Richtlijn 1972/230 - Harmonisatie van nationale wetgevingmet betrekking tot de in het internationale reizigersverkeer geldende regeling inzake omzetbelastingen en accijnzen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31972L0230

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31972L0230

Tweede Richtlijn 72/230/EEG van de Raad van 12 juni 1972 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de in het internationale reizigersverkeer geldende regeling inzake omzetbelastingen en accijnzen

Publicatieblad Nr. L 139 van 17/06/1972 blz. 0028 - 0031

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 1 blz. 0017

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1972(II) blz. 0544

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 1 blz. 0017

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1972(II) blz. 0565

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 09 Deel 1 blz. 0030

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 09 Deel 1 blz. 0033

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 09 Deel 1 blz. 0033

++++

TWEEDE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 12 juni 1972

inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de in het internationale reizigersverkeer geldende regeling inzake omzetbelastingen en accijnzen

( 72/230/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 99 ,

Gelet op de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer ( 1 ) ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat de resolutie van de Raad en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten van 22 maart 1971 betreffende de verwezenlijking in etappes van de economische en monetaire unie in de Gemeenschap ( 2 ) onder andere voorziet in een geleidelijke uitbreiding van de belastingvrijstellingen voor particulieren bij het overschrijden van de grenzen binnen de Gemeenschap ;

Overwegende dat het dienstig is het reizigersverkeer tussen de Lid-Staten te vergemakkelijken door een verruiming van de in de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 geregelde vrijstelling van omzetbelastingen en accijnzen ; dat met hetzelfde oogmerk en ter versoepeling van de controles de aangiften , welke de reizigers bij het overschrijden van de grenzen binnen de Gemeenschap moeten doen , reeds thans dienen te worden vereenvoudigd , indien de waarde of de hoeveelheid van de door hen meegevoerde goederen de toegestane vrijstellingen niet overtreft ;

Overwegende dat het van belang is reeds nu de personen die dicht bij de grenzen binnen de Gemeenschap wonen , alsmede het personeel van de in het grensoverschrijdend verkeer gebruikte vervoermiddelen , van bepaalde vrijstellingen te doen genieten ;

Overwegende dat op grond van de technische moeilijkheden welke zich bij de toepassing van artikel 6 van bovengenoemde richtlijn voordoen , bepaalde problemen in verband met de belastingontheffing in de kleinhandelsfase behoren te worden geregeld ;

Overwegende dat met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een economische markt met soortgelijke kenmerken als die van een zich over de Gemeenschap uitstrekkende binnenlandse markt , de Lid-Staten in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap de thans geldende stelsels van belastingontheffing bij uitvoer en van belastingheffing bij invoer en derhalve ook de ontheffing van omzetbelasting en accijnzen bij de verkoop in de kleinhandelsfase moeten afschaffen ;

Overwegende evenwel dat de algehele afschaffing van deze belastingontheffingen slechts geleidelijk kan worden verwezenlijkt ; dat in een eerste fase bepaalde gemeenschappelijke regels behoren te worden vastgesteld , welke voor de ingezetenen van de Gemeenschap gelden voor belastingontheffingen in het algemeen in de kleinhandelsfase ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Artikel 2 van de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 wordt als volgt gewijzigd :

a ) in lid 1 wordt :

" 75 rekeneenheden "

vervangen door :

" 125 rekeneenheden " ;

b ) in lid 2 wordt :

" 20 rekeneenheden "

vervangen door :

" 30 rekeneenheden " ;

c ) in lid 3 wordt :

" 75 rekeneenheden "

vervangen door :

" 125 rekeneenheden " .

