Verordening 1962/17 - EEG Raad: Verordening Nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31962R0017

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31962R0017

EEG Raad: Verordening Nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag

Publicatieblad Nr. 013 van 21/02/1962 blz. 0204 - 0211

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0008

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0008

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1959-1962 blz. 0081

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1959-1962 blz. 0087

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 08 Deel 1 blz. 0025

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 08 Deel 1 blz. 0022

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 08 Deel 1 blz. 0022

++++

VERORDENING No . 17

Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en met name op artikel 87 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Overwegende dat het , om een regime in te voeren waardoor wordt gewaarborgd dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst , noodzakelijk is zorg te dragen dat de artikelen 85 en 86 in onderling evenwicht en in de Lid-Staten op overeenkomstige wijze worden toegepast ;

Overwegende dat de wijze van toepassing van artikel 85 , lid 3 , vastgesteld moet worden met inachtneming van de noodzaak van een doeltreffend toezicht , gepaard aan een zo eenvoudig mogelijke administratieve controle ;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is gebleken de ondernemingen die een beroep willen doen op artikel 85 , lid 3 , in beginsel te verplichten hun overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bij de Commissie aan te melden ;

Overwegende evenwel dat deze overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarschijnlijk in groten getale voorkomen en dientengevolge niet alle terzelfdertijd getoetst kunnen worden terwijl bovendien een aantal hiervan bijzondere kenmerken heeft , waardoor zij minder gevaarlijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt ;

Overwegende dat er derhalve aanleiding bestaat voorlopig voor bepaalde categorieën overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen een soepeler regeling in te voeren , zonder dat daarmede vooruitgelopen wordt op het uiteindelijke oordeel over hun verenigbaarheid met artikel 85 ;

Overwegende dat de ondernemingen er belang bij kunnen hebben te weten of overeenkomsten , besluiten of gedragingen waaraan zij deel hebben of voornemens zijn deel te gaan hebben , de Commissie aanleiding kunnen geven op te treden krachtens artikel 85 , lid 1 , of artikel 86 ;

Overwegende dat het noodzakelijk is regels te geven , volgens welke de Commissie in nauw en voortdurend contact met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten de voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 noodzakelijke maatregelen kan nemen , ten einde een eenvormige toepassing van deze artikelen in de gemeenschappelijke markt te waarborgen ;

Overwegende dat de Commissie daartoe de medewerking moet verkrijgen van de bevoegde autoriteiten der Lid-Staten en voorts op het gehele gebied van de gemeenschappelijke markt over de bevoegdheid moet beschikken om inlichtingen in te winnen en verificaties te verrichten , voor zover zulks noodzakelijk is ten einde de in artikel 85 , lid 1 , verboden overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , alsmede het in artikel 86 verboden misbruik van machtsposities op te sporen ;

Overwegende dat de Commissie , om haar taak , te waken voor de toepassing van het Verdrag , te kunnen vervullen , de bevoegdheid moet bezitten tot ondernemingen of ondernemersverenigingen aanbevelingen en beschikkingen te richten die ten doel hebben een einde te maken aan inbreuken op de artikelen 85 en 86 ;

Overwegende dat de nakoming van de artikelen 85 en 86 en van de bij deze verordening aan ondernemingen en ondernemersverenigingen opgelegde verplichtingen door middel van geldboeten en dwangsommen verzekerd moet kunnen worden ;

Overwegende dat het recht van de betrokken ondernemingen om door de Commissie gehoord te worden , moet worden verzekerd , dat derden wier belangen bij een beschikking in het geding kunnen komen de gelegenheid moeten hebben vooraf opmerkingen te maken en dat een ruime openbaarheid van de gegeven beschikkingen moet worden gewaarborgd ;

Overwegende dat alle beschikkingen welke de Commissie tot toepassing van deze verordening geeft , met inachtneming van het bepaalde in het Verdrag , onderworpen zijn aan het toezicht van het Hof van Justitie en dat bovendien overeenkomstig artikel 172 van het Verdrag aan het Hof van Justitie volledige rechtsmacht moet worden toegekend ten aanzien van de beschikkingen waarbij de Commissie geldboeten of dwangsommen oplegt ;

Overwegende dat deze verordening in werking kan treden onverminderd andere voorschriften die op grond van artikel 87 later zouden kunnen worden vastgesteld ;

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Algemene bepaling

Overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , bedoeld in artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag , alsmede misbruik van een economische machtspositie , bedoeld in artikel 86 van het Verdrag , zijn verboden , zonder dat daartoe enige voorafgaande beschikking is vereist ; de bepalingen van de artikelen 6 , 7 en 23 van deze verordening vinden evenwel onverminderd toepassing .

