de rapporteringsperioden van de jaren Y > 2040: exeCO2(NO)Y = (CO2(NO)Y – T(NO)Y) × VY exeCO2(M)Y = (CO2(M)Y – T(M)Y) × VY Indien de eerdere berekeningen resulteren in een negatieve waarde voor exeCO2(X)Y, wordt deze vastgesteld op “0”. waarbij:
In alle andere gevallen wordt de waarde voor de overtollige emissies exeCO2(X)Y vastgesteld op “0” (X = NO, M). De overtollige CO2-emissies van de rapporteringsperiode van het jaar Y zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, zijn: exeCO2Y = exeCO2(NO)Y + exeCO2(M)Y 6.1. Vaststelling van ccCO2(X)Y,I
ccCO2(X)I,Y = min(cCO2(X)I;
|
2) |
Bijlage II wordt vervangen door: “BIJLAGE II Aanpassingsprocedures zoals bedoeld in artikel 11
Na een in artikel 11, lid 2, bedoelde wijziging van de typegoedkeuringsprocedures worden de in punt 3.1.2 van bijlage I bedoelde referentiewaarde van de CO2-emissies herberekend. Daartoe worden de CO2-emissies in g/km van voor een missieprofiel mp bestemde nieuwe zware bedrijfsvoertuigen v in de referentieperiode en van de primaire voertuigen daarvan, zoals bedoeld in punt 2.1 van bijlage I, als volgt aangepast: CO2v,mp = CO2(RP)v,mp ∙ (∑ r sr,sg ∙ CO2r,mp)/ (∑ r sr,sg ∙ CO2(RP)r,mp) CO2pv,mp = CO2p(RP)v,mp ∙ (∑ r sr,sg ∙ CO2pr,mp)/ (∑ r sr,sg ∙ CO2p(RP)r,mp) waarbij:
De specifieke CO2-emissies worden op grond van bijlage III genormaliseerd, waarbij de in de in artikel 11, lid 2, punt a), bedoelde rapporteringsperiode toepasselijke waarden voor de in artikel 14, lid 1, punt f), bedoelde parameters worden gebruikt. De representatieve zware bedrijfsvoertuigen worden bepaald overeenkomstig de in artikel 11, lid 3, bedoelde methode.
Indien de specifieke CO2-emissies van sommige nieuwe zware bedrijfsvoertuigen van een fabrikant in de rapporteringsperiode van jaar Y bepaald zijn met de in artikel 11, lid 2, bedoelde wijzigingen, worden de in bijlage I, punten 4 en 5.1, gebruikte referentiewaarde van de CO2-emissies rCOsg van de subgroep voertuigen sg als volgt berekend: rCO2sg = ∑,i Vsg,i/Vsg x rCO2sg,,i waarbij:
|
(*1) Voor de berekening van het aandeel voertuigen en gemiddelde specifieke CO2-emissies van fabrikanten in rapporteringsperioden van de jaren 2030 tot en met 2034 overeenkomstig respectievelijk de punten 2.4 en 2.7 worden emissievrije werkvoertuigen van categorie N als volgt toegewezen:
(*2) Zie de definities in punt 1.1.
(*3) Zie de definities in punt 1.4.
(*4) Zie de definities in punt 1.1.
(*5) Zie de definities in punt 1.4.
(*6) Zie de definities in punt 1.1.
(*7) Zie de definities in punt 1.4.
(*8) Zie de definities in punt 1.1.
(*9) Zie de definities in punt 1.4.
(*10) Zie de definities in punt 1.1.
(*11) Zie de definities in punt 1.4.
(*12) Zie de definities in punt 1.1.
(*13) Zie de definities in punt 1.1.
(*14) Zie de definities in punt 1.1.
BIJLAGE II
“BIJLAGE III
Normalisatie van de specifieke CO2-emissies van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 4
-
1.Normalisatie van specifieke CO2-emissies
Voor de berekening van bijlage I, punt 2.1, worden de waarden van de CO2-emissies CO2v,mp van zware bedrijfsvoertuigen als volgt genormaliseerd:
CO2v,mp = reportCO2v,mp + ΔCO2v,mp(m) + ΔCO2cvv,mp
m = PLsg,mp – PLv,mp + cCWv |
(voor zware bedrijfsvoertuigen van de categorieën N en O) |
m = PMsg,mp – PMv,mp + cCWv |
(voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M) |
De waarden van de CO2-emissies CO2pv,mp van primaire voertuigen worden genormaliseerd overeenkomstig dezelfde methode, aan de hand van de parameters voor primaire voertuigen.
