Richtlijn 2025/2 - Wijziging van Richtlijn 2009/138/EG wat betreft evenredigheid, kwaliteit van het toezicht, rapportage, langetermijngarantiemaatregelen, macroprudentiële instrumenten, duurzaamheidsrisico’s, groepstoezicht en grensoverschrijdend toezicht - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/2 |
8.1.2025 |
RICHTLIJN (EU) 2025/2 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 27 november 2024
tot wijziging van Richtlijn 2009/138/EG wat betreft evenredigheid, kwaliteit van het toezicht, rapportage, langetermijngarantiemaatregelen, macroprudentiële instrumenten, duurzaamheidsrisico’s, groepstoezicht en grensoverschrijdend toezicht, en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/87/EG en 2013/34/EU
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn meer risicogebaseerde en meer geharmoniseerde prudentiële regels voor de verzekerings- en herverzekeringssector ingevoerd. Sommige bepalingen van die richtlijn zijn onderworpen aan herzieningsclausules. De toepassing van die richtlijn heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot de versterking van het financiële stelsel in de Unie en heeft verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beter bestand gemaakt tegen uiteenlopende risico’s. Hoewel die richtlijn zeer uitgebreid is, pakt zij niet alle vastgestelde gebreken bij verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan. |
(2) |
De COVID-19-pandemie heeft enorme sociaal-economische schade veroorzaakt, waardoor de economie van de Unie een duurzaam, inclusief en rechtvaardig herstel nodig heeft. Ook de economische en sociale gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hebben nog steeds invloed. Dat heeft het werk aan de politieke prioriteiten van de Unie, met name de totstandbrenging van een economie die werkt voor de mensen en de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal, nog urgenter gemaakt. De verzekerings- en herverzekeringssector kan voorzien in particuliere financieringsbronnen voor Europese bedrijven en kan de economie veerkrachtiger maken door bescherming te bieden tegen een breed scala aan risico’s. Met die tweeledige rol heeft de sector een groot potentieel om bij te dragen aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie. |
(3) |
Zoals werd benadrukt in de mededeling van de Commissie van 24 september 2020“Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen”, is het van cruciaal belang institutionele beleggers, met name verzekeraars, te prikkelen om meer op lange termijn te beleggen teneinde re-equitisation in het bedrijfsleven te ondersteunen. Om de bijdrage van verzekeraars aan de financiering van het economisch herstel van de Unie te vergemakkelijken, moet het prudentiële kader worden aangepast om beter rekening te houden met het langetermijnkarakter van het verzekeringsbedrijf. Met name moet het bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule gemakkelijker worden gemaakt om een gunstiger standaardparameter te gebruiken voor aandelenbeleggingen met een langetermijnperspectief, mits verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voldoen aan deugdelijke en robuuste criteria die de bescherming van verzekeringnemers en de financiële stabiliteit waarborgen. Dergelijke criteria moeten ervoor zorgen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in staat zijn om ook onder gespannen marktomstandigheden gedwongen verkoop van aandelen die bedoeld zijn om op lange termijn te worden aangehouden, te vermijden. Aangezien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen over een breed scala aan risicobeheersinstrumenten beschikken om dergelijke gedwongen verkoop te voorkomen, moeten die criteria een dergelijke verscheidenheid erkennen en niet vereisen dat langetermijnbeleggingsactiva wettelijk of contractueel worden afgeschermd zodat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in aanmerking komen voor de gunstigere standaardparameter voor beleggingen in aandelen. Bovendien moet het management van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming zich door middel van schriftelijke beleidslijnen verbinden tot een minimale houdperiode van de aandelen waarin de onderneming belegt en aantonen dat de onderneming in staat is die aandelen gedurende die houdperiode aan te houden. |
(4) |
Aanpassingen die beter rekening houden met het langetermijnkarakter van het verzekeringsbedrijf, kunnen leiden tot een toename van het vrij beschikbare kapitaal als gevolg van de verlaging van het solvabiliteitskapitaalvereiste. Wanneer dat het geval is, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen overwegen om vrijgekomen kapitaal niet te oriënteren naar uitkeringen aan aandeelhouders of managementbonussen, maar ernaar streven het vrijgekomen kapitaal te oriënteren naar productieve investeringen in de reële economie om het economisch herstel en de bredere beleidsdoelstellingen van de Unie te ondersteunen. |
(5) |
Verzekeraars en herverzekeraars hebben de vrijheid om overal ter wereld te beleggen en zijn niet beperkt tot de Unie. Investeringen in derde landen kunnen ook bevorderlijk zijn voor het algemene ontwikkelingsbeleid van de Unie of de lidstaten. Daarom moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ervoor zorgen dat hun beleggingsbeleid aansluit bij de doelstellingen van de actuele EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied en van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (4) met betrekking tot derde landen met een hoog risico. |
(6) |
In haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal heeft de Commissie zich ertoe verbonden het beheer van klimaat- en milieurisico’s beter in het prudentiële kader van de Unie te integreren. De Europese Green Deal is de nieuwe groeistrategie van de Unie, die tot doel heeft de Unie uiterlijk in 2050 om te vormen tot een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie zonder netto-uitstoot van broeikasgassen. De Green Deal zal bijdragen aan de doelstelling een economie op te bouwen die werkt voor mensen, en de sociale markteconomie van de Unie te versterken, zodat die klaar is voor de toekomst en zorgt voor stabiliteit, banen, groei en investeringen. In haar voorstel van 4 maart 2020 voor een Europese klimaatwet heeft de Commissie voorgesteld de doelstelling van klimaatneutraliteit en klimaatveerkracht tussen nu en 2050 bindend te maken in de Unie. Dat voorstel is goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad, en het is op 29 juli 2021 in werking getreden (5). De ambitie van de Commissie om te zorgen voor mondiaal leiderschap van de Unie op de weg naar 2050 is herhaald in het strategisch prognoseverslag 2021, waarin de opbouw van veerkrachtige en toekomstbestendige economische en financiële systemen als een strategisch actiegebied wordt aangemerkt. |
(7) |
Het EU-kader voor duurzame financiering zal een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal, en de milieuregelgeving moet worden aangevuld met een duurzaam financieel kader dat financiering kanaliseert naar investeringen die de blootstelling aan klimaat- en milieurisico’s verminderen. In haar mededeling van 6 juli 2021 getiteld “Strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie” heeft de Commissie toegezegd wijzigingen van Richtlijn 2009/138/EG voor te stellen om duurzaamheidsrisico’s consequent in het risicobeheer van verzekeraars op te nemen door een analyse van klimaatveranderingsscenario’s door verzekeraars verplicht te stellen. |
(8) |
Recent zijn een aantal wetgevingsvoorstellen gedaan en aangenomen ter verbetering van de veerkracht en die bijdragen aan duurzaamheid, met name in verband met duurzaamheidsrapportage, waaronder Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad (6), Richtlijn (EU) 2022/2464van het Europees Parlement en de Raad (7) en een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1973, die allemaal invloed hebben op de verzekerings- en herverzekeringssector. |
(9) |
De verdere integratie van de interne verzekeringsmarkt van de Unie is een belangrijke doelstelling van deze wijzigingsrichtlijn. De integratie van de interne verzekeringsmarkt vergroot de concurrentie en de beschikbaarheid van verzekeringsproducten in alle lidstaten ten voordele van bedrijven en consumenten. Tekortkomingen in de interne verzekeringsmarkt van de Unie sinds de toepassing van Richtlijn 2009/138/EG benadrukken de noodzaak van meer consistentie en convergentie van het toezicht in de hele Unie. Het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die actief zijn in het kader van de vrijheid om diensten te verrichten of het recht van vestiging, moet verder worden verbeterd zonder afbreuk te doen aan de doelstelling van verdere integratie van de interne verzekeringsmarkt, teneinde consistente consumentenbescherming en eerlijke concurrentie op de hele interne markt te waarborgen. |
(10) |
Richtlijn 2009/138/EG sluit bepaalde ondernemingen van het toepassingsgebied uit vanwege hun omvang. Na de eerste jaren van toepassing van Richtlijn 2009/138/EG en om ervoor te zorgen dat die niet ten onrechte van toepassing is op ondernemingen van beperkte omvang, is het passend die uitsluitingen te herzien door die drempels te verhogen, zodat kleine ondernemingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, niet onder die richtlijn vallen. Zoals reeds het geval is voor verzekeringsondernemingen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/138/EG uitgesloten zijn, moeten verzekeringsondernemingen die voordeel hebben van zulke verhoogde drempels kunnen kiezen of zij een vergunning uit hoofde van die richtlijn behouden of aanvragen teneinde de voordelen van die vergunning te genieten; daarnaast moet het mogelijk zijn voor lidstaten om verzekeringsondernemingen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/138/EG uitgesloten zijn, te onderwerpen aan bepalingen die vergelijkbaar met of identiek zijn aan de bepalingen van die richtlijn. |
(11) |
Richtlijn 2009/138/EG is niet van toepassing op een hulpverleningsactiviteit waarbij aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1, van die richtlijn is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de hulp betrekking heeft op ongevallen met of defecten aan een wegvoertuig die zich voordoen op het grondgebied van de lidstaat van de verlener van de dekking. Die bepaling zou kunnen impliceren dat verleners van hulp aan wegvoertuigen bij een ongeval of defect dat zich net over de grens voordoet, een vergunning als verzekeraar moeten hebben, wat de hulp onnodig zou kunnen verstoren. Om die reden is het passend die voorwaarde te herzien. De voorwaarde van artikel 6, lid 1, punt a), van Richtlijn 2009/138/EG moet dus worden uitgebreid tot ongevallen met of defecten aan een wegvoertuig die zich incidenteel in een buurland van de lidstaat van de verlener van de dekking kunnen voordoen. |
(12) |
Informatie over aanvragen voor een vergunning om in een lidstaat actief te worden en de resultaten van de beoordeling van dergelijke aanvragen kunnen essentiële informatie opleveren voor de beoordeling van aanvragen in andere lidstaten. Daarom moet de betrokken toezichthoudende autoriteit door de aanvrager in kennis worden gesteld van eerdere weigeringen of intrekkingen van aanvragen voor een vergunning in een andere lidstaat. |
(13) |
Voordat een vergunning wordt verleend aan een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een dochteronderneming is van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming of die onder zeggenschap zal staan van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon als een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming die in een andere lidstaat is gevestigd, moet de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die de vergunning verleent, overleg plegen met de toezichthoudende autoriteiten van alle betrokken lidstaten. Doordat verzekeringsgroepen steeds actiever worden in verschillende lidstaten, is het noodzakelijk te zorgen voor een meer geharmoniseerde toepassing van het Unierecht en voor een betere uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten, met name voordat vergunningen worden verleend. Wanneer meerdere toezichthoudende autoriteiten moeten worden geraadpleegd, moet elke betrokken toezichthoudende autoriteit derhalve de mogelijkheid hebben de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de vergunningsprocedure voor een nieuw op te richten verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de groep gaande is, te vragen om een gezamenlijke beoordeling van een vergunningsaanvraag. Het besluit tot verlening van de vergunning blijft de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst waar de betrokken onderneming een vergunning aanvraagt. Bij dat besluit moeten evenwel de resultaten van de gezamenlijke beoordeling in overweging worden genomen. |
(14) |
Richtlijn 2009/138/EG moet worden toegepast overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel. Ter bevordering van een evenredige toepassing van de richtlijn op ondernemingen die kleiner en minder complex zijn dan de gemiddelde onderneming, en om onevenredig belastende vereisten voor hen te vermijden, moeten er risicogebaseerde criteria worden vastgesteld waarmee zij kunnen worden geïdentificeerd. |
(15) |
Ondernemingen die aan de risicogebaseerde criteria voldoen, moeten overeenkomstig een eenvoudige kennisgevingsprocedure als kleine en niet-complexe ondernemingen kunnen worden ingedeeld. Indien de toezichthoudende autoriteit binnen een beperkte periode na die kennisgeving geen bezwaar maakt tegen de indeling om naar behoren gemotiveerde redenen die verband houden met de beoordeling van de relevante criteria, moet die onderneming als een kleine en niet-complexe onderneming worden ingedeeld. Zodra een onderneming als een kleine en niet-complexe onderneming wordt ingedeeld, moet zij in beginsel automatisch profiteren van vastgestelde evenredigheidsmaatregelen inzake rapportage, openbaarmaking, governance, herziening van schriftelijke beleidslijnen, berekening van technische voorzieningen, beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit, en plannen voor het beheer van het liquiditeitsrisico. |
(16) |
In afwijking van de automatische toepassing van evenredigheidsmaatregelen moeten toezichthoudende autoriteiten, wanneer zij zich ernstige zorgen maken over het risicoprofiel van een individuele kleine en niet-complexe onderneming, bevoegd zijn die onderneming te verplichten een of meer evenredigheidsmaatregelen niet toe te passen. Van die bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt wanneer zij constateren dat het solvabiliteitskapitaalvereiste niet wordt nageleefd, wanneer er een risico van niet-naleving bestaat, wanneer het risicoprofiel van een onderneming wezenlijk verandert, of wanneer het governancesysteem van een onderneming ondoeltreffend is. |
(17) |
Het is passend dat er ook evenredigheidsmaatregelen beschikbaar zijn voor ondernemingen die niet als kleine en niet-complexe ondernemingen zijn ingedeeld, maar waarvoor sommige vereisten van Richtlijn 2009/138/EG te duur en te complex zijn gezien de risico’s die aan de bedrijfsactiviteiten van dergelijke ondernemingen verbonden zijn. Die ondernemingen moeten in staat worden gesteld om op basis van een analyse per geval en na voorafgaande toestemming van hun toezichthoudende autoriteiten gebruik te maken van evenredigheidsmaatregelen. |
(18) |
Een correcte toepassing van het evenredigheidsbeginsel is cruciaal om buitensporige lasten voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te voorkomen. Om die reden moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen alleen wanneer zich een wijziging voordoet in het bereik van de door hen toegepaste evenredigheidsmaatregelen jaarlijks informatie verstrekken aan hun toezichthoudende autoriteiten. |
(19) |
Verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives die uitsluitend risico’s dekken van de industriële of commerciële groep waartoe zij behoren, hebben een bijzonder risicoprofiel waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van bepaalde vereisten, met name inzake de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit, openbaarmakingen en de bijbehorende bevoegdheidsdelegaties aan de Commissie om nadere regels vast te stellen met betrekking tot dergelijke vereisten. Bovendien moeten verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives ook kunnen profiteren van evenredigheidsmaatregelen wanneer zij als kleine en niet-complexe ondernemingen zijn ingedeeld. |
(20) |
Het is belangrijk dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een gezonde financiële positie behouden. Daartoe voorziet Richtlijn 2009/138/EG in financieel toezicht op de solvabiliteit van een onderneming, de vorming van technische voorzieningen, de activa en het in aanmerking komend eigen vermogen. Het governancesysteem van een onderneming is echter ook belangrijk om ervoor te zorgen dat de onderneming financieel gezond blijft. Daartoe moet van de toezichthoudende autoriteiten worden verlangd dat zij het governancesysteem regelmatig evalueren in het kader van hun financieel toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. |
(21) |
Toezichthoudende autoriteiten moeten het recht hebben om van elke onder toezicht staande verzekerings- en herverzekeringsonderneming en haar groep ten minste om de drie jaar een periodiek beschrijvend verslag met informatie over de bedrijfsactiviteiten en de prestaties, het governancesysteem, het risicoprofiel, het kapitaalbeheer en andere relevante informatie voor solvabiliteitsdoeleinden te ontvangen. Om dat rapportagevereiste voor verzekerings- en herverzekeringsgroepen te vereenvoudigen, moet het onder bepaalde voorwaarden mogelijk zijn de informatie van het periodieke toezichtsverslag met betrekking tot de groep en haar dochterondernemingen op geaggregeerde wijze voor de hele groep in te dienen. |
(22) |
Er moet voor worden gezorgd dat kleine en niet-complexe ondernemingen voorrang krijgen wanneer toezichthouders vrijstellingen en beperkingen inzake de rapportage verlenen. Voor dat soort entiteiten moet het kennisgevingsproces dat van toepassing is op de indeling als kleine en niet-complexe onderneming, ervoor zorgen dat er voldoende zekerheid is met betrekking tot het gebruik van vrijstellingen en beperkingen inzake de rapportage. |
(23) |
De rapportage- en openbaarmakingstermijnen moeten duidelijk worden vastgelegd in Richtlijn 2009/138/EG. Er moet echter worden erkend dat uitzonderlijke omstandigheden, te weten noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, natuurrampen en andere extreme gebeurtenissen, het voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen onmogelijk zouden kunnen maken om dergelijke verslagen en openbaarmakingen binnen de vastgestelde termijnen in te dienen. Daarom moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om onder dergelijke omstandigheden de termijnen te verlengen, na raadpleging van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (8) is opgericht. |
(24) |