Artikel 2

Negatieve verklaring

Op verzoek van de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen kan de Commissie vaststellen dat , op grond van de gegevens die haar bekend zijn , voor haar geen aanleiding bestaat tegen een overeenkomst , besluit of gedraging , krachtens artikel 85 , lid 1 , of artikel 86 van het Verdrag op te treden .

Artikel 3

Beëindiging van inbreuken

1 . Indien de Commissie , op verzoek of ambtshalve , een inbreuk op artikel 85 of artikel 86 van het Verdrag vaststelt , kan zij de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen bij beschikking verplichten aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken .

2 . Tot het indienen van een verzoek , als in het eerste lid bedoeld , zijn gerechtigd

a ) de Lid-Staten ,

b ) natuurlijke of rechtspersonen die aantonen hierbij een redelijk belang te hebben .

3 . Onverminderd de overige bepalingen van deze verordening kan de Commissie , alvorens een beschikking te nemen als bedoeld in het eerste lid , aan de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen aanbevelingen doen om aan de inbreuk een einde te maken .

Artikel 4

Aanmelding van nieuwe overeenkomsten , besluiten en gedragingen

1 . Overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , bedoeld in artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag , die tot stand zijn gekomen na het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt en ten gunste waarvan de betrokken ondernemingen een beroep willen doen op artikel 85 , lid 3 , moeten worden aangemeld bij de Commissie . Zolang deze aanmelding niet heeft plaatsgevonden , kan de beschikking , bedoeld in artikel 85 , lid 3 , niet worden gegeven .

2 . Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen voor zover

1 ) daaraan slechts ondernemingen uit één Lid-Staat deelnemen en zij geen betrekking hebben op de invoer of de uitvoer tussen Lid-Staten ,

2 ) bij deze overeenkomsten slechts twee ondernemingen partij zijn en zij uitsluitend ten gevolge hebben dat :

a ) de vrijheid van de ene partij tot het vaststellen van de prijzen en andere voorwaarden bij wederverkoop van goederen welke zij van de andere partij betrokken heeft , beperkt wordt ,

b ) aan de verkrijger of de gebruiker van industriële eigendomsrechten , met name van octrooien , gebruiksmodellen , siertekeningen en -modellen , of merken , of aan degene die rechten ontleent aan overeenkomsten , houdende overdracht of het in gebruik geven van produktiemethoden of van kennis met betrekking tot het gebruik of de toepassing van bedrijfstechnische vaardigheden , beperkingen worden opgelegd in de uitoefening van deze rechten ,

3 ) zij uitsluitend betreffen :

a ) de ontwikkeling of uniforme toepassing van normen en typen ,

b ) een gemeenschappelijk onderzoek naar technische verbeteringen , mits het resultaat voor alle betrokkenen toegankelijk is en alle betrokkenen hiervan mogen profiteren .

Deze overeenkomsten , besluiten en gedragingen kunnen bij de Commissie worden aangemeld .

Artikel 5

Aanmelding van bestaande overeenkomsten , besluiten en gedragingen

1 . Overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , bedoeld in artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag , die bestaan op het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt , en ten gunste waarvan de betrokkenen een beroep willen doen op artikel 85 , lid 3 , moeten v}}r 1 augustus 1962 bij de Commissie worden aangemeld .

2 . Het vorige lid is niet van toepassing op overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die behoren tot de categorieën , genoemd in artikel 4 , lid 2 ; zij kunnen bij de Commissie worden aangemeld .

Artikel 6

Beschikkingen bedoeld in artikel 85 , lid 3

1 . Wanneer de Commissie een beschikking geeft als bedoeld in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , stelt zij de datum vast met ingang waarvan deze beschikking in werking treedt . Deze datum kan niet vroeger zijn dan die van de aanmelding .