waarbij:
CO2v,mp |
de genormaliseerde CO2-emissies van het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald voor een missieprofiel mp, die in aanmerking moeten worden genomen in de berekening van punt 2.1 van bijlage I; |
reportCO2v,mp |
de CO2-emissies in g/km van een nieuw zwaar bedrijfsvoertuig v die zijn bepaald voor een missieprofiel mp en zijn gerapporteerd op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter; |
ΔCO2v,mp(m) |
zoals bepaald overeenkomstig punt 3; |
ΔCO2cvv,mp |
zoals bepaald overeenkomstig punt 4; |
PLv,mp = |
de belasting van het zware bedrijfsvoertuig v in het missieprofiel mp, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; |
PLsg,mp |
de belasting voor subgroep voertuigen sg en missieprofiel mp zoals bedoeld in punt 2.5 van bijlage I; |
PMv,mp = |
de massa van de passagiers in het zware bedrijfsvoertuig v in het missieprofiel mp, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; |
PMsg,mp |
de massa van de passagiers voor subgroep voertuigen sg en missieprofiel mp zoals bedoeld in punt 2.5 van bijlage I; |
cCWv |
de correctie van het totale ledig gewicht van het zware bedrijfsvoertuig v overeenkomstig punt 2. |
-
2.Normalisatie van het totale ledig gewicht
Aangezien een zwaar bedrijfsvoertuig bruikbaarder is voor vervoer naarmate het een hogere technisch toelaatbare maximale belasting of maximaal aantal passagiers heeft, maar hogere waarden voor die parameters om technische redenen gepaard gaan met een hoger totaal ledig gewicht en daarmee meer CO2-emissies, wordt de volgende correctie van het totale ledig gewicht van een zwaar bedrijfsvoertuig v in subgroep voertuigen sg toegepast voor de normalisatie van de specifieke CO2-emissies ervan overeenkomstig punt 1:
cCWv = asg · (maxPLsg – maxPLv) |
voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie N; |
cCWv = 0 |
voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie O; |
cCWv = asg · (maxPNsg – maxPNv) |
voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M, |
waarbij:
asg |
een lineaire coëfficiënt die overeenkomstig punt 2.1 wordt bepaald voor de rapporteringsperiode van het jaar waarin het zware bedrijfsvoertuig is geregistreerd v; |
maxPLv |
de technisch toelaatbare maximale belasting van het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; |
maxPNv |
het technisch toelaatbare maximumaantal passagiers in het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens. |
maxPLsg |
de technisch toelaatbare maximale belasting van de subgroep voertuigen sg, zoals bepaald overeenkomstig punt 2.5 van bijlage I; |
maxPNsg |
het technisch toelaatbare maximumaantal passagiers van de subgroep voertuigen sg, zoals bepaald overeenkomstig punt 2.5 van bijlage I. |
2.1. Bepaling van normalisatieparameters
Voor elke rapporteringsperiode worden de parameters asg en bsg bepaald met behulp van een lineaire-regressie-analyse van de samenhang van de waarden van CWv met de waarden van maxPLv (zware bedrijfsvoertuigen van categorie N) en maxPNv (zware bedrijfsvoertuigen van categorie M), waarbij alle nieuw geregistreerde zware bedrijfsvoertuigen v in de subgroep voertuigen sg in aanmerking worden genomen:
CWv ≈ asg maxPLv + bsg |
voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie N; |
CWv ≈ asg maxPNv + bsg |
voor zware bedrijfsvoertuigen van categorie M, |
waarbij:
CWv |
het totale ledig gewicht van het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; indien er geen exacte waarde beschikbaar is, kan deze worden benaderd met de gecorrigeerde werkelijke massa van het zware bedrijfsvoertuig v; |
maxPLv |
de technisch toelaatbare maximale belasting van het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; |
maxPNv |
het technisch toelaatbare maximumaantal passagiers in het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens. |
-
