Verordening 2024/3236 - Wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1057 en (EU) 2021/1058 wat betreft regionale noodhulp voor wederopbouw (RESTORE) - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2024/3236 |
23.12.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/3236 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 19 december 2024
tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1057 en (EU) 2021/1058 wat betreft regionale noodhulp voor wederopbouw (RESTORE)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 164, artikel 175, lid 3, en artikel 178,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De recente overstromingen en bosbranden in Midden-, Oost- en Zuid-Europa hebben verwoestende gevolgen gehad voor de bevolking die in deze regio’s woont. In veel steden en dorpen zal een uitgebreide wederopbouw nodig zijn om beschadigde infrastructuur en uitrusting te herstellen. Er zijn onmiddellijke maatregelen nodig om de sociale en economische gevolgen van die natuurrampen te verzachten. Bovendien hebben mensen onmiddellijk behoefte aan materiële basishulp. Daarenboven is er steun voor het behoud van banen nodig om werknemers en zelfstandigen te helpen hun baan gedurende een beperkte periode te behouden wanneer zij als gevolg van een natuurramp geen toegang hebben tot hun gebruikelijke werkplek. Om de verwoestende gevolgen van natuurrampen voor de volksgezondheid aan te pakken, moet ook toegang tot gezondheidszorg aan mensen die op sociaal-economisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn mogelijk zijn. Er zijn aanwijzingen dat het aantal natuurrampen in de toekomst waarschijnlijk zal toenemen. Daarom is het passend een tijdelijk kader tot stand te brengen dat voorziet in flexibiliteit en financiële steun, en tegelijk het strategische langetermijnkarakter van investeringen in het kader van het cohesiebeleid in stand houdt. |
(2) |
Om de lasten voor de begrotingen van de betrokken lidstaten snel te verlichten en het risico op nieuwe territoriale verschillen te beperken, moet aan lidstaten, regio’s, lokale overheden en mensen die zwaar getroffen zijn door dergelijke natuurrampen doeltreffende steun worden verleend uit het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (4), alsmede uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds die geregeld worden bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (5), naast de middelen die beschikbaar zijn uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (6). |
(3) |
Om de door natuurrampen getroffen lidstaten extra flexibiliteit te bieden, moet worden voorzien in een nieuwe specifieke doelstelling in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” om de financiële steun van het EFRO en het Cohesiefonds beschikbaar te stellen voor wederopbouw naar aanleiding van dergelijke rampen. |
(4) |
Beleidsdoelstelling 2, die groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en risicobeheersing, en duurzame stedelijke mobiliteit bevordert, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (7), in het kader waarvan de nieuwe specifieke doelstelling moet worden ingevoerd, ondersteunt rechtstreeks de doelstellingen van de Europese Green Deal. De mededeling van de Commissie van 24 februari 2021 getiteld “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen – de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering” is gericht op de ontwikkeling van aanpassingsmaatregelen om de risico’s in verband met rampen als gevolg van klimaatverandering, zoals overstromingen, bosbranden of droogten, te beheersen. De continuïteit en versterking van geplande investeringen in rampenpreventie en -paraatheid, alsook klimaatadaptatie, moeten worden gewaarborgd om de gevolgen van de steeds frequentere natuurrampen, met inbegrip van door het klimaat veroorzaakte rampen, te beperken. Inspanningen voor wederopbouw mogen niet ten koste gaan van investeringen in structurele rampenpreventie en -paraatheid op lange termijn. De toepassing van klimaatbestendigheid en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” moet worden gewaarborgd bij investeringen in infrastructuur om de veerkracht van door de Unie gefinancierde infrastructuur te vergroten in het licht van toekomstige, frequentere en ernstige door het klimaat veroorzaakte rampen. |
(5) |