2 . Lid 1 , tweede zin , is niet van toepassing op overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , bedoeld in artikel 4 , lid 2 , en in artikel 5 , lid 2 , noch op die , bedoeld in artikel 5 , lid 1 , voor zover deze laatste binnen de voorgeschreven termijn zijn aangemeld .

Artikel 7

Bijzondere bepalingen voor bestaande overeenkomsten , besluiten en gedragingen

1 . Indien overeenkomsten , besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bestaan op het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt en die v}}r 1 augustus 1962 zijn aangemeld , maar die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , door de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen beëindigd worden of zodanig gewijzigd worden dat zij hetzij niet meer onder het verbod van artikel 85 , lid 1 , vallen , hetzij voldoen aan de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 , is het verbod van artikel 85 , lid 1 , slechts van toepassing gedurende de periode die de Commissie vaststelt . Op een beschikking van de Commissie , krachtens de vorige zin , kan geen beroep worden gedaan tegenover ondernemingen of ondernemersverenigingen die niet uitdrukkelijk hun toestemming tot de aanmelding hebben gegeven .

2 . Het eerste lid is van toepassing op overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke bestaan op het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt en die behoren tot de categorieën , bedoeld in artikel 4 , lid 2 , voor zover zij v}}r 1 januari 1964 zijn aangemeld .

Artikel 8

Geldigheidsduur en intrekking van beschikkingen bedoeld in artikel 85 , lid 3

1 . Een beschikking , bedoeld in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , wordt voor een bepaalde termijn gegeven en kan voorwaarden en verplichtingen inhouden .

2 . De beschikking kan op verzoek worden verlengd , indien de voorwaarden , bedoeld in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , vervuld blijven .

3 . De Commissie kan haar beschikking intrekken of wijzigen of de betrokkenen bepaalde handelingen verbieden :

a ) indien de feitelijke omstandigheden op een voor de beschikking wezenlijk punt zijn gewijzigd ,

b ) indien de betrokkenen zich gedragen in strijd met een bij de beschikking opgelegde verplichting ,

c ) indien de beschikking berust op onjuiste inlichtingen of door bedrog is verkregen ,

d ) indien de betrokkenen misbruik maken van de in de beschikking vervatte ontheffing van de voorschriften van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag .

In de gevallen , genoemd onder b , c en d , kan de beschikking ook met terugwerkende kracht worden ingetrokken .

Artikel 9

De bevoegde instanties

1 . Onverminderd het toezicht van het Hof van Justitie op de betreffende beschikking , is uitsluitend de Commissie bevoegd om de bepalingen van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , buiten toepassing te verklaren .

2 . De Commissie is bevoegd artikel 85 , lid 1 , en artikel 86 van het Verdrag toe te passen , ook indien de termijnen welke in artikel 5 , lid 1 , en in artikel 7 , lid 2 , voor de aanmelding zijn vastgesteld , nog niet zijn verstreken .

3 . Zolang de Commissie geen procedure heeft ingeleid krachtens de artikelen 2 , 3 of 6 blijven de autoriteiten van de Lid-Staten overeenkomstig artikel 88 van het Verdrag bevoegd artikel 85 , lid 1 , en artikel 86 toe te passen , ook indien de termijnen welke in artikel 5 , lid 1 , en in artikel 7 , lid 2 , voor de aanmelding zijn vastgesteld , nog niet zijn verstreken .

Artikel 10

Contact met de autoriteiten der Lid-Staten

1 . De Commissie doet de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten onverwijld een afschrift toekomen van de verzoeken en aanmeldingen en van de belangrijkste documenten welke haar hebben bereikt met het oog op de vaststelling van inbreuken op de bepalingen van artikel 85 of artikel 86 van het Verdrag , het geven van een negatieve verklaring of van een beschikking , bedoeld in artikel 85 , lid 3 .

2 . Bij de in het eerste lid bedoelde procedures onderhoudt de Commissie een nauw en voortdurend contact met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten ; deze zijn gerechtigd opmerkingen te maken over deze procedures .