3.Verandering van de CO2-emissies naar aanleiding van verandering van de totale massa van een voertuig
De verandering achteraf van de CO2-emissies van een zwaar bedrijfsvoertuig v die moet worden bepaald voor een missieprofiel mp naar aanleiding van een verandering achteraf van de totale massa die aan het zware bedrijfsvoertuig moet worden toegeschreven voor het bepalen van de CO2-emissies, wordt bepaald door middel van de volgende lineaire benadering:
ΔCO2v,mp(m) = m (CO2v,r – CO2v,l) / (Mr – Ml)
waarbij:
m |
de verandering van de totale massa die aan het zware bedrijfsvoertuig v wordt toegeschreven voor het bepalen van de CO2-emissies ervan; |
CO2v,r |
CO2-emissies van het zware bedrijfsvoertuig v in g/km zonder de verandering van massa, zoals bepaald voor hetzelfde missieprofiel mp onder representatieve belasting; |
CO2v,l |
CO2-emissies van het zware bedrijfsvoertuig v in g/km zonder de verandering van massa, zoals bepaald voor hetzelfde missieprofiel mp onder lage belasting; |
Mr |
de totale massa van het voertuig v tijdens de simulatie, zonder de verandering van massa, voor hetzelfde missieprofiel mp onder representatieve belasting; |
Ml |
de totale massa van het voertuig v tijdens de simulatie, zonder de verandering van massa, voor hetzelfde missieprofiel mp onder lage belasting. |
-
4.Normalisatie voor verschillende vrachtvolumes
Zware bedrijfsvoertuigen van categorie O binnen dezelfde subgroep voertuigen hebben verschillende vrachtvolumes. Aangezien een zwaar bedrijfsvoertuig bruikbaarder is voor vervoer naarmate het vrachtvolume toeneemt, maar een hoger vrachtvolume om technische redenen gepaard gaat met meer CO2-emissies, wordt de volgende correctie van de CO2-emissies van een zwaar bedrijfsvoertuig v in subgroep voertuigen sg toegepast:
ΔCO2cvv,mp = asg,mp (CVsg – CVv)
waarbij:
asg,mp |
een lineaire coëfficiënt die overeenkomstig punt 4.1 wordt bepaald voor de rapporteringsperiode van het jaar waarin het zware bedrijfsvoertuig v is geregistreerd; |
CVv |
het vrachtvolume van het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; |
CVsg |
het vrachtvolume van de subgroep voertuigen sg, zoals bepaald overeenkomstig punt 2.5 van bijlage I. |
Voor zware bedrijfsvoertuigen van de categorieën N en M is de correctie van de CO2-emissies ΔCO2cvv,mp “0”.
4.1. Bepaling van normalisatieparameters
Voor elke rapporteringsperiode en elk missieprofiel worden de parameters asg,mp en bsg,mp bepaald met behulp van een lineaire-regressie-analyse van de samenhang van de waarden van [reportCO2v,mp + ΔCO2v,mp(m)] met de waarden van CVv , waarbij alle nieuw geregistreerde zware bedrijfsvoertuigen v in de subgroep voertuigen sg in aanmerking worden genomen:
reportCO2v,mp + ΔCO2v,mp(m) ≈ asg,mp · CVv + bsg,mp
waarbij:
CVv |
het vrachtvolume van het zware bedrijfsvoertuig v, zoals bepaald op basis van de op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter gerapporteerde gegevens; |
reportCO2v,mp, ΔCO2v,mp(m) |
zoals gedefinieerd in punt 1. |
BIJLAGE IV
Voorschriften inzake op grond van de artikelen 13 bis en 13 ter te monitoren en te rapporteren gegevens
DEEL A: DOOR DE LIDSTATEN TE MONITOREN EN TE RAPPORTEREN GEGEVENS:
a) |
de voertuigidentificatienummers van alle nieuwe zware bedrijfsvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 2, die in de lidstaat zijn geregistreerd; |
b) |
de naam van de fabrikant; |
c) |
het merk (handelsnaam van de fabrikant); |
d) |
de carrosseriecode zoals vermeld in punt 38 van het certificaat van overeenstemming, in voorkomend geval met inbegrip van de aanvullende cijfers zoals bedoeld in aanhangsel 2 van bijlage I bij Verordening (EU) 2018/858; |
e) |
in het geval van de in artikel 2, lid 1, eerste alinea, punt a) of punt b), bedoelde zware bedrijfsvoertuigen: de informatie over de motor zoals vermeld in de punten 23, 23.1 en 26 van het certificaat van overeenstemming; |