Artikel 2

Artikel 4 , lid 1 , van de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 wordt door de volgende bepaling vervangen :

" 1 . Onverminderd de nationale voorschriften welke ter zake gelden voor reizigers die hun verblijfplaats buiten Europa hebben , past iedere Lid-Staat ten aanzien van de invoer met vrijstelling van omzetbelasting en accijnzen van de hieronder genoemde goederen de volgende kwantitatieve beperkingen toe :

  • I * II *
  • Verkeer tussen derde landen en de Gemeenschap * Verkeer tussen Lid-Staten *

a ) tabaksprodukten : * * *

sigaretten * 200 stuks * 300 stuks *

of * * *

cigarillo's ( sigaren die per stuk niet meer dan 3 gram wegen ) * 100 stuks * 150 stuks *

of * * *

sigaren * 50 stuks * 75 stuks *

of * * *

rooktabak * 250 gram * 400 gram *

b ) alcoholische dranken : * * *

  • gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 * * 1 fles van het gebruikelijke type ( van 0,70 liter tot 1 liter ) * in totaal 1,5 liter *

of * * *

gedistilleerde en alcoholhoudende dranken , aperitieven op basis van wijn of van alcohol , met een alcoholgehalte van ten hoogste 22 * ; mousserende wijnen , likeurwijnen * in totaal 2 liter * in totaal 3 liter *

en * * *

  • niet-mousserende wijnen * in totaal 2 liter * in totaal 3 liter *

c ) parfum * 50 gram * 75 gram *

en * * *

toiletwater * 1/4 liter * 3/8 liter *

d ) koffie * 500 gram * 750 gram *

of * * *

koffie-extracten en -essences * 200 gram * 300 gram *

e ) thee * 100 gram * 150 gram *

of * * *

thee-extracten en -essences * 40 gram * 60 gram " . *

Artikel 3

Het eerste lid van artikel 5 van de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 wordt vervangen door onderstaande leden , terwijl de oorsponkelijke leden 2 en 3 leden 6 en 7 worden :

" 1 . De Lid-Staten kunnen de waarde en/of de hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken tot 1/10 van de in artikel 2 en artikel 4 , lid 1 , kolom II , vermelde waarde en/of hoeveelheid , wanneer de goederen uit een andere Lid-Staat worden ingevoerd door personen die hun verblijfplaats hebben in het grensgebied van de Lid-Staat van invoer of in dat van de aangrenzende Lid-Staat , door grensarbeiders of door het personeel van de in het internationale verkeer gebruikte vervoermiddelen .

Voor de onderstaande produkten kunnen de vrijstellingen evenwel worden beperkt tot de volgende grenzen :

a ) tabaksprodukten : * *

sigaretten * 40 stuks *

of * *

cigarillo's ( sigaren die per stuk niet meer dan 3 gram wegen ) * 20 stuks *

of * *

sigaren * 10 stuks *

of * *

rooktabak * 50 gram *

b ) alcoholische dranken : * *

  • gedistilleerde en alcohohoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 * * 0,25 liter *

of * *

gedistilleerde en alcoholhoudende dranken , aperitieven op basis van wijn of van alcohol , met een alcoholgehalte van ten hoogste 22 * ; mousserende wijnen , likeurwijnen * 0,50 liter *

en * *

  • niet-mousserende wijnen * 0,50 liter *

2 . De Lid-Staten kunnen de waarde en of hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken , wanneer deze uit een derde land worden ingevoerd door personen die hun verbilijfplaats hebben in het grensgebied , door grensarbeiders of door het personeel van de in het verkeer tussen derde landen en de Gemeenschap gebruikte vervoermiddelen .

3 . De Lid-Staten kunnen de waarde en of de hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken , wanneer deze uit een andere Lid-Staat worden ingevoerd door leden der strijdkrachten van een Lid-Staat , met inbegrip van het burgerpersoneel , alsmede van de echtgenoten en kinderen te hunnen laste , die in een andere Lid-Staat zijn gestationeerd .

4 . De in de leden 1 en 2 bedoelde beperkingen zijn niet van toepassing wanneer de daarin genoemde personen het bewijs leveren dat zij zich buiten het grensgebied begeven of dat zij niet terugkeren uit het grensgebied van de aangrenzende Lid-Staat of van het aangrenzende derde land .

Deze beperkingen blijven evenwel van toepassing op grensarbeiders en het personeel van de in het internationale verkeer gebruikte vervoermiddelen wanneer zij goederen invoeren ter gelegenheid van een verplaatsing in het kader van hun beroepsbezigheden .