Richtlijn 2009/138/EG bepaalt dat toezichthoudende autoriteiten moeten beoordelen of een nieuwe persoon die wordt aangesteld om een verzekerings- of herverzekeringsonderneming te besturen of een sleutelfunctie te vervullen, deskundig en betrouwbaar is. Personen die de onderneming besturen of een sleutelfunctie vervullen, moeten echter continu deskundig en betrouwbaar zijn. In geval van niet-naleving van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten moeten de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om maatregelen te nemen, zoals, indien passend, het verwijderen van de betrokken persoon uit de betrokken functie. |
(25) |
Aangezien verzekeringsactiviteiten risico’s voor de financiële stabiliteit kunnen veroorzaken of versterken, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen macroprudentiële overwegingen en analyses meenemen in hun verzekerings-, beleggings- en risicobeheeractiviteiten. Dat kan onder meer inhouden dat rekening wordt gehouden met het potentiële gedrag van andere marktdeelnemers, macro-economische risico’s, zoals een neergang van de kredietcyclus of een verminderde marktliquiditeit, of buitensporige concentraties op marktniveau in bepaalde soorten activa, tegenpartijen of sectoren. |
(26) |
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten op verzoek van de toezichthoudende autoriteit bij hun beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit rekening houden met alle relevante macroprudentiële informatie die door de toezichthoudende autoriteiten is verstrekt. Voor een consistente toepassing van de aanvullende macroprudentiële maatregelen moet de Eiopa een ontwerp van technische reguleringsnormen opstellen tot nadere bepaling van de criteria die door de toezichthoudende autoriteiten in aanmerking moeten worden genomen bij het bepalen op welke ondernemingen de maatregelen van toepassing zijn. De toezichthoudende autoriteiten moeten de resultaten van de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen binnen hun rechtsgebied die wordt verzocht rekening te houden met macroprudentiële overwegingen, analyseren en aggregeren en aan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen input verstrekken over de elementen die in hun toekomstige beoordelingen van het eigen risico en de solvabiliteit in aanmerking moeten worden genomen, met name wat macroprudentiële risico’s betreft. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, wanneer zij een autoriteit of instantie met een macroprudentieel mandaat belasten, de resultaten en de bevindingen van macroprudentiële beoordelingen door toezichthoudende autoriteiten worden gedeeld met die macroprudentiële autoriteit. |
(27) |
In overeenstemming met de in 2011 door de International Association of Insurance Supervisors vastgestelde Insurance Core Principles moeten de nationale toezichthoudende autoriteiten de markt- en financiële ontwikkelingen die van invloed zouden kunnen zijn op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekerings- en herverzekeringsmarkten, identificeren, monitoren en analyseren en die informatie gebruiken bij het toezicht op individuele verzekerings- of herverzekeringsondernemingen. Bij de uitvoering van die taken moeten toezichthoudende autoriteiten zo nodig gebruikmaken van informatie en inzichten van andere toezichthoudende autoriteiten. |
(28) |
Instanties of autoriteiten met een macroprudentieel mandaat zijn belast met het macroprudentiële beleid voor hun nationale verzekerings- en herverzekeringsmarkt. Het macroprudentiële beleid kan worden gevoerd door de toezichthoudende autoriteit of door een andere autoriteit of instantie die daarmee is belast. |
(29) |
Goede coördinatie tussen toezichthoudende autoriteiten en de relevante instanties en autoriteiten met een macroprudentieel mandaat is belangrijk voor het identificeren, monitoren en analyseren van mogelijke risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel die van invloed zouden kunnen zijn op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, en voor het nemen van maatregelen om die risico’s doeltreffend en adequaat aan te pakken. Bij de samenwerking tussen autoriteiten moet ook worden getracht elke vorm van overlappend of inconsistent optreden te vermijden. |
(30) |
De uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten en belastingautoriteiten mag niet worden verhinderd. Die informatie-uitwisseling moet in overeenstemming zijn met het nationale recht, en informatie die afkomstig is van een andere lidstaat, mag alleen worden bekendgemaakt met de uitdrukkelijke toestemming van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. |
(31) |
Volgens Richtlijn 2009/138/EG moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als integrerend deel van hun bedrijfsstrategie een periodieke beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit hebben. Sommige risico’s, zoals klimaatveranderingsrisico’s, zijn moeilijk te kwantificeren of ontstaan over een periode die langer is dan de voor de kalibratie van het solvabiliteitskapitaalvereiste gebruikte periode. Die risico’s kunnen beter in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit. Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op materiële wijze zijn blootgesteld aan klimaatveranderingsrisico’s, moeten zij ertoe worden verplicht binnen passende tussenpozen en als onderdeel van de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit, analyses van het effect van langetermijnrisicoscenario's met betrekking tot klimaatverandering op hun bedrijf uit te voeren. Dergelijke analyses moeten in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de ondernemingen. Hoewel de beoordeling van de materialiteit van de blootstelling aan klimaatveranderingsrisico’ voor alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verplicht moet zijn, mogen met name analyses van langetermijnklimaatveranderingsscenario’s niet verplicht zijn voor kleine en niet-complexe ondernemingen. |
(32) |
Ondernemingen moeten specifieke plannen ontwikkelen en monitoren om de financiële risico’s die voortvloeien uit duurzaamheidsfactoren aan te pakken. Wanneer een groep verplicht is een dergelijk plan op groepsniveau op te stellen, moet ervoor worden gezorgd dat van de verplichting om plannen op individueel niveau op te stellen, wordt afgezien voor verzekerings- en herverzekeringsdochterondernemingen van de groep indien alle relevante aspecten van die dochterondernemingen in het plan op groepsniveau tot uiting komen. |
(33) |
Volgens Richtlijn 2009/138/EG moet ten minste eenmaal per jaar essentiële informatie worden openbaar gemaakt via het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand. Dat rapport is gericht tot verzekeringnemers en begunstigden enerzijds en analisten en andere marktprofessionals anderzijds. Om rekening te houden met de behoeften en verwachtingen van die twee verschillende groepen, moet de inhoud van het rapport in twee delen worden opgesplitst. Het eerste deel, dat voornamelijk gericht is tot verzekeringnemers en begunstigden, moet de essentiële informatie bevatten over het bedrijf, de prestaties, het kapitaalbeheer en het risicoprofiel. Het tweede deel, dat gericht is tot marktprofessionals, moet gedetailleerde informatie bevatten over het bedrijf en het governancesysteem, specifieke informatie over technische voorzieningen en andere verplichtingen, de solvabiliteitspositie en andere gegevens die relevant zijn voor gespecialiseerde analisten. |
(34) |
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen de relevante risicovrije rentetermijnstructuur na goedkeuring door de toezichthouder aanpassen voor de berekening van de beste schatting in overeenstemming met de fluctuaties van hun activaspreads (“matchingopslag”) of in overeenstemming met de gemiddelde spreadfluctuatie van activa die door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een bepaalde munteenheid of een bepaald land worden aangehouden (“volatiliteitsaanpassing”). Het tot verzekeringnemers en begunstigden gerichte deel van het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand mag alleen de informatie bevatten die naar verwachting relevant zal zijn voor de besluitvorming van een gemiddelde verzekeringnemer of begunstigde. Hoewel verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het effect van het niet-toepassen van de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing en de overgangsmaatregelen ten aanzien van risicovrije rentevoeten en technische voorzieningen op hun financiële positie openbaar moeten maken, mag ervan worden uitgegaan dat die openbaarmaking voor de besluitvorming van de gemiddelde verzekeringnemer of begunstigde niet relevant is. Een dergelijke openbaarmaking moet daarom worden opgenomen in het deel van het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand dat gericht is tot marktprofessionals en niet in het deel dat gericht is tot verzekeringnemers en begunstigden. |
(35) |
Openbaarmakingsvereisten mogen niet buitensporig belastend zijn voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Daarom moeten in Richtlijn 2009/138/EG enkele vereenvoudigingen en evenredigheidsmaatregelen worden opgenomen, die evenwel de leesbaarheid van de door de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verstrekte gegevens niet in gevaar mogen brengen. Voorts moet Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) worden gewijzigd zodat kleine en niet-complexe ondernemingen hun duurzaamheidsrapportage kunnen beperken overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde vereenvoudigde standaarden voor duurzaamheidsrapportage voor kleine en middelgrote ondernemingen. |
(36) |
Om de grootst mogelijke nauwkeurigheid van de openbaar gemaakte informatie te waarborgen, moeten sommige elementen van het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand aan een audit worden onderworpen. Die auditplicht moet ten minste betrekking hebben op de balans, die wordt beoordeeld aan de hand van de waarderingscriteria van Richtlijn 2009/138/EG. |
(37) |
Aangezien kleine en niet-complexe ondernemingen naar verwachting niet relevant zullen zijn voor de financiële stabiliteit van de Unie, is het passend ten aanzien van dergelijke ondernemingen te voorzien in een vrijstelling van de verplichting om het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand aan een audit te onderwerpen. Evenzo is het passend verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives gezien hun bijzondere risicoprofiel en specifieke kenmerken geen auditplicht op te leggen. Voor lidstaten die reeds een auditplicht opleggen ten aanzien van alle ondernemingen of ten aanzien van andere elementen van het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand dan de balans, moet het echter mogelijk zijn om die verplichtingen te blijven opleggen. |
(38) |
Erkend moet worden dat de auditplicht weliswaar nuttig is, maar voor elke onderneming wel een extra last zou betekenen. De jaarlijkse rapportage- en openbaarmakingstermijnen voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en verzekerings- en herverzekeringsgroepen moeten derhalve worden verlengd om hun voldoende tijd te geven om gecontroleerde rapporten over te leggen. |
(39) |
In de richtsnoeren van de Eiopa inzake rapportage ten behoeve van de financiële stabiliteit zijn reeds criteria vastgelegd om te bepalen welke verzekerings- en herverzekeringsondernemingen relevant zijn voor de stabiliteit van de financiële stelsels in de Unie. |
(40) |
Er moet voor worden gezorgd dat de methoden voor de berekening van technische voorzieningen van overeenkomsten met opties en garanties in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s van de verzekeraar. In dat verband moeten er enkele vereenvoudigingen worden aangebracht. |
(41) |
De kapitaalkosten moeten worden verlaagd ten opzichte van het niveau dat is vastgesteld bij de vaststelling van Richtlijn 2009/138/EG en de op grond van die richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen, met behoud van een voldoende niveau van voorzichtigheid en bescherming van verzekeringnemers. Bovendien moet bij de berekening van de risicomarge rekening worden gehouden met de tijdsafhankelijkheid van risico’s en moet het bedrag van de risicomarge, met name voor langetermijnverplichtingen, worden verlaagd, waardoor de risicomarge minder gevoelig wordt voor rentewijzigingen. Daarom moet een exponentieel en tijdsafhankelijk element worden ingevoerd. |
(42) |
Richtlijn 2009/138/EG vereist dat het bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen dat nodig is om de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen te ondersteunen, wordt bepaald met het oog op de berekening van de risicomarge en dat het kapitaalkostenpercentage (Cost-of-Capital rate) gelijk is aan de opslag op de relevante risicovrije rentevoet die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen aanhoudt, zou betalen. Richtlijn 2009/138/EG vereist ook dat het kapitaalkostenpercentage periodiek wordt geëvalueerd. Daartoe moeten de evaluaties ervoor zorgen dat het kapitaalkostenpercentage risicogebaseerd blijft en niet meer dan 5 % bedraagt. |
(43) |
Bij de bepaling van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur moet het gebruik van informatie die van relevante financiële instrumenten afkomstig is, worden afgewogen tegen het vermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen om van financiële instrumenten afgeleide rentevoeten af te dekken. Het kan met name voorkomen dat kleinere verzekerings- en herverzekeringsondernemingen niet de capaciteit hebben om het renterisico af te dekken met andere instrumenten dan obligaties, leningen of soortgelijke activa met vaste kasstromen. De relevante risicovrije rentetermijnstructuur moet derhalve worden geëxtrapoleerd voor looptijden waarbij de markten voor obligaties niet langer diep, liquide en transparant zijn. De extrapolatiemethode moet echter gebruikmaken van informatie die afkomstig is van andere relevante financiële instrumenten dan obligaties, wanneer dergelijke informatie beschikbaar is van diepe, liquide en transparante markten voor looptijden waarbij de obligatiemarkten niet langer diep, liquide en transparant zijn. Om de zekerheid en de geharmoniseerde toepassing te waarborgen en er tevens voor te zorgen dat er tijdig kan worden gereageerd op veranderingen in marktomstandigheden, moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om te specificeren hoe de nieuwe extrapolatiemethode moet worden toegepast. In het licht van de huidige marktomstandigheden moet het uitgangspunt voor de extrapolatie van de euro op de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn op hetzelfde niveau blijven als op 31 december 2023, namelijk met een looptijd van twintig jaar. |
(44) |
De bepaling van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur heeft aanzienlijke gevolgen voor de solvabiliteitspositie, met name voor levensverzekeringsondernemingen met langetermijnverplichtingen. Om verstoring van het bestaande verzekeringsbedrijf te voorkomen en een soepele overgang naar de nieuwe extrapolatiemethode mogelijk te maken, moet worden voorzien in een mechanisme voor geleidelijke invoering. Dat mechanisme voor geleidelijke invoering moet erop gericht zijn verstoring van de markt te voorkomen en een transparant pad te bieden naar de uiteindelijke extrapolatiemethode. |
(45) |
Richtlijn 2009/138/EG voorziet in een volatiliteitsaanpassing die het effect van overdreven obligatiespreads moet beperken en gebaseerd is op referentieportefeuilles voor de betrokken munteenheden van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en, in het geval van de euro, op referentieportefeuilles voor nationale verzekeringsmarkten. Het gebruik van een uniforme volatiliteitsaanpassing voor hele munteenheden of landen kan leiden tot voordelen die verder gaan dan een beperking van overdreven obligatiespreads, met name wanneer de gevoeligheid van de relevante activa van die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voor veranderingen in kredietspreads lager is dan de gevoeligheid van de relevante beste schatting voor veranderingen in de rentevoeten. Om dergelijke buitensporige voordelen van de volatiliteitsaanpassing te voorkomen, moet de volatiliteitsaanpassing door de toezichthouder worden goedgekeurd en moet bij de berekening rekening worden gehouden met ondernemingsspecifieke kenmerken met betrekking tot de spreadgevoeligheid van activa en de rentegevoeligheid van de beste schatting van technische voorzieningen. Bovendien moeten er als aanvullende waarborg minimumvoorwaarden voor het gebruik van de volatiliteitsaanpassing worden ingevoerd. De lidstaten, waarvan sommige het gebruik van de volatiliteitsaanpassing nu reeds aan goedkeuring door de toezichthouder onderwerpen, moeten over de extra mogelijkheid beschikken om middels een beoordeling de goedkeuringsvoorwaarden af te zetten tegen de aannames die ten grondslag aan de volatiliteitsaanpassing liggen. In het licht van de aanvullende waarborgen moet het verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden toegestaan om een groter aandeel tot 85 % van de voor risico’s gecorrigeerde spread afkomstig van de representatieve portefeuilles op te tellen bij de risicovrije basisrentetermijnstructuur. |
(46) |
Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming belegt in schuldinstrumenten met een betere kredietkwaliteit dan de schuldinstrumenten die ter berekening van de volatiliteitsaanpassing in de representatieve portefeuille zijn opgenomen, kan het gebeuren dat als gevolg van toenemende obligatiespreads de volatiliteitsaanpassing het verlies aan eigen vermogen overcompenseert en tot buitensporige volatiliteit van het eigen vermogen leidt. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten in dergelijke gevallen ter compensatie van die kunstmatige volatiliteit kunnen verzoeken om een wijziging van de volatiliteitsaanpassing waarin rekening wordt gehouden met informatie over de specifieke beleggingen van de onderneming in schuldinstrumenten. |
(47) |
Richtlijn 2009/138/EG voorziet in een landcomponent in de volatiliteitsaanpassing die tot doel heeft overdreven obligatiespreads in een specifiek land te beperken. De activering van de landcomponent is echter gebaseerd op een absolute drempel en een relatieve drempel met betrekking tot de voor risico’s gecorrigeerde spread van het land, wat tot klifeffecten kan leiden en zo de volatiliteit van het eigen vermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kan vergroten. Om ervoor te zorgen dat overdreven obligatiespreads in een specifieke lidstaat die de euro als munt heeft, effectief worden beperkt, moet de landcomponent worden vervangen door een macrocomponent die wordt berekend op basis van de verschillen tussen de voor risico’s gecorrigeerde spread voor de euro en de voor risico’s gecorrigeerde spread voor het land. Om klifeffecten te voorkomen, moet bij de berekening discontinuïteit met betrekking tot de inputparameters worden vermeden. |
(48) |
Om rekening te houden met ontwikkelingen in de beleggingspraktijken van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen met criteria om te bepalen welke activa in aanmerking komen om in de toegewezen activaportefeuille te worden opgenomen wanneer de aard van de activa kan leiden tot uiteenlopende praktijken met betrekking tot de criteria voor de toepassing en de berekening van de matchingopslag. |
(49) |