f) |
de maximumsnelheid van het zware bedrijfsvoertuig zoals vermeld in punt 29 van het certificaat van overeenstemming; |
g) |
de voltooiingsfase zoals vermeld in het gekozen model van certificaat van overeenstemming overeenkomstig punt 2 van bijlage VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683 van de Commissie (1); |
h) |
de voertuigcategorie zoals vermeld in punt 0.4 van het certificaat van overeenstemming; |
i) |
het aantal assen zoals vermeld in punt 1 van het certificaat van overeenstemming; |
j) |
de TPMLM zoals vermeld in punt 16.1 van het certificaat van overeenstemming; |
k) |
de afdruk van de cryptografische hash van het gegevensdossier van de fabrikant zoals vermeld in punt 49.1 van het certificaat van overeenstemming. Voor zware bedrijfsvoertuigen die uiterlijk op 30 juni 2025 zijn geregistreerd, hoeven de lidstaten enkel de eerste acht tekens van de cryptografische hash te rapporteren; |
l) |
de specifieke CO2-emissies zoals vermeld in punt 49.5 van het certificaat van overeenstemming; |
m) |
de waarde voor de gemiddelde belasting zoals vermeld in punt 49.6 van het certificaat van overeenstemming; |
n) |
de registratiedatum; |
o) |
de TPMLM van de combinatie voor een zwaar bedrijfsvoertuig van categorie N3 in een in artikel 3, punt 25, bedoelde extra zware combinatie (EHC), zoals gespecificeerd in punt 16.4 van het certificaat van overeenstemming of het certificaat van individuele goedkeuring van een voertuig; |
p) |
voor voertuigen voor speciale doeleinden: hun aanduiding zoals vermeld in punt 51 van het certificaat van overeenstemming; |
q) |
het aantal aangedreven assen zoals vermeld in punt 3 van het certificaat van overeenstemming; |
r) |
voor zware bedrijfsvoertuigen die zijn goedgekeurd op grond van artikel 2, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2018/858: de informatie dat het zwaar bedrijfsvoertuig is ontworpen en gebouwd of aangepast voor gebruik door de burgerbeschermingsdiensten, de brandweer en de ordehandhavingsdiensten; |
s) |
voor zware bedrijfsvoertuigen die zijn geregistreerd voor gebruik door de burgerbeschermingsdiensten, de brandweer, de ordehandhavingsdiensten: de bevestiging dat het voertuig is geregistreerd voor gebruik door de burgerbeschermingsdiensten, de brandweer, de ordehandhavingsdiensten en dat het voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 bis, lid 5, van deze verordening. Voor alle zware bedrijfsvoertuigen, met inbegrip van individueel goedgekeurde zware bedrijfsvoertuigen, is de bijbehorende informatie de informatie die moet worden verstrekt in het EU-certificaat van overeenstemming, in het certificaat van individuele EU-goedkeuring van een voertuig of in het certificaat van individuele nationale goedkeuring van een voertuig, overeenkomstig de modellen van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683, ongeacht eventuele nationale vrijstellingen uit hoofde van artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) 2018/858. |
DEEL B: DOOR FABRIKANTEN EN ANDERE ENTITEITEN TE RAPPORTEREN GEGEVENS
Overeenkomstig artikel 13 ter van deze verordening rapporteert elke rapporteur de volgende gegevens voor de zware bedrijfsvoertuigen waarvoor deze overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2400 en Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362 verplicht is een gegevensdossier van de fabrikant of een voertuiginformatiedossier te verstrekken.
Overeenkomstig artikel 2, leden 4 en 5, stelt de in artikel 7 bis bedoelde fabrikant de Commissie er ook van in kennis indien een in deel A, punten p) en q), van bijlage IV bedoeld zwaar bedrijfsvoertuig, dat anders van de verplichtingen van artikel 3 bis zou zijn vrijgesteld, niet van die verplichtingen wordt vrijgesteld.