3 . Alvorens een beschikking naar aanleiding van een procedure als bedoeld in lid 1 of inzake de verlenging , de wijziging of de intrekking van een beschikking , bedoeld in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , te geven , wordt een Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd .

4 . Het Adviescomité is samengesteld uit ambtenaren die bevoegd zijn op het gebied van mededingingsregelingen en economische machtsposities . Elke Lid-Staat wijst een ambtenaar aan die hem vertegenwoordigt ; deze ambtenaar kan in geval van verhindering door een andere ambtenaar worden vervangen .

5 . De raadpleging vindt plaats op uitnodiging van de Commissie in een gemeenschappelijke bijeenkomst , op zijn vroegst twee weken na de verzending der convocaties . Hierbij wordt een uiteenzetting van de zaak gevoegd , alsmede een opgave van de voornaamste stukken van het dossier en een voorontwerp van een beschikking voor elk der te onderzoeken gevallen .

6 . Het Adviescomité kan advies uitbrengen , ook indien leden niet aanwezig , noch vertegenwoordigd zijn . De conclusies van de raadpleging worden schriftelijk vastgelegd en bij de ontwerp-beschikking gevoegd ; zij worden niet openbaar gemaakt .

Artikel 11

Verzoeken om inlichtingen

1 . Ter vervulling van de taken welke haar zijn opgedragen in artikel 89 en in voorschriften vastgesteld krachtens artikel 87 van het Verdrag , kan de Commissie alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen bij de Regeringen en de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten , alsmede bij ondernemingen en ondernemersverenigingen .

2 . Wanneer de Commissie tot een onderneming of ondernemersvereniging een verzoek om inlichtingen richt , zendt zij gelijktijdig een afschrift van dit verzoek aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de zetel van die onderneming of ondernemersvereniging zich bevindt .

3 . In haar verzoek wijst de Commissie op de rechtsgrond en het doel van dit verzoek ; tevens wordt gewezen op de sanctie waarin artikel 15 , lid 1 onder b , voorziet voor het verstrekken van een onjuiste inlichting .

4 . Tot het verstrekken van de gevraagde inlichtingen zijn verplicht : de eigenaren van een onderneming of degenen die hen vertegenwoordigen , en , in het geval van rechtspersonen en van vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid : degenen die volgens de wet of de statuten belast zijn met de vertegenwoordiging .

5 . Indien een onderneming of ondernemersvereniging de gevraagde inlichtingen niet binnen de door de Commissie gestelde termijn dan wel onvolledig verstrekt , verlangt de Commissie de inlichtingen bij beschikking . Deze beschikking omschrijft de gevraagde inlichtingen , stelt een passende termijn vast binnen welke deze moeten worden verstrekt en wijst op de in artikel 15 , lid 1 onder b , en in artikel 16 , lid 1 onder c , voorziene sancties , alsmede op het recht om tegen de beschikking in beroep te gaan bij het Hof van Justitie .

6 . De Commissie doet gelijktijdig een afschrift van haar beschikking toekomen aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zich de zetel van de onderneming of ondernemersvereniging bevindt .

Artikel 12

Algemeen onderzoek van bedrijfstakken

1 . Indien in een bedrijfstak de ontwikkeling van de handel tussen Lid-Staten , de beweging of verstarring van de prijzen of andere omstandigheden aanleiding geven te vermoeden dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt in de betrokken bedrijfstak beperkt of vervalst wordt , kan de Commissie besluiten tot een algemeen onderzoek in deze bedrijfstak en kan zij , in het kader van dit onderzoek , aan de tot deze bedrijfstak behorende ondernemingen de inlichtingen verzoeken , die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de in artikel 85 en in artikel 86 van het Verdrag neergelegde beginselen en voor de vervulling van de aan de Commissie opgedragen taken .

2 . Met name kan de Commissie van alle ondernemingen of groepen van ondernemingen in de betrokken bedrijfstak verzoeken al die overeenkomsten , besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen mede te delen , die krachtens artikel 4 , lid 2 , en artikel 5 , lid 2 , van de aanmelding zijn vrijgesteld .