Om ervoor te zorgen dat alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de volatiliteitsaanpassing berekenen op dezelfde wijze worden behandeld, of om rekening te houden met marktontwikkelingen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de berekening van ondernemingsspecifieke elementen van de volatiliteitsaanpassing. Voor andere valuta's dan de euro moet bij de berekening van valutaspecifieke elementen van de volatiliteitsaanpassing rekening worden gehouden met de mogelijkheid van kasstroommatching tussen paren gekoppelde valuta's van lidstaten, waarbij dan het valutarisico op consistente wijze moet worden verminderd. |
(50) |
Voor de berekening van hun eigen vermogen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) kan aan instellingen die deel uitmaken van financiële conglomeraten die onder Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) vallen, toestemming worden verleend om hun aanzienlijke beleggingen in verzekerings- of herverzekeringsondernemingen niet af te trekken, mits aan bepaalde criteria wordt voldaan. De prudentiële regels voor verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en kredietinstellingen moeten een passend gelijk speelveld voor door banken geleide en door verzekeraars geleide financiële groepen mogelijk maken. Daarom moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ook toestemming krijgen om deelnemingen in kredietinstellingen en financiële instellingen niet af te trekken van hun in aanmerking komend eigen vermogen, onder vergelijkbare voorwaarden. Met name moet ofwel groepstoezicht overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG ofwel aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 2002/87/EG van toepassing zijn op een groep die zowel de verzekerings- of herverzekeringsonderneming als de verbonden instelling omvat. Voorts moet de deelneming in de instelling voor de verzekerings- of herverzekeringsonderneming een aandelenbelegging van strategische aard zijn en moeten de toezichthoudende autoriteiten overtuigd zijn van het niveau van geïntegreerd beheer, risicobeheer en interne controles met betrekking tot de entiteiten die onder het groepstoezicht of het aanvullende toezicht vallen. |
(51) |
De bestaande beperkingen op het niveau van de symmetrische aanpassing beperken het vermogen van die aanpassing om potentiële procyclische effecten van het financiële stelsel te verzachten en te voorkomen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door tijdelijke ongunstige bewegingen op de financiële markten, zoals die welke door de COVID-19-pandemie zijn veroorzaakt, ongepast worden gedwongen extra kapitaal bijeen te brengen of hun beleggingen te verkopen. Daarom moet de symmetrische aanpassing zodanig worden gewijzigd dat zij grotere wijzigingen van de standaard aandelenkapitaaleis mogelijk maakt en het effect van sterke stijgingen of dalingen op de aandelenmarkten verder verzacht. |
(52) |
Om de evenredigheid binnen de kwantitatieve vereisten te verbeteren, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de mogelijkheid krijgen om het kapitaalvereiste voor immateriële risico’s in de standaardformule voor een periode van ten hoogste drie jaar te berekenen met een vereenvoudigde benadering. Een dergelijke vereenvoudigde benadering moet ondernemingen in staat stellen het kapitaalvereiste voor een immaterieel risico te schatten op basis van een passende volumemaatstaf die in de loop van de tijd varieert. Die benadering moet gebaseerd zijn op gemeenschappelijke regels en onderworpen zijn aan gemeenschappelijke criteria voor de identificatie van immateriële risico’s. |
(53) |
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de matchingopslag gebruiken, moeten de toegewezen portefeuille van activa en verplichtingen gescheiden van andere delen van de bedrijfsactiviteiten aanmerken, organiseren en beheren en daarom is het hun niet toegestaan om risico’s elders in het bedrijf te dekken met de toegewezen activaportefeuille. Het gescheiden beheer van de portefeuille leidt echter niet tot een toename van de correlatie tussen de risico’s binnen die portefeuille en die binnen de rest van de onderneming. Daarom moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de matchingopslag gebruiken, hun solvabiliteitskapitaalvereiste kunnen berekenen op basis van de aanname van volledige diversificatie tussen de activa en verplichtingen van de portefeuille en de rest van de onderneming, tenzij de activaportefeuilles die een overeenkomstige beste schatting van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen dekken, een afgezonderd fonds vormen. |
(54) |
Als gevolg van hetgeen de afgelopen jaren is waargenomen op de markten is de noodzaak ontstaan om de extreem lage en negatieve rentevoeten naar behoren weer te geven in het verzekeringstoezicht. Dat moet worden gerealiseerd door een herkalibratie van de ondermodule renterisico, om rekening te houden met het bestaan van een omgeving met een negatief rendement. Tegelijkertijd mag de te gebruiken methode niet leiden tot onrealistisch grote dalingen van het liquide gedeelte van de curve, wat kan worden vermeden door te voorzien in een expliciete ondergrens die een ondergrens van negatieve rentetarieven vertegenwoordigt. In overeenstemming met de dynamiek van de rentetarieven moet de Commissie ernaar streven een ondergrens in te voeren die termijnafhankelijk is in plaats van vlak, voor zover de beschikbare marktgegevens een robuuste risicogebaseerde kalibratie van een dergelijke langetermijnafhankelijkheid mogelijk maken. |
(55) |
De Commissie heeft alle bevoegdheidsdelegaties uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG gebundeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie (12). Die aanpak heeft goed gewerkt voor de uitvoering van die richtlijn en heeft het gemakkelijker gemaakt om de naleving van die gedelegeerde verordening te waarborgen. Daarom moet Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van kracht blijven en moeten alle noodzakelijke wijzigingen in het kader van bestaande bevoegdheidsdelegaties en de uitvoering van nieuwe bevoegdheidsdelegaties uit hoofde van deze richtlijn uitsluitend als wijzigingshandelingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 worden doorgevoerd. Indien dergelijke wijzigingen in de toekomst moeten worden gebundeld in een of meer gedelegeerde wijzigingshandelingen, geeft de Commissie, overeenkomstig punt 31 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13), bij de raadplegingen ter voorbereiding van die gedelegeerde handelingen ook aan welke bevoegdheidsdelegaties geacht worden wezenlijk verband te houden, en dient zij een objectieve motivering te verstrekken op basis van een wezenlijk verband tussen twee of meer bevoegdheidsdelegaties. |
(56) |
Het is belangrijk dat toezichthoudende autoriteiten in het kader van het toezichtsproces informatie kunnen vergelijken tussen de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarop zij toezicht houden. Geheel en gedeeltelijk interne modellen maken het mogelijk het individuele risico van een onderneming beter in beeld te brengen, en Richtlijn 2009/138/EG staat toe dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die gebruiken om kapitaalvereisten te bepalen zonder de beperkingen van de standaardformule. De toezichthoudende autoriteiten zouden ook profiteren van toegang tot ramingen van de solvabiliteitskapitaalvereisten die overeenkomstig de standaardformule zijn vastgesteld om vergelijkingen tussen ondernemingen te maken en vergelijkingen te maken voor een bepaalde onderneming in de loop van de tijd. Alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een geheel of gedeeltelijk intern model gebruiken, moeten daarom regelmatig aan hun toezichthoudende autoriteiten een volgens de standaardformule bepaalde schatting van het solvabiliteitskapitaalvereiste rapporteren. Een dergelijke raming moet een passende weerspiegeling zijn van de methoden en onderliggende aannames van de standaardformule en zo een behoorlijke beoordeling door de toezichthouder mogelijk maken. Om buitensporige lasten voor ondernemingen bij het bepalen van de raming te vermijden, moeten zij gebruik kunnen maken van informatie die is afgeleid van de relevante vereenvoudigingen in de standaardformule die is vastgelegd in Richtlijn 2009/138/EG en in de op grond van die richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen daarvan. Indien een dergelijke vereenvoudigde benadering wordt gebruikt om de raming van het solvabiliteitskapitaalvereiste te bepalen, moeten de onderliggende aannames duidelijk worden toegelicht naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteiten. |
(57) |
Richtlijn 2009/138/EG biedt verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de mogelijkheid om hun solvabiliteitskapitaalvereiste te berekenen met een intern model dat door de toezichthouder moet worden goedgekeurd. Wanneer een intern model wordt toegepast, belet die richtlijn niet dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in haar interne model rekening houdt met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing. Aangezien het gebruik van de volatiliteitsaanpassing kan leiden tot voordelen die verder gaan dan een beperking van overdreven obligatiespreads in de berekening van de beste schatting, kunnen dergelijke buitensporige voordelen ook de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste vertekenen wanneer in het interne model rekening wordt gehouden met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing. Om een dergelijke vertekening te voorkomen, moet het solvabiliteitskapitaalvereiste van een ondergrens worden voorzien wanneer de toezichthoudende autoriteiten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toestaan in hun interne model rekening te houden met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing, op een niveau waaronder zich naar verwachting voordelen voor het solvabiliteitskapitaalvereiste zouden voordoen die verder gaan dan een beperking van overdreven obligatiespreads. |
(58) |
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten worden gestimuleerd om veerkracht voor crisissituaties op te bouwen. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hun interne model rekening houden met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing, maar ook met het effect van kredietspreadbewegingen op de macrovolatiliteitsaanpassing, kan dat de prikkels voor het opbouwen van veerkracht voor crisissituaties ernstig ondermijnen. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten dus worden belet om in hun interne model rekening te houden met een macrovolatiliteitsaanpassing. |
(59) |
Toezichthoudende autoriteiten moeten met oog voor de aard, omvang en complexiteit van de risico’s in staat zijn relevante macroprudentiële informatie over de beleggingsstrategie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verzamelen, die samen met andere relevante informatie uit andere marktbronnen te analyseren en in hun toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een macroprudentieel perspectief op te nemen. Dat kan inhouden dat toezicht wordt gehouden op risico’s in verband met specifieke kredietcycli, economische neergang en collectief gedrag of kuddegedrag bij beleggingen. |
(60) |
Het is noodzakelijk om op doeltreffende wijze te reageren op verslechterende financiële posities van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of op inbreuken op wettelijke voorschriften door die ondernemingen, en om escalatie van problemen te voorkomen. Toezichthoudende autoriteiten moeten daarom de bevoegdheid hebben om preventieve maatregelen op te leggen. Dergelijke bevoegdheden om preventieve maatregelen op te leggen, moeten echter in overeenstemming zijn met de interventieladder en met de toezichtsbevoegdheden waarin Richtlijn 2009/138/EG reeds voorziet voor soortgelijke omstandigheden, met inbegrip van de toezichtbevoegdheden waarin is voorzien in artikel 36 van die richtlijn. Dergelijke bevoegdheden om preventieve maatregelen op te leggen, mogen niet leiden tot een nieuwe, vooraf bepaalde trigger voor een interventie die voorafgaat aan het in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, van die richtlijn bedoelde solvabiliteitskapitaalvereiste. Toezichthoudende autoriteiten moeten elke situatie afzonderlijk beoordelen en op basis van de omstandigheden, de situatie van de onderneming en hun eigen oordeel als toezichthouder besluiten over de noodzaak van preventieve maatregelen. |
(61) |
Richtlijn 2009/138/EG voorziet in de wederzijdse erkenning en handhaving in alle lidstaten van besluiten tot reorganisatie of liquidatie van verzekeringsondernemingen. Die richtlijn zorgt ervoor dat alle activa en passiva van de onderneming, ongeacht het land waarin die zich bevinden, in één enkele procedure in de lidstaat van herkomst worden behandeld en dat de schuldeisers in de lidstaten van ontvangst op dezelfde manier worden behandeld als de schuldeisers in de lidstaat van herkomst. Om tot een doeltreffende afwikkeling te komen, moeten de in Richtlijn 2009/138/EG neergelegde bepalingen inzake reorganisatie en liquidatie van toepassing zijn bij het gebruik van afwikkelingsinstrumenten, zowel wanneer die instrumenten op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden toegepast als wanneer die worden toegepast op andere entiteiten die onder de afwikkelingsregeling vallen. Die bepalingen moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(62) |
Richtlijn 2009/138/EG voorziet in een verlenging van de herstelperiode in gevallen waarin van het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt afgeweken wanneer de Eiopa heeft verklaard dat er sprake is van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden. Een dergelijke verklaring kan worden uitgebracht op verzoek van de nationale toezichthoudende autoriteiten, die vóór het verzoek indien passend het bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) opgerichte Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) moeten raadplegen. De gedecentraliseerde raadpleging van het ESRB door de nationale toezichthoudende autoriteiten is minder efficiënt dan een gecentraliseerde raadpleging van het ESRB door de Eiopa. Ten behoeve van een efficiënt proces moet de Eiopa, en niet de nationale toezichthoudende autoriteiten, het ESRB raadplegen alvorens te verklaren dat er sprake is van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden, voor zover de situatie een dergelijke voorafgaande raadpleging mogelijk maakt. |
(63) |
Richtlijn 2009/138/EG vereist dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de betrokken toezichthoudende autoriteit onmiddellijk in kennis stellen wanneer zij constateren dat het minimumkapitaalvereiste niet wordt nageleefd, of dat er een risico van niet-naleving in de volgende drie maanden bestaat. Die richtlijn specificeert echter niet wanneer de niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste of het risico van niet-naleving ervan in de volgende drie maanden kan worden geconstateerd, waardoor ondernemingen de kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten kunnen uitstellen tot het einde van het betrokken kwartaal, wanneer de berekening van het formeel aan de toezichthoudende autoriteit te melden minimumkapitaalvereiste plaatsvindt. Om ervoor te zorgen dat toezichthoudende autoriteiten tijdig informatie ontvangen en de nodige maatregelen kunnen nemen, moet het voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verplicht zijn de toezichthoudende autoriteiten onmiddellijk in kennis te stellen van de niet-naleving of een risico van niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste, ook wanneer dat is geconstateerd op basis van schattingen of berekeningen tussen twee data van officiële berekeningen van het minimumkapitaalvereiste, in het betrokken kwartaal. |
(64) |
De bescherming van de belangen van verzekerden is een algemene doelstelling van het prudentiële kader die in elke fase van het toezichtsproces door de toezichthoudende autoriteiten moet worden nagestreefd, ook in het geval van inbreuken of waarschijnlijke inbreuken op de vereisten door verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die aanleiding zouden kunnen geven tot intrekking van de vergunning. Die doelstelling moet worden nagestreefd vóór en na de intrekking van de vergunning, en er moet rekening worden gehouden met eventuele juridische gevolgen voor verzekerden die uit die intrekking zouden kunnen voortvloeien. |
(65) |
Toezichthoudende autoriteiten moeten de beschikking krijgen over instrumenten om het intreden van risico’s voor de financiële stabiliteit op de verzekeringsmarkten te voorkomen, procyclische gedragingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te beperken en negatieve overloopeffecten binnen het financiële stelsel en naar de reële economie te verzachten. |
(66) |
Recente economische en financiële crises, met name de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie, hebben aangetoond dat een gezond liquiditeitsbeheer door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel kan voorkomen. Om die reden moet het voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verplicht zijn het liquiditeitsbeheer en de liquiditeitsplanning te versterken, vooral in de context van ongunstige situaties die een groot deel of het geheel van de verzekerings- en herverzekeringsmarkt treffen. |
(67) |
Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met een bijzonder kwetsbaar profiel, zoals ondernemingen met liquide verplichtingen, met niet-liquide activa, of met liquiditeitskwetsbaarheden die de algemene financiële stabiliteit kunnen aantasten, de situatie niet op passende wijze verhelpen, moeten de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen ingrijpen om de liquiditeitspositie van die ondernemingen te versterken. |
(68) |
Toezichthoudende autoriteiten moeten over de nodige bevoegdheden beschikken om de solvabiliteitspositie van specifieke verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te vrijwaren in uitzonderlijke situaties zoals ongunstige economische of marktgebeurtenissen die een groot deel of het geheel van de verzekerings- en herverzekeringsmarkt treffen, teneinde verzekeringnemers te beschermen en de financiële stabiliteit te vrijwaren. Die bevoegdheden moeten de mogelijkheid omvatten om uitkeringen aan aandeelhouders en andere achtergestelde schuldeisers van een bepaalde verzekerings- of herverzekeringsonderneming te beperken of op te schorten voordat daadwerkelijk wordt afgeweken van het solvabiliteitskapitaalvereiste. Die bevoegdheden moeten per geval worden uitgeoefend en aan gemeenschappelijke risicogebaseerde criteria voldoen en mogen de werking van de interne markt niet ondermijnen. |
(69) |
Aangezien de beperking of opschorting van de uitkering van dividenden en andere bonussen gevolgen zou hebben — ook al zouden die slechts tijdelijk zijn — voor de rechten van aandeelhouders en andere achtergestelde schuldeisers, moeten de toezichthoudende autoriteiten bij het nemen van dergelijke maatregelen naar behoren rekening houden met het evenredigheidsbeginsel en het noodzakelijkheidsbeginsel. Toezichthoudende autoriteiten moeten er ook voor zorgen dat geen van de genomen maatregelen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor het geheel of delen van het financiële stelsel in andere lidstaten of in de Unie als geheel. Met name mogen toezichthoudende autoriteiten kapitaaluitkeringen binnen een verzekerings- en herverzekeringsgroep alleen beperken in uitzonderlijke omstandigheden en wanneer dat naar behoren gerechtvaardigd is om de stabiliteit van de verzekerings- en herverzekeringsmarkt en van het financiële stelsel als geheel te vrijwaren. |