Overeenkomstig het toepassingsgebied van de steun uit het EFRO, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1058, kan steun voor wederopbouw naar aanleiding van natuurrampen in het kader van de nieuwe specifieke doelstelling betrekking hebben op het herstel van beschadigde of vernietigde infrastructuur, zoals openbare infrastructuur of veerkrachtige en duurzame investeringen in vaste activa voor bedrijven en uitrusting, indien nodig ook op een andere locatie of onder een vorm die niet identiek is aan de oorspronkelijke vorm. Voorts kan steun worden verleend voor het herstel van natuurgebieden, biodiversiteit en groene infrastructuur, onder meer in Natura 2000-gebieden. Het kan hierbij gaan om relevante maatregelen voor herbebossing. Het Cohesiefonds kan ook steun verlenen voor de nieuwe specifieke doelstelling voor zover deze in overeenstemming is met het toepassingsgebied van de steun uit het Cohesiefonds dat is vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1058. |
(6) |
In het kader van wederopbouw naar aanleiding van natuurrampen moet in het selectieproces prioriteit worden gegeven aan concrete acties die gebaseerd zijn op het “betere wederopbouw”-beginsel. Dat beginsel houdt in dat de herstel-, sanerings- en wederopbouwfasen na een ramp worden gebruikt om de weerbaarheid van gemeenschappen te vergroten door het integreren van maatregelen ter vermindering van het risico op rampen, zoals aangegeven in het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030 van de Verenigde Naties. Tegelijkertijd moet steun voor de geselecteerde concrete acties evenredig blijven en de beste verhouding vertegenwoordigen tussen het steunbedrag en de doelstelling om rampenbestendigheid te waarborgen. Voorts kan, indien een lidstaat in aanmerking komt voor steun uit het SFEU voor de financiering van essentiële concrete acties voor noodhulp en herstel waarmee de staat van de infrastructuur van vóór de natuurramp wordt hersteld, de steun uit het EFRO en het Cohesiefonds als aanvulling op het SFEU worden gebruikt om de functionaliteit van de getroffen infrastructuur te verbeteren teneinde de capaciteit, duurzaamheid en weerbaarheid ervan tegen toekomstige natuurrampen te vergroten. Het doel van de steun uit het EFRO en het Cohesiefonds is om veerkracht en risicoparaatheid te vergroten. |
(7) |
Om te veel betaalde bedragen uit te sluiten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat steun uit het ESF+, het EFRO of het Cohesiefonds niet overlapt met steun uit een ander Unie-instrument, uit een nationaal instrument of uit een particuliere verzekeringsregeling. |
(8) |
Om op de gevolgen van natuurrampen te reageren, moeten de lidstaten, via specifieke prioriteiten, kunnen voorzien in gerichte, snelle en onmiddellijke hulp om de negatieve sociaal-economische gevolgen van dergelijke rampen te verzachten. Daarnaast moeten de lidstaten, al dan niet in het kader van de specifieke prioriteit, tijdelijke maatregelen ten behoeve van mensen die rechtstreeks door natuurrampen zijn getroffen, kunnen ondersteunen in de vorm van voedselhulp en/of materiële basishulp, zonder dat zij verplicht zijn in begeleidende maatregelen te voorzien. Indien strikt noodzakelijk en gerechtvaardigd, moeten de lidstaten ook voorzien in regelingen voor arbeidsduurvermindering om werknemers en zelfstandigen die getroffen zijn door de gevolgen van natuurrampen in staat te stellen om hun baan te behouden zonder in actieve maatregelen te voorzien, tenzij die maatregelen door het nationale recht worden opgelegd, alsmede maatregelen om toegang tot gezondheidszorg te verzekeren, ook voor mensen die op sociaal-economisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn. Daarom is het passend om voor een beperkte periode te voorzien in flexibiliteit voor dergelijke tijdelijke maatregelen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1057. |
(9) |
De middelen ter ondersteuning van de respons op natuurrampen moeten worden geprogrammeerd in het kader van een of meer specifieke prioriteiten met een medefinancieringspercentage van maximaal 95 %. De lidstaten kunnen gebruikmaken van de bestaande mogelijkheden om toewijzingen over te dragen tussen fondsen van het cohesiebeleid waarin Verordening (EU) 2021/1060 voorziet, teneinde de in het kader van die specifieke prioriteiten beschikbare middelen te verhogen. Zij kunnen ook middelen uit een van de beleidsdoelstellingen opnieuw toewijzen, met inachtneming van de toepasselijke regels. |