3 . Wanneer de Commissie het in lid 2 bedoelde onderzoek instelt , verzoekt zij tevens aan de ondernemingen en groepen van ondernemingen waarvan op grond van hun omvang vermoed kan worden dat zij een machtspositie op de gemeenschappelijke markt , of op een wezenlijk deel daarvan , innemen , haar die gegevens mede te delen , die betrekking hebben op hun structuur en hun gedragingen , en die noodzakelijk zijn om hun positie te toetsen aan artikel 86 van het Verdrag .

4 . Artikel 10 , leden 3 tot en met 6 , en de artikelen 11 , 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing .

Artikel 13

Verificaties door autoriteiten van de Lid-Staten

1 . Op verzoek van de Commissie verrichten de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten de verificaties welke de Commissie op grond van artikel 14 , lid 1 , nodig oordeelt of welke zij krachtens artikel 14 , lid 3 , bij beschikking heeft gelast . De functionarissen van de bevoegde autoriteiten der Lid-Staten , die belast zijn met het uitvoeren van de verificaties , oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een schriftelijke opdracht , verstrekt door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificatie moet plaatsvinden . In deze opdracht wordt melding gemaakt van voorwerp en doel van de verificatie .

2 . Personeelsleden van de Commissie kunnen , op verzoek van de Commissie of van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificatie moet worden verricht , de functionarissen van genoemde autoriteit bijstaan bij het vervullen van hun opdracht .

Artikel 14

Bevoegdheid van de Commissie tot verificatie

1 . Ter vervulling van de taken welke haar zijn opgedragen in artikel 89 en in voorschriften vastgesteld krachtens artikel 87 van het Verdrag , kan de Commissie alle noodzakelijke verificaties verrichten bij ondernemingen en ondernemersverenigingen .

Te dien einde beschikken de personeelsleden van de Commissie , die in haar opdracht handelen , over de volgende bevoegdheden :

a ) het controleren van de boeken en bescheiden van het bedrijf ,

b ) het maken van afschriften of uittreksels van deze boeken en bescheiden ,

c ) het ter plaatse vragen van mondelinge inlichtingen ,

d ) het betreden van alle lokaliteiten , terreinen en vervoermiddelen der ondernemingen .

2 . De personeelsleden die door de Commissie met het uitvoeren van deze verificaties zijn belast , oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een schriftelijke opdracht , waarin melding wordt gemaakt van voorwerp en doel der verificaties , alsmede van de sanctie waarin artikel 15 , lid 1 onder c , voorziet voor het niet volledig tonen van de ter inzage gevraagde boeken of bescheiden . Voordat de verificatie plaatsvindt , stelt de Commissie tijdig de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan een verificatie moet worden verricht , in kennis van de opdracht tot verificatie en van de identiteit der personeelsleden die met de uitvoering van deze opdracht zijn belast .

3 . De ondernemingen en ondernemersverenigingen zijn verplicht zich te onderwerpen aan de verificaties welke de Commissie bij beschikking heeft gelast . Deze beschikking maakt melding van voorwerp en doel van de verificatie , geeft de datum aan waarop de verificatie een aanvang neemt en wijst op de in artikel 15 , lid 1 onder c , en in artikel 16 , lid 1 onder d , voorziene sancties alsmede op het recht om tegen de beschikking in beroep te gaan bij het Hof van Justitie .

4 . Alvorens een beschikking te geven als bedoeld in lid 3 hoort de Commissie de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificatie moet worden verricht .

5 . De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificatie moet worden verricht , kunnen , op verzoek van deze autoriteit of van de Commissie , de personeelsleden van de Commissie bijstaan bij het vervullen van hun opdracht .

6 . Wanneer een onderneming zich verzet tegen een verificatie waartoe krachtens dit artikel opdracht is gegeven , verleent de betrokken Lid-Staat de nodige bijstand aan de personeelsleden aan wie de Commissie opdracht tot verificatie heeft gegeven , ten einde hun de vervulling van deze opdracht mogelijk te maken . Tot dit doel nemen de Lid-Staten v}}r 1 oktober 1962 , na raadpleging van de Commissie , de nodige maatregelen .