(70) |
In uitzonderlijke omstandigheden kunnen verzekeringsondernemingen aan aanzienlijke liquiditeitsrisico’s worden blootgesteld. Toezichthoudende autoriteiten moeten daarom bevoegd zijn om terugbetalingsrechten op levensverzekeringspolissen van dergelijke ondernemingen die aanzienlijke liquiditeitsrisico’s lopen, tijdelijk voor korte duur en louter als uiterst redmiddel op te schorten. Een dergelijke uitzonderlijke maatregel moet worden ingezet ten behoud van de collectieve verzekeringnemersbescherming waarbij alle verzekeringnemers, dus ook eventuele indirect door dergelijke risico’s getroffen verzekeringnemers, bescherming genieten. |
(71) |
Recente gevallen van falende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn, hebben duidelijk gemaakt dat de toezichthoudende autoriteiten beter moeten worden geïnformeerd over de activiteiten van die ondernemingen. Daarom moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ertoe worden verplicht de toezichthoudende autoriteit van hun lidstaat van herkomst in kennis te stellen van alle materiële wijzigingen die gevolgen hebben voor hun risicoprofiel in verband met hun grensoverschrijdende verzekeringsactiviteiten, en moet die informatie worden gedeeld met de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten van ontvangst. |
(72) |
Uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG is de Eiopa bevoegd om samenwerkingsplatformen op te zetten en te coördineren om de samenwerking tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten te intensiveren, indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming activiteiten verricht of voornemens is te verrichten die gebaseerd zijn op het vrij verrichten van diensten of het recht van vestiging. Gezien de complexiteit van de toezichtskwesties die binnen die platformen worden behandeld, slagen de toezichthoudende autoriteiten er in verschillende gevallen echter niet in het eens te worden over de aanpak van kwesties in verband met een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die grensoverschrijdend actief is. Indien de bij de samenwerkingsplatformen betrokken toezichthoudende autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken over kwesties in verband met een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die grensoverschrijdend actief is, moet de Eiopa de bevoegdheid hebben het meningsverschil te schikken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. |
(73) |
De samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst die een vergunning aan een verzekerings- of herverzekeringsonderneming heeft verleend, en de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten waar die onderneming activiteiten ontplooit door bijkantoren te vestigen of diensten te verrichten, moet worden versterkt om potentiële problemen op het gebied van consumentenrechten beter te voorkomen en verzekeringnemers in de hele Unie beter te beschermen. Die nauwere samenwerking is met name van belang wanneer er sprake is van aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten, en moet de transparantie en de regelmatige verplichte uitwisseling van informatie tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten vergroten. Een dergelijke uitwisseling moet voldoende informatief zijn en alle relevante informatie omvatten die afkomstig is van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst, met name wat betreft het resultaat van het toezichtsproces met betrekking tot de grensoverschrijdende activiteit en de financiële toestand van de onderneming. Om te zorgen voor vlotte toegang tot en efficiënte uitwisseling van beschikbare toezichtsgegevens, verslagen over het toezichtsproces en andere relevante informatie met betrekking tot ondernemingen die aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten verrichten, en rekening houdend met de noodzaak om de administratieve lasten te beperken, moeten digitale instrumenten voor informatie-uitwisseling worden gebruikt. Daarom zou dergelijke informatie kunnen worden verstrekt via de bestaande instrumenten voor digitale samenwerking die door de Eiopa zijn opgezet. |
(74) |
Wanneer er bij de toezichthoudende autoriteit van een lidstaat van ontvangst ernstige bezorgdheid bestaat over de solvabiliteitspositie van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten op het grondgebied van die lidstaat verricht, moet zij de bevoegdheid hebben om te verzoeken om een gezamenlijke inspectie ter plaatse samen met de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst wanneer het solvabiliteitskapitaalvereiste of het minimumkapitaalvereiste niet wordt nageleefd. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst moet de gezamenlijke inspectie ter plaatse coördineren en alle relevante nationale toezichthoudende autoriteiten en de Eiopa uitnodigen. Alle betrokken toezichthoudende autoriteiten moeten overeenstemming bereiken over de doelstellingen van de inspectie ter plaatse voordat die wordt uitgevoerd. Aan het einde van de inspectie moeten zij ook een gemeenschappelijk standpunt innemen over de te nemen toezichtmaatregelen. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst moet alle betrokken toezichthoudende autoriteiten in kennis stellen van de follow-up van de inspectie ter plaatse. Indien toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn over de noodzaak van een gezamenlijke inspectie ter plaatse, moet de Eiopa de bevoegdheid hebben het meningsverschil te schikken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. |
(75) |
Uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG zijn verzekerings- of herverzekeringsondernemingen niet verplicht tijdig informatie over de uitoefening van hun werkzaamheden te verstrekken aan de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van ontvangst. Dergelijke informatie kan alleen worden verkregen door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst daarom te verzoeken. Een dergelijke aanpak garandeert echter geen toegang tot informatie binnen een redelijke termijn. Daarom moeten de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van ontvangst de bevoegdheid hebben om verzekerings- of herverzekeringsondernemingen rechtstreeks om informatie te verzoeken wanneer de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst de informatie niet tijdig verstrekt. Die bevoegdheid mag geen belemmering vormen voor de vrijwillige doorgifte van informatie door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan de toezichthoudende autoriteiten van lidstaten van ontvangst. |
(76) |
Om als verzekeringsholding te worden aangemerkt, dient de hoofdactiviteit van een moederonderneming met name te bestaan uit het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, dan wel verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn. Momenteel hebben de toezichthoudende autoriteiten verschillende opvattingen over de betekenis van “uitsluitend of hoofdzakelijk” in die context. De definitie van een verzekeringsholding moet daarom worden gewijzigd en verduidelijkt, waarbij rekening moet worden gehouden met soortgelijke wijzigingen in de definitie van financiële holding als bedoeld in Verordening (EU) nr. 575/2013 voor de banksector. Met name moet een onderneming, om als verzekeringsholding te kunnen worden aangemerkt, zich als hoofdactiviteit bezighouden met het verwerven en houden van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, het verrichten van nevendiensten voor verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of het verrichten van andere niet-gereglementeerde financiële activiteiten. De toezichthoudende autoriteiten moeten bevoegd zijn dat criterium tot voldaan te verklaren, ongeacht het door de onderneming zelf opgegeven ondernemingsdoel. |
(77) |
In sommige gevallen worden, binnen een overeenkomstig artikel 213, lid 2, punt a), b) of c), van Richtlijn 2009/138/EG aan groepstoezicht onderworpen groep, deelnemingen in verzekerings- en herverzekeringsdochterondernemingen die in een derde land zijn gevestigd, gehouden via een niet-gereglementeerde tussenholding. Zelfs als die niet-gereglementeerde tussenholding geen verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming heeft waarvan het hoofdkantoor in de Unie is gevestigd, is het belangrijk dat zij op soortgelijke wijze kan worden behandeld als een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding en kan worden opgenomen in de berekeningen van de groepssolvabiliteit. Er moet derhalve een definitie van holdings van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen worden toegevoegd, opdat groepen bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep rekening kunnen houden met verbonden ondernemingen uit derde landen. |
(78) |
In sommige gevallen vormen verscheidene verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een “de-factogroep” en gedragen zij zich als zodanig, hoewel zij niet voldoen aan de definitie van groep in artikel 212 van Richtlijn 2009/138/EG. Titel III van die richtlijn is derhalve niet van toepassing op dergelijke verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. In dergelijke gevallen, met name voor horizontale groepen zonder kapitaalbanden tussen verschillende ondernemingen, moeten de groepstoezichthouders de bevoegdheid hebben om het bestaan van een groep vast te stellen. Daarvoor moeten ook objectieve criteria worden vastgesteld. Zonder veranderingen in de specifieke kenmerken van de groepen wordt verwacht dat groepen die reeds aan groepstoezicht zijn onderworpen, aan dergelijk toezicht onderworpen zullen blijven. |
(79) |
Verzekerings- en herverzekeringsgroepen zijn vrij om naar eigen goeddunken te beslissen over de specifieke interne regelingen, taakverdeling en organisatiestructuur binnen de groep om de naleving van Richtlijn 2009/138/EG te waarborgen. In enkele gevallen kunnen dergelijke regelingen en organisatiestructuren een doeltreffend groepstoezicht echter in het gedrang brengen. Daarom moeten groepstoezichthouders — in uitzonderlijke omstandigheden en na raadpleging van de Eiopa en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten — de bevoegdheid hebben om wijzigingen in die regelingen of organisatiestructuren op te leggen. Groepstoezichthouders moeten hun besluiten naar behoren motiveren en uitleggen waarom de bestaande regelingen of structuren een doeltreffend groepstoezicht in het gedrang brengen. |
(80) |
Groepstoezichthouders kunnen besluiten een onderneming van het groepstoezicht uit te sluiten, met name wanneer een dergelijke onderneming in het licht van de doeleinden van groepstoezicht van te verwaarlozen betekenis wordt geacht. De Eiopa heeft geconstateerd dat er uiteenlopende interpretaties van het criterium “te verwaarlozen betekenis” zijn en dat dat er in sommige gevallen toe leidt dat in het geheel geen groepstoezicht wordt verricht of dat het groepstoezicht op het niveau van een intermediaire moederonderneming wordt verricht. Daarom moet worden verduidelijkt dat besluiten tot uitsluiting die ertoe zouden leiden dat in het geheel geen groepstoezicht wordt verricht of dat het groepstoezicht op het niveau van een intermediaire moederonderneming wordt verricht, alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen worden genomen en dat groepstoezichthouders vóór het nemen van dergelijke besluiten de Eiopa daarover moeten raadplegen. Er moeten ook criteria worden ingevoerd om meer duidelijkheid te verschaffen over wat als te verwaarlozen betekenis moet worden beschouwd in het licht van de doeleinden van groepstoezicht. |
(81) |
Het besluit om een onderneming niet onder het groepstoezicht te laten vallen, kan gebaseerd worden op verschillende bepalingen van Richtlijn 2009/138/EG. Wijzigingen van artikel 214, lid 2, van die richtlijn met als doel het begrip “te verwaarlozen betekenis” nader te bepalen, mogen derhalve geen afbreuk doen aan de bestaande mogelijke grondslag voor het nemen van besluiten tot uitsluiting van groepstoezicht op grond van punt c) van dat lid, indien de lidstaat artikel 214 van die richtlijn heeft omgezet op een wijze die voorziet in de uitsluiting van de uiteindelijke moederonderneming wanneer zij over al de volgende kenmerken beschikt: zij blijft onderworpen aan het toezicht van de toezichthoudende autoriteit op grond van het recht van die lidstaat, heeft geen vergunning voor toegang tot het verzekerings- of herverzekeringsbedrijf, verleent de verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen in de groep geen nevendiensten, heeft statuten die uitdrukkelijk uitsluiten dat de onderneming haar verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen op gecentraliseerde wijze coördineert in overeenstemming met het recht van de lidstaat, waarbij het bereik van de activiteiten van de onderneming strikt wordt beperkt, en er bevindt zich op het grondgebied van een lidstaat een intermediaire entiteit die de verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen in de groep actief beheert. |
(82) |
Er is gebrek aan duidelijkheid over de soorten ondernemingen waarvoor methode 2, namelijk een aftrek- en aggregatiemethode gedefinieerd in Richtlijn 2009/138/EG, kan worden toegepast bij de berekening van de groepssolvabiliteit, wat schadelijk is voor het gelijke speelveld. Er moet dus duidelijk worden gespecificeerd welke ondernemingen kunnen worden opgenomen in de berekening van de groepssolvabiliteit volgens methode 2. Methode 2 mag alleen van toepassing zijn op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen, ondernemingen die tot andere financiële sectoren behoren, gemengde financiële holdings, verzekeringsholdings en andere moederondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen, indien die dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dan wel verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn. |
(83) |
In sommige verzekerings- of herverzekeringsgroepen verkrijgt en houdt een intermediaire moederonderneming die geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming of verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land is, deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn. Volgens de huidige regels worden die intermediaire moederondernemingen, indien zij geen deelneming houden in ten minste één verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming met hoofdkantoor in de Unie, voor de berekening van de groepssolvabiliteit niet als verzekeringsholdings behandeld, hoewel de aard van hun risico’s zeer vergelijkbaar is. De regels moeten dan ook zodanig worden gewijzigd dat dergelijke holdings van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen voor de berekening van de groepssolvabiliteit op dezelfde wijze worden behandeld als verzekeringsholdings. |
(84) |
Richtlijn 2009/138/EG en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 voorzien in vier methoden voor het opnemen in de berekening van de groepssolvabiliteit van ondernemingen die tot andere financiële sectoren behoren, waaronder de methoden 1 en 2 van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG. Dat leidt tot inconsistente toezichtbenaderingen en een ongelijk speelveld en brengt onnodige complexiteit met zich mee. Daarom moeten de regels zodanig worden vereenvoudigd dat ondernemingen die tot andere financiële sectoren behoren, altijd aan de solvabiliteit van de groep bijdragen, door gebruikmaking van de desbetreffende sectorale voorschriften voor de berekening van het eigen vermogen en de kapitaalvereisten. Dat eigen vermogen en die kapitaalvereisten moeten eenvoudigweg worden opgeteld bij het eigen vermogen en de kapitaalvereisten van het verzekerings- en herverzekeringsgedeelte van de groep. |
(85) |
Volgens de huidige regels krijgen deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beperkte mogelijkheden om vereenvoudigde berekeningen te gebruiken om hun groepssolvabiliteit te bepalen wanneer methode 1, de methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen, wordt gebruikt. Dat zorgt voor onevenredige lasten, met name wanneer groepen deelnemingen hebben in verbonden ondernemingen die zeer klein zijn. Daarom moet het deelnemende ondernemingen worden toegestaan verbonden ondernemingen waarvan de omvang niet van materieel belang is, na voorafgaande goedkeuring door de toezichthouder via vereenvoudigde benaderingen in hun groepssolvabiliteit op te nemen. |
(86) |
Het is onduidelijk hoe het begrip “bezwaring”, waarmee bij de indeling van eigenvermogensbestanddelen in tiers rekening moet worden gehouden, van toepassing is op verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings die geen verzekeringnemers en begunstigden als directe cliënten hebben. Er moeten dus minimumcriteria worden ingevoerd om te kunnen bepalen wanneer een door een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding uitgegeven eigenvermogensbestanddeel niet bezwaard is. |
(87) |
Het geheel van ondernemingen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de ondergrens voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, moet stroken met het geheel van ondernemingen die bijdragen aan het in aanmerking komend eigen vermogen dat beschikbaar is om het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken. Daarom moet bij de berekening van de ondergrens rekening worden gehouden met via methode 1 opgenomen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen. |
(88) |
De formule voor de berekening van het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep kan ertoe leiden dat dat niet veel verschilt van of zelfs gelijk is aan het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep. Indien in dergelijke gevallen een groep niet aan het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep voldoet, maar nog wel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, moeten de toezichthoudende autoriteiten de hun beschikbare bevoegdheden alleen aanwenden indien niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt voldaan. |
(89) |
Voor de berekening van de groepssolvabiliteit moeten verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings worden behandeld als verzekerings- of herverzekeringsondernemingen. Dat houdt in dat voor dergelijke ondernemingen theoretische kapitaalvereisten moeten worden berekend. Dergelijke berekeningen mogen echter nooit inhouden dat verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings op individueel niveau aan die theoretische kapitaalvereisten moeten voldoen. |
(90) |
