Besluit 2024/2687 - Standpunt EU in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart en in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart betreffende de goedkeuring van technische standaarden voor de binnenvaart - Hoofdinhoud

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

2024/2687

14.10.2024

De Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst tot wijziging van de Herziene Rijnvaartakte, die op 20 november 1963 is ondertekend in Straatsburg (de “akte”), is op 14 april 1967 in werking getreden. De akte handhaaft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (“CCR”) en de regeling voor de binnenvaart op de Rijn die in 1815 is ingesteld. In het kader van de CCR is op 3 juni 2015 het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (“Cesni”) opgericht, met het oog op de ontwikkeling van technische standaarden voor de binnenvaart op diverse gebieden, met name met betrekking tot schepen, informatietechnologie en bemanningen.

In Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad (1) wordt verwezen naar de meest recente Cesni-standaarden tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen, namelijk de Europese standaard tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen (“ES-TRIN”). De CCR verwijst ook naar de meest recente standaarden in haar Rijnreglement. Op grond van de artikelen 22 en 23 van de akte kan de CCR bindende besluiten aannemen tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen in de Rijnvaart. Zodra in de desbetreffende bindende besluiten van de CCR naar de door het Cesni aan te nemen technische standaarden wordt verwezen, worden deze technische standaarden derhalve ook bindend.

Volgens de akte kan de CCR haar regelgevingskader voor rivierinformatiediensten (“RIS”) wijzigen door te verwijzen naar de technische standaarden die zijn goedgekeurd door het Cesni en die technische standaarden verplicht te stellen in het kader van de toepassing van de akte.

Het Cesni zal de bijgewerkte Europese standaard tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen (“ES-TRIN 2025/1”) en de Europese standaard voor de rivierinformatiediensten (“ES-RIS 2025/1”) goedkeuren op zijn vergadering van 17 oktober 2024. Na de goedkeuring van die standaarden, is de CCR voornemens tijdens haar plenaire vergadering van 5 december 2024 een resolutie tot wijziging van het Rijnreglement aan te nemen om te verwijzen naar ES-TRIN 2025/1 en ES-RIS 2025/1. ES-TRIN 2025/1 en ES-RIS 2025/1 vervangen dienovereenkomstig ES-TRIN 2023/1 en ES-RIS 2023/1.

In ES-TRIN 2025/1 worden de eenvormige technische voorschriften vastgelegd die nodig zijn om de veiligheid van binnenschepen te verzekeren. De standaard bevat bepalingen met betrekking tot de bouw, inrichting en uitrusting van binnenschepen, speciale bepalingen voor specifieke categorieën van vaartuigen zoals passagiersschepen, duwstellen en containerschepen, bepalingen met betrekking tot de apparatuur van het automatisch identificatiesysteem, bepalingen met betrekking tot de identificatie van vaartuigen, modelcertificaten en het modelregister, overgangsbepalingen en instructies voor de toepassing van de technische standaard.

Het is passend het namens de Unie in het Cesni en in de CCR in te nemen standpunt vast te stellen, aangezien ES-TRIN 2025/1 een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht. Op grond van de artikelen 31 en 32 van Richtlijn (EU) 2016/1629 stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast waarin wordt verwezen naar de meest recente versie van de ES-TRIN-standaard, en stelt zij de datum van toepassing daarvan vast, mits de belangen van de Unie niet worden geschaad door wijzigingen in het besluitvormingsproces van het Cesni.

In ES-RIS 2025/1 worden uniforme technische specificaties en standaarden vastgelegd om RIS te ondersteunen en de interoperabiliteit ervan te waarborgen. De technische specificaties en standaarden zoals vastgelegd in ES-RIS 2025/1 stemmen overeen met de technische specificaties en standaarden die krachtens Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten worden vastgesteld, met name op de volgende gebieden: het systeem voor de elektronische weergave van binnenvaartkaarten en -informatie, elektronische scheepsrapportering, berichten aan de scheepvaart, tracking- en tracingsystemen voor vaartuigen en compatibiliteit van de nodige apparatuur voor het gebruik van RIS.

De technische specificaties voor RIS zijn gebaseerd op de technische beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2005/44/EG, en houden rekening met de werkzaamheden die op dat gebied zijn verricht door de betrokken internationale organisaties.

Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Cesni moet worden ingenomen, aangezien ES-RIS 2025/1 een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op de bindende technische specificaties die in het kader van Richtlijn 2005/44/EG zijn vastgesteld.

De CCR zal naar verwachting tijdens haar volgende plenaire vergadering besluiten tot wijziging van de Rijnreglementen goedkeuren teneinde daarin verwijzingen naar ES-TRIN 2025/1 en ES-RIS 2025/1 op te nemen. Die wijziging zal overeenkomstig de artikelen 1 en 22 van de akte bindend zijn uit hoofde van het internationaal recht. Daarom is het ook passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de CCR moet worden ingenomen.

Om het hoogste veiligheidsniveau in de binnenvaart te bevorderen, om de technische ontwikkelingen in die sector te volgen en om de verenigbaarheid van de voorschriften voor schepen en van rivierinformatiediensten in Europa te verzekeren, moeten de technische voorschriften voor schepen en de rivierinformatiediensten zo geharmoniseerd mogelijk zijn onder de diverse wettelijke stelsels in Europa. In het bijzonder moeten de lidstaten die ook lid van de CCR zijn, worden gemachtigd besluiten te steunen die de CCR-regels in overeenstemming brengen met de regels die in de Unie worden toegepast.

De Unie is noch lid van de CCR, noch van het Cesni. Het standpunt van de Unie moet daarom tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van die organen,