Artikel 15

Geldboeten

1 . De Commissie kan bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste honderd en ten hoogste vijfduizend rekeneenheden , wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid :

a ) bij een verzoek als bedoeld in artikel 2 of bij een aanmelding als bedoeld in artikel 4 en artikel 5 , onjuiste of verdraaide gegevens verstrekken ,

b ) in antwoord op een verzoek als bedoeld in artikel 11 , leden 3 en 5 , of artikel 12 , een onjuiste inlichting verstrekken of een inlichting niet verstrekken binnen de termijn , gesteld bij een krachtens artikel 11 , lid 5 , gegeven beschikking ,

c ) bij een krachtens artikel 13 of artikel 14 verrichte verificatie geen volledige inzage geven van de ter inzage gevraagde boeken en bescheiden van het bedrijf , of zich niet onderwerpen aan verificaties welke de Commissie bij een krachtens artikel 14 , lid 3 , gegeven beschikking heeft gelast .

2 . Wanneer ondernemingen of ondernemersverenigingen opzettelijk of uit onachtzaamheid :

a ) inbreuk maken op artikel 85 , lid 1 , of artikel 86 van het Verdrag , of

b ) zich gedragen in strijd met een verplichting opgelegd krachtens artikel 8 , lid 1 ,

kan de Commissie bij beschikking aan deze ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste duizend en ten hoogste één miljoen rekeneenheden , of tot een bedrag van ten hoogste tien procent van de omzet van elk der betrokken ondernemingen in het voorafgaande boekjaar , indien bedoeld bedrag hoger is dan één miljoen rekeneenheden .

Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete wordt niet alleen rekening gehouden met de zwaarte , maar ook met de duur van de inbreuk .

3 . De bepalingen van artikel 10 , leden 3 tot en met 6 , zijn van toepassing .

4 . De beschikkingen , gegeven krachtens het eerste of tweede lid , hebben geen strafrechtelijk karakter .

5 . De in het tweede lid onder a genoemde geldboeten kunnen niet worden opgelegd voor gedragingen welke plaats hebben :

a ) in verband met overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen nadat deze bij de Commissie zijn aangemeld en voordat de Commissie ten aanzien hiervan een beschikking heeft genomen krachtens artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , voor zover deze gedragingen blijven binnen de grenzen welke in de aanmelding zijn genoemd ,

b ) in verband met overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bestaan op het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt , voordat deze bij de Commissie zijn aangemeld , mits deze aanmelding plaatsvindt binnen de termijn , genoemd in artikel 5 , lid 1 , en in artikel 7 , lid 2 .

6 . Lid 5 is niet van toepassing zodra de Commissie de betrokken ondernemingen heeft medegedeeld dat zij , na een voorlopig onderzoek , van oordeel is dat overeenkomsten , besluiten of gedragingen onder artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag vallen en dat toepassing van artikel 85 , lid 3 , niet gerechtvaardigd is .

Artikel 16

Dwangsommen

1 . De Commissie kan bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen dwangsommen opleggen ten bedrage van ten minste vijftig en ten hoogste duizend rekeneenheden voor elke dag waarmede de in de beschikking gestelde termijn wordt overschreden , ten einde hen te dwingen

a ) een einde te maken aan een inbreuk op artikel 85 of artikel 86 van het Verdrag , overeenkomstig een krachtens artikel 3 genomen beschikking ,

b ) een krachtens artikel 8 , lid 3 , verboden handeling na te laten ,

c ) tot het volledig en juist verschaffen van een inlichting welke de Commissie heeft verlangd bij een krachtens artikel 11 , lid 5 , gegeven beschikking ,

d ) zich te onderwerpen aan een verificatie welke de Commissie bij een krachtens artikel 14 , lid 3 , gegeven beschikking heeft gelast .

2 . Wanneer ondernemingen of ondernemersverenigingen de verplichting nagekomen zijn , ter afdwinging waarvan de dwangsom was opgelegd , kan de Commissie vaststellen dat het uiteindelijk verschuldigde bedrag lager zal zijn dan het bedrag dat zou voortvloeien uit de oorspronkelijke beschikking .

3 . Artikel 10 , leden 3 tot en met 6 , zijn van toepassing .

Artikel 17

Rechtsmacht van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag ter zake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarin een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld ; het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken , verlagen of verhogen .