(10) |
De totale middelen die in het kader van de specifieke prioriteiten worden geprogrammeerd, moeten worden beperkt tot maximaal 10 % van de initiële totale nationale toewijzing van de lidstaat voor het ESF+ en het EFRO. Het moet mogelijk zijn die middelen te programmeren door middel van meer dan één programmawijziging en deze aan te wenden voor meer dan één ramp. Het beginsel dat betalingen van de Commissie moeten worden gedaan overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van financiering moet van toepassing blijven. |
(11) |
Om onmiddellijke steun te verlenen voor investeringen voor wederopbouw naar aanleiding van natuurrampen, alsook om de negatieve sociaal-economische gevolgen van dergelijke natuurrampen te verzachten, moet voorzien worden in een extra bedrag aan uitzonderlijke voorfinanciering met betrekking tot de specifieke prioriteiten. De regels die gelden voor die bedragen aan uitzonderlijke voorfinanciering moeten stroken met de regels voor voorfinanciering van Verordening (EU) 2021/1060. |
(12) |
Om de lidstaten in staat te stellen de gevolgen van natuurrampen die tussen 1 januari 2024 en 31 december 2025 optreden volledig aan te pakken, moet het hun beheerautoriteiten worden toegestaan concrete acties die fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd voordat de financieringsaanvraag in het kader van het programma bij de beheerautoriteit is ingediend, voor steun te selecteren, op voorwaarde dat de concrete actie een respons vormt op een dergelijke natuurramp. |
(13) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk, in het licht van de recente overstromingen en bosbranden in Midden-, Oost- en Zuid-Europa, de negatieve sociaal-economische gevolgen van natuurrampen verzachten door de Verordeningen (EU) 2021/1057 en (EU) 2021/1058 te wijzigen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(14) |
De Verordeningen (EU) 2021/1057 en (EU) 2021/1058 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(15) |
Gezien de verwoestende gevolgen van recente natuurrampen en de urgentie om onmiddellijke steun te verlenen aan lidstaten, wordt het nodig geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken genoemd in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
(16) |
Gezien de urgentie van de situatie met betrekking tot de natuurrampen is het passend dat deze verordening in werking treedt op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1057
In Verordening (EU) 2021/1057 wordt het volgende artikel ingevoegd:
“Artikel 12 ter
Steun om de negatieve sociaal-economische gevolgen van natuurrampen te verzachten
-
1.De lidstaten kunnen het ESF+ gebruiken om steun te verlenen om de negatieve sociaal-economische gevolgen van natuurrampen die tussen 1 januari 2024 en 31 december 2025 optreden te verzachten. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een natuurramp verstaan een grote natuurramp of een regionale natuurramp zoals gedefinieerd in artikel 2, leden 2 en 3, respectievelijk, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (*1). Dit kan een natuurramp omvatten die leidt tot directe schade onder de in artikel 2, leden 2 en 3, van die verordening vastgestelde drempels, mits deze door een bevoegde overheidsinstantie van de lidstaat als een natuurramp is erkend. Indien de natuurramp die leidt tot directe schade onder de in artikel 2, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 vastgestelde drempels optreedt na 24 december 2024, wordt deze beschouwd als een natuurramp, mits deze door een bevoegde overheidsinstantie van de desbetreffende lidstaat binnen twaalf weken na de datum van het optreden van de eerste schade als gevolg van die natuurramp als dusdanig is erkend.
-
2.Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel kunnen middelen worden geprogrammeerd in het kader van de specifieke prioriteiten van de betrokken programma’s. Voor de gehele programmeringsperiode worden de totale in het kader van die specifieke prioriteiten op grond van artikel 3, lid 1 ter, van Verordening (EU) 2021/1058 uit het ESF+, alsmede uit het EFRO en het Cohesiefonds toegewezen middelen beperkt tot maximaal 10 % van de initiële totale nationale toewijzing van het ESF+ en het EFRO. De betrokken programmawijziging wordt ingediend binnen zes maanden na de datum waarop de natuurramp is opgetreden of, indien de natuurramp optrad vóór 24 december 2024, uiterlijk op 25 juni 2025.