Er is geen wettelijke bepaling waarin wordt gespecificeerd hoe de groepssolvabiliteit moet worden berekend wanneer een combinatie van methode 1 en methode 2 wordt gebruikt. Dat leidt tot inconsistente praktijken en onzekerheden, met name met betrekking tot de wijze van berekening van de bijdrage van via methode 2 opgenomen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep. Daarom moet worden verduidelijkt hoe de groepssolvabiliteit moet worden berekend wanneer een combinatie van methoden wordt gebruikt. Daartoe mag bij de berekening van de groepssolvabiliteit geen enkel wezenlijk, uit de ondernemingen voortvloeiend risico buiten beschouwing worden gelaten. Om materiële verhogingen van de kapitaalvereisten evenwel te voorkomen en om verzekerings- en herverzekeringsgroepen wereldwijd een gelijk speelveld te blijven bieden, moet worden verduidelijkt dat voor de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep geen kapitaaleis voor aandelenrisico mag worden toegepast op dergelijke deelnemingen. Om dezelfde reden mag de kapitaaleis voor het valutarisico uitsluitend worden toegepast op de waarde van die deelnemingen die hoger is dan de solvabiliteitskapitaalvereisten van die verbonden ondernemingen. Deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen moet toegestaan worden om rekening te houden met de diversificatie tussen dat valutarisico en andere risico’s die ten grondslag liggen aan de berekening van het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep. |
(91) |
Momenteel kunnen groepstoezichthouders drempels vaststellen waarboven intragroeptransacties en risicoconcentratie significant worden geacht op basis van solvabiliteitskapitaalvereisten, technische voorzieningen, of beide. Andere risicogebaseerde kwantitatieve of kwalitatieve criteria, bijvoorbeeld in aanmerking komend eigen vermogen, zouden echter ook geschikt kunnen zijn om de drempels te bepalen. Daarom moeten groepstoezichthouders over meer flexibiliteit beschikken bij het definiëren van een significante intragroeptransactie of een significante risicoconcentratie. |
(92) |
Verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings kunnen moederondernemingen van verzekerings- of herverzekeringsgroepen zijn. In dat geval is de toepassing van het groepstoezicht vereist op basis van de geconsolideerde situatie van dergelijke holdings. Aangezien de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die onder zeggenschap van dergelijke holdings staan, niet altijd in staat zijn de naleving van de vereisten inzake groepstoezicht te waarborgen, moet ervoor worden gezorgd dat de groepstoezichthouders passende toezicht- en handhavingsbevoegdheden hebben om de naleving van Richtlijn 2009/138/EG door groepen af te dwingen. Daarom moeten groepstoezichthouders, net als de wijzigingen die bij Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad (15) in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (16) zijn aangebracht voor kredietinstellingen en financiële instellingen, een aantal minimumbevoegdheden voor holdings hebben, waaronder algemene toezichtsbevoegdheden die voor het groepstoezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van toepassing zijn. |
(93) |
Ter bescherming van verzekeringnemers moeten bij de toepassing van het groepstoezicht uit hoofde van titel III van Richtlijn 2009/138/EG alle verzekeringsgroepen die in de Unie actief zijn, ongeacht de locatie van het hoofdkantoor van hun uiteindelijke moederonderneming, gelijk behandeld worden. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen deel uitmaken van een groep waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor heeft in een derde land dat niet gelijkwaardig of tijdelijk gelijkwaardig wordt geacht overeenkomstig artikel 260 van die richtlijn, is het moeilijker om groepstoezicht uit te oefenen. Groepstoezichthouders zouden ten aanzien van dergelijke groepen kunnen besluiten zogenaamde “andere methoden” toe te passen overeenkomstig artikel 262 van die richtlijn. Die methoden zijn echter niet duidelijk omschreven, en het is niet zeker welke doelstellingen met die andere methoden moeten worden bereikt. Als daar verder niets aan gedaan wordt, kan dat ongewenste effecten hebben op het gelijke speelveld tussen groepen waarvan de uiteindelijke moederonderneming in de Unie is gevestigd en groepen waarvan de uiteindelijke moederonderneming in een niet-gelijkwaardig derde land is gevestigd. Het doel van de andere methoden moet derhalve nader worden omschreven, met inbegrip van een minimumreeks maatregelen die de groepstoezichthouders in overweging moeten nemen. Met name moeten die methoden alle verzekeringnemers van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor in de Unie hebben hetzelfde beschermingsniveau garanderen, ongeacht de locatie van het hoofdkantoor van de uiteindelijke moederonderneming van de groep waartoe die verzekerings- of herverzekeringsondernemingen behoren. |
(94) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/981 van de Commissie (17) is een preferentiële behandeling ingevoerd voor langetermijnbeleggingen in aandelen. Voor de ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd, die ook tot doel heeft het lagere risico van beleggingen over een langere tijdshorizon weer te geven, maar in de Unie zeer beperkt wordt gebruikt, gelden strengere criteria dan voor langetermijnbeleggingen in aandelen. Daarom lijkt de nieuwe prudentiële categorie langetermijnbeleggingen in aandelen de bestaande ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd overbodig te maken. Aangezien het niet nodig is twee verschillende preferentiële behandelingen te handhaven die hetzelfde doel van het belonen van langetermijnbeleggingen hebben, moet de ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd worden geschrapt. Om echter te voorkomen dat die schrapping nadelige gevolgen heeft, moet er een grandfatheringclausule worden opgenomen met betrekking tot verzekeraars die momenteel de ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd toepassen. |
(95) |
Om de milieu- en klimaatambities van de Europese Green Deal te verwezenlijken, moeten er grote bedragen aan investeringen van de particuliere sector, inclusief verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, naar duurzame beleggingen worden geleid. De bepalingen van Richtlijn 2009/138/EG inzake kapitaalvereisten mogen duurzame beleggingen door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen niet in de weg staan, maar moeten het volledige risico weerspiegelen van beleggingen in activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu. Daarom moet er beoordeeld worden of het beschikbare bewijsmateriaal inzake risicoverschillen tussen voor het milieu of de samenleving schadelijke beleggingen en andere beleggingenvoldoende is om een verschillende prudentiële behandeling te rechtvaardigen. Om een passende beoordeling van het relevante bewijsmateriaal te waarborgen, moet de Eiopa het bewijsmateriaal over het risicoprofiel van voor het milieu of de samenleving schadelijke beleggingen monitoren en daarover uiterlijk op 1 maart 2025 verslag uitbrengen. Waar nodig moet het verslag van de Eiopa advies bevatten over wijzigingen in Richtlijn 2009/138/EG en in de op grond van die richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Het moet mogelijk zijn voor de Eiopa om ook na te gaan of het passend zou zijn rekening te houden met andere milieurisico’s dan die welke verband houden met klimaatverandering, en zo ja, op welke wijze. Als er aanwijzingen zijn dat dat het geval is, zou de Eiopa bijvoorbeeld kunnen analyseren of het nodig is de scenarioanalyses die bij deze richtlijn worden ingevoerd in de context van aan klimaatverandering gerelateerde risico’s, uit te breiden tot andere milieurisico’s. |
(96) |
De klimaatverandering heeft gevolgen voor de frequentie en ernst van natuurrampen, die beide waarschijnlijk verder zullen toenemen als gevolg van de aantasting en verontreiniging van het milieu. Dat zou ook kunnen leiden tot wijziging van de blootstelling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan het natuurrampenrisico en tot ongeldigheid van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 opgenomen standaardparameters voor het natuurrampenrisico. Om ervoor te zorgen dat er geen aanhoudende discrepantie is tussen de standaardparameters voor het natuurrampenrisico en de werkelijke blootstelling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan dergelijke risico’s, moet de Eiopa het toepassingsgebied van de module natuurrampenrisico en de kalibratie van de standaardparameters ervan regelmatig herzien. Daarbij moet de Eiopa rekening houden met het meest recente beschikbare bewijs uit de klimaatwetenschap, en wanneer er discrepanties worden ontdekt, moet zij dienovereenkomstig een advies indienen bij de Commissie. |
(97) |
De vereisten van artikel 308 ter, lid 12, van Richtlijn 2009/138/EG moeten worden gewijzigd om te zorgen voor consistentie met het bancaire kader en een gelijk speelveld bij de behandeling van blootstellingen aan centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale valuta van een lidstaat. Om die reden moet een grandfatheringregeling voor dergelijke blootstellingen worden ingevoerd om de betrokken blootstellingen vrij te stellen van kapitaalvereisten voor spread- en marktconcentratierisico, mits die blootstellingen vóór 1 januari 2023 zijn aangegaan. |
(98) |
In sommige gevallen zijn verzekerings- of herverzekeringsgroepen sterk afhankelijk van het gebruik van de overgangsmaatregel inzake risicovrije rentevoeten en van de overgangsmaatregel inzake technische voorzieningen. Een dergelijke afhankelijkheid zou een verkeerd beeld kunnen geven van de werkelijke solvabiliteitspositie van de groep. Daarom moet van verzekerings- of herverzekeringsgroepen worden verlangd dat zij het effect op hun solvabiliteitspositie van de aanname dat uit die overgangsmaatregelen afkomstig eigen vermogen niet beschikbaar is om het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken, openbaar maken. De toezichthoudende autoriteiten moeten ook de bevoegdheid hebben passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het gebruik van de maatregelen de financiële positie van de groep adequaat weerspiegelt. Die maatregelen mogen echter geen invloed hebben op het gebruik door verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van die overgangsmaatregelen bij de berekening van hun individuele solvabiliteitskapitaalvereiste. |
(99) |
Richtlijn 2009/138/EG voorziet in overgangsmaatregelen voor risicovrije rentevoeten en voor technische voorzieningen die door toezichthoudende autoriteiten moeten worden goedgekeurd en die van toepassing zijn op vóór 2016 gesloten overeenkomsten die aanleiding geven tot verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen. Hoewel de overgangsmaatregelen ondernemingen moeten aanmoedigen om die richtlijn zo snel mogelijk na te leven, zal de toepassing van overgangsmaatregelen die voor het eerst lang na 2016 worden goedgekeurd, het traject naar naleving van die richtlijn waarschijnlijk vertragen. Goedkeuring van het gebruik van die overgangsmaatregelen moet derhalve worden beperkt tot gevallen waarin een verzekerings- of herverzekeringsonderneming voor het eerst aan de voorschriften van Richtlijn 2009/138/EG wordt onderworpen of gevallen waarin een onderneming een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten heeft aanvaard en de overdragende onderneming vóór de overdracht een overgangsmaatregel toepaste op de verplichtingen in verband met die portefeuille. |
(100) |
Teneinde rekening te houden met marktontwikkelingen en ter aanvulling van bepaalde gedetailleerde technische aspecten van deze richtlijn moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van de criteria voor het aanmerken van ondernemingen en groepen als klein en niet-complex, de omgang met het risico dat uitgaat van cryptoactiva in de ondermodule marktrisico, verduidelijkingen met betrekking tot langetermijnbeleggingen, de criteria voor beperkte rapportage aan de toezichthoudende autoriteit voor verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives, de prudente deterministische waardering van de beste schatting, de toepassing van de vereenvoudigde benadering voor de berekening van de groepssolvabiliteit, en de in het periodieke toezichtsverslag van de groep op te nemen informatie, alsook om rapportagetermijnen in uitzonderlijke omstandigheden te verlengen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(101) |
De Eiopa moet voor een geharmoniseerde toepassing van deze richtlijn ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen waarmee nader bepaald wordt welke factoren de toezichthoudende autoriteiten in aanmerking moeten nemen om de banden tussen verschillende ondernemingen die deel van een groep kunnen uitmaken, vast te stellen. De Commissie dient deze richtlijn aan te vullen door de door de Eiopa ontwikkelde technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 290 VWEU en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om door de Eiopa ontwikkelde technische uitvoeringsnormen wat betreft een aantal specifieke methodologische elementen voor de prudente deterministische waardering van de beste schatting van levensverzekeringsverplichtingen vast te stellen middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 291 VWEU en in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. |
(102) |
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het stimuleren van verzekeraars om bij te dragen aan de duurzame langetermijnfinanciering van de economie, het verbeteren van de risicogevoeligheid, het beperken van buitensporige kortetermijnvolatiliteit van de solvabiliteitsposities van verzekeraars, het verbeteren van de kwaliteit, consistentie en coördinatie van het verzekeringstoezicht in de hele Unie, het opvoeren van de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden, en het beter aanpakken van de potentiële opbouw van systeemrisico’s in de verzekeringssector, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(103) |
Het Verenigd Koninkrijk is per 1 februari 2020 een derde land geworden en het Unierecht is per 31 december 2020 opgehouden van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk. Aangezien Richtlijn 2009/138/EG verschillende bepalingen bevat die betrekking hebben op de specifieke kenmerken van bepaalde lidstaten, zijn die bepalingen, wanneer zij specifiek betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk, nu achterhaald en moeten derhalve worden geschrapt. |
(104) |
De kalibraties die worden gebruikt voor de door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen zijn vaak gebaseerd op gegevens die sterk worden beïnvloed door de opname van gegevens uit de markt van het Verenigd Koninkrijk. Daarom moeten alle kalibraties die worden gebruikt voor de berekeningen van het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste worden herzien om vast te stellen of zij onnodig afhankelijk zijn van gegevens van de markt van het Verenigd Koninkrijk en, indien toepasselijk, moeten die gegevens uit de relevante gegevensreeksen worden verwijderd, tenzij er geen andere gegevens beschikbaar zijn. |
(105) |
Er moet voor worden gezorgd dat de prudentiële behandeling van beleggingen in securitisatie, met inbegrip van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised — STS) securitisatie, de werkelijke risico’s op passende wijze weerspiegelt en dat de kapitaalvereisten in verband met dergelijke beleggingen risicogeoriënteerd zijn. Daartoe moet de Commissie de geschiktheid beoordelen van bestaande kalibraties voor beleggingen in securitisatie die zijn vastgelegd in de op grond van Richtlijn 2009/138/EG vastgestelde gedelegeerde handelingen, rekening houdend met de beschikbare marktgegevens, en of zij consistent zijn met de kapitaalvereisten die van toepassing zijn op beleggingen in andere vastrentende effecten. Op basis van een dergelijke beoordeling en indien passend moet de Commissie overwegen de gedelegeerde handeling tot vaststelling van kapitaalvereisten voor beleggingen in securitisatie te wijzigen. Dergelijke wijzigingen, die risicogebaseerd en empirisch onderbouwd moeten zijn, zouden de invoering kunnen omvatten van een meer gedetailleerde reeks risicofactoren afhankelijk van de rangorde van de securitisatietranches, of het differentiëren van verschillende soorten niet-STS-securitisatie naargelang van hun risico’s. |
(106) |
Richtlijn 2009/138/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2009/138/EG
Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2, lid 3, punt a), wordt punt iv) vervangen door:
|
2) |
In artikel 4, lid 1, worden de punten a), b), en c) vervangen door:
|
3) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In artikel 8 wordt punt 3 geschrapt; |
5) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Aan artikel 18, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
7) |
Aan artikel 23, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
8) |
In artikel 24, lid 2, wordt in de tweede alinea “Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “Richtlijn 2014/65/EU”. |
9) |
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
In artikel 25 bis wordt “de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (“Eiopa”), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1) is opgericht” vervangen door “Eiopa”. |
11) |
Aan artikel 26 wordt het volgende lid toegevoegd: “4. Indien er op grond van lid 1 meerdere toezichthoudende autoriteiten moeten worden geraadpleegd, kan elke betrokken toezichthoudende autoriteit, binnen één maand na ontvangst, de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van de onderneming die een vergunning aanvraagt verzoeken de vergunningsaanvraag gezamenlijk te beoordelen. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van de onderneming die een vergunning aanvraagt, houdt bij het nemen van haar definitieve besluit rekening met de conclusies van de gezamenlijke beoordeling.”. |
12) |
In artikel 29 worden de leden 3 en 4 vervangen door: “3. De lidstaten zorgen ervoor dat deze richtlijn wordt toegepast op een wijze die proportioneel is aan de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die verbonden zijn aan het bedrijf van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, met name wat betreft ondernemingen die als kleine en niet-complexe onderneming gelden.
De ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de Eiopa overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn ingediend, de technische uitvoeringsnormen die overeenkomstig artikel 15 van die verordening zijn ingediend en de overeenkomstig artikel 16 van die verordening gegeven richtsnoeren en aanbevelingen zorgen ervoor dat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat kleine en niet-complexe ondernemingen betreft.
|
13) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 29 bis Criteria voor het aanmerken van ondernemingen als klein en niet-complex
De criteria in punt a), ii) en v), punt b), ii) en vi), en punt c), v) en viii), van de eerste alinea zijn niet van toepassing op verzekeringscaptives of herverzekeringscaptives. In afwijking van de eerste alinea worden verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives ook als kleine en niet-complexe ondernemingen ingedeeld indien zij niet aan de in de eerste alinea vastgelegde criteria voldoen, mits zij aan beide volgende criteria voldoen:
Artikel 29 ter Procedure voor de indeling van ondernemingen die aan de criteria voldoen
Bij gebreke van een dergelijk besluit wordt de onderneming aan het einde van de in lid 3 bedoelde termijn van twee maanden als kleine en niet-complexe onderneming ingedeeld. Indien de toezichthoudende autoriteit vóór het einde van de in lid 3 bedoelde termijn van twee maanden een besluit heeft genomen waarin wordt bevestigd dat aan de criteria is voldaan, wordt de onderneming met ingang van de datum van dat besluit als een kleine en niet-complexe onderneming ingedeeld.