5 . Voor de toepassing van de in de leden 1 , 2 en 4 bedoelde bepalingen dient te worden verstaan onder :

  • grensgebied , een gebied waarvan de breedte maximaal vijftien km in rechte lijn , gemeten vanaf de grens van een Lid-Staat , mag bedragen . Elke Lid-Staat moet evenwel gemeenten welke gedeeltelijk binnen het grensgebied vallen , in hun geheel tot dat gebied rekenen ;
  • grensarbeider , ieder die zich voor zijn gewone werkzaamheden op werkdagen naar de andere zijde van de grens dient te begeven . "

Artikel 4

Artikel 6 van de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 wordt als volgt gewijzigd :

a ) de tekst van dit artikel wordt lid 1 ;

b ) de volgende leden worden toegevoegd :

" 2 . Onverminderd de regeling welke geldt voor de verkoop vanuit onder douanetoezicht staande verkoopinrichtingen in luchthavens en voor de verkoop aan boord van vliegtuigen , hebben de Lid-Staten met betrekking tot de verkoop in de kleinhandelsfase de bevoegdheid , in de gevallen en onder de voorwaarden welke in de leden 3 en 4 nader zijn vastgesteld , om ontheffing van de omzetbelastingen toe te staan voor goederen welke worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die een Lid-Staat verlaten . Met betrekking tot de accijnzen mag geen enkele ontheffing worden verleend .

3 . Ten aanzien van reizigers die hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben , heeft elke Lid-Staat de bevoegdheid de grenzen en de wijze van toepassing van de belastingontheffing vast te stellen .

Voor reizigers die hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats , dan wel het centrum van hun beroepsbezigheden in een Lid-Staat hebben , is belastingontheffing slechts toegestaan voor voorwerpen waarvan de waarde voor elk voorwerp afzonderlijk , inclusief belastingen , hoger is dan het in artikel 2 , lid 1 , vermelde bedrag .

De Lid-Staten kunnen dit bedrag op een hoger niveau vaststellen . Voorts kunnen zij hun ingezetenen van de belastingontheffing uitsluiten .

4 . De belastingontheffing is afhankelijk :

a ) voor de in lid 3 , eerste alinea , bedoelde gevallen , van de overlegging van een exemplaar van de factuur of , in plaats daarvan , van een ander bewijsstuk , waarop door de douane van de Lid-Staat van uitvoer is aangeduid dat de goederen zijn uitgevoerd ;

b ) voor de in lid 3 , tweede alinea , bedoelde gevallen , van de overlegging van een exemplaar van de factuur of , in plaats daarvan , van een ander bewijsstuk , voorzien van een aanduiding inzake definitieve invoer van de douane van de Lid-Staat of van een andere op het gebied van omzetbelasting bevoegde instantie van deze Lid-Staat .

5 . Voor de toepassing van dit artikel dient te worden verstaan :

  • onder woonplaats of gewone verblijfplaats de plaats welke als zodanig is vermeld in het paspoort , op de identiteitskaart of , bij gebreke daarvan , op elk ander identiteitsbewijs dat door de Lid-Staat van uitvoer als geldig is erkend ;
  • onder voorwerp een goed of groep van goederen welke gewoonlijk een geheel vormt . "

Artikel 5

Na artikel 7 van de richtlijn van de Raad van 28 mei 1969 wordt het volgende artikel ingelast :

" Artikel 7 bis

In het kader van het intracommunautaire verkeer nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om de reizigers in de gelegenheid te stellen , stilzwijgend of door een eenvoudige mondelinge verklaring de verzekering te geven dat zij zich houden aan de grenzen en de voorwaarden van de toegestane vrijstellingen . "

Artikel 6

1 . De Lid-Staten treffen de nodige uitvoeringsmaatregelen om zich te voegen naar :

  • de artikelen 1 , 2 , 3 en 5 van deze richtlijn , en wel uiterlijk 1 juli 1972 ;
  • artikel 4 van deze richtlijn , en wel uiterlijk 1 januari 1973 .

2 . Elke Lid-Staat licht de Commissie in omtrent de voorzieningen die hij voor de toepassing van deze richtlijn treft .

De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de overige Lid-Staten .

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 12 juni 1972 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . DUPONG

( 1 ) PB nr . L 133 van 4 . 6 . 1969 , blz . 6 .

( 2 ) PB nr . C 28 van 27 . 3 . 1971 , blz . 1 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.