-
3.De in lid 2 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten kunnen elk van de specifieke doelstellingen van artikel 4, lid 1, van deze verordening ondersteunen.
-
4.Indien strikt noodzakelijk als een tijdelijke maatregel kunnen regelingen voor arbeidsduurvermindering die zijn bedoeld als respons op de gevolgen van een natuurramp zonder dat deze hoeven te worden gecombineerd met actieve maatregelen, alsook toegang tot gezondheidszorg, ook voor mensen die op sociaal-economisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn, in aanmerking komen voor financiering gedurende maximaal 18 maanden vanaf de datum waarop de natuurramp is opgetreden.
-
5.In afwijking van artikel 19, lid 4, zijn de lidstaten niet verplicht de verstrekking van voedselhulp en/of materiële basishulp aan te vullen met begeleidende maatregelen in het kader van de specifieke doelstelling van artikel 4, lid 1, punt m), wanneer die verstrekking bedoeld is als respons op de gevolgen van een natuurramp. Dergelijke verstrekking van voedselhulp en/of materiële basishulp zonder begeleidende maatregelen kan in aanmerking komen voor financiering gedurende maximaal zes maanden vanaf de datum waarop de natuurramp is opgetreden en in elk geval na 1 januari 2024.
-
6.In afwijking van artikel 63, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 kan de betrokken beheerautoriteit in het kader van een specifieke prioriteit, concrete acties voor steun selecteren die fysiek voltooid zijn of volledig zijn uitgevoerd voordat de financieringsaanvraag bij de beheerautoriteit is ingediend, op voorwaarde dat de concrete actie een respons vormt op een natuurramp die optreedt tussen 1 januari 2024 en 31 december 2025.
-
7.De Commissie betaalt 25 % van de toewijzing aan de in lid 2 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten, overeenkomstig het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging als uitzonderlijke voorfinanciering naast de jaarlijkse voorfinanciering voor het programma waarin artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 voorziet. Die uitzonderlijke voorfinanciering wordt binnen zestig dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging betaald, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen. Wanneer de toewijzing voor die prioriteiten vervolgens wordt verhoogd, wordt een aanvullend voorfinancieringsbedrag betaald, dat overeenkomt met 25 % van de verhoging.
Overeenkomstig artikel 90, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het als uitzonderlijke voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk met het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.
Overeenkomstig artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 worden eventuele door de uitzonderlijke voorfinanciering gegeneerde renteopbrengsten op dezelfde wijze voor het betrokken programma gebruikt als het ESF+ en opgenomen in de rekeningen van het laatste boekjaar.
Overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt de uitzonderlijke voorfinanciering niet geschorst.
Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, de betaalde uitzonderlijke voorfinanciering.
-
8.In afwijking van artikel 112, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 bedraagt het maximale medefinancieringspercentage voor een specifieke prioriteit die is vastgesteld voor ondersteuning bij het verzachten van negatieve sociaal-economische gevolgen van een natuurramp op grond van lid 2 van dit artikel, 95 %.
De lidstaten zorgen ervoor dat steun uit een ander Unie-instrument, uit een nationaal instrument of uit een particuliere verzekeringsregeling die wordt ontvangen voor concrete acties die zijn geselecteerd in reactie op een natuurramp, in mindering wordt gebracht op de uitgaven die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvraag.
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1058
Verordening (EU) 2021/1058 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
in tabel 1 van bijlage I wordt de volgende rij toegevoegd onder beleidsdoelstelling 2: “
” |
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 december 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
BÓKA J.
-
Advies van 4 december 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Advies van 21 november 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Standpunt van het Europees Parlement van 17 december 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 december 2024.
-
Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1057/oj).
-
Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1058/oj).
-
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).
-
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1060/oj).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/3236/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.