Wanneer een kleine en niet-complexe onderneming niet meer aan een van de criteria van artikel 29 bis, lid 1, voldoet, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de niet-naleving gedurende twee opeenvolgende jaren aanhoudt, stelt de onderneming de toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis en wordt zij vanaf het volgende boekjaar niet meer als kleine en niet-complexe onderneming ingedeeld. Wanneer een onderneming die als kleine en niet-complexe onderneming is ingedeeld aan een van de uitsluitingscriteria van artikel 29 bis, lid 3, voldoet, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis en wordt zij vanaf het volgende boekjaar niet meer als kleine en niet-complexe onderneming ingedeeld. Artikel 29 quater Gebruik van evenredigheidsmaatregelen door niet als klein en niet-complex ingedeelde ondernemingen
Artikel 29 quinquies Gebruik van evenredigheidsmaatregelen door niet als klein en niet-complex ingedeelde ondernemingen
De verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient een schriftelijk verzoek om toestemming in bij de toezichthoudende autoriteit. Het verzoek bevat:
Artikel 29 sexies Monitoring van het gebruik van evenredigheidsmaatregelen
|
14) |
In artikel 30, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door: “Het financiële toezicht op grond van lid 1 omvat het controleren, met betrekking tot het geheel van de werkzaamheden van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming, van het governancesysteem van de onderneming, de solvabiliteit, de vorming van technische voorzieningen, de activa en het in aanmerking komend eigen vermogen, zulks overeenkomstig de in de lidstaat van herkomst geldende voorschriften of gebruiken, uit hoofde van de Uniebepalingen ter zake.”. |
15) |
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 35 bis Door toezichthoudende autoriteiten verleende vrijstellingen en beperkingen van regelmatige kwantitatieve toezichtrapportage
Die beperking van regelmatige rapportages aan de toezichthouder wordt alleen verleend aan ondernemingen die gezamenlijk niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt en herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen en het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies. Bij het bepalen of ondernemingen voor die beperkingen in aanmerking komen, geven toezichthoudende autoriteiten voorrang aan kleine en niet-complexe ondernemingen.
De vrijstelling van itemgewijze rapportage wordt alleen verleend aan ondernemingen die gezamenlijk niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt en herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen en het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies. Bij het bepalen of ondernemingen voor die beperkingen of vrijstellingen in aanmerking komen, geven toezichthoudende autoriteiten voorrang aan kleine en niet-complexe ondernemingen.
Artikel 35 ter Rapportagetermijnen
|
17) |
In artikel 36, lid 2, wordt punt a) vervangen door:
|
18) |
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
Aan artikel 40 worden de volgende alinea’s toegevoegd: “De leden van de bestuurlijke, beleidsbepalende en toezichthoudende organen van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming staan te allen tijde als betrouwbaar bekend en beschikken gezamenlijk over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om hun taken uit te voeren. De leden van de bestuurlijke, beleidsbepalende en toezichthoudende organen mogen in ten minste de tien jaar voorafgaand aan het jaar waarin zij hun functie in de onderneming uitoefenen of zouden uitoefenen, niet veroordeeld zijn voor ernstige of herhaalde strafbare feiten in verband met het witwassen van geld of terrorismefinanciering of andere strafbare feiten waardoor hun betrouwbaarheid in twijfel zou worden getrokken.”. |
20) |
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
In artikel 42 worden de leden 2 en 3 vervangen door: “2. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen stellen de toezichthoudende autoriteit in kennis van wijzigingen in de identiteit van de personen die de onderneming feitelijk besturen of verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties, en geven daarbij de redenen op voor de wijzigingen en verstrekken alle informatie die nodig is om na te gaan of de nieuwe personen die worden aangesteld om de onderneming te besturen, deskundig en betrouwbaar zijn.
|
22) |
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
|
24) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 45 bis Klimaatveranderingsscenarioanalyse
|
25) |
Artikel 51 wordt vervangen door: “Artikel 51 Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: inhoud
Het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand bestaat uit twee goed van elkaar onderscheiden en tegelijkertijd uitgebrachte delen. Het eerste deel bestaat uit informatie die is specifiek gericht tot verzekeringnemers en begunstigden, en het tweede deel bestaat uit informatie die is gericht tot andere marktprofessionals. 1 bis. Het deel van het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand met tot verzekeringnemers en begunstigden gerichte informatie bevat de volgende informatie:
1 ter. Het deel van het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand met tot andere marktprofessionals gerichte informatie bevat hetzij integraal hetzij door verwijzingen naar, zowel qua aard als qua reikwijdte, gelijkwaardige informatie die al uit hoofde van andere wet- of regelgeving is gepubliceerd, de volgende informatie:
1 quater. Wanneer de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter wordt toegepast, heeft de in lid 1 ter, punt c), en punt d), i) en ii), van dit artikel bedoelde beschrijving ook betrekking op de matchingopslag en de portefeuille van verplichtingen en toegewezen activa waar de matchingopslag op wordt toegepast, alsook een kwantificering van het effect van een wijziging van de matchingopslag tot nul op de financiële positie van de onderneming. De in lid 1 ter, punt c), en punt d), i) en ii), van dit artikel bedoelde beschrijving bevat tevens een verklaring over de vraag of de onderneming de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing gebruikt, en wanneer dat het geval is, wordt de volgende informatie openbaar gemaakt:
In de in lid 1 ter, punt d), ii), van dit artikel bedoelde openbaarmaking van het solvabiliteitskapitaalvereiste worden het bedrag dat overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 2 en 3, is berekend, en een eventuele kapitaalopslagfactor die overeenkomstig artikel 37 is toegepast of het effect van de specifieke parameters die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 110 moet hanteren, afzonderlijk vermeld, met daarbij beknopte informatie over de rechtvaardiging daarvan door de betrokken toezichthoudende autoriteit. Het openbaar gemaakte bedrag van het solvabiliteitskapitaalvereiste gaat indien toepasselijk vergezeld van de mededeling dat het definitieve bedrag aan het oordeel van de toezichthoudende autoriteit is onderworpen.
In afwijking van de eerste alinea geldt het openbaarmakingsvereiste echter niet voor een munteenheid waarvoor een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
|
26) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 51 bis Verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand: auditplicht
|
27) |
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
In artikel 53 wordt lid 4 vervangen door: “4. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op de in artikel 51, lid 1 bis, punt b), en artikel 51, lid 1 ter, punten d) en e), bedoelde informatie.”. |
29) |
Aan artikel 56 wordt het volgende lid toegevoegd: “De Eiopa ontwikkelt IT-oplossingen voor de in de tweede alinea bedoelde procedures, formulieren en templates, onder meer voor instructies.”. |
30) |
In artikel 58, lid 3, worden de punten a) en b) vervangen door:
(*11) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).”." |
31) |
In artikel 60, lid 1, punt a), wordt “punt 2 van artikel 1 bis van Richtlijn 85/611/EEG” vervangen door “artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG”. |
32) |
In artikel 62, eerste alinea, wordt de eerste zin vervangen door: “Indien de door de in artikel 57 bedoelde personen uitgeoefende invloed een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou kunnen belemmeren, verlangen de lidstaten dat de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van de onderneming waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, gewenst of vergroot, passende maatregelen treft om aan die toestand een einde te maken.”. |
33) |
In artikel 63, tweede alinea, wordt “Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “Richtlijn 2014/65/EU”. |
34) |
Aan artikel 64 wordt de volgende alinea toegevoegd: “De leden 1, 2 en 3 van dit artikel beletten de toezichthoudende autoriteiten niet om de resultaten van de overeenkomstig artikel 34, lid 4, van deze richtlijn of overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gehouden stresstests bekend te maken of aan de Eiopa door te geven met het oog op de bekendmaking door de Eiopa van de resultaten van Uniebrede stresstests.”. |
35) |
In artikel 68, lid 1, wordt de volgende alinea na de eerste alinea ingevoegd: “Artikel 64, eerste alinea, en artikel 67 vormen geen beletsel voor de uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten en belastingautoriteiten in dezelfde lidstaat, voor zover het nationale recht die uitwisseling toestaat. Informatie die afkomstig is van een andere lidstaat, wordt alleen bekendgemaakt met de uitdrukkelijke toestemming van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt.”. |
36) |
In artikel 70 wordt lid 1 gewijzigd als volgt:
|
37) |
In artikel 72, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door: “De lidstaten bepalen ten minste dat personen die zijn toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG, en die bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming de wettelijke controle verrichten zoals bedoeld in artikel 34 of artikel 35 van Richtlijn 2013/34/EU of artikel 73 van Richtlijn 2009/65/EG, dan wel een andere wettelijke taak, verplicht zijn aan de toezichthoudende autoriteiten onverwijld melding te maken van elk feit of besluit met betrekking tot deze onderneming waarvan zij bij de uitvoering van die taken kennis hebben gekregen en dat tot het volgende kan leiden:”. |
38) |
Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
|
39) |
artikel 77 bis wordt vervangen door: “Artikel 77 bis Extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur
Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur is gebaseerd op forward rates die vloeiend van de toepasselijke forward rate bij het eerste afvlakkingspunt naar een “ultimate forward rate” (UFR) convergeren. De geëxtrapoleerde forward rate is gelijk aan een gewogen gemiddelde van een liquide forward rate en de UFR. De liquide forward rate is gebaseerd op een of een reeks forward rates met betrekking tot de langste looptijden waarvoor het desbetreffende financiële instrument op een diepe, liquide en transparante markt kan worden waargenomen. Voor looptijden van ten minste veertig jaar na het eerste afvlakkingspunt bedraagt het gewicht van de UFR ten minste 77,5 %. Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentevoeten houdt rekening met informatie van andere financiële instrumenten dan obligaties wanneer de markten voor die financiële instrumenten diep, liquide en transparant zijn.
Het in de eerste alinea bedoelde mechanisme voor geleidelijke invoering omvat:
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde mechanisme voor geleidelijke invoering laat de bepaling van de diepte, liquiditeit en transparantie van de financiële markten en het in lid 1 bedoelde eerste afvlakkingspunt onverlet. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de eerste en tweede alinea van dit lid toepassen, maken in het deel van hun verslag over hun financiële solvabiliteit dat uit op marktprofessionals gerichte informatie als bedoeld in artikel 51, lid 1 ter, bestaat, het volgende openbaar:
|
40) |
In artikel 77 ter wordt aan lid 1 de volgende alinea toegevoegd: “Voor de toepassing van de eerste alinea, punt i), wordt een collectieve levensverzekeringsovereenkomst als één enkele overeenkomst beschouwd.”. |
41) |
Artikel 77 quinquies wordt als volgt gewijzigd:
|
42) |
Artikel 77 sexies wordt als volgt gewijzigd:
|
43) |
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
|
44) |
In artikel 92 worden de leden 1 bis en 2 vervangen door: “1 bis. De Commissie vult deze richtlijn aan door overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de behandeling van deelnemingen in de zin van artikel 212, lid 2, derde alinea, in financiële instellingen en kredietinstellingen met betrekking tot de bepaling van het eigen vermogen, met inbegrip van benaderingen voor de aftrekkingen van het kernvermogen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van wezenlijke deelnemingen in kredietinstellingen en financiële instellingen. Niettegenstaande de aftrekkingen van deelnemingen van het eigen vermogen dat in aanmerking komt om het solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken, zoals gespecificeerd in de op grond van de eerste alinea van dit lid vastgestelde gedelegeerde handeling, kunnen de toezichthoudende autoriteiten een verzekerings- of herverzekeringsonderneming toestaan voor de bepaling van het kernvermogen als bedoeld in artikel 88 de waarde van haar deelneming in een kredietinstelling of financiële instelling niet af te trekken, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
(*12) Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).”." |
45) |
In artikel 95 wordt de tweede alinea vervangen door: “Daartoe verwijzen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen indien toepasselijk naar het in artikel 97, lid 1, bedoelde overzicht van eigenvermogensbestanddelen.”. |
46) |
In artikel 96 wordt de eerste alinea vervangen door: “Onverminderd artikel 95 en artikel 97, lid 1, gelden voor de toepassing van deze richtlijn de volgende indelingen:
|
47) |
Aan artikel 105 wordt het volgende lid toegevoegd: “7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 301 bis in aanvulling op deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen om het met cryptoactiva samenhangende risico weer te geven in de in lid 5 van dit artikel bedoelde module marktrisico en in de in lid 6 van dit artikel bedoelde module tegenpartijrisico.”. |
48) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 105 bis Langetermijnbeleggingen in aandelen
Voor de toepassing van de eerste alinea mag een subset van beleggingen in aandelen worden behandeld als langetermijnbeleggingen in aandelen als de verzekerings- of herverzekeringsonderneming naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit aantoont dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een subset van beleggingen in aandelen als langetermijnbeleggingen in aandelen behandelt, niet langer aan de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoet, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis en neemt zij de nodige maatregelen om de naleving te herstellen. Binnen één maand na de datum van de eerste constatering van niet-naleving van de in lid 1 vastgestelde voorwaarden verstrekt de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de toezichthoudende autoriteit de nodige informatie met de maatregelen die de onderneming moet nemen om binnen zes maanden na de datum van de eerste constatering van niet-naleving de naleving van die voorwaarden te herstellen. Indien de onderneming niet in staat is de naleving binnen zes maanden na de datum van de eerste constatering van niet-naleving te herstellen, wordt een belegging in aandelen niet langer aangemerkt als een langetermijnbelegging in aandelen overeenkomstig dit artikel gedurende een periode van twee en een half jaar of zolang de naleving van de in lid 1 vastgestelde voorwaarden niet is hersteld, afhankelijk van welke periode langer is.
|
49) |
In artikel 106 wordt lid 3 vervangen door: “3. De symmetrische aanpassing van de standaard aandelenkapitaaleis, ter dekking van de risico’s die voortvloeien uit wijzigingen van de aandelenprijzen, resulteert niet in een aandelenkapitaaleis die meer dan 13 procentpunten lager of hoger dan de standaard aandelenkapitaaleis is.”. |
50) |
Artikel 109 wordt vervangen door: “Artikel 109 Vereenvoudigingen in de standaardformule
Niettegenstaande de eerste alinea kunnen kleine en niet-complexe ondernemingen gebruikmaken van een vereenvoudigde berekening voor een specifieke risicomodule of risico-ondermodule, indien zij naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit en ten minste om de vijf jaar kunnen aantonen dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Voor de toepassing van dit lid worden vereenvoudigde berekeningen gekalibreerd overeenkomstig artikel 101, lid 3.
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde aandeel van een risicomodule of risico-ondermodule ten opzichte van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste is dat aandeel zoals berekend op het laatste tijdstip waarop de risicomodule of risico-ondermodule werd berekend zonder een vereenvoudigde berekening op grond van lid 2.”. |
51) |
Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:
|
52) |
In artikel 112 wordt lid 7 vervangen door: “7. Na van de toezichthoudende autoriteiten goedkeuring te hebben gekregen voor het gebruik van een intern model, verstrekken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de toezichthoudende autoriteiten om de twee jaar een schatting van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule van onderafdeling 2. De toezichthoudende autoriteiten kunnen door middel van een met redenen omkleed besluit de verzekerings- of herverzekeringsonderneming om frequentere rapportage verzoeken.”. |
53) |
Aan artikel 122 wordt het volgende lid toegevoegd: “5. De lidstaten kunnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toestaan in hun interne model rekening te houden met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing berekend overeenkomstig artikel 77 quinquies, maar alleen wanneer:
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), wordt de representatieve portefeuille voor een gegeven valuta bepaald op basis van de activa van de onderneming in die valuta en worden gebruikt ter dekking van de beste schatting van de in die valuta uitgedrukte verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen.”. |
54) |
Artikel 132 wordt als volgt gewijzigd:
|
55) |
In artikel 133 wordt in lid 3 “Richtlijn 85/611/EEG” vervangen door “Richtlijn 2009/65/EG”. |
56) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 136 bis Verslechtering van de solvabiliteitspositie
(*13) Richtlijn (EU) 2025/1 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 en de Verordeningen (EU) nr. 1094/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2017/1129 (PB L, 2025/1, 8.1.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/1/oj).”." |
57) |
In artikel 138 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:
|
58) |
Artikel 139 wordt vervangen door: “Artikel 139 Niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid is de verplichting tot kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteit van toepassing ongeacht of de verzekerings- of herverzekeringsonderneming constateert dat het minimumkapitaalvereiste niet wordt nageleefd of dat er een risico van niet-naleving bestaat tijdens een berekening van het minimumkapitaalvereiste op grond van artikel 129, lid 4, of tijdens een berekening van het minimumkapitaalvereiste tussen twee data wanneer die berekening op grond van artikel 129, lid 4, aan de toezichthoudende autoriteit wordt gemeld.
|
59) |
Artikel 141 wordt vervangen door: “Artikel 141 Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten bij de verslechtering van financiële omstandigheden
|
60) |
Aan artikel 144 wordt het volgende lid toegevoegd: “4. In geval van intrekking van de vergunning zorgen de lidstaten ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen onderworpen blijven aan de algemene regels en doelstellingen van het verzekeringstoezicht die in titel I, hoofdstuk III, zijn vastgesteld, ten minste totdat er een liquidatieprocedure wordt geopend.”. |
61) |
In titel I wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: “HOOFDSTUK VII BIS Macroprudentiële instrumenten Artikel 144 bis Beheer van het liquiditeitsrisico
Artikel 144 ter Toezichtsbevoegdheden om in uitzonderlijke omstandigheden zwakke plekken in de liquiditeit te verhelpen
De door een toezichthoudende autoriteit op basis van dit lid genomen maatregelen worden ten minste elke zes maanden door die toezichthoudende autoriteit geëvalueerd en worden ingetrokken wanneer de onderneming doeltreffende maatregelen heeft genomen. Waar relevant deelt de toezichthoudende autoriteit het bewijs voor zwakke plekken in de zin van liquiditeitsrisico’s met de Eiopa.