Voertuigcategorieën/subgroepen voertuigen |
Rapporteurs |
|||||||||||||||
Primaire voertuigfabrikant (2) |
Interimvoertuigfabrikant (3) |
Aangewezen technische dienst (9) |
||||||||||||||
N/alle |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
|
Niet van toepassing |
||||||||||||
M/alle |
van het primaire voertuig |
Niet van toepassing |
van het complete of voltooide voertuig |
Niet van toepassing |
||||||||||||
O/alle |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
|
|
Nr. |
Monitoringparameter |
Bron |
Voertuigcategorieën waarop de monitoringparameters van toepassing zijn |
15 |
Merk (handelsnaam van de fabrikant) |
Alle |
|
24 |
Naam en adres van de fabrikant van de transmissie |
Punt 0.4 van het model van een certificaat voor een onderdeel, technische eenheid of systeem overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage VI bij Verordening (EU) 2017/2400 |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
25 |
Merk (handelsnaam van de fabrikant van de transmissie) |
Punt 0.1 van het model van een certificaat voor een onderdeel, technische eenheid of systeem overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage VI bij Verordening (EU) 2017/2400 |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
32 |
Naam en adres van de fabrikant van de as |
Punt 0.4 van het model van een certificaat voor een onderdeel, technische eenheid of systeem overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage VII bij Verordening (EU) 2017/2400 |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig Categorie O |
33 |
Merk (handelsnaam van de fabrikant van de as) |
Punt 0.1 van het model van een certificaat voor een onderdeel, technische eenheid of systeem overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage VII bij Verordening (EU) 2017/2400 |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig Categorie O |
39 |
Naam en adres van de fabrikant van de band |
Punt 1 van het model van een certificaat voor een onderdeel, technische eenheid of systeem overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage X bij Verordening (EU) 2017/2400 |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig Categorie O |
40 |
Merk (handelsnaam van de fabrikant van de band) |
Punt 3 van het model van een certificaat voor een onderdeel, technische eenheid of systeem overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage X bij Verordening (EU) 2017/2400 |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig Categorie O |
72 |
Licentienummer voor het gebruik van de simulatietool |
Alle |
|
75 |
CO2-massa-emissie van de motor boven WHTC (8) (g/kWh) |
Punt 1.4.2 van het addendum bij aanhangsel 5 of punt 1.4.2 van het addendum bij aanhangsel 7 bij bijlage I van Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie (2), naargelang toepasselijk |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
76 |
Brandstofverbruik van de motor boven WHTC (g/kWh) |
Punt 1.4.2 van het addendum bij aanhangsel 5 of punt 1.4.2 van het addendum bij aanhangsel 7 bij bijlage I van Verordening (EU) nr. 582/2011, naargelang van toepassing |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
77 |
CO2-massa-emissie van de motor boven WHSC (9) (g/kWh) |
Punt 1.4.1 van het addendum bij aanhangsel 5 of punt 1.4.1 van het addendum bij aanhangsel 7 bij bijlage I van Verordening (EU) nr. 582/2011, naargelang toepasselijk |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
78 |
Brandstofverbruik van de motor boven WHSC (g/kWh) |
Punt 1.4.1 van het addendum bij aanhangsel 5 of punt 1.4.1 van het addendum bij aanhangsel 7 bij bijlage I van Verordening (EU) nr. 582/2011, naargelang toepasselijk |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
101 |
Typegoedkeuringsnummer van de motor, voor zware bedrijfsvoertuigen met een datum van simulatie vanaf 1 juli 2020 |
Punt 1.2.1 van het addendum bij aanhangsel 5, 6 of 7 bij bijlage I van Verordening (EU) nr. 582/2011, naargelang van toepassing |
Categorie N Categorie M: alleen het primaire voertuig |
102 |
Voor zware bedrijfsvoertuigen met een datum van simulatie vanaf 1 juli 2021, het kommagescheiden bestand met dezelfde naam als het taakbestand en een.vsum-extensie dat de geaggregeerde resultaten per gesimuleerd opdrachtprofiel en per gesimuleerde lading bevat |
Bestand dat wordt gegenereerd in de GUI-versie (grafische gebruikersinterface) van de in artikel 5, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/2400 bedoelde simulatietool |
Alle |
DEEL C: LUCHTWEERSTANDSWAARDE (CdxA) VOOR PUBLICATIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 13 QUATER