Artikel 18

Rekeneenheid

Voor de toepassing van de artikelen 15 tot en met 17 is de rekeneenheid die , welke voor de opstelling van de begroting van de Gemeenschap krachtens de artikelen 207 en 209 van het Verdrag is gebezigd .

Artikel 19

Horen van belanghebbenden en derden

1 . Alvorens beschikkingen te geven op grond van de artikelen 2 , 3 , 6 , 7 , 8 , 15 en 16 , stelt de Commissie de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen in de gelegenheid hun standpunt kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen .

2 . Voor zover de Commissie of de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten dit noodzakelijk achten , kunnen zij ook andere natuurlijke of rechtspersonen horen . Indien natuurlijke of rechtspersonen verzoeken gehoord te worden en aannemelijk maken dat zij hierbij in voldoende mate belang hebben , moet aan dit verzoek gevolg worden gegeven .

3 . Indien de Commissie voornemens is een negatieve verklaring in de zin van artikel 2 dan wel een beschikking bedoeld in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag , te geven , maakt zij het essentiële gedeelte van het verzoek of de aanmelding bekend ; hierbij wordenalle belanghebbende derden uitgenodigd opmerkingen kenbaar te maken binnen de door de Commissie vastgestelde termijn van ten minste één maand . Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven .

Artikel 20

Geheimhoudingsplicht

1 . De krachtens de artikelen 11 , 12 , 13 en 14 ingewonnen inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn gevraagd .

2 . Onverminderd hetgeen in de artikelen 19 en 21 is bepaald , zijn de Commissie en de bevoegde autoriteiten der Lid-Staten , alsmede hun personeelsleden en functionarissen verplicht de inlichtingen welke zij bij de toepassing van deze verordening hebben ingewonnen en welke naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen , niet openbaar te maken .

3 . De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor de openbaarmaking van overzichten of studies die geen gegevens met betrekking tot individuele ondernemingen of ondernemersverenigingen bevatten .

Artikel 21

Bekendmaking van beschikkingen

1 . De Commissie maakt de beschikkingen die zij op grond van de artikelen 2 , 3 , 6 , 7 en 8 geeft , bekend .

2 . De bekendmaking vermeldt de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de beschikking ; hierbij wordt rekening gehouden met het rechtmatig belang van de ondernemingen , dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven .

Artikel 22

Bijzondere bepalingen

1 . De Commissie doet de Raad voorstellen welke ertoe strekken bepaalde categorieën overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bedoeld in artikel 4 , lid 2 , en in artikel 5 , lid 2 , aan de in artikel 4 en in artikel 5 bedoelde aanmeldingsplicht te onderwerpen .

2 . Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening onderzoekt de Raad , op voorstel van de Commissie , welke bijzondere bepalingen in afwijking van de voorschriften van deze verordening voor de in artikel 4 , lid 2 , en in artikel 5 , lid 2 , bedoelde overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , kunnen worden vastgesteld .

Artikel 23

Overgangsregeling voor beschikkingen van de autoriteiten van de Lid-Staten

1 . De in artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag bedoelde overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat v}}r de inwerkingtreding van deze verordening artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag krachtens artikel 85 , lid 3 , buiten toepassing heeft verklaard , zijn niet onderworpen aan de in artikel 5 vervatte aanmeldingsplicht . De beschikking van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat geldt als beschikking in de zin van artikel 6 ; de geldigheid daarvan eindigt uiterlijk op de in de beschikking vastgestelde datum , doch in elk geval drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening . Artikel 8 , lid 3 , is van toepassing .

2 . Op verzoeken tot verlenging van de geldigheidsduur van de beschikkingen , bedoeld in lid 1 , geeft de Commissie een beschikking op grond van artikel 8 , lid 2 .

Artikel 24

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie is bevoegd uitvoeringsbepalingen vast te stellen met betrekking tot vorm , inhoud en overige bijzonderheden van de op grond van artikel 2 en artikel 3 ingediende verzoeken en van de in artikel 4 en artikel 5 genoemde aanmeldingen en met betrekking tot het horen van belanghebbenden en derden , als voorzien in artikel 19 , leden 1 en 2 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 6 februari 1962 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . COUVE DE MURVILLE

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.