De bevoegdheid om terugbetalingsrechten op te schorten mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden die van invloed zijn op de onderneming worden uitgeoefend, als laatste redmiddel en wanneer dat in het collectieve belang is van de verzekeringnemers en begunstigden van de onderneming. Alvorens die bevoegdheid uit te oefenen, houdt de toezichthoudende autoriteit rekening met potentiële onbedoelde effecten op de financiële markten en op de rechten van verzekeringnemers en begunstigden van de onderneming, ook in een grensoverschrijdende context. De toezichthoudende autoriteiten maken hun redenen voor het gebruik van die bevoegdheid openbaar. De toepassing van een in de eerste alinea bedoelde maatregel duurt maximaal drie maanden. De lidstaten zorgen ervoor dat een maatregel kan worden verlengd indien de redenen die de maatregel rechtvaardigen, nog steeds aanwezig zijn, en dat de maatregel niet langer wordt toegepast wanneer die redenen niet langer aanwezig zijn. Onverminderd artikel 144 quater, lid 6, zorgen de lidstaten ervoor dat, totdat de opschorting van terugbetalingsrechten door de toezichthoudende autoriteiten is opgeheven, de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen:
De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de benodigde bevoegdheden hebben om de in de vierde alinea bedoelde vereisten af te dwingen. De lidstaten zorgen ervoor dat organen en autoriteiten met een macroprudentieel mandaat, indien dat niet de toezichthoudende autoriteiten zijn, naar behoren en tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen van de toezichthoudende autoriteiten om gebruik te maken van de in dit lid bedoelde bevoegdheden, en worden betrokken bij de beoordeling van de in de tweede alinea bedoelde potentiële onbedoelde effecten. De lidstaten zorgen ervoor dat toezichthoudende autoriteiten de Eiopa en het ESRB in kennis stellen wanneer de in dit lid bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend om een risico voor de stabiliteit van het financiële stelsel te bestrijden.
Indien de Eiopa na raadpleging van het ESRB van mening is dat de uitoefening van de in lid 3 bedoelde bevoegdheden door de bevoegde autoriteit buitensporig is, brengt zij een advies uit aan de betrokken toezichthoudende autoriteit dat het besluit van die toezichthoudende autoriteit moet worden herzien. Dat advies wordt niet openbaar gemaakt.
De lidstaten wijzen een autoriteit aan om de in de eerste alinea bedoelde bevoegdheden uit te oefenen. Daar waar de aangewezen autoriteit niet de toezichthoudende autoriteit is, zorgt de lidstaat voor een goede coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de verschillende autoriteiten. Alle autoriteiten dienen met name nauw samen te werken en alle informatie uit te wisselen die nodig kan zijn voor de juiste uitvoering van de taken waarmee de aangewezen autoriteit op grond van dit artikel is belast.
De kennisgeving omvat een beschrijving van de toegepaste maatregel, de duur ervan en de redenen voor het gebruik van de bevoegdheid, met inbegrip van de redenen waarom de maatregel als doeltreffend en evenredig met de negatieve gevolgen voor de verzekeringnemers werd beschouwd.
Artikel 144 quater Toezichtmaatregelen om de financiële positie van ondernemingen te vrijwaren tijdens uitzonderlijke sectorbrede schokken
De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken nationale organen en autoriteiten met een macroprudentieel mandaat naar behoren in kennis worden gesteld van het voornemen van de nationale toezichthoudende autoriteit om van de in dit artikel genoemde bevoegdheden gebruik te maken, en op passende wijze worden betrokken bij de beoordeling van uitzonderlijke sectorbrede schokken overeenkomstig dit lid.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. Artikel 144 quinquies Toepassing van aanvullende macroprudentiële instrumenten
De Eiopa dient de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 29 januari 2026 in bij de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
|
62) |
In artikel 145 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
63) |
Artikel 149 wordt vervangen door: “Artikel 149 Wijzigingen in de aard van de risico’s of verbintenissen
|
64) |
De titel van afdeling 2 bis van hoofdstuk VIII wordt vervangen door: “Kennisgeving, aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten en samenwerkingsplatforms”. |
65) |
In artikel 152 bis wordt lid 2 vervangen door: “2. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst brengt de Eiopa en de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat van ontvangst op de hoogte indien zij verslechterende financiële omstandigheden of andere opkomende risico’s, waaronder risico’s betreffende consumentenbescherming, vaststelt bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die activiteiten verricht die op het vrij verrichten van diensten of het recht van vestiging gebaseerd zijn en die een grensoverschrijdend effect kunnen hebben. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de Eiopa en de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat van herkomst ook op de hoogte brengen bij ernstige, gegronde bezorgdheid in verband met consumentenbescherming. De toezichthoudende autoriteiten kunnen de aangelegenheid voorleggen aan de Eiopa en haar om bijstand verzoeken indien er geen bilaterale oplossing kan worden gevonden.”. |
66) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 152 bis bis Aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten
De Eiopa legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 29 januari 2026 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
Artikel 152 bis ter Nauwere samenwerking op toezichtsgebied en verbeterde informatie-uitwisseling tussen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst met betrekking tot aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten
De samenwerking moet in verhouding staan tot de aan de aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten verbonden risico’s en ten minste de volgende aspecten omvatten:
De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst verstrekt de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst waar de onderneming aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten uitvoert ten minste jaarlijks of vaker in geval van een verzoek van de betrokken toezichthoudende autoriteit, de volgende informatie:
De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst waar de onderneming aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten verricht, onverwijld in kennis wanneer zij binnen drie maanden verslechterende financiële omstandigheden of een risico van niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste of het minimumkapitaalvereiste constateert. De toezichthoudende autoriteit van een lidstaat van ontvangst waar een verzekerings- of herverzekeringsonderneming aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten verricht, kan een naar behoren gemotiveerd verzoek richten tot de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van die onderneming om andere dan de in de eerste, tweede en derde alinea bedoelde informatie te ontvangen, mits die verband houdt met de solvabiliteit, het governancesysteem of het bedrijfsmodel van die onderneming. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst verstrekt die informatie tijdig.
De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst aanvaardt of weigert het in de eerste alinea bedoelde verzoek binnen één maand na ontvangst ervan.
Na afloop van de gezamenlijke inspectie ter plaatse komen de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen twee maanden tot gezamenlijke conclusies, die onder meer de meest geschikte toezichtmaatregelen omvatten. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst houdt rekening met die gezamenlijke conclusies wanneer zij beslist over passende toezichtmaatregelen. Wanneer de toezichthoudende autoriteiten niet tot een gezamenlijke conclusie over de gezamenlijke inspectie ter plaatse kunnen komen, kan elk van hen, binnen twee maanden na het verstrijken van de in de tweede alinea van dit lid bedoelde termijn en onverminderd de door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst te nemen toezichtmaatregelen en de door haar uit te oefenen bevoegdheden om de niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste of de niet-naleving of waarschijnlijke niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste aan te pakken, de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de Eiopa doorverwijzen en haar om bijstand verzoeken. De zaak wordt niet meer naar de Eiopa doorverwezen na het verstrijken van de in deze alinea bedoelde termijn van twee maanden of nadat overeenkomstig de tweede alinea van dit lid overeenstemming over gezamenlijke conclusies is bereikt tussen de toezichthoudende autoriteiten. Indien een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de in de derde alinea van dit lid bedoelde periode van twee maanden de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de Eiopa heeft doorverwezen, schort de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst de aanneming van de definitieve conclusies van de gezamenlijke inspectie ter plaatse op en wacht zij het besluit af dat de Eiopa eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt, waarna zij de conclusies aanneemt in overeenstemming met het besluit van de Eiopa. Alle betrokken toezichthoudende autoriteiten erkennen die conclusies als definitief.
Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn over de redenen voor de weigering, kunnen zij de zaak binnen één maand na kennisgeving van het besluit door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst doorverwijzen naar de Eiopa en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dat geval kan de Eiopa handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”. |
67) |
Artikel 152 ter wordt als volgt gewijzigd:
|
68) |
Artikel 153 wordt vervangen door: “Artikel 153 Tijdschema en taal van de informatieverzoeken
In afwijking van de eerste alinea kan de in die alinea bedoelde termijn in naar behoren gemotiveerde gevallen, indien de gevraagde informatie niet onmiddellijk beschikbaar is voor de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst en moeilijk te verzamelen is, met twintig werkdagen worden verlengd.
|
69) |
Artikel 212 wordt als volgt gewijzigd:
|
70) |
Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:
|
71) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 213 bis Gebruik van evenredigheidsmaatregelen op het niveau van de groep
De criteria in de eerste alinea, punt a), i), en punt e), zijn niet van toepassing op groepen waarop alleen methode 2 wordt toegepast.
Artikel 213 ter Belemmeringen voor groepstoezicht
Wanneer niet aan de voorwaarden van lid 1, punt b), van dit artikel is voldaan, is de verzekeringsholding of gemengde financiële holding onderworpen aan passende toezichtmaatregelen van de groepstoezichthouder om de continuïteit en integriteit van het groepstoezicht en de naleving van de vereisten van deze titel te waarborgen of te herstellen, naargelang het geval. De lidstaten zorgen er met name voor dat de toezichthoudende autoriteiten, wanneer zij overeenkomstig artikel 247 als groepstoezichthouder optreden, de bevoegdheid hebben om van de verzekeringsholding of gemengde financiële holding te verlangen dat zij de groep zodanig structureert dat de betrokken toezichthoudende autoriteit doeltreffend groepstoezicht kan uitoefenen. De toezichthoudende autoriteiten oefenen die bevoegdheid alleen in uitzonderlijke omstandigheden uit na raadpleging van de Eiopa en, indien toepasselijk, andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, en stellen de verzekeringsholding of gemengde financiële holding daarvan onder opgave van redenen in kennis.
|
72) |
Artikel 214 wordt als volgt gewijzigd:
|
73) |
Artikel 220 wordt als volgt gewijzigd:
|
74) |
Artikel 221 wordt als volgt gewijzigd:
|
75) |
Artikel 222 wordt als volgt gewijzigd:
|
76) |
Artikel 226 wordt als volgt gewijzigd:
|
77) |
In artikel 227, lid 1, wordt na “artikel 233” in de eerste alinea “en artikel 233 bis” ingevoegd. |
78) |
Artikel 228 wordt vervangen door: “Artikel 228 Behandeling van specifieke verbonden ondernemingen uit andere financiële sectoren
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid wordt het bedrag van het eigen vermogen van elke verbonden onderneming dat overeenstemt met niet-uitkeerbare reserves en andere bestanddelen die volgens de groepstoezichthouder een verminderd verliescompensatievermogen hebben, alsook preferente aandelen, achtergestelde rekeningen van leden van onderlinge waarborgmaatschappijen, achtergestelde verplichtingen en uitgestelde belastingvorderingen, die in het eigen vermogen zijn opgenomen bovenop de overeenkomstig lid 3 berekende kapitaalvereisten, niet in aanmerking genomen, tenzij de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming naar tevredenheid van de groepstoezichthouder kan aantonen dat die bestanddelen beschikbaar kunnen worden gesteld om het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken. Bij het bepalen van de samenstelling van het eigen vermogen op overschot houdt de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming er rekening mee dat bepaalde vereisten van bepaalde verbonden ondernemingen alleen met Tier 1-kernkapitaal of aanvullend Tier 1-kapitaal in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden vervuld.
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid zijn de leden 2 en 3, van dit artikel van toepassing op de specifieke subgroep, op basis van de geconsolideerde situatie ervan in de zin van hetzij artikel 4, lid 1, punt 47), van verordening (EU) nr. 575/2013, hetzij artikel 4, lid 1, punt 11), van Verordening (EU) 2019/2033, of op basis van de geconsolideerde positie ervan, al naargelang het geval.
(*14) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1)." (*15) Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64).”." |
79) |
Aan artikel 229 wordt de volgende alinea toegevoegd: “Wanneer de in de eerste alinea bedoelde aftrek de solvabiliteitspositie van de groep zou verbeteren in vergelijking met de positie van de onderneming bij de berekening van de groepssolvabiliteit, wordt de aftrek niet toegepast.”. |
80) |
In titel III, hoofdstuk II, afdeling 1, wordt in onderafdeling 3 het volgende artikel toegevoegd: “Artikel 229 bis Vereenvoudigde berekeningen
De toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vereenvoudigde benadering op een of meer verbonden ondernemingen wordt door de deelnemende onderneming naar behoren gemotiveerd ten overstaan van de groepstoezichthouder, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s van de verbonden onderneming of ondernemingen. De lidstaten schrijven voor dat de deelnemende onderneming jaarlijks beoordeelt of het gebruik van de vereenvoudigde benadering nog steeds gerechtvaardigd is, en dat zij in haar verslag over de solvabiliteit en financiële toestand op het niveau van de groep zoals bedoeld in artikel 256, lid 1, de lijst en de omvang van de verbonden ondernemingen waarop die vereenvoudigde benadering van toepassing is, openbaar maakt.
Wanneer de vereenvoudigde benadering wordt toegepast op een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land die haar hoofdkantoor heeft in een land dat niet gelijkwaardig of voorlopig gelijkwaardig is in de zin van artikel 227, mag de vereenvoudigde benadering niet leiden tot een bijdrage van de verbonden onderneming aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep die lager is dan het kapitaalvereiste van die verbonden onderneming zoals vastgesteld door het betrokken derde land. De vereenvoudigde benadering wordt niet toegepast op een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land indien de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet beschikt over betrouwbare informatie over het kapitaalvereiste zoals dat in dat derde land is vastgesteld.
|
81) |
Artikel 230 wordt als volgt gewijzigd:
|
82) |
In artikel 232, eerste alinea, wordt in de aanhef “genoemd in artikel 37, lid 1, onder a) tot en met d)” vervangen door “genoemd in artikel 37, lid 1, punten a) tot en met e)”. |
83) |
Artikel 233 wordt als volgt gewijzigd:
|
84) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 233 bis Combinatie van de methoden 1 en 2
Voor de toepassing van lid 1, punt b), i), van dit artikel wordt de waarde van deelnemingen in de in artikel 220, lid 3, bedoelde verbonden ondernemingen waarop methode 2 wordt toegepast, die hoger is dan het proportionele deel van hun eigen solvabiliteitskapitaalvereiste, in de geconsolideerde gegevens opgenomen bij de berekening van de gevoeligheid van activa en verplichtingen voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van wisselkoersen (“valutarisico”). De waarde van die deelnemingen wordt echter niet geacht gevoelig te zijn voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van de marktprijzen van aandelen (“aandelenrisico”).
Het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt gedekt door het in aanmerking komend kernvermogen als bepaald overeenkomstig artikel 98, lid 4, berekend op basis van geconsolideerde gegevens. Voor die berekening worden deelnemingen in de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen niet in de geconsolideerde gegevens opgenomen. Om uit te maken of dat in aanmerking komend eigen vermogen aanvaardbaar is voor de dekking van het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, zijn de beginselen van de artikelen 221 tot en met 229 bis van overeenkomstige toepassing. Het bepaalde in artikel 139, leden 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing. Wanneer het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste, berekend op basis van geconsolideerde gegevens, hoger is dan het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau en niet aan het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt voldaan, is artikel 138, leden 1 tot en met 4, van overeenkomstige toepassing, terwijl artikel 139, leden 1 en 2, niet van toepassing is. Voor de toepassing van deze alinea wordt de vermelding “solvabiliteitskapitaalvereiste” in artikel 138 gelezen als “minimaal geconsolideerd solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep”.