Met het oog op het openbaar maken van de in veld 23 vermelde CdxA-waarde overeenkomstig artikel 13 quater, gebruikt de Commissie de schalen die zijn vastgelegd in de volgende tabel, die voor elke CdxA-waarde de overeenkomstige schaal bevat:
Schaal |
CdxA-waarde [m2] |
|
Min CdxA (CdxA ≥ min CdxA) |
Max CdxA (CdxA < maxCdxA) |
|
A1 |
0,00 |
3,00 |
A2 |
3,00 |
3,15 |
A3 |
3,15 |
3,31 |
A4 |
3,31 |
3,48 |
A5 |
3,48 |
3,65 |
A6 |
3,65 |
3,83 |
A7 |
3,83 |
4,02 |
A8 |
4,02 |
4,22 |
A9 |
4,22 |
4,43 |
A10 |
4,43 |
4,65 |
A11 |
4,65 |
4,88 |
A12 |
4,88 |
5,12 |
A13 |
5,12 |
5,38 |
A14 |
5,38 |
5,65 |
A15 |
5,65 |
5,93 |
A16 |
5,93 |
6,23 |
A17 |
6,23 |
6,54 |
A18 |
6,54 |
6,87 |
A19 |
6,87 |
7,21 |
A20 |
7,21 |
7,57 |
A21 |
7,57 |
7,95 |
A22 |
7,95 |
8,35 |
A23 |
8,35 |
8,77 |
A24 |
8,77 |
9,21 |
BIJLAGE V
Rapportering en beheer van gegevens bedoeld in de artikelen 13 bis tot en met 13 quater
-
1.RAPPORTERING DOOR DE LIDSTATEN
1.1. |
Het contactpunt van de bevoegde autoriteit stuurt de in deel A van bijlage IV vermelde gegevens overeenkomstig artikel 13 bis door middel van elektronische gegevensoverdracht door aan het Europees Milieuagentschap. |
Het contactpunt stelt de Commissie en het Europees Milieuagentschap in kennis van de gegevensoverdracht door een e-mail te sturen naar de volgende adressen:
EC-CO2-HDV-IMPLEMENTATION@ec.europa.eu
en
-
2.RAPPORTERING DOOR FABRIKANTEN
2.1. |
Fabrikanten rapporteren aan de Commissie onverwijld de volgende informatie:
Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen van die informatie. De kennisgevingen worden verzonden naar de in punt 1.1 vermelde adressen. |
2.2. |
Het contactpunt van de fabrikant stuurt de in deel B, punt 2, van bijlage I vermelde gegevens overeenkomstig artikel 13 ter door middel van elektronische gegevensoverdracht door aan het Europees Milieuagentschap. |
Het contactpunt stelt de Commissie en het Europees Milieuagentschap in kennis van de gegevensoverdracht door een e-mail te sturen naar de in punt 1.1 vermelde adressen.
-
3.GEGEVENSVERWERKING
3.1. |
Het Europees Milieuagentschap verwerkt de overeenkomstig de punten 1.1 en 2.2 toegezonden gegevens en neemt de verwerkte gegevens op in het register. |
3.2. |
De gegevens over de zware bedrijfsvoertuigen die in de voorgaande rapporteringsperiode zijn geregistreerd en in het register zijn opgenomen, worden uiterlijk op 30 april van elk jaar bekendgemaakt, met uitzondering van de volgende gegevens:
|
3.3. |
Indien een bevoegde instantie of een fabrikant fouten vaststelt in de ingediende gegevens, stelt zij de Commissie en het Europees Milieuagentschap hiervan onverwijld in kennis door een foutrapport in te dienen bij het Europees Milieuagentschap en door een e-mail te sturen naar de in punt 1.1 vermelde adressen. |
3.4. |
De Commissie verifieert de gemelde fouten met de steun van het Europees Milieuagentschap en corrigeert deze in voorkomend geval in het register. |
3.5. |
De Commissie stelt met de steun van het Europees Milieuagentschap binnen een redelijke termijn voorafgaand aan de indieningstermijnen elektronische formulieren ter beschikking voor de in de punten 1.1 en 2.2 bedoelde gegevensoverdrachten. |
BIJLAGE VI
Concordantietabel
Verordening (EU) 2018/956 |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 13 bis |
Artikel 5 |
Artikel 13 ter |
Artikel 6 |
Artikel 13 quater |
Artikel 7 |
Artikel 13 quinquies |
Artikel 8 |
Artikel 13 sexies |
Artikel 9 |
Artikel 13 septies |
Artikel 10 |
— |
Artikel 11 |
Artikel 14 |
Artikel 12 |
Artikel 16 |
Artikel 13 |
Artikel 17 |
Artikel 14 |
— |
BIJLAGE I |
Bijlage IV |
BIJLAGE II |
Bijlage V” |
-
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683 van de Commissie van 15 april 2020 tot uitvoering van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 163 van 26.5.2020, blz. 1).
-
Artikel 3, punt 29, van Verordening (EU) 2017/2400.
-
Artikel 3, punt 31, van Verordening (EU) 2017/2400.
-
Artikel 3, punt 4a, van Verordening (EU) 2017/2400.
-
Gegevensdossier van de fabrikant, artikel 3, punt 23, van Verordening (EU) 2017/2400.
-
Voertuiginformatiedossier, artikel 3, punt 25, van Verordening (EU) 2017/2400.
-
Artikel 2, punt 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362.
-
Gegevensdossier van de fabrikant, artikel 2, punt 9, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362.
-
Artikel 8, leden 6 en 7, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1362.
(*1) Aanvullende informatie:
-
Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1610/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.