Ingeval het risicoprofiel van de groep met betrekking tot de in artikel 220, lid 3, bedoelde ondernemingen waarop methode 2 wordt toegepast, aanzienlijk afwijkt van de aannames die aan het in artikel 233, lid 3, bedoelde geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep ten grondslag liggen, kan op het in lid 1, punt b), ii), van dit artikel berekende bedrag een kapitaalopslagfactor worden toegepast. Artikel 37, leden 1 tot en met 5, is samen met de overeenkomstig artikel 37, leden 6, 7 en 8, vastgestelde gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen van overeenkomstige toepassing. Artikel 233 ter Aandelen op lange termijn op groepsniveau Wanneer methode 1 of een combinatie van methoden wordt gebruikt, mogen deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings artikel 105 bis toepassen op een subset van beleggingen in aandelen. De Commissie vult deze richtlijn aan door overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:
|
85) |
Artikel 234 wordt vervangen door: “Artikel 234 Gedelegeerde handelingen voor de technische beginselen en methoden van de artikelen 220 tot en met 229, voor de vereenvoudigde benadering van artikel 229 bis en voor de toepassing van de artikelen 230 tot en met 233 bis De Commissie vult deze richtlijn aan door overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:
De Commissie kan deze richtlijn aanvullen door overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de criteria op basis waarvan de groepstoezichthouder de toepassing van de in artikel 229 bis, lid 2, vastgestelde vereenvoudigde benadering kan goedkeuren.”. |
86) |
In artikel 244, lid 3, wordt de derde alinea vervangen door: “Met het oog op de aanmerking als significante risicoconcentratie die moet worden gerapporteerd, stelt de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep, passende drempels vast op basis van de solvabiliteitskapitaalvereisten, de technische voorzieningen, het in aanmerking komend eigen vermogen, andere kwantitatieve of kwalitatieve risicogebaseerde criteria die passend worden geacht, of een combinatie daarvan.”. |
87) |
Artikel 245 wordt als volgt gewijzigd:
|
88) |
Artikel 246 wordt als volgt gewijzigd:
|
89) |
In titel III wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: “HOOFDSTUK II BIS Macroprudentiële regels op groepsniveau Artikel 246 bis Beheer van het liquiditeitsrisico op groepsniveau
De lidstaten schrijven voor dat elke individuele verzekerings- of herverzekeringsonderneming die van de vrijstelling op grond van de eerste alinea profiteert, de delen van het plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico die op de situatie van de hele groep en haar eigen situatie betrekking hebben, aan haar toezichthoudende autoriteit voorlegt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. Artikel 246 ter Andere macroprudentiële regels De artikelen 144 ter en 144 quater zijn van overeenkomstige toepassing op het niveau van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding of gemengde financiële holding.”. |
90) |
In artikel 252 wordt in de eerste alinea “een kredietinstelling in de zin van Richtlijn 2006/48/EG, hetzij een beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “een kredietinstelling in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013, hetzij een beleggingsonderneming in de zin van richtlijn 2014/65/EU”. |
91) |
Aan artikel 254 wordt het volgende lid toegevoegd: “3. De deelnemende verzekerings- en herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding en de gemengde financiële holding dienen de in dit artikel bedoelde informatie jaarlijks bij de groepstoezichthouder in binnen 22 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming, en, wanneer de in dit artikel bedoelde informatie op kwartaalbasis vereist is, binnen elf weken na het einde van elk kwartaal.”. |
92) |
Artikel 256 wordt als volgt gewijzigd:
|
93) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 256 ter Periodiek toezichtverslag van de groep
De lidstaten zorgen ervoor dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in dit artikel bedoelde informatie jaarlijks of minder frequent openbaar maken binnen 24 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming.
Alvorens overeenkomstig de eerste alinea zijn instemming te geven raadpleegt de groepstoezichthouder de leden van het college van toezichthouders, waarbij hij naar behoren rekening houdt met hun standpunten en voorbehouden. De niet-instemming van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten wordt naar behoren gemotiveerd. Indien het enkele periodieke toezichtsverslag overeenkomstig dit lid door het college van toezichthouders wordt goedgekeurd, dient elke individuele verzekerings- en herverzekeringsonderneming het enkele periodieke toezichtsverslag in bij haar toezichthoudende autoriteit. Elke toezichthoudende autoriteit heeft de bevoegdheid toezicht uit te oefenen op het deel van het enkele periodieke toezichtsverslag dat specifiek is voor de betrokken dochteronderneming.
Artikel 256 quater Verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand: auditplicht
|
94) |
Artikel 257 wordt vervangen door: “Artikel 257 Deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten voor personen die feitelijk een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding besturen of die andere sleutelfuncties vervullen De lidstaten schrijven voor dat degenen die de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding feitelijk besturen en, indien toepasselijk, de personen die voor andere sleutelfuncties verantwoordelijk zijn, deskundig en betrouwbaar genoeg zijn om die functies uit te oefenen. Artikel 42 is van overeenkomstige toepassing.”. |
95) |
Artikel 258 wordt als volgt gewijzigd:
|
96) |
Artikel 262 wordt als volgt gewijzigd:
|
97) |
In artikel 265 wordt het volgende lid ingevoegd: “1 bis. De lidstaten zien er meer bepaald op toe dat, wanneer de moederonderneming van een of meer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen een kredietinstelling, een beleggingsonderneming, een financiële instelling, een icbe-beheermaatschappij, een abi-beheerder, een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of een niet-gereglementeerde onderneming is die een of meer van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU genoemde werkzaamheden uitoefent waarbij die werkzaamheden een aanzienlijk deel van haar totale werkzaamheden uitmaken, de toezichthoudende autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op die verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, het algemene toezicht uitoefenen op de transacties tussen die verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de moederonderneming en haar verbonden ondernemingen.”. |
98) |
In artikel 267 worden de volgende alinea’s toegevoegd: “Voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2025/1 zijn, in geval van toepassing van de in artikel 26, lid 3, van die richtlijn bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van de in titel III, hoofdstuk IV, van die richtlijn bedoelde afwikkelingsbevoegdheden, de bepalingen van de hoofdstukken I, II en IV van deze titel van toepassing op herverzekeringsondernemingen en de in artikel 1, lid 1, punten b) tot en met e), van die richtlijn bedoelde entiteiten. Artikelen 270 en 272 van deze richtlijn zijn niet van toepassing indien artikel 63 van Richtlijn (EU) 2025/1 van toepassing is.”. |
99) |
In artikel 268, lid 1, wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:
|
100) |
Artikel 301 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
101) |
In artikel 304 wordt lid 2 vervangen door: “2. Met ingang van 30 januari 2027 mogen levensverzekeringsondernemingen de in lid 1 bedoelde benadering alleen blijven toepassen met betrekking tot activa en verplichtingen waarvoor de toezichthoudende autoriteiten de toepassing van de ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd vóór 30 januari 2027 hebben goedgekeurd.”. |
102) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 304 quater Verslag met betrekking tot het houdbaarheidsrisico
De Eiopa dient uiterlijk op 1 maart 2025 een verslag over haar bevindingen in bij de Commissie. Waar van toepassing, overweegt het verslag een mogelijke risicogebaseerde prudentiële behandeling van blootstellingen gerelateerd aan activa en activiteiten die hoofdzakelijk worden geassocieerd met milieu- of sociale doelstellingen of die hoofdzakelijk worden geassocieerd met afbreuk aan die doelstellingen. Het verslag gaat vergezeld van een beoordeling van het effect van die mogelijke risicogebaseerde prudentiële behandeling van dergelijke blootstellingen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.
De eerste evaluatie op grond van de eerste alinea wordt uiterlijk op 29 januari 2027 voltooid. Indien de Eiopa bij een evaluatie op grond van de eerste alinea vaststelt dat er, als gevolg van de reikwijdte of de kalibratie van de standaardparameters van de ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf, een aanzienlijke discrepantie bestaat tussen het deel van het solvabiliteitskapitaalvereiste in verband met natuurrampen en het werkelijke natuurrampenrisico waarmee verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden geconfronteerd, dient de Eiopa bij de Commissie een advies in over het natuurrampenrisico. Een op grond van de derde alinea bij de Commissie ingediend advies over het natuurrampenrisico houdt rekening met de reikwijdte of de kalibratie van de standaardparameters van de ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf van het solvabiliteitskapitaalvereiste om de geconstateerde discrepantie te verhelpen, en gaat vergezeld van een beoordeling van het effect van de voorgestelde wijzigingen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.
De EBA, de Eiopa en de ESMA ontwikkelen, via het in artikel 54 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 bedoelde Gemengd Comité, richtsnoeren om ervoor te zorgen dat consistentie, langetermijnoverwegingen en gemeenschappelijke normen voor beoordelingsmethoden worden opgenomen in de stresstests van milieu-, sociale en governancerisico’s. Het Gemengd Comité publiceert die richtsnoeren uiterlijk op 10 januari 2026. De EBA, de Eiopa en de ESMA onderzoeken via dat Gemengd Comité hoe sociale en governancegerelateerde risico’s in stresstests kunnen worden geïntegreerd. Artikel 304 quinquies Herziening met betrekking tot de scheiding van levens- en schadeverzekeringsactiviteiten en kapitaalbuffers
Artikel 304 sexies Verlenging van de termijnen in uitzonderlijke omstandigheden
De Eiopa dient haar beoordeling zonder onnodige vertraging en uiterlijk een week na ontvangst van het in de eerste alinea bedoelde verzoek in bij de Commissie. Indien de Eiopa van oordeel is dat een uitzonderlijke noodsituatie op het gebied van de gezondheid, een natuurramp of een andere extreme gebeurtenis wezenlijk van invloed is op de operationele capaciteit van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, waardoor zij niet in staat zijn de in artikel 35 ter, leden 1, 2 en 3, artikel 51, lid 7, artikel 254, lid 3, artikel 256, lid 1, en artikel 256 ter, lid 1, vastgestelde termijnen te eerbiedigen, maken de Eiopa en de relevante toezichthoudende autoriteiten die informatie op hun respectieve websites bekend. De Commissie kan die termijnen verlengen door middel van een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling.
Indien de Eiopa geen beoordeling overeenkomstig lid 1 heeft ingediend, wint de Commissie indien passend het standpunt van de Eiopa in alvorens overeenkomstig dit artikel een gedelegeerde handeling vast te stellen. (*16) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).”." |
103) |
In artikel 305 worden de leden 2 en 3 geschrapt. |
104) |
Artikel 308 bis wordt geschrapt. |
105) |
Artikel 308 ter wordt als volgt gewijzigd:
|
106) |
Artikel 308 quater wordt als volgt gewijzigd:
|
107) |
Artikel 308 quinquies wordt als volgt gewijzigd:
|
108) |
In artikel 308 sexies wordt de eerste alinea vervangen door: “Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de in artikel 77 bis, lid 2, artikel 111, lid 1, tweede alinea, artikel 308 quater of artikel 308 quinquies, vermelde overgangsmaatregelen toepassen, stellen de toezichthoudende autoriteit in kennis zodra zij vaststellen dat zij zonder de toepassing van die overgangsmaatregelen niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zouden voldoen. De toezichthoudende autoriteit vereist dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nodige maatregelen treft om aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen.”. |
109) |
Het volgende artikel wordt toegevoegd: “Artikel 308 septies In het op marktprofessionals gerichte deel van het in artikel 51, lid 1, bedoelde verslag over hun solvabiliteit en financiële toestand maken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen openbaar wat het gecombineerde effect op hun financiële positie is van niet-toepassing van de geleidelijke invoering en overgangsmaatregelen van artikel 77 bis, lid 2, artikel 308 quater, en artikel 308 quinquies, en, indien relevant, artikel 111, lid 1, tweede alinea.”. |
110) |
In artikel 309, lid 1, wordt de vierde alinea geschrapt. |
111) |
In artikel 311 wordt de tweede alinea geschrapt. |
112) |
Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 2013/34/EU
In artikel 19 bis van Richtlijn 2013/34/EU wordt lid 6 vervangen door:
“6. In afwijking van de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en onverminderd de leden 9 en 10 van dit artikel mogen de in lid 1 van dit artikel bedoelde kleine en middelgrote ondernemingen, kleine en niet-complexe instellingen als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 145), van Verordening (EU) nr. 575/2013, verzekeringscaptives als omschreven in artikel 13, punt 2, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (*17), herverzekeringscaptives als omschreven in artikel 13, punt 5, van die richtlijn, en kleine en niet-complexe ondernemingen als omschreven in artikel 13, punt 10 bis, van die richtlijn, hun duurzaamheidsrapportage beperken tot de volgende informatie:
a) |
een korte beschrijving van het bedrijfsmodel en de strategie van de onderneming; |
b) |
een beschrijving van het beleid van de onderneming met betrekking tot duurzaamheidskwesties; |
c) |
de belangrijkste feitelijke of potentiële nadelige effecten van de onderneming op duurzaamheidskwesties, en de maatregelen die zijn genomen om dergelijke feitelijke of potentiële nadelige effecten in kaart te brengen, te monitoren, te voorkomen, te beperken of te verhelpen; |
d) |
de voornaamste risico’s voor de onderneming in verband met duurzaamheidskwesties en hoe de onderneming die risico’s beheert; |
e) |
essentiële indicatoren die nodig zijn voor de in de punten a) tot en met d) bedoelde informatieverschaffing. |
Kleine en middelgrote ondernemingen, kleine en niet-complexe instellingen, verzekerings- en herverzekeringscaptives en kleine en niet-complexe ondernemingen die een beroep doen op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde afwijking rapporteren overeenkomstig de in artikel 29 quater bedoelde duurzaamheidsrapporteringsstandaarden voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Artikel 3
Wijziging van Richtlijn 2002/87/EG
Aan artikel 31 van Richtlijn 2002/87/EG wordt het volgende lid toegevoegd:
“3. Uiterlijk op 31 december 2027 beoordeelt de Commissie in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad de werking van deze richtlijn en van Richtlijn 2009/138/EG met betrekking tot de onderstaande aspecten, met name rekening houdend met de prudentiële behandeling van sectoroverschrijdende deelnemingen in het kader van sectorale voorschriften, in de zin van een gelijk speelveld:
a) |
of het feit dat er financiële dienstverleners zijn die onderworpen zijn aan financieel toezicht in het kader van sectorale voorschriften, maar niet zijn genoteerd in een van de in deze richtlijn genoemde financiële sectoren, een ongelijk speelveld voor financiële conglomeraten creëert; |
b) |
of alle financiële conglomeraten op consistente wijze regels inzake kapitaaltoereikendheidsvereisten toepassen, met inbegrip van die van Gedelegeerde verordening (EU) nr. 342/2014 van de Commissie (*18), en of die regels vergelijkbare algemene kwantitatieve vereisten opleggen aan financiële conglomeraten, ongeacht of de belangrijkste financiële sector van het financiële conglomeraat de banksector, de verzekeringssector of de sector beleggingsdiensten is; |
c) |
of de toezichtprocessen en de toewijzing van mandaten en handhavingsbevoegdheden tussen coördinatoren en sectorale toezichthouders, met name wat kapitaaltoereikendheidsvereisten betreft, voldoende duidelijk en geharmoniseerd zijn om ervoor te zorgen dat de kapitaaltoereikendheidsvereisten in de hele Unie doeltreffend op consistente wijze worden gehandhaafd, ongeacht de belangrijkste financiële sector waarin een financieel conglomeraat actief is; |
d) |
of het ontbreken van identificatie van een onderneming die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de naleving van deze richtlijn, problemen oplevert met betrekking tot het waarborgen van een gelijk speelveld. |
Artikel 4
Omzetting
-
1.De lidstaten stellen uiterlijk op 29 januari 2027 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken die bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 30 januari 2027.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 6
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 27 november 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
BÓKA J.
-
Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 november 2024.
-
Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
-
Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 15).
-
Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
-
Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
-
Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
-
Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 12 van 17.1.2015, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 253).
-
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/981 van de Commissie van 8 maart 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 161 van 18.6.2019, blz. 1).
BIJLAGE
Bijlage III bij Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In deel A (Rechtsvormen van schadeverzekeringsondernemingen) wordt punt 27 geschrapt. |
2) |
In deel B (Rechtsvormen van levensverzekeringsondernemingen) wordt punt 27 geschrapt. |
3) |
In deel C (Rechtsvormen van herverzekeringsondernemingen) wordt punt 27 geschrapt. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